Artikel 32: Geen beperkender contingenten - Main contents
De Lid-Staten onthouden zich ervan in hun onderling handelsverkeer de op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit Verdrag bestaande contingenten en maatregelen van gelijke werking beperkender te maken.
Deze contingenten dienen uiterlijk aan het einde van de overgangsperiode te zijn afgeschaft. Zij worden in de loop van deze periode geleidelijk opgeheven overeenkomstig de volgende bepalingen.
Als uitgangspunt voor deze opheffing der onderlinge restricties wordt genomen het liberalisatieniveau, zoals dit in de O.E.E.S. is bereikt. De geldende liberalisatielijsten worden geconsolideerd en hierop mogen de leden in hun onderling verkeer niet meer terugkomen (artikel 31, lid 1 i, en artikel 32, lid 1). Deze verplichting geldt niet voor die liberalisatie welke bepaalde Lid-Staten reeds hebben gerealiseerd boven het niveau, dat in de O.E.E.S. verplicht is gesteld. Dit niveau houdt in een liberalisatie van de totale invoer van 90 pct., waarbij voor elke der drie groepen grondstoffen, halffabrikaten en eindprodukten ten minste 75 pct. moet zijn geliberaliseerd.
Voor zover bepaalde Lid-Staten meer dan dit verplichte niveau hebben gerealiseerd, mogen zij op dit meerdere eventueel nog terugkomen (artikel 31, lid 2). Doen zij dit niet, dan hebben zij het recht dit meerdere in rekening te brengen bij de verdere liberalisatie van de onderlinge handel in de Gemeenschap (artikel 33, lid 6 i).