Tijd om winkelleegstand actief te bestrijden - Main contents
Lege V&D panden, winkels met te huur borden voor de ramen en een verschralend winkelaanbod in het stadscentrum. Voor veel steden is dit helaas een herkenbaar beeld. De gemiddelde leegstand is inmiddels acht procent en er zijn al plaatsen waar een kwart van de winkels het bordje ‘te huur’ in de etalage heeft hangen. Wegkijken, niks doen en het aan de markt overlaten is geen optie meer. De overheid moet nu ingrijpen en de strijd aanbinden met winkelleegstand in onze stadscentra. Dit schreef ik vandaag in het AD.
Het laatste nieuws is dat ookMcGregor in de problemen zit. Dat zijn 150 winkels en 1200 banen die op de tocht staan. Na Houtbrox, Macintosh, La Ligna, Paradigit, V&D en nog vele andere ketens lijkt het einde nog niet in zicht. De leegstand in onze binnensteden neemt snel toe, met rampzalige gevolgen. Want in een centrum met veel leegstand wordt het voor de overgebleven winkels ook steeds moeilijker om nog klanten te trekken. Winkelleegstand is een zelfversterkend effect. Het hart van de stad sterft langzaam, waarna ook de rest van de stad onder druk komt te staan. Winkelleegstand zorgt voor minder werkgelegenheid, meer onveiligheid en mensen die wegtrekken uit het gebied.
De redenen dat winkels het moeilijk hebben zijn bekend. We hebben veel te veel winkeloppervlak, we krabbelen pas net weer op uit een enorme economische crisis en we gaan steeds meer op internet kopen. Het aantal winkels zal dus afnemen, dat is onvermijdelijk. En de Pavlov-reactie van de vrije-marktadepten is dan voorspelbaar: ‘laat de markt het maar oplossen’! Maar dat is niet het hele verhaal. In veel winkelstraten staan namelijk panden leeg omdat de eigenaren een onmogelijk hoge huur vragen. Als gevolg daarvan zien we buiten de stad steeds meer ‘outletcentra’ opkomen. Een misleidende term. Je zou denken dat daar alleen jurkjes en polootjes met giga-kortingen worden verkocht, maar in werkelijkheid zijn het gewoon grote winkelcentra in het weiland, naar Amerikaans of Frans model.
De markt dicteert dat onze stadscentra steeds stiller worden, dat vooral kleine winkeliers het moeilijk hebben en dat er in het weiland grote ‘shopping-malls’ verijzen. Hier ligt een rol voor de overheid om beleid te voeren gericht op het in leven houden van onze steden en dorpen. Achterover leunen is niet langer verantwoord. Ten eerste moeten we er daarom voor zorgen dat er niet nog meer winkels bijkomen, en al helemaal geen grote shopping-malls. Een outletcentrum mag er alleen komen als deze niet in een binnenstad past en als is aangetoond dat er echt behoefte aan is. Deze regelgeving, bij specialisten bekend als ‘de Ladder voor duurzame verstedelijking’, moet wat mij betreft worden uitgebreid. Pas als elders een winkelpand verdwijnt mag er een nieuw pand bijkomen. Dan zorgen we dat nieuwe winkels niet tot leegstand ergens anders leiden.
Ten tweede moeten we wat doen aan de te hoge huren voor winkelpanden in de steden. Het is onze gezamenlijk verantwoordelijkheid om het hart van de stad te laten kloppen. Niet alleen van de overheid, niet alleen van de winkeliers, maar vooral ook van de vastgoedeigenaren. Nu houden ze te vaak vast aan te hoge huren en doen ze te weinig om hun panden aantrekkelijk te maken. Te vaak hopen ze dat de overheid dit varkentje wel wast. Te vaak zijn ze onderdeel van het probleem en niet van de oplossing. Daarom moeten we snel met vastgoedbazen afspraken maken over het verlagen van de huren.
Dit alles vraagt om een hele andere benadering dan we de afgelopen decennia gewend waren. We moeten weg van de dogma’s van het vrije-markt denken. We hebben een verantwoordelijkheid om deze ontwikkeling te keren en onze stadscentra te behouden. Wegkijken en niks doen is ook een keuze, dan gaan onze binnensteden de Amerikaanse achterna. Ik kies voor de andere oplossing. Actief ingrijpen, een overheid die stuurt en beleid dat erop gericht is gezamenlijk het stadscentrum levendig, leefbaar en veilig te houden. Zo kunnen we onze steden, dorpen en winkeliers weer een toekomst bieden.