Artikel III-377: Geen bevoegdheid inzake politie en andere wetshandhavingsinstanties vallende onder nationaal recht - Main contents
Bij de uitoefening van zijn taken in verband met de bepalingen in de afdelingen 4 en 5 van titel III, hoofdstuk IV betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is het Hof van Justitie van de Europese Unie niet bevoegd de geldigheid of de evenredigheid na te gaan van operaties van de politie of van andere instanties van een lidstaat belast met wetshandhaving of de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid.
Door de opheffing van de pijlerstructuur is de rechtsmacht van het Hof ten opzichte van het EG-Verdrag uitgebreid (artikel III-365). Onderdelen van de samenwerking op het terrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (artikel III-376 respectievelijk artikel III-377), alsmede onderdelen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid vallen in het Grondwettelijk Verdrag onder de rechtsmacht van het Hof.
De jurisdictie van het Hof op het terrein van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is beperkt tot een oordeel over de bevoegdheid van de instellingen en organen en de gevolgde besluitvormingsprocedures (artikel III-376). Ook kan het Hof toezicht houden op de wettigheid van Europese besluiten die beperkende maatregelen inhouden jegens natuurlijke personen of rechtspersonen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (Hoofdstuk II van Titel V). Verder kan het Hof op grond van artikel III-325, elfde lid i, advies uitbrengen over de verenigbaarheid van een voorgenomen verdrag, ook op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, met de bepalingen van het Grondwettelijk Verdrag.
Het Hof van Justitie is voortaan bevoegd om op te treden op het vlak van de justitiële samenwerking in strafzaken en op het vlak van de politiële samenwerking, maar niet om de geldigheid en evenredigheid na te gaan van operaties van de politie of de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid (artikel III-377).
Het Hof is niet bevoegd op het vlak van het buitenlands en veiligheidsbeleid, behalve in twee gevallen. Zo kan het Hof controleren of de voorwaarden en limieten voor de uitvoering van het GBVB worden nageleefd. Volgens een Belgisch voorstel kan het eveneens de wettigheid controleren van de besluiten van het GBVB inzake maatregelen jegens natuurlijke personen of rechtspersonen (artikel III-376).
Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden betreffende de bepalingen in de afdelingen 3 en 4 van hoofdstuk IV van titel III betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid is het Hof van Justitie niet bevoegd de geldigheid of de evenredigheid na te gaan van operaties van de politie of van andere instanties van een lidstaat belast met wetshandhaving of de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid, indien deze handelingen onder het nationaal recht vallen.
Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden betreffende de bepalingen in de afdelingen 3 en 4 van hoofdstuk IV van titel III betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid is het Hof van Justitie niet bevoegd de geldigheid of de evenredigheid na te gaan van operaties van de politie of van andere instanties van een lidstaat belast met wetshandhaving of de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid, indien deze handelingen onder het nationaal recht vallen.
Bij de uitoefening van zijn taken in verband met de bepalingen in de afdelingen 4 en 5 van hoofdstuk IV van titel III betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid is het Hof van Justitie van de Europese Unie niet bevoegd de geldigheid of de evenredigheid na te gaan van operaties van de politie of van andere instanties van een lidstaat belast met wetshandhaving of de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid.
Bij de uitoefening van zijn taken in verband met de bepalingen in de afdelingen 4 en 5 van titel III, hoofdstuk IV betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is het Hof van Justitie van de Europese Unie niet bevoegd de geldigheid of de evenredigheid na te gaan van operaties van de politie of van andere instanties van een lidstaat belast met wetshandhaving of de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid.