Artikel III-108: Beginsel van gelijke beloning voor man en vrouw

III-107
Artikel III-108
III-109
  • 1. 
    Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid wordt toegepast.
  • 2. 
    Onder beloning in de zin van dit artikel dient te worden verstaan het gewone basis- of minimumloon of -salaris en alle overige voordelen in geld of in natura die de werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking direct of indirect van de werkgever ontvangt.

    Gelijke beloning zonder onderscheid naar kunne houdt in:

    • a) 
      dat de beloning voor gelijke arbeid in stukloon wordt vastgesteld op basis van eenzelfde maatstaf;
    • b) 
      dat de beloning voor arbeid in tijdloon dezelfde is voor een zelfde functie.
  • 3. 
    Bij Europese wet of kaderwet worden maatregelen vastgesteld om de toepassing te waarborgen van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep, met inbegrip van het beginsel van gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid. De Europese wet of kaderwet wordt vastgesteld na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité.
  • 4. 
    Het beginsel van gelijke behandeling belet niet dat een lidstaat, om volledige gelijkheid van mannen en vrouwen in het beroepsleven in de praktijk te verzekeren, maatregelen handhaaft of aanneemt waarbij specifieke voordelen worden ingesteld om de uitoefening van een beroepsactiviteit door het ondervertegenwoordigde geslacht te vergemakkelijken of om nadelen in de beroepsloopbaan te voorkomen of te compenseren.

1.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid wordt toegepast.
  • 2. 
    Onder beloning in de zin van dit artikel dient te worden verstaan het gewone basis- of minimumloon of -salaris en alle overige voordelen in geld of in natura die de werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking direct of indirect van de werkgever ontvangt.

    Gelijke beloning zonder onderscheid naar kunne houdt in:

    • a) 
      dat de beloning voor gelijke arbeid in stukloon wordt vastgesteld op basis van eenzelfde maatstaf;
    • b) 
      dat de beloning voor arbeid in tijdloon dezelfde is voor een zelfde functie.
  • 3. 
    Bij Europese wet of kaderwet worden maatregelen vastgesteld om de toepassing te waarborgen van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep, met inbegrip van het beginsel van gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid. Zij wordt vastgesteld na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité.
  • 4. 
    Het beginsel van gelijke behandeling belet niet dat een lidstaat, om volledige gelijkheid van mannen en vrouwen in het beroepsleven in de praktijk te verzekeren, maatregelen handhaaft of aanneemt waarbij specifieke voordelen worden ingesteld om de uitoefening van een beroepsactiviteit door het ondervertegenwoordigde geslacht te vergemakkelijken of om nadelen in de beroepsloopbaan te voorkomen of te compenseren.
2003
  • 1. 
    Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid wordt toegepast.
  • 2. 
    Onder beloning in de zin van dit artikel dient te worden verstaan het gewone basis- of minimumloon of -salaris en alle overige voordelen in geld of in natura die de werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking direct of indirect van de werkgever ontvangt.

    Gelijke beloning zonder onderscheid naar kunne houdt in:

    • a) 
      dat de beloning voor gelijke arbeid in stukloon wordt vastgesteld op basis van eenzelfde maatstaf;
    • b) 
      dat de beloning voor arbeid in tijdloon dezelfde is voor een zelfde functie.
  • 3. 
    Bij Europese wet of kaderwet worden maatregelen vastgesteld om de toepassing te waarborgen van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep, met inbegrip van het beginsel van gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid. De Europese wet of kaderwet wordt vastgesteld na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité.
  • 4. 
    Het beginsel van gelijke behandeling belet niet dat een lidstaat, om volledige gelijkheid van mannen en vrouwen in het beroepsleven in de praktijk te verzekeren, maatregelen handhaaft of aanneemt waarbij specifieke voordelen worden ingesteld om de uitoefening van een beroepsactiviteit door het ondervertegenwoordigde geslacht te vergemakkelijken of om nadelen in de beroepsloopbaan te voorkomen of te compenseren.
2003
  • 1. 
    Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid wordt toegepast.
  • 2. 
    Onder beloning in de zin van dit artikel dient te worden verstaan het gewone basis- of minimumloon of -salaris en alle overige voordelen in geld of in natura die de werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking rechtstreeks of onrechtstreeks van de werkgever ontvangt.

    Gelijke beloning zonder onderscheid naar geslacht houdt in:

    • a) 
      dat de beloning voor gelijke arbeid in stukloon wordt vastgesteld op basis van eenzelfde maatstaf;
    • b) 
      dat de beloning voor arbeid in tijdloon dezelfde is voor een zelfde functie.
  • 3. 
    Bij Europese wet of kaderwet worden maatregelen vastgesteld om de toepassing te waarborgen van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep, met inbegrip van het beginsel van gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid. De wet of kaderwet wordt vastgesteld na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité.
  • 4. 
    Het beginsel van gelijke behandeling belet niet dat een lidstaat, om volledige gelijkheid van mannen en vrouwen in het beroepsleven in de praktijk te verzekeren, maatregelen handhaaft of aanneemt waarbij specifieke voordelen worden ingesteld om de uitoefening van een beroepsactiviteit door het ondervertegenwoordigde geslacht te vergemakkelijken of om nadelen in de beroepsloopbaan te voorkomen of te compenseren.

 

 

Noot PDC

Bij dit artikel hoort een "Protocol ad artikel III-108 van de Grondwet" (zie document CIG 41/03), waarvan de tekst luidt:

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepaling , welke aan het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa is gehecht:

Enig artikel

Voor de toepassing van artikel III-108 van de Grondwet worden uitkeringen uit hoofde van een ondernemings- of sectorale regeling inzake sociale zekerheid niet als beloning beschouwd indien en voorzover zij kunnen worden toegerekend aan tijdvakken van arbeid voor 17 mei 1990, behalve in het geval van werknemers of hun rechtverkrijgenden die voor die datum een rechtsvordering of een naar geldend nationaal recht daarmee gelijk te stellen vordering hebben ingesteld.

2004
  • 1. 
    Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat het beginsel van gelijke beloning van vrouwelijke en mannelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid wordt toegepast.
  • 2. 
    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "beloning" verstaan het gewone basis- of minimumloon of -salaris en alle overige voordelen in geld of in natura die de werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking rechtstreeks of onrechtstreeks van de werkgever ontvangt.

    Gelijke beloning zonder onderscheid naar geslacht houdt in:

    • a) 
      dat de beloning voor gelijke arbeid in stukloon wordt vastgesteld op basis van eenzelfde maatstaf;
    • b) 
      dat de beloning voor arbeid in tijdloon dezelfde is voor een zelfde functie.
  • 3. 
    Bij Europese wet of kaderwet worden maatregelen vastgesteld om de toepassing te waarborgen van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van vrouwen en mannen in werkgelegenheid en beroep, met inbegrip van het beginsel van gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid. De Europese wetten of kaderwetten wordt vastgesteld na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité.
  • 4. 
    Het beginsel van gelijke behandeling belet niet dat een lidstaat, om volledige gelijkheid van vrouwen en mannen in het beroepsleven in de praktijk te verzekeren, maatregelen handhaaft of aanneemt waarbij specifieke voordelen worden ingesteld om de uitoefening van een beroepsactiviteit door het ondervertegenwoordigde geslacht te vergemakkelijken of om nadelen in de beroepsloopbaan te voorkomen of te compenseren.