Artikel III-220: Versterking economische, sociale en territoriale samenhang - Main contents
Contents
Teneinde de harmonische ontwikkeling van de Unie in haar geheel te bevorderen, ontwikkelt en vervolgt de Unie haar optreden ter versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang.
De Unie stelt zich in het bijzonder ten doel, de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's en de achterstand van de minst begunstigde regio's te verkleinen.
Wat betreft die regio's wordt bijzondere aandacht besteed aan de plattelandsgebieden, de regio's die een industriële overgang doormaken, en de regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, zoals de meest noordelijke regio's met een zeer geringe bevolkingsdichtheid, alsmede insulaire, grensoverschrijdende en berggebieden.
Zie ook:
Artikel III-220 ziet op de economische, sociale en territoriale samenhang binnen de Unie en is gebaseerd op artikel 158 van het EG-Verdrag i. Het bereik van het artikel is echter verbreed. Aan de sociale en economische samenhang als grondslag voor de harmonieuze ontwikkeling van de Unie in haar geheel, is de territoriale samenhang toegevoegd.
Voorts worden in het kader van bovenstaande doelstelling de in het bijzonder te ondersteunen regio's preciezer gedefinieerd dan in artikel 158 van het EG-Verdrag.
Zo worden regio's die een industriële overgang doormaken, regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, zoals de meest noordelijke regio's met een zeer geringe bevolkingsdichtheid, alsmede insulaire, grensoverschrijdende en berggebieden in het Grondwettelijk Verdrag opgenomen.
Een aan de Slotakte gehechte Verklaring betreffende artikel III-220 (Verklaring 19) expliciteert dat de verwijzing naar insulaire regio's ook betrekking kan hebben op gehele insulaire staten, mits deze aan de vereiste criteria voldoen.
De regering heeft zich tijdens de Conventie i en de IGC i geen voorstander getoond van deze wijzigingen in het artikel. In de eerste plaats was de regering er niet van overtuigd dat er om redenen van subsidiariteit op het gebied van de territoriale cohesie een gedeelde bevoegdheid voor de Unie en de lidstaten is weggelegd.
Daarnaast vreesde de regering dat de uitgebreide en gedetailleerde beschrijving van de met middelen van de Unie te ondersteunen regio's en gebieden (artikel III-221 i) zal leiden tot een verbreding en een intensivering van het structuur- en cohesiebeleid van de Unie onder het EG-Verdrag en het EU-Verdrag.
Het gedetailleerd vastleggen van te begunstigen regio's en gebieden had beter plaats kunnen vinden in de uitvoeringsbepalingen voor het cohesiebeleid. Daarmee zou flexibeler ingespeeld kunnen worden op (wijzigingen in) specifieke situaties. Vastlegging in het Grondwettelijk Verdrag kan een stollende werking hebben en pogingen om het structuur- en cohesiebeleid te moderniseren in de weg staan. Wel heeft Nederland gepleit voor een ondersteunende bevoegdheid voor ruimtelijke ontwikkeling.
Artikel III-220 (oud artikel III-158 i) voegt -- naast de economische en sociale samenhang -- de versterking van de territoriale samenhang toe als doel van het cohesiebeleid.
De bepaling wordt ook aangevuld met een alinea die een lijst bevat van de regio's die in het bijzonder betrokken zijn bij het optreden van de Unie : plattelandsgebieden, de regio's die een industriële overgang doormaken, en de regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, zoals de meest noordelijke regio's met een zeer geringe bevolkingsdichtheid, alsmede insulaire, grensoverschrijdende en berggebieden.
België was geen voorstander van een dergelijke opsomming, die door de IGC i werd toegevoegd. Zodra duidelijk werd dat deze lijst toch doorgang zou vinden, heeft België gevraagd ze aan te vullen met een verwijzing naar de regio's die een industriële overgang doormaken, wat ook is gebeurd.
Er werd daarentegen geen gevolg gegeven aan het verzoek om ook te verwijzen naar stedelijke gebieden. Natuurlijk bevat de lijst geen exhaustieve opsomming van de gebieden die in aanmerking komen om te genieten van het optreden van de Unie.
Het regionaal beleid van de Unie is erop gericht de verschillen tussen regio's en met name de achterstand van de minst begunstigde gebieden te verminderen, door de bedrijvigheid in deze gebieden nieuw leven in te blazen om hun verdere ontwikkeling te verzekeren en door bij te dragen tot een formulering van de voorwaarden om een einde te maken aan de buitensporige concentratie van migratiestroming naar bepaalde industriecentra. Voorts bevordert het regionaal beleid van de Unie de regionale samenwerking over de grenzen heen.
Het regionaal beleid van de Unie vormt een aanvulling op het regionaal beleid van de Lid-Staten, maar streeft tevens eigen doeleinden na.
Het regionaal beleid van de Unie omvat:
-
-de ontwikkeling van een Europees kader voor het door de bevoegde autoriteiten van de respectieve Lid-Staten gevoerde beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening,
-
-de bevordering van investeringen en infrastructuurprojecten, waarbij de nationale programma's worden geplaatst in het kader van een algemene opzet,
-
-de totstandbrenging van geïntegreerde programma's van de Unie ten behoeve van bepaalde regio's, die worden voorbereid in samenwerking met de vertegenwoordigers van de betrokken bevolkingen, en zo mogelijk de rechtstreekse bestemming van de nodige kredieten voor de betrokken gebieden.
Teneinde de harmonische ontwikkeling van de Unie in haar geheel te bevorderen, ontwikkelt en vervolgt de Unie haar optreden gericht op de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang.
De Unie stelt zich in het bijzonder ten doel, de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's en de achterstand van de minst begunstigde regio's of eilanden, met inbegrip van de plattelandsgebieden, te verkleinen.
Teneinde de harmonische ontwikkeling van de Unie in haar geheel te bevorderen, ontwikkelt en vervolgt de Unie haar optreden ter versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang.
De Unie stelt zich in het bijzonder ten doel, de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's en de achterstand van de minst begunstigde regio's of eilanden, met inbegrip van de plattelandsgebieden, te verkleinen.
Teneinde de harmonische ontwikkeling van de Unie in haar geheel te bevorderen, ontwikkelt en vervolgt de Unie haar optreden ter versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang.
De Unie stelt zich in het bijzonder ten doel de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's en de achterstand van de minst begunstigde regio's te verkleinen.
Onder die regio's wordt bijzondere aandacht besteed aan de plattelandsgebieden, de regio's die een industriële overgang doormaken, en de regio's die ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen ondervinden, zoals de meest noordelijke regio's met een zeer geringe bevolkingsdichtheid, alsmede insulaire, grensoverschrijdende en bergachtige regio's. [*]
Verklaring voor de slotakte ad artikel III-116
De Conferentie is van oordeel dat de verwijzing in artikel III-116 naar insulaire regio's ook betrekking kan hebben op gehele insulaire staten, mits deze aan de vereiste criteria voldoen.
Noot [*] bij paragraaf 2:
Tijdens de afsluitende Europese Raad van 17-18 mei 2004 (document CIG 85/04) is de tekst ten opzichte van de CIG 73/04 nog aangepast. De laatste (derde) paragraaf luidde in 73/04:
Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de plattelandsgebieden, de regio's die een industriële overgang doormaken, en de regio's die ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen ondervinden, zoals de meest noordelijke regio's met een zeer geringe bevolkingsdichtheid, alsmede bepaalde insulaire, grensoverschrijdende en bergachtige regio's.
In het werkdocument CIG 73/04 (29 april 2004, voorbereiding op IGC-Raad van 17 mei 2004) luidde het commentaar bij deze paragraaf:
"De post-Napelstekst wordt licht gewijzigd middels de toevoeging van een verwijzing naar de regio's die een industriële overgang doormaken, waarom door verscheidene delegaties werd verzocht. Voorts stelt het voorzitterschap voor om artikel III-56, i lid 3, onder a), te wijzigen om aan enkele ernstige bezwaren tegemoet te komen."
De tweede paragraaf van dit artikel in de post-Napelstekst (document CIG 60/03 ADD 1) luidde:
"De Unie stelt zich in het bijzonder ten doel de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's en de achterstand van de minst begunstigde regio's of eilanden te verkleinen. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de plattelandsgebieden en de regio's die ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen ondervinden, zoals de meest noordelijke regio's met een geringe bevolkingsdichtheid, alsmede bepaalde insulaire, grensoverschrijdende en bergachtige regio's."
Teneinde de harmonische ontwikkeling van de Unie in haar geheel te bevorderen, ontwikkelt en vervolgt de Unie haar optreden ter versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang.
De Unie stelt zich in het bijzonder ten doel, de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's en de achterstand van de minst begunstigde regio's te verkleinen.
Wat betreft die regio's wordt bijzondere aandacht besteed aan de plattelandsgebieden, de regio's die een industriële overgang doormaken, en de regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, zoals de meest noordelijke regio's met een zeer geringe bevolkingsdichtheid, alsmede insulaire, grensoverschrijdende en berggebieden.