Richtlijn 2008/51 - Wijziging van Richtlijn 91/477/EEG inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens - Hoofdinhoud
8.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 179/5 |
RICHTLIJN 2008/51/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 21 mei 2008
tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 91/477/EEG (3) vormt een begeleidende maatregel van de interne markt. De richtlijn brengt een evenwicht tot stand tussen enerzijds de verplichting een zekere mate van vrij verkeer voor bepaalde vuurwapens binnen de Europese Gemeenschap te waarborgen, en anderzijds de noodzaak deze vrijheid in te perken door bepaalde aan dit type producten aangepaste beveiligingsmaatregelen. |
(2) |
Overeenkomstig Besluit 2001/748/EG van de Raad van 16 oktober 2001 betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap van het Protocol betreffende de bestrijding van illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie (4), gehecht aan het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit, heeft de Commissie namens de Gemeenschap dat protocol (hierna „het protocol”) ondertekend op 16 januari 2002. |
(3) |
Wegens de toetreding van de Gemeenschap tot het protocol moeten wijzigingen worden aangebracht aan enkele bepalingen van Richtlijn 91/477/EEG. De voor die richtlijn relevante internationale verplichtingen dienen namelijk zo snel mogelijk, op coherente en doeltreffende wijze, te worden nagekomen. Voorts is het noodzakelijk deze herziening te benutten om bepaalde verbeteringen aan te brengen aan die richtlijn, in het bijzonder in verband met de kwesties die worden genoemd in het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2000 over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/477/EEG. |
(4) |
Uit informatie van de politie blijkt dat het gebruik van omgebouwde wapens in de Gemeenschap toeneemt. Daarom is het van wezenlijk belang ervoor te zorgen dat wapens die kunnen omgebouwd worden, onder de definitie van „vuurwapens” in de zin van Richtlijn 91/477/EEG worden gebracht. |
(5) |
Vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie, indien geimporteerd uit derde landen, vallen onder communautaire wetgeving en bijgevolg onder de voorschriften van Richtlijn 91/477/EEG. |
(6) |
Met het oog daarop dient verduidelijkt te worden wat in de zin van Richtlijn 91/477/EEG verstaan wordt onder de begrippen illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, onderdelen daarvan, munitie en tracering. |
(7) |
Bovendien bepaalt het protocol dat vuurwapens gemarkeerd dienen te worden bij de vervaardiging, en ook wanneer uit staatsvoorraden afkomstige wapens met het oog op permanent civiel gebruik op de civiele markt worden gebracht, terwijl Richtlijn 91/477/EEG alleen een indirecte verwijzing naar verplichte markering bevat. Teneinde de tracering van wapens te vergemakkelijken, is het noodzakelijk alfanumerieke codes te gebruiken en in de markering het jaar van vervaardiging van het wapen op te nemen (indien dit niet reeds onderdeel uitmaakt van het serienummer). In de gehele Gemeenschap dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van het Verdrag van 1 juli 1969 inzake wederzijdse erkenning van keurmerken op handvuurwapens als referentie voor het markeringssysteem. |
(8) |
In het protocol is bepaald dat de periode gedurende welke de registers met gegevens over wapens bewaard dienen te worden, dient te worden verlengd tot een minimum van tien jaar, maar met het oog op het gevaarlijke karakter en de lange levensduur van wapens is het noodzakelijk deze periode verder te verlengen tot ten minste twintig jaar, teneinde een goede tracering van vuurwapens mogelijk te maken. Voorts is het noodzakelijk dat de lidstaten een geautomatiseerd systeem van gegevensbestanden bijhouden, hetzij gecentraliseerd hetzij gedecentraliseerd, dat waarborgt dat de bevoegde instanties toegang hebben tot de gegevensbestandensystemen waarin de noodzakelijke informatie over elk vuurwapen is opgeslagen. Toegang door politie, justitie en andere bevoegde instanties tot de informatie in het geautomatiseerde gegevensbestandensysteem dient onderworpen te zijn aan de naleving van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. |
(9) |
Bovendien moeten activiteiten van makelaars of tussenpersonen, waarnaar artikel 15 van het protocol verwijst, voor de toepassing van Richtlijn 91/477/EEG worden gedefinieerd. |
(10) |
Naleving van de artikelen 5 en 6 van het protocol verlangt in bepaalde ernstige gevallen de toepassing van strafrechtelijke sancties en inbeslagneming van de wapens. |
(11) |
Wat het onbruikbaar maken (neutralisatie) van vuurwapens betreft, verwijst punt III, onder a), van bijlage I van Richtlijn 91/477/EEG naar de nationale wettelijke regelingen. Het protocol noemt een aantal meer gedetailleerde algemene beginselen voor het neutraliseren van vuurwapens. Bijlage I van Richtlijn 91/477/EEG dient dus in die zin te worden aangepast. |
(12) |
Vanwege het bijzondere karakter van de activiteiten van wapenhandelaren is een strikte controle van de lidstaten op die activiteiten noodzakelijk, met name om de beroepsintegriteit en de bekwaamheid van deze wapenhandelaren te verifiëren. |
(13) |
De aankoop van vuurwapens door particulieren met behulp van technieken voor communicatie op afstand, bijvoorbeeld via internet, dient, waar toegestaan, onderhevig te zijn aan de bepalingen van Richtlijn 91/477/EEG en als een algemene regel dient de aankoop van vuurwapens door personen die op grond van een definitieve rechterlijke uitspraak zijn veroordeeld wegens bepaalde ernstige strafbare feiten, verboden te zijn. |
(14) |
De Europese vuurwapenpas functioneert over het geheel genomen bevredigend en moet worden beschouwd als het belangrijkste document dat jagers en sportschutters nodig hebben voor het voorhanden hebben van een vuurwapen tijdens een reis naar een andere lidstaat. De lidstaten zouden de afgifte van de Europese vuurwapenpas niet afhankelijk mogen stellen van de betaling van een vergoeding of heffing. |
(15) |
Teneinde de tracering van vuurwapens te vergemakkelijken en de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie doelmatig te kunnen bestrijden, moet de uitwisseling van informatie tussen lidstaten worden verbeterd. |
(16) |
De verwerking van gegevens is onderhevig aan de bepalingen van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5), dit zonder afbreuk te doen aan het beschermingsniveau voor natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens krachtens het communautaire en nationale recht en in het bijzonder zonder de verplichtingen en rechten zoals vastgelegd in Richtlijn 95/46/EG te wijzigen. |
(17) |
De voor de uitvoering van Richtlijn 91/477/EEG vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6). |
(18) |
Verscheidene lidstaten hebben de wijze waarop zij vuurwapens onderverdelen vereenvoudigd door over te schakelen van vier categorieën naar de volgende twee: verboden vuurwapens en vuurwapens waarvoor een vergunning vereist is. Alle lidstaten zouden deze vereenvoudigde indeling moeten overnemen, hoewel lidstaten die een andere categorie-indeling hanteren hun bestaande indelingssysteem, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, kunnen handhaven. |
(19) |
Het verlenen van een vergunning voor het verwerven en voorhanden hebben van vuurwapens dient, zoveel mogelijk, volgens één administratieve procedure te verlopen. |
(20) |
Krachtens artikel 2, lid 2, van Richtlijn 91/477/EEG is die richtlijn niet van toepassing op onder meer de verwerving en het voorhanden hebben, overeenkomstig de nationale wetgeving, van wapens en munitie door verzamelaars en instellingen met een cultureel of historisch oogmerk op wapengebied, die als zodanig erkend zijn in de lidstaat waarin zij gevestigd zijn. |
(21) |
Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord — „Beter wetgeven” (7) dienen de lidstaten ertoe aangespoord te worden voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken. |
(22) |
Richtlijn 91/477/EEG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Amendementen op Richtlijn 91/477/EEG
Richtlijn 91/477/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2. |
Artikel 4 wordt vervangen door: „Artikel 4
De markering wordt aangebracht op een essentieel onderdeel van het vuurwapen dat van die aard is dat het vuurwapen bij vernietiging van deze component onbruikbaar zou worden. De lidstaten zorgen ervoor dat elke kleinste verpakkingseenheid van volledige munitie wordt gemarkeerd waarbij de naam van de fabrikant, het identificatienummer van de batch (lot), het kaliber en het type munitie moeten worden vermeld. Hiertoe kunnen de lidstaten ervoor kiezen de bepalingen van het Verdrag van 1 juli 1969 inzake wederzijdse erkenning van keurmerken op handvuurwapens toe te passen. Voorts zien de lidstaten erop toe dat uit staatsvoorraden afkomstige wapens die op de civiele markt worden gebracht, met het oog op permanent civiel gebruik, worden voorzien van een unieke markering aan de hand waarvan alle staten het land van herkomst eenvoudig kunnen vaststellen.
Wapenhandelaren zijn gedurende de gehele periode van hun activiteit verplicht een register bij te houden waarin alle bij hen inkomende of uitgaande onder de bepalingen van deze richtlijn vallende vuurwapens worden geregistreerd, zulks onder vermelding van bijzonderheden aan de hand waarvan een vuurwapen kan worden geïdentificeerd en getraceerd, met name type, merk, model, kaliber en serienummer en de namen en adressen van de personen die het vuurwapen hebben geleverd of verworven. Bij beëindiging van zijn activiteiten levert de wapenhandelaar het register in bij de nationale instantie die bevoegd is voor het bestandensysteem waarin de eerste alinea voorziet.
|
3. |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 4 bis Onverminderd het bepaalde in artikel 3 staan de lidstaten het verwerven en voorhanden hebben van vuurwapens uitsluitend toe aan personen aan wie een vergunning is verleend of, met betrekking tot vuurwapens van de categorieën C en D, aan wie daartoe een specifieke machtiging is verleend dergelijke vuurwapens te verwerven en voorhanden te hebben in overeenstemming met de nationale wetgeving. Artikel 4 ter De lidstaten nemen de invoering van een systeem voor het reguleren van de activiteiten van wapenmakelaars in overweging. Een dergelijk systeem zou een of meer maatregelen kunnen omvatten, zoals:
|
4. |
Artikel 5 wordt vervangen door: „Artikel 5 Onverminderd het bepaalde in artikel 3 staan de lidstaten het verwerven en voorhanden hebben van vuurwapens uitsluitend toe aan personen die daarvoor goede redenen hebben en die:
De lidstaten kunnen de machtiging voor het voorhanden hebben van een vuurwapen intrekken als aan een van de voorwaarden op basis waarvan de machtiging is verleend niet langer wordt voldaan. De lidstaten kunnen personen die op hun grondgebied verblijven, het voorhanden hebben van een in een andere lidstaat verworven wapen alleen verbieden als de verwerving van datzelfde wapen op hun eigen grondgebied is verboden.”. |
5. |
Aan artikel 6 wordt de volgende alinea toegevoegd: „De lidstaten zorgen ervoor dat, behalve wanneer het gaat om wapenhandelaren, op de verwerving van vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie met behulp van technieken voor communicatie op afstand zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (8), waar toegestaan, streng toezicht wordt gehouden. |
6. |
Aan artikel 7 worden de volgende leden toegevoegd: „4. De lidstaten kunnen aan personen die aan de voorwaarden voor de verlening van een vuurwapenmachtiging voldoen, een meerjarige vergunning verlenen voor het verwerven en voorhanden hebben van alle machtigingsplichtige vuurwapens, onverminderd:
|
7. |
Artikel 11, lid 3, tweede alinea, wordt vervangen door: „Voorafgaand aan de datum van overbrenging stelt de wapenhandelaar de instanties van de lidstaat van waaruit de overbrenging zal geschieden, in kennis van alle in de eerste alinea van lid 2 vermelde gegevens. Die instanties voeren, waar passend ter plaatse, inspecties uit om te controleren of de door de wapenhandelaar verstrekte informatie overeenkomt met de feitelijke kenmerken van de overbrenging. De gegevens worden door de wapenhandelaar tijdig meegedeeld.”. |
8. |
Artikel 12, lid 2, eerste alinea, wordt vervangen door: „In afwijking van lid 1 mogen jagers, voor wat betreft de categorieën C en D, en sportschutters, voor wat betreft de categorieën B, C en D, voor de uitoefening van hun activiteit zonder voorafgaande vergunning gedurende een reis door twee of meer lidstaten één of meer van deze vuurwapens voorhanden hebben, op voorwaarde dat zij in het bezit zijn van een Europese vuurwapenpas waarin dit vuurwapen of deze vuurwapens zijn vermeld en op voorwaarde dat zij de reden van de reis kunnen aantonen, met name door een uitnodiging of door een ander bewijs voor hun jagers- of schietsportactiviteiten in de lidstaat van bestemming over te leggen. Het is de lidstaten niet toegestaan de afgifte van de Europese vuurwapenpas afhankelijk te stellen van de betaling van een vergoeding of heffing.”. |
9. |
Artikel 13, lid 3, wordt vervangen door: „3. Ten behoeve van een doelmatige toepassing van deze richtlijn wisselen de lidstaten regelmatig informatie uit. Uiterlijk op 28 juli 2009 zet de Commissie een contactgroep op voor het uitwisselen van informatie voor de toepassing van dit artikel. Elke lidstaat deelt de andere lidstaten en de Commissie mee welke nationale instanties verantwoordelijk zijn voor het toezenden en ontvangen van de gegevens en de nakoming van de in artikel 11, lid 4, vastgelegde verplichtingen.”. |
10. |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 13 bis
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden. |
11. |
Artikel 16 wordt vervangen door: „Artikel 16 De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen de nodige maatregelen om de toepassing van die sancties te verzekeren. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.”. |
12. |
Artikel 17 wordt vervangen door: „Artikel 17 Uiterlijk op 28 juli 2015 brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de situatie die is ontstaan door de toepassing van deze richtlijn, in voorkomend geval vergezeld van voorstellen. Uiterlijk op 28 juli 2012 voert de Commissie een onderzoek uit naar de mogelijke voordelen en nadelen van een beperking tot twee categorieën vuurwapens (verboden of toegestaan) met het oog op een betere werking van de interne markt voor de desbetreffende producten door mogelijke vereenvoudiging, en legt zij daarover een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad. Uiterlijk op 28 juli 2010 wordt door de Commissie een verslag ingediend bij het Europees Parlement en de Raad over de conclusies van een onderzoek naar het op de markt brengen van replicavuurwapens, teneinde te kunnen vaststellen of de opname van dergelijke producten in de werkingssfeer van deze richtlijn mogelijk en wenselijk is.”. |
13. |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Omzetting
-
1.De lidstaten doen uiterlijk op 28 juli 2010 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die noodzakelijk zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt daarin of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
-
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallend gebied vaststellen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 21 mei 2008.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
-
J.LENARČIČ
-
Advies van het Europees Parlement van 29 november 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 17 april 2008.
-
PB L 256 van 13.9.1991, blz. 51; gerectificeerd in PB L 54 van 5.3.1993, blz. 22.
-
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
-
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).
-
PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/29/EG (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).”.
-
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).”.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.