Bijlagen bij COM(2014)307 - Technische aanpassing van het financieel kader voor 2015 in overeenstemming met de ontwikkeling van het bni (Artikel 6 Verordening meerjarig financieel kader 2014-2020)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage I van de MFK-verordening.

Tabel 2 heeft betrekking op het voor 2015 aangepast financieel kader voor EU-28 (dus uitgedrukt in lopende prijzen). Het in procent van het bni weergegeven financieel kader is geactualiseerd aan de hand van de meest recente economische ramingen (voorjaar 2014) en langetermijnprognoses.

2.1.        Totaalbedrag bni

Het bni voor 2015 is aan de hand van de meest recente raming vastgesteld op 13 918 050 miljoen EUR in lopende prijzen voor EU-28.

2.2.        Belangrijkste resultaten van de technische aanpassing van het financieel kader voor 2015

Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2015 (146 483 miljoen EUR) komt overeen met 1,05 % van het bni.

Het corresponderende totale maximum voor de betalingskredieten (141 901 miljoen EUR) komt overeen met 1,02 % van het bni. Op basis van de meest recente economische ramingen laat dit een marge van 29 291 miljoen EUR onder het maximum (1,23 %) van de eigen middelen (0,21 % van het bni voor EU-28).

2.3.        Aanpassing van het submaximum van rubriek 2

Op grond van artikel 3, lid 1, van de MFK-verordening moet het submaximum van rubriek 2 met een totaalbedrag van 312 735 miljoen EUR voor marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen in de periode 2014-2020 worden aangepast ingevolge de overdrachten tussen pijler I en plattelandsontwikkeling overeenkomstig de rechtshandeling tot vaststelling van deze overdrachten.

De bedragen die ter beschikking werden gesteld van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO), zoals bepaald in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 van de Commissie[2], bestaat uit de volgende onderdelen (zie onderstaande tabel):

(1) De vrijwillige aanpassing die op grond van artikel 10 ter van Verordening (EG) nr 73/2009 in Uitvoeringsbesluit 2013/146/EU van de Commissie is vastgesteld, die moet worden toegevoegd aan de verdeling per jaar van de steun van de Unie voor plattelandsontwikkeling, overeenkomstig artikel 10 quater, lid 2, van dezelfde Verordening. In het uitvoeringsbesluit van de Commissie wordt dit bedrag voor het begrotingsjaar 2014 vastgesteld op 296,3 miljoen EUR in het Verenigd Koninkrijk.

(2) De bedragen die moeten worden overgeheveld naar het ELFPO overeenkomstig de artikelen 136 en 136 ter van Verordening (EG) nr. 73/2009 voor Duitsland en Zweden van in totaal 51,6 miljoen EUR per jaar voor de begrotingsjaren 2014 en 2015 ("niet-bestede bedragen").

(3) De bedragen die moeten worden overgeheveld naar het ELFPO overeenkomstig artikel 66, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013. Griekenland zal vanaf 2014 jaarlijks 4 miljoen EUR overmaken ("EL katoen").

Met deze eerste reeks overdrachten wordt het beschikbare netto saldo voor de uitgaven voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) in 2014-2020 met 427,5 miljoen EUR verminderd en moet het MFK-submaximum voor marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen worden aangepast van 312 735 miljoen EUR naar 312 309 miljoen EUR, zoals blijkt in onderstaande tabel.

Daarnaast is een tweede reeks overdrachten vastgesteld tussen pijler I en plattelandsontwikkeling, die nog niet zijn opgenomen in de desbetreffende uitvoeringsverordening van de Commissie. Als gevolg van de kennisgevingen die de lidstaten tegen 31 december 2013 hebben gedaan met betrekking tot de flexibiliteit tussen de pijlers overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1307/2013, bedraagt de totale overdracht van de bedragen van de maxima voor rechtstreekse betalingen naar de programmering voor plattelandsontwikkeling voor de begrotingsjaren 2015-2020 3 884,380 miljoen EUR, terwijl de totale overdracht van de bedragen van programmering voor plattelandsontwikkeling voor de begrotingsjaren 2015-2020 naar de maxima voor rechtstreekse betalingen neerkomt op 2 988,507 miljoen EUR.

Dit zijn evenwel slechts de eerste cijfers. Deze tweede aanpassing van het submaximum H2 kan slechts in 2015 worden uitgevoerd (in de technische aanpassing voor 2016) nadat de wijziging aan de Uitvoeringsverordening van de Commissie tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is, in werking is getreden[3]. Dan kunnen er na de tweede kennisgevingstermijn op 1 augustus 2014 verdere aanpassingen met betrekking tot de flexibiliteit tussen de pijlers in overweging worden genomen.

De wijziging van het submaximum H2 in lopende prijzen moet worden omgezet in prijzen 2011 met het oog op een technische aanpassing van de MFK-tabel in prijzen 2011.

Hiertoe wordt het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is, eerst omgezet in prijzen 2011 door gebruik te maken van een vaste deflator van 2%. Vervolgens wordt het resultaat afgerond om het aangepaste submaximum H2 te verkrijgen, aangezien de MFK-maxima alleen in miljoen EUR worden uitgedrukt. Slechts na deze afronding kan worden gegarandeerd dat het MFK-submaximum altijd hoger is dan het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is. Het resulterende kleine verschil vormt geen beschikbare marge, maar is uitsluitend het gevolg van de afronding, aangezien alle bedragen in de MFK-tabel in miljoen EUR moeten worden uitgedrukt. Voor elke jaarbegroting maakt de Commissie gebruikt van de exacte bedragen van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is, zoals reeds het geval was voor de begroting 2014.

3. Overkoepelende marge voor de betalingen

Overeenkomstig artikel 5 van de MFK-verordening wordt het maximum voor betalingen voor de jaren 2015-2020 door de Commissie naar boven bijgesteld met een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen de uitgevoerde betalingen en het MFK-maximum voor betalingen van het jaar n-1. Aanpassingen naar boven toe worden volledig verrekend met een overeenkomstige verlaging van het maximum voor de betalingskredieten voor het jaar n-1.

Deze aanpassing zal voor het eerst in 2015 worden uitgevoerd (in de technische aanpassing voor 2016).

4. Speciale instrumenten

Er zijn instrumenten die buiten de in het financieel kader 2014-2020 overeengekomen uitgavenmaxima vallen. Deze instrumenten dienen om snel te kunnen reageren op uitzonderlijke of onvoorziene gebeurtenissen, en zij geven – binnen bepaalde grenzen – enige flexibiliteit boven de overeengekomen uitgavenmaxima:

4.1.        Reserve voor noodhulp

Overeenkomstig artikel 9 van de MFK-verordening kan de reserve voor noodhulp voor maximaal 280 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2011 worden aangesproken, d.w.z. 303 miljoen EUR in 2015 in lopende prijzen (2 209 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen). Het deel van het niet-bestede bedrag van het voorgaande jaar kan worden overgedragen.

4.2.        Solidariteitsfonds van de Europese Unie

Overeenkomstig artikel 10 van de MFK-verordening kan het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor maximaal 500 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2011 worden aangesproken, d.w.z. 541 miljoen EUR in 2015 in lopende prijzen (3 945 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen). Het deel van het niet-bestede bedrag van het voorgaande jaar kan worden overgedragen.

4.3.        Flexibiliteitsinstrument

Overeenkomstig artikel 11 van de MFK-verordening kan het Flexibiliteitsinstrument voor maximaal 471 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2011 worden aangesproken, d.w.z. 510 miljoen EUR in 2015 in lopende prijzen (3 716 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen). Het deel van de niet-bestede jaarlijkse bedragen van de vorige 3 jaren kan worden overgedragen.

4.4.        Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

Overeenkomstig artikel 12 van de MFK-verordening kan het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor maximaal 150 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2011 worden aangesproken, d.w.z. 162 miljoen EUR in 2015 in lopende prijzen (1 183 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen).

4.5.        Marge voor onvoorziene uitgaven

Overeenkomstig artikel 13 van de MFK-verordening wordt een marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie gevormd buiten de in het financieel kader vastgestelde maxima voor de periode 2014‑2020.

Het absolute bedrag van de marge voor onvoorziene uitgaven voor het jaar 2015 is 4 175,4 miljoen EUR.

4.6.        Overkoepelende marge vastleggingskredieten voor groei en werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren

Overeenkomstig artikel 14 van de MFK-verordening vormen marges die beschikbaar blijven onder de MFK-maxima voor vastleggingskredieten voor de jaren 2014-2017 een overkoepelende MFK-marge voor vastleggingen, die beschikbaar worden gesteld boven de maxima die in de bijlage van de MFK-verordening zijn vastgesteld voor de jaren 2016 tot en met 2020 voor beleidsdoelstellingen met betrekking tot groei en werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren. De Commissie berekent het nog beschikbare bedrag.

De overkoepelende MFK-marge voor vastleggingen zal voor het eerst in 2015 worden berekend (in de technische aanpassing voor 2016).

[1]               PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.

[2]               Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 van de Commissie van 10 april 2014 tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is (PB L 108 van 11.4.2014, blz. 13).

[3]               Gedelegeerde Verordening (EU) nr. xxx/xxxx van de Commissie van 13 mei 2014 tot wijziging van de bijlagen VIII en VIII quater bij Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad, van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van de bijlagen II, III en VI bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad is bij het Europees Parlement en de Raad ingediend. Beide instellingen beschikken over een controleperiode van ten minste twee maanden om bezwaar aan te tekenen. Slechts na afloop van deze controleperiode kan de Commissie een wijziging van de Uitvoeringsverordening van de Commissie tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is, vaststellen. Bij het opstellen van de ontwerpbegroting 2015 zal rekening worden gehouden met de op 31 december 2013 aangemelde flexibiliteit tussen de pijlers.

|| || || || || || || ||

MEERJARIG FINANCIEEL KADER (EU-28) AANGEPAST VOOR 2015 en voor een overdracht tussen de pijlers binnen rubriek 2 (1ste tranche)

|| || || || || || || || (miljoen EUR - lopende prijzen)

VASTLEGGINGSKREDIETEN || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL 2014-2020

1. Slimme en inclusieve groei || 63 973 || 66 813 || 69 304 || 72 342 || 75 271 || 78 752 || 82 466 || 508 921

1a: Concurrentievermogen voor groei en banen || 16 560 || 17 666 || 18 467 || 19 925 || 21 239 || 23 082 || 25 191 || 142 130

1b: Economische, sociale en territoriale samenhang || 47 413 || 49 147 || 50 837 || 52 417 || 54 032 || 55 670 || 57 275 || 366 791

2. Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen || 59 303 || 59 599 || 59 909 || 60 191 || 60 267 || 60 344 || 60 421 || 420 034

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen || 43 779 || 44 313 || 44 624 || 44 859 || 44 885 || 44 912 || 44 937 || 312 309

3. Veiligheid en burgerschap || 2 179 || 2 246 || 2 378 || 2 514 || 2 656 || 2 801 || 2 951 || 17 725

4. Europa als wereldspeler || 8 335 || 8 749 || 9 143 || 9 432 || 9 825 || 10 268 || 10 510 || 66 262

5. Administratie || 8 721 || 9 076 || 9 483 || 9 918 || 10 346 || 10 786 || 11 254 || 69 584

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen || 7 056 || 7 351 || 7 679 || 8 007 || 8 360 || 8 700 || 9 071 || 56 224

6. Compensaties || 29 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 29

TOTAAL VASTLEGGINGSKREDIETEN || 142 540 || 146 483 || 150 217 || 154 397 || 158 365 || 162 951 || 167 602 || 1 082 555

als percentage van het bni || 1,06% || 1,05% || 1,05% || 1,04% || 1,03% || 1,03% || 1,03% || 1,04%

|| || || || || || || ||

TOTAAL BETALINGSKREDIETEN || 135 866 || 141 901 || 144 685 || 142 771 || 149 074 || 153 362 || 156 295 || 1 023 954

als percentage van het bni || 1,01% || 1,02% || 1,01% || 0,96% || 0,97% || 0,97% || 0,96% || 0,99%

Beschikbare marge || 0,22% || 0,21% || 0,22% || 0,27% || 0,26% || 0,26% || 0,27% || 0,24%

Maximumbedrag eigen middelen als percentage van het bni || 1,23% || 1,23% || 1,23% || 1,23% || 1,23% || 1,23% || 1,23% || 1,23%

|| || || || || || || ||

|| || || || || || || ||

|| || || || || || || ||