Toelichting bij COM(2023)645 - Voorkoming van het verlies van kunststofpellets om verontreiniging door microplastics te verminderen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

In 2018 werden in de Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie1 de risico’s van microplastics erkend en werd gepleit voor innovatieve oplossingen om de verschillende bronnen van microplastics aan te pakken. In 2019 erkende de groep van wetenschappelijke hoofdadviseurs van de Europese Commissie de mogelijke risico’s van microplastics en werd opgeroepen om voorzorgsmaatregelen te nemen2. In 2020 heeft de Commissie, als vervolgactie op de Europese Green Deal3, zich er in het actieplan voor de circulaire economie 2.04 toe verbonden om de aanwezigheid van microplastics in het milieu aan te pakken door:


- opzettelijk toegevoegde microplastics in producten te beperken;
- het onopzettelijk vrijkomen van microplastics in het milieu aan te pakken door onder meer standaardiserings-, certificerings- en regelgevingsmaatregelen uit te werken en de methoden voor het meten van de vrijgekomen microplastics te harmoniseren.


In haar actieplan van 2021 “Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul”5 stelde de Commissie voor om tegen 2030 het (opzettelijk en onopzettelijk) vrijkomen van microplastics in het milieu met 30 % te verminderen.


Op 25 september heeft de Europese Commissie een verordening vastgesteld om microplastics die opzettelijk aan producten worden toegevoegd te beperken6. Het onderhavige voorstel inzake het voorkomen van het verlies van kunststofpellets in het milieu en de bijbehorende effectbeoordeling vloeien voort uit de verbintenissen van de Commissie inzake het onopzettelijk vrijkomen van microplastics.

1.1 Motivering en doel van het voorstel

Het verlies van kunststofpellets in het milieu is de op twee na grootste bron van onopzettelijk vrijgekomen microplastics. Andere belangrijke bronnen zijn verf, banden, textiel, geotextiel en, in mindere mate, was- en afwasmiddelcapsules. Om te voorkomen dat microplastics uit deze bronnen vrijkomen, zijn mogelijk ingrijpende vervangingen of wijzigingen in de producteigenschappen vereist. Het vrijkomen van kunststofpellets is daarentegen te wijten aan een gebrek aan bewustzijn en een slechte hantering en kan daarom worden aangepakt met snelle maatregelen om dergelijke vermijdbare verontreiniging te voorkomen. Dit maakt van kunststofpellets een uitgelezen kandidaat voor beleidsmaatregelen.


Kunststofpellets, ook wel nurdles, korrels, zeemeerminnentranen of harspellets genoemd, zijn de industriële grondstof voor alle kunststofproducten. De huidige manier waarop met pellets wordt omgegaan, leidt tot verliezen in alle stadia van de toeleveringsketen, met name in de productie (nieuw of gerecycled), de verwerking, het transport en de andere logistieke en afvalbeheeractiviteiten. Zodra zij in het milieu zijn beland, zijn zij er praktisch onmogelijk uit te halen. Hun mobiliteit bemoeilijkt de situatie nog verder. Net als alle microplastics worden kunststofpellets die uit industriële installaties of tijdens het vervoer ontsnappen, gemakkelijk door de lucht en door landoppervlaktewateren en zeestromingen getransporteerd en kunnen zij ook in de bodem (met inbegrip van landbouwgronden) worden aangetroffen.


Het verlies van pellets kan tot vier soorten nadelige gevolgen leiden: op het milieu; op het klimaat; potentieel op de gezondheid van de mens; en op de economie. Sommige van deze effecten zijn specifiek gerelateerd aan pellets, andere zijn gerelateerd aan microplastics in het algemeen. Van pellets is bekend dat zij door een aantal zee- en kustsoorten worden opgegeten (bv. zeeschildpadden, zeevogels en schelpdieren). Nadat de pellets zijn ingeslikt, kunnen zij lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. Als zij niet door het spijsverteringsstelsel kunnen worden uitgescheiden, kan dit tot ondervoeding of verhongering leiden. Net als bij alle microplastics maakt hun potentieel als drager van geadsorbeerde giftige stoffen of ziekteverwekkende micro-organismen integraal deel uit van het probleem. Plastics en microplastics dragen bij aan de klimaatverandering doordat zij een extra emissiebron van broeikasgassen (BKG’s) vormen en extra druk leggen op de ecosystemen en de biodiversiteit. Broeikasgassen worden namelijk uitgestoten gedurende de volledige levenscyclus van plastics, vanaf de productie tot het afbraakproces, en in oceanen kunnen plastics ook het vermogen aantasten om kooldioxide te absorberen en vast te leggen. Mensen worden via de lucht en de voedselconsumptie aan microplastics blootgesteld. Microplastics, waaronder kunststofpellets, kunnen negatieve economische gevolgen hebben voor lokale activiteiten zoals de commerciële visserij en de landbouw (bv. verminderde visvangst door de effecten op mariene habitats, ecosystemen en wilde dieren) en de toeristische en recreatieve sectoren (bv. verminderde aantrekkelijkheid of het sluiten van stranden en kwetsbare gebieden zoals nationale parken, rivieren en meren).


Elk jaar worden er grote hoeveelheden pellets geproduceerd en verwerkt, zowel wereldwijd als in de EU (ongeveer 57 miljoen ton in de EU in 2021). Uit schattingen blijkt dat in er 2019 in de EU tussen 52 140 ton en 184 290 ton pellets verloren zijn gegaan in het milieu. Dit komt overeen met 2 100 tot 7 300 vrachtwagenladingen pellets per jaar.


Uit de gegevens die zijn verzameld ter ondersteuning van de begeleidende effectbeoordeling en de aanvangseffectbeoordeling, alsook uit de openbare raadpleging en een aanvullende raadpleging gericht op kmo’s, blijkt dat de belanghebbenden voorstander zijn van maatregelen op alle overheidsniveaus om de verontreiniging door microplastics te verminderen. De belanghebbenden verwijzen ook naar de vrijwillige acties van de industrie op dit gebied, met name het Operation Clean Sweep®-programma (OCS).


Het onderhavige voorstel heeft tot doel het verlies van pellets in het milieu te verminderen en zou leiden tot een daling van 54 % tot 74 % ten opzichte van het referentiescenario, wat overeenkomt met een vermindering van 6 % van de totale hoeveelheid onopzettelijk vrijgekomen microplastics. In overeenstemming met de algemene doelstelling van de Commissie om de in het milieu vrijgekomen microplastics met 30 % te verminderen, zal dit voorstel bijdragen aan het behoud van ecosystemen en biodiversiteit, de mogelijke gevolgen voor de gezondheid verminderen en de lokale economische activiteiten ten goede komen. Met het voorstel wordt mogelijk ook de informatie over de omvang van het verlies van pellets in de hele toeleveringsketen van pellets verbeterd. Door minder strenge eisen te stellen aan kleine en middelgrote ondernemingen worden de mogelijke gevolgen voor hun activiteiten op passende wijze beperkt.


1.2 Verenigbaarheid met bestaand beleid van de EU

Het voorstel inzake het voorkomen van het verlies van pellets in het milieu ondersteunt de doelstellingen van de Europese Green Deal en draagt bij aan de bestrijding van de driedubbele crisis van klimaatverandering, verontreiniging en biodiversiteitsverlies. Het zal ook overkoepelende strategieën, zoals de strategie inzake kunststoffen, het actieplan voor de circulaire economie en het actieplan om de verontreiniging tot nul terug te dringen, versterken. Verontreiniging door microplastics is afkomstig van:

1. het achterlaten, weggooien of niet correct verwijderen van grotere kunststofproducten en de afbraak ervan tot kleinere stukjes kunststof in het milieu;

1.

2. microplastics die opzettelijk worden toegevoegd aan bepaalde producten, zoals cosmetica, en die uiteindelijk in het milieu terechtkomen; en

3. microplastics die onbedoeld vrijkomen, voornamelijk door slijtage tijdens het gebruik of door slechte hantering.


Wat “macroplastics” betreft, heeft de Unie al een aantal regelgevingsmaatregelen genomen om verontreiniging afkomstig van grotere kunststofproducten die in het milieu vrijkomen, aan te pakken, waaronder de richtlijn betreffende kunststoffen voor eenmalig gebruik7, de kaderrichtlijn afvalstoffen8, de richtlijn betreffende verpakking en verpakkingsafval9 en de kaderrichtlijn mariene strategie10. Deze maatregelen helpen de productie van kunststofafval te verminderen, de inzameling en recycling ervan te verbeteren en het gebruik van gerecycled materiaal in nieuwe producten te stimuleren, waardoor de hoeveelheid kunststofafval in het milieu afneemt.


Wat de “onopzettelijk vrijgekomen microplastics” betreft, heeft de Commissie, naast kunststofpellets, verschillende andere belangrijke bronnen van het onopzettelijk vrijkomen van microplastics onderzocht, zoals verf, banden, synthetisch textiel, geotextiel en, in mindere mate, was- en afwasmiddelcapsules. Maatregelen tegen het vrijkomen van microplastics uit banden zijn al opgenomen in het voorstel voor de Euro 7-verordening. De voorlopige analyse van de andere bronnen bracht onzekerheden en gegevenslacunes aan het licht, met als conclusie dat andere beleidsinstrumenten wellicht beter geschikt zijn om deze aan te pakken. Er zijn meer gegevens en aanvullende analyses nodig om de meest geschikte maatregelen te kunnen vaststellen. Voor deze bronnen kunnen waar passend en nodig afzonderlijke effectbeoordelingen worden voorbereid ter ondersteuning van mogelijke voorstellen om de afgifte van microplastics door deze bronnen aan te pakken.


Wat de industriële emissies betreft, is het de richtlijn industriële emissies11 die de afgifte van microplastics door grote industriële installaties reguleert en beheert. Het verlies van kunststofpellets wordt niet specifiek behandeld in de bestaande conclusies over de beste beschikbare technieken. De in de onderhavige verordening opgenomen regels laten de toepassing van de richtlijn industriële emissies onverlet.


Het voorstel inzake het voorkomen van het verlies van kunststofpellets in het milieu vormt een aanvulling op de bepalingen inzake pellets in de Reach-beperking over opzettelijk toegevoegde microplastics. Met deze beperking worden kunststofpellets als vermijdbare bron van uitstoot aangepakt en worden twee verplichtingen opgelegd aan de marktdeelnemers: 1) informatie verstrekken over het gebruik en de verwijdering van pellets, bijvoorbeeld via etikettering; en 2) verslag uitbrengen over de geraamde vrijgekomen hoeveelheden op jaarbasis. Hoewel er dankzij deze verplichtingen meer gegevens over het gebruik en het verlies van pellets worden verzameld, worden zij niet nader uitgewerkt en wordt er geen methodologie voor het ramen van de verliezen geïntroduceerd. De uitgebreide verplichtingen en gestandaardiseerde methodologie in dit nieuwe voorstel zullen helpen om het verlies van pellets aan de bron te voorkomen en de gegevensvergaring over de omvang van het verlies te verbeteren.


Het voorstel is in overeenstemming met de niet-bindende aanbeveling van het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Ospar) inzake kunststofpellets, waarin preventienormen en certificeringsregelingen voor de hele kunststoftoeleveringsketen worden bevorderd12. De Internationale Maritieme Organisatie (IMO) bekijkt het vervoer van kunststofpellets over zee in vrachtcontainers en beoordeelt zowel vrijwillige als verplichte maatregelen waarmee strengere eisen zouden worden opgelegd aan marktdeelnemers die met pellets omgaan.


Het voorstel is bedoeld om de weg vrij te maken voor bepalingen over microplastics in het kader van de lopende onderhandelingen over een mondiaal verdrag inzake verontreiniging door kunststoffen. De EU en haar lidstaten “benadrukken dat het toekomstige instrument maatregelen moet bevatten om het onbedoeld vrijkomen van microplastics te verminderen. Dit zou bijvoorbeeld maatregelen kunnen omvatten om het risico op verlies van kunststofpellets tijdens de productie, het hanteren en het vervoer tot een minimum te beperken”13.


Het voorstel draagt bij aan de uitvoering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN op basis van de zeventien doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG’s), met name: doelstelling 12 inzake duurzame consumptie en productie, doelstelling 14 inzake het behoud en duurzaam gebruik van oceanen, zeeën en mariene hulpbronnen met het oog op een duurzame ontwikkeling, en doelstelling 15 inzake leven op het land, samen met doelstelling 3 inzake een goede gezondheid, doelstelling 9 inzake industrie, innovatie en infrastructuur, en doelstelling 13 inzake klimaat.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

2.1 Rechtsgrondslag

Dit initiatief is gebaseerd op artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), aangezien dit het niveau van milieubescherming in de hele EU zal verhogen. Hoewel het ook zal leiden tot een verdere harmonisatie inzake de omgang met pellets, waardoor versnippering van de markt als gevolg van verschillende nationale benaderingen in de lidstaten wordt voorkomen, overheerst het aspect milieubescherming.

2.2 Subsidiariteit

Om een hoog niveau van milieubescherming te kunnen garanderen, is het van essentieel belang dat er binnen de Unie gemeenschappelijke voorschriften voor de omgang met pellets worden vastgesteld. Net als alle microplastics worden pellets makkelijk van de ene geografische plaats naar de andere getransporteerd en kunnen zij in alle omgevingen worden aangetroffen, ook op de meest afgelegen plekken. Hoewel het verlies van pellets zich in eerste instantie meestal concentreert in één geografisch gebied (in de buurt van petrochemische bedrijven, de polymeerindustrie, logistieke platforms zoals havens enz.), zijn pellets uiterst mobiel en kunnen zij uiteindelijk worden verspreid via landoppervlaktewateren en oceaanstromingen, maar ook via de lucht. De grensoverschrijdende aard van het probleem is de belangrijkste reden om op EU-niveau op te treden. Als de lidstaten individueel optreden, zou de actie minder kosteneffectief zijn en zou het niveau van milieubescherming suboptimaal blijven. Er bestaat ook een risico dat verschillende concurrerende wetgevingen zouden worden vastgesteld.

2.3 Evenredigheid

De eisen in het voorstel gaan niet verder dan wat nodig is om marktdeelnemers met installaties waar kunststofpellets worden verwerkt in hoeveelheden van meer dan 5 ton per jaar, alsook vervoerders uit de EU en daarbuiten, in staat te stellen op een veilige en verantwoorde manier met dergelijke pellets om te gaan. Zij zijn gebaseerd op de bestaande beste hanteringspraktijken, met name het door de industrie opgezette Operation Clean Sweep®-programma (OCS) en de niet-bindende aanbeveling die is vastgesteld door de partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Ospar). Om de evenredigheid van de vereisten te garanderen, worden voor kmo’s waar nodig minder strenge vereisten ingevoerd die het resultaat zijn van een grondige raadpleging van belanghebbenden. De nationale bevoegde autoriteiten die de naleving door de industrie moeten controleren, zullen worden ondersteund door het werk van certificeerders die met de certificering zullen worden belast. Dit systeem zal een hoge mate van rechtszekerheid bieden en de handhavingsactiviteiten vergemakkelijken.

2.4 Keuze van het instrument

Het voorstel is een op zichzelf staand rechtsinstrument en dient niet tot wijziging van bestaande wetgeving. Het stelt eisen die moeten worden ingevoerd in de hele toeleveringsketen van pellets, evenals regels voor een nalevingssysteem op basis van certificering door derden, eigen verklaringen en nalevingscontroles door de nationale overheidsinstanties. Aangezien het de bedoeling is een hoog niveau van milieubescherming te waarborgen via gedragswijzigingen bij marktdeelnemers tijdens het hanteren van de pellets, wordt een verordening het meest geschikte rechtsinstrument geacht.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Er is geen evaluatie achteraf uitgevoerd omdat er op EU-niveau geen bestaand regelgevingskader is dat de verontreiniging door kunststofpellets in de hele toeleveringsketen van pellets aanpakt.

3.1 Raadpleging van belanghebbenden

2.

De Commissie heeft belanghebbenden geraadpleegd door middel van:



1. Een openbare raadpleging over de oorspronkelijk vastgestelde bronnen met het hoogst bekende onbedoelde verlies van microplastics, d.w.z. kunststofpellets, synthetisch textiel, banden, verf, geotextiel en was- en afwasmiddelcapsules, van 22 februari tot en met 17 mei 2022. Tijdens de raadpleging zijn 410 bijdragen geleverd. Alle belanghebbenden waren het eens over de gevaarlijke aard van de verontreiniging door microplastics in de Unie, de negatieve invloed ervan op het milieu en de menselijke gezondheid en de noodzaak om op alle bestuursniveaus actie te ondernemen. Wat betreft het verlies van pellets waren de belanghebbenden het erover eens dat onjuiste hantering de belangrijkste factor was.


2. Een tweede raadpleging, gericht op kmo’s die met pellets omgaan, gedurende januari en februari 2023. Tijdens deze tweede raadpleging zijn 330 bijdragen geleverd. Een meerderheid van de respondenten was voorstander van het verplicht stellen van de vereisten, op voorwaarde dat deze minder streng zijn voor kleinere bedrijven. Verschillende vereisten werden te belastend geacht voor micro-ondernemingen (minder dan 10 werknemers) en kleine ondernemingen (10-49 werknemers), alsook voor ondernemingen met een capaciteit van minder dan 1 000 ton per jaar (gemiddelde jaarlijkse tonnage verwerkt door kleine ondernemingen). De kmo’s waren geen voorstander van de verplichting om extern gecontroleerd te worden. Van de beste hanteringspraktijken werd het verplichte gebruik van specifieke apparatuur en verpakkingen (d.w.z. luchtdicht, punctiebestendig en hermetisch afgesloten) als de duurste maatregel aangemerkt. Tot slot noemden respondenten financiële steun en een gestandaardiseerde methodologie om het verlies van pellets te meten de beste manieren om hen te ondersteunen.


3. Workshops en bilaterale contacten van september 2021 tot mei 2023, waarbij milieu-ngo’s zich sterk voorstander toonden van dwingende vereisten voor de hantering van pellets op EU-niveau, samen met een uitgebreide en transparante certificeringsregeling. De overkoepelende vereniging van Europese kunststoffabrikanten, PlasticsEurope, was het ermee eens dat de doeltreffendste benadering voor het aanpakken van het verlies van pellets een verplichte externe audit en certificering is, gebaseerd op het OCS-programma en van toepassing op alle actoren. Producenten waren van mening dat een wetgevingsvoorstel dat certificering van een OCS-achtig systeem om het verlies van pellets te voorkomen verplicht stelt, zeer snel door alle actoren zou kunnen worden uitgerold, omdat het zich zou baseren op het bestaande initiatief van de sector en het zou versterken. De overkoepelende vereniging van Europese kunststofrecyclers, PRE, was voorstander van een juridisch bindend instrument voor de hele EU om gelijke concurrentievoorwaarden op de eengemaakte markt voor alle actoren te creëren. De overkoepelende vereniging van Europese kunststofverwerkende bedrijven, EuPC, wees op de beperkte middelen als belemmering voor de invoering van beste hanteringspraktijken.


3.2 Effectbeoordeling

3.2.1 Probleemomschrijving en voorkeursoptie


Het voorstel is gebaseerd op de effectbeoordeling bij het voorstel inzake het voorkomen van het verlies van kunststofpellets in het milieu. De Raad voor regelgevingstoetsing van de Commissie heeft op 18 november 2022 eerst een negatief advies met uitvoerige opmerkingen uitgebracht. Na een ingrijpende herziening van het oorspronkelijke ontwerp heeft die raad op 12 juni 2023 een positief advies met punten van voorbehoud uitgebracht14. In bijlage I bij de effectbeoordeling wordt uitgelegd hoe follow-up is gegeven aan de opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing.


In de effectbeoordeling is het volgende probleem vastgesteld: de huidige praktijken voor de hantering van pellets leiden tot verliezen in elk stadium van de toeleveringsketen, met negatieve gevolgen voor het milieu en mogelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid. De volgende oorzaken zijn vastgesteld:



- Marktfalen — de prijzen houden geen rekening met de negatieve externe effecten en de informatie voor marktdeelnemers vertoont gebreken. Een gebrek aan specifieke ondersteuning en aandacht voor kleinere bedrijven, voor wie de invoering van preventieve maatregelen duur is, verklaart tevens het suboptimale marktresultaat.



- Tekortkomingen in de regelgeving — de bestaande relevante regelgevingskaders (voor chemische stoffen, zwerfvuil op zee, water, industriële emissies, afval, verpakking en transport) zijn niet specifiek gericht op het probleem van het verlies van pellets en de veilige en verantwoorde hantering ervan in de hele toeleveringsketen voor pellets.


In de effectbeoordeling zijn vier beleidsopties beoordeeld om deze problemen en oorzaken aan te pakken:

- optie 1: verplichte gestandaardiseerde methodologie om het verlies van pellets te meten;

- optie 2: dwingende vereisten om het verlies van pellets te voorkomen en te verminderen in een nieuwe EU-wet, met inbegrip van drie subopties met minder strenge vereisten voor kleine en middelgrote ondernemingen:

2a: micro-ondernemingen;

2b: micro- en kleine ondernemingen;

2c: micro-, kleine en middelgrote ondernemingen;

- optie 3: verbeterde verpakking voor pelletlogistiek;

- optie 4: EU-doelstelling om het verlies van pellets te verminderen.

Op basis van een kosten-batenanalyse en een kwalitatieve beoordeling van de evenredigheid, samenhang, doeltreffendheid en efficiëntie van de verschillende overwogen opties, werd een combinatie van twee beleidsopties voorgesteld als voorkeursbeleidsoptie:


- Optie 1 — verplichte gestandaardiseerde methodologie om het verlies van pellets te meten om het subprobleem van “gebrekkige informatie” aan te pakken en bij te dragen aan betere informatie over de omvang van het verlies van pellets in de hele toeleveringsketen ervan. Dit zal ook de rapportageverplichting inzake het verlies van pellets in het kader van de Reach-beperking vergemakkelijken.


- Suboptie 2b — dwingende vereisten in een nieuwe EU-wet met minder strenge vereisten voor micro- en kleine ondernemingen om de oorzaken “prijzen houden geen rekening met externe effecten”, “gebrekkige informatie” en “tekortkomingen in de regelgeving” aan te pakken. Door de nadruk te leggen op preventie zal met deze optie op een economisch evenredige manier worden bijgedragen aan de vermindering van het verlies van pellets tot een niveau dat in overeenstemming is met de algemene doelstelling van de Commissie om de in het milieu vrijgekomen microplastics tegen 2030 met 30 % te verminderen, en zal ook worden gezorgd voor een passende beperking van de gevolgen voor kmo’s die actief zijn in de toeleveringsketen van pellets.


Optie 3 zou vrij hoge investeringskosten voor de sector met zich meebrengen, en de kosteneffectiviteit zou lager liggen dan bij optie 2. Voor optie 4 zou eerst een performant monitoringsysteem moeten worden opgezet, wat tijd zou kosten. De uitvoering ervan zou een grotere uitdaging vormen en de kosten zouden iets hoger liggen dan bij de opties 2 en 2a-c. Suboptie 2b zou een relatief grote daling van het verlies van pellets met zich meebrengen, en de kosten zouden lager zijn dan bij optie 2a dankzij minder strenge vereisten voor micro- en kleine ondernemingen. Deze optie heeft de hoogste kosteneffectiviteit van de (sub)opties 2, 2a-c.


3.2.2. Effecten van de voorkeursbeleidsoptie

De hieronder vermelde effecten hebben betrekking op de voorkeursoptie als geheel en omvatten derhalve bepalingen uit zowel optie 1 als suboptie 2b.

- Verwachte effecten van de ontwikkeling van een verplichte gestandaardiseerde meetmethode

De voorkeursbeleidsoptie voorziet in de ontwikkeling van een gestandaardiseerde methode om het verlies van pellets te meten en stelt het gebruik ervan, zodra de methode is ontwikkeld, verplicht als aanvulling op de rapportageverplichting die is ingevoerd in de Reach-beperking om de vrijgekomen hoeveelheden te ramen. Deze beperking voorziet niet in een methode om het verlies van pellets te meten.

Door de invoering van een gestandaardiseerde methode brengt de voorkeursoptie eenmalige kosten voor het ontwikkelen en testen van de methode met zich mee. Het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) heeft doorgaans 3-4 jaar nodig om het proces te voltooien. Ofwel kan de industrie deze kosten dragen, ofwel kan de Commissie steun verlenen via een specifiek onderzoek. Bij de ontwikkeling van de methode zal het CEN rekening houden met het werk dat de industrie reeds op dit gebied heeft verricht.

De totale kosten voor het ontwikkelen en testen van de methode werden geraamd op 1 258 000 tot 3 174 000 EUR. Aangezien de methode zal worden gebaseerd op het werk dat door de industrie is verricht, zullen de uiteindelijke kosten naar verwachting aan de onderkant van deze raming liggen. De door de industrie gemaakte rapportagekosten door het gebruik van de methode worden al in aanmerking genomen onder de Reach-beperking. Dit geldt ook voor de door ECHA gemaakte kosten om de verzamelde informatie te verwerken.

Door de marktdeelnemers één gestandaardiseerde methode aan te bieden in plaats van verschillende methoden, wordt met de voorkeursbeleidsoptie getracht om kostenbesparingen tot stand te brengen: 1) marktdeelnemers hoeven niet elk een methode te ontwikkelen; 2) de verslaglegging bij ECHA is eenvoudiger; en 3) de kwaliteit van de verslaglegging is hoger omdat het gebruik van één methode toelaat om de gegevens te vergelijken, zodat er uiteindelijk ook een beter inzicht in de omvang van het verlies van pellets ontstaat.

De kostenbesparingen worden hoger geraamd dan de ontwikkelingskosten. Deze aanpak is volledig in overeenstemming met de verbintenis die is aangegaan in de mededeling over “Samen zorgen voor betere regelgeving”15. Hoewel er bij optie 1 geen sprake is van een directe vermindering van het verlies van pellets, zal een gestandaardiseerde methode om het verlies te meten de marktdeelnemers en overheden in staat stellen de pelletverliezen beter aan te pakken door de informatie, rapportage en monitoring ervan te verbeteren.

- Verwachte effecten van de invoering van dwingende vereisten om het verlies van pellets te voorkomen en het bijbehorende nalevingssysteem

De voorkeursbeleidsoptie introduceert dwingende vereisten om het verlies van pellets in het milieu in de volledige toeleveringsketen van pellets te voorkomen, waardoor de kans op vermindering van dergelijke verliezen wordt gemaximaliseerd.

In overeenstemming met het beginsel “de vervuiler betaalt” draagt de sector de kosten van de maatregelen die nodig zijn om aan de eisen te voldoen en tonen ondernemingen de naleving aan via certificering door derden of eigen verklaringen. De overheidsinstanties in de lidstaten zijn verantwoordelijk voor het bijhouden van een openbaar register met betrekking tot de naleving en, in geval van niet-naleving, voor het opleggen van corrigerende maatregelen en, in voorkomend geval, sancties.

Door dwingende vereisten op te leggen die gebaseerd zijn op het werk dat de industrie heeft verricht wat betreft het voorkomen, insluiten en opruimen van het verlies van pellets, en door de verplichting in te voeren om aan te tonen dat aan de vereisten wordt voldaan, ontstaan er directe nalevingskosten voor de sector. Verwacht wordt dat de minder strenge eisen voor kleinere ondernemingen (micro- en kleine ondernemingen) de gevolgen voor dit soort bedrijven zullen verzachten. In totaal zullen de nettokosten voor de uitvoering van suboptie 2b naar verwachting 376-491 miljoen EUR per jaar bedragen.

De administratieve en handhavingskosten voor de nationale bevoegde autoriteiten omvatten het opzetten en bijhouden van een openbaar register, de controle op de naleving, mechanismen voor de behandeling van klachten en de toegang tot de rechter, alsook de driejaarlijkse rapportage aan de Commissie over de uitvoering van deze verordening. In totaal zullen de kosten voor de lidstaten naar verwachting 313 000 EUR bedragen voor het eerste jaar en vervolgens 125 000 EUR per jaar voor de hele EU. Deze kosten zullen van lidstaat tot lidstaat verschillen, aangezien zij hoger zullen zijn voor grotere lidstaten en lager voor kleinere.

Aangezien deze optie de prijs van kunststof als grondstof kan verhogen, kan het grote publiek een stijging van de kosten van kunststofgoederen ondervinden. De eventuele kostenstijging zal echter waarschijnlijk beperkt zijn, aangezien de kosten voor de invoering van beste hanteringspraktijken klein zijn in vergelijking met de omzet van de sector. Daarom wordt verwacht dat fabrikanten een dergelijke lichte stijging in hun productiekosten zullen absorberen en de consumenten ongemoeid zullen laten.

Er zouden aanzienlijk minder pellets verloren gaan in het milieu, waardoor de verontreiniging door microplastics afneemt en de ecosystemen en biodiversiteit in stand worden gehouden. Het is ook een voorzorgsmaatregel tegen de mogelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid. De vermindering van het verlies van pellets zal naar verwachting tussen 25 142 ton/jaar en 140 621 ton/jaar liggen. De voorkeursbeleidsoptie zal dus naar verwachting ongeveer goed zijn voor een kwart van de doelstelling van de Commissie om de hoeveelheid vrijgekomen microplastics met 30 % te verminderen.

Andere voordelen zijn een gelijk speelveld voor marktdeelnemers door te garanderen dat de positie van bedrijven die reductiemaatregelen toepassen niet wordt verzwakt door de concurrentie van bedrijven die dergelijke maatregelen niet toepassen, zoals in het huidige vrijwillige systeem. Voor bedrijven die de pellets bezitten, omvatten de voordelen een geschatte economische winst van 25 tot 141 miljoen EUR vanwege de hoeveelheid pellets die niet verloren gaat in het milieu.

Het verminderen van het verlies van pellets zal naar verwachting in bepaalde sectoren zoals commerciële visserij, landbouw, toerisme en recreatie een positief economisch domino-effect hebben, met name in gebieden die door de vrijgekomen pellets worden aangetast. Er zouden minder pellets verloren gaan in het mariene milieu, wat leidt tot minder verstoringen van mariene soorten, waaronder economisch belangrijke soorten zoals oester en zeebaars. Op vergelijkbare wijze zullen er minder pellets verloren gaan in het afvalwater van installaties en in het zuiveringsslib dat afkomstig is van de behandeling van afvalwater, waardoor er minder pellets verloren gaan in de bodem na het aanbrengen van slib op landbouwgrond, in gebieden waar dit gebeurt.

De voorkeursbeleidsoptie draagt bij tot het creëren van nieuwe banen, aangezien voor de invoering van beste hanteringspraktijken naar verwachting extra personeel nodig zal zijn (3 858 voltijdequivalenten). Met de voorkeursoptie worden ook bepaalde kosten voor de samenleving voorkomen, zoals de kosten voor opruimings- en saneringsactiviteiten door lokale gemeenschappen in gebieden die door de vrijgekomen pellets worden aangetast. Deze acties vormen doorgaans een uitdaging omdat zij technologische, menselijke en financiële middelen vereisen.

De voorkeursbeleidsoptie is in overeenstemming met de doelstellingen van klimaatneutraliteit die in de Europese klimaatwet zijn vastgelegd, en met de doelstellingen van de Unie voor 2030 en 2050. De belangrijkste bijdrage aan klimaatmitigatie ligt in het vermogen om de verspreiding van kunststofpellets in het milieu te voorkomen. Het voorkomen van verontreiniging door kunststofpellets aan de bron zal naar verwachting leiden tot een lagere uitstoot van broeikasgassen, omdat er minder kunststof geproduceerd hoeft te worden. Bovendien kunnen er positieve indirecte effecten zijn op de groei van plankton, wat op zijn beurt bijdraagt aan de koolstofvastlegging.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Door één meetmethode en één pakket vereisten in te voeren om het verlies van pellets te voorkomen, helpt de voorkeursbeleidsoptie het risico van juridische versnippering te beperken, waardoor de rechtszekerheid toeneemt en de werking van de interne markt wordt versterkt. Naar verwachting zal dit vervolgens leiden tot kostenbesparingen voor bedrijven en voor de nationale bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en handhaving van de wet.

De voorkeursbeleidsoptie bevat een uitzondering voor bedrijven die pellets maken en hanteren in hoeveelheden van minder dan 5 ton, om dure investeringen met zeer beperkte milieuvoordelen in termen van de vermindering van het verlies van pellets te vermijden. Daarnaast wordt verwacht dat, als reactie op de raadpleging van 2023 gericht op kmo’s die pellets verwerken, de minder strenge vereisten voor kleinere ondernemingen (micro- en kleine ondernemingen) de directe nalevingskosten voor dit soort bedrijven zullen beperken (ondernemingen mogen bijvoorbeeld rekening houden met de aard en omvang van de installatie en de schaal van de activiteiten, en er is geen verplichting om te investeren in duurdere apparatuur zoals afvalwaterverwerkingssystemen). Daarnaast moeten de Commissie en de lidstaten technische en financiële ondersteuning bieden aan de kleinere ondernemingen (micro- en kleine ondernemingen), zoals kmo-specifiek materiaal en instrumenten voor begeleiding en opleiding.

De voorkeursbeleidsoptie bevat regels voor het indienen van informatie en voor certificering in zowel fysieke als digitale vorm, en wordt dus geacht klaar te zijn voor het digitale tijdperk.

De voorkeursoptie zal waarschijnlijk slechts een klein negatief effect hebben op het concurrentievermogen van de kunststoffensector in de EU, aangezien de geraamde kosten slechts een zeer klein deel van hun omzet uitmaken (ongeveer 0,13 %).

Voor het bedrijfsleven worden de administratieve kosten van de voorkeursoptie geraamd op 44 miljoen EUR (opzetten van administratieve systemen in bedrijven om het verlies van pellets te melden, interne beoordelingen en certificering, overheidsinstanties op de hoogte brengen van de certificering). De bijbehorende aanpassingskosten voor bedrijven (ontwikkeling en toepassing van de meetstandaard, aanpassing van de activiteiten en procedures aan de nieuwe vereisten, invoering van maatregelen om het verlies van pellets te verminderen) worden geraamd op 332-447 miljoen EUR. Er kunnen andere kleine aanpassingskosten zijn omdat de prijsstijging van de pellets kan worden doorberekend aan de downstreamgebruikers en uiteindelijk aan de burgers door een prijsstijging van kunststofproducten.

Het voorstel is gebaseerd op de voorkeursbeleidsoptie, zoals hierboven beschreven, zowel wat de dwingende vereisten als wat het bijbehorende nalevingssysteem betreft. Om de directe nalevingskosten voor kmo’s verder te beperken, bevat het voorstel aanvullende, minder strenge vereisten ten opzichte van de voorkeursoptie. Deze aanvullende, mindere strenge vereisten worden verder beschreven in punt 6.2. Met name micro- en kleine ondernemingen en installaties die kunststofpellets verwerken in hoeveelheden van minder dan 1 000 ton per jaar zullen een eigen verklaring moeten indienen om aan te tonen dat zij aan de vereisten voldoen en hoeven niet gecertificeerd te worden. Dankzij deze aanvullende maatregelen zullen de administratieve kosten van de voorkeursoptie met 24,6 miljoen EUR dalen (van 44 miljoen EUR naar 19,4 miljoen EUR) en de nalevingskosten met 16,9 miljoen EUR (van 332-447 miljoen EUR naar 315-430 miljoen EUR). De som van deze extra daling van de kosten van 41,5 miljoen EUR zou ongeveer 10 % van de totale nettokosten bedragen, zoals die voor de voorkeursoptie zijn berekend (van 376-491 miljoen EUR naar 334-450 miljoen EUR). Voor micro- en kleine ondernemingen komt de extra daling overeen met bijna 15 % van de nettokosten.

Het is moeilijk in te schatten welk effect deze aanvullende, minder strenge vereisten zullen hebben op de vermindering van het verlies van pellets. Het is waarschijnlijk dat de aanvullende, minder strenge vereisten zullen leiden tot een toename van het verlies van pellets. Uitgaande van een stijging van het verlies van pellets met 10 % zouden met deze aanvullende, minder strenge vereisten jaarlijks ongeveer 2 500 tot 14 000 ton meer pellets verloren gaan ten opzichte van de voorkeursoptie.

Grondrechten

De voorkeursbeleidsoptie is in overeenstemming met artikel 37 van het Handvest van de grondrechten, op basis waarvan de EU zorg moet dragen voor een hoog niveau van milieubescherming en een verbetering van de kwaliteit van het milieu.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Voor de uitvoering van het voorstel zijn geen nieuwe of aanzienlijke begrotingstoewijzingen nodig. Er kunnen adviesinitiatieven worden opgestart als onderdeel van de InvestEU-advieshub om kmo’s te helpen aan de vereisten te voldoen, ook in samenwerking met het Enterprise Europe Network. De Commissie zal rekening houden met de behoefte aan ondersteunende diensten en onderzoeken.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Om de drie jaar moeten de lidstaten gegevens verstrekken aan de Commissie over de door certificeerders opgestelde kennisgevingen betreffende de afgegeven certificaten. Om de prestaties beter te kunnen afzetten tegen de algemene doelstelling van de Commissie om het verlies van pellets tegen 2030 met 30 % te verminderen, is bovendien een algemeen gevalideerde raming van het totale verlies nodig. Er is een eerste raming opgesteld voor de begeleidende effectbeoordeling, maar er is meer werk nodig om dit de komende jaren uit te breiden. Dit zal verder worden versterkt door de gestandaardiseerde meetmethode en de rapportageverplichting in het kader van Reach. De belanghebbenden zijn het grotendeels eens met een systeem om het verlies te monitoren en er verslag over uit te brengen.

6 Artikelsgewijze toelichting

6.1. Doel en toepassingsgebied van het voorstel

In artikel 1 wordt het onderwerp van het voorstel beschreven, namelijk verplichtingen inzake de hantering van kunststofpellets in alle stadia van de toeleveringsketen om verliezen te voorkomen. Artikel 1 legt ook het toepassingsgebied vast, namelijk alle marktdeelnemers die betrokken zijn bij de hantering van kunststofpellets in de Unie in hoeveelheden van meer dan vijf ton per jaar, en vervoerders uit de EU en daarbuiten die kunststofpellets in de Unie vervoeren.

6.2 Algemene verplichtingen en vereisten

Ongeacht de hanteringsvereisten in deze verordening, die binnen achttien maanden na de inwerkingtreding ervan moeten worden uitgevoerd, stelt artikel 3 een algemene verplichting vast voor marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU om verliezen te voorkomen. Deze verplichting geldt vanaf het moment dat de verordening in werking treedt. Om de nationale bevoegde autoriteiten in staat te stellen de nalevingscontroles op efficiënte wijze uit te voeren, moeten de marktdeelnemers en EU-vervoerders hen bovendien informeren over activiteiten waarbij zij kunststofpellets hanteren. In artikel 4 worden marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU verplicht om binnen achttien maanden na de inwerkingtreding van deze verordening te voldoen aan de in deze verordening vastgestelde vereisten. Zij worden ook verplicht actie te ondernemen met inachtneming van de onderstaande prioriteitsvolgorde: het voorkomen van het morsen van pellets uit hun primaire houder; het insluiten van gemorste pellets zodat zij niet verloren gaan in het milieu en, als laatste optie, het opruimen van gemorste of verloren pellets.

In artikel 5 worden de vereisten beschreven waaraan moet worden voldaan. Die zijn gebaseerd op het door de industrie opgezette Operation Clean Sweep®-programma (OCS) en de niet-bindende aanbeveling die is vastgesteld door de partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Ospar)16. Het gaat om de volgende vereisten:

voor marktdeelnemers die installaties exploiteren waar kunststofpellets worden gehanteerd: het opstellen, uitvoeren en actueel houden van een risicobeoordelingsplan in overeenstemming met bijlage I;

voor marktdeelnemers die installaties exploiteren waar kunststofpellets worden gehanteerd: het versturen van hun risicobeoordelingsplan naar de bevoegde autoriteiten, samen met een eigen verklaring van overeenstemming die is opgesteld volgens het modelformulier in bijlage II;

voor vervoerders uit de EU en daarbuiten: het uitvoeren van bepaalde maatregelen in overeenstemming met bijlage III;

voor installaties en vervoerders uit de EU: het opleiden van hun personeel;

voor installaties en vervoerders uit de EU: het monitoren en registeren van hun relevante uitvoeringsmaatregelen, waaronder, indien van toepassing, het nemen van corrigerende maatregelen, en van de geraamde hoeveelheden verloren pellets, alsook het aanpakken van significante incidenten en ongevallen met kunststofpellets;

voor marktdeelnemers die middelgrote en grote ondernemingen zijn met installaties die kunststofpellets verwerken in hoeveelheden van meer dan 1 000 ton per jaar: het uitvoeren van een jaarlijkse interne beoordeling naast de aanvullende maatregelen in het risicobeoordelingsplan, in overeenstemming met bijlage 1;

voor marktdeelnemers die middelgrote en grote ondernemingen zijn met installaties die kunststofpellets verwerken in hoeveelheden van meer dan 1 000 ton per jaar: het verkrijgen van een certificaat overeenkomstig het modelformulier in bijlage 3.

Om de gevolgen voor kmo’s verder te verzachten, bevat het voorstel aanvullende, minder strenge vereisten voor hun installaties dan de vereisten die zijn opgenomen in de voorkeursoptie. Deze vereisten zien er als volgt uit voor micro- en kleine ondernemingen en voor installaties die kunststofpellets verwerken in hoeveelheden van minder dan 1 000 ton per jaar:

- geen verplichting tot certificering door derden, maar een eigen verklaring van conformiteit, evenals een langere geldigheid van de eigen verklaring (vijf jaar);

- geen verplichting tot het uitvoeren van interne beoordelingen;

- geen verplichting tot het beoordelen van de naleving tijdens formele managementvergaderingen; en

- geen verplichting tot het uitwerken van een bewustmakings- en opleidingsprogramma.

In artikel 4 worden marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU verplicht om binnen achttien maanden na de inwerkingtreding van deze verordening te voldoen aan de in deze verordening vastgestelde vereisten. Zij worden ook verplicht actie te ondernemen met inachtneming van de onderstaande prioriteitsvolgorde: het voorkomen van het morsen van pellets uit hun primaire houder; het insluiten van gemorste pellets zodat zij niet verloren gaan in het milieu en, als laatste optie, het opruimen van gemorste of verloren pellets.

Marktdeelnemers die middelgrote ondernemingen zijn met installaties die kunststofpellets verwerken in hoeveelheden van meer dan 1 000 ton per jaar, moeten aan de volgende, minder strenge vereiste voldoen:

- certificering met een langere overgangsperiode dan voor grote ondernemingen vóór de eerste certificering (36 maanden in plaats van 24) en een langere geldigheid van het certificaat (vier jaar in plaats van drie).

Op vergelijkbare wijze gelden er specifieke vereisten voor vervoerders van kunststofpellets uit de EU en daarbuiten, rekening houdend met de specifieke kenmerken van hun activiteiten met betrekking tot pellets.

6.3 Nalevingssysteem

In artikel 5 worden de verplichtingen beschreven met betrekking tot de locatiegebonden certificeringen om de nalevingscontroles door de nationale bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken. Certificeringen (die resulteren in conformiteitscertificaten zoals beschreven in artikel 5) worden geleidelijk ingevoerd over een bepaalde periode. Het model van het conformiteitscertificaat is opgenomen in bijlage II. Certificeerders moeten natuurlijke of rechtspersonen zijn, of verenigingen of groepen van dergelijke personen, die een vergunning hebben om verificaties en valideringen uit te voeren in overeenstemming met de EMAS-verordening, of officieel geaccrediteerde instanties zonder belangenconflicten en met de vereiste deskundigheid, uitrusting en infrastructuur. Artikel 7 bevat bepalingen waaraan de certificeerders moeten voldoen om door de lidstaten te kunnen worden geaccrediteerd. Bij de beoordeling van de conformiteit voeren certificeerders steekproeven uit. Nadat de certificeerders een certificaat hebben afgegeven, moeten zij dit melden aan de bevoegde autoriteit, die hierover een register moet bijhouden. Ten behoeve van de transparantie moet dit register openbaar toegankelijk zijn op een website.

Overeenkomstig artikel 6 worden marktdeelnemers die in het communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (“EMAS”) zijn geregistreerd, geacht aan de eisen te voldoen en zijn zij daarom vrijgesteld van de verplichting om een certificaat te verkrijgen en kennis te geven van de verlengingen van het risicobeoordelingsplan en de eigen verklaring van conformiteit overeenkomstig deze verordening.

Indien van toepassing moeten marktdeelnemers de bevoegde autoriteit in kennis stellen van hun eigen verklaringen van conformiteit. De bevoegde autoriteiten moeten hierover een register bijhouden, dat ten behoeve van de transparantie openbaar toegankelijk moet zijn op een website.

6.4 Handhavingsbepalingen

In artikel 8 is bepaald dat het de verantwoordelijkheid van de nationale bevoegde autoriteiten is om te controleren of marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU de vereisten en regels van de verordening naleven. Van hen wordt verwacht dat zij milieu-inspecties of andere controles uitvoeren, waarbij zij rekening houden met de informatie van de certificeerders en de marktdeelnemers (eigen verklaringen, risicobeoordelingsplannen) en dat zij de klachten behandelen die door natuurlijke of rechtspersonen of organisaties overeenkomstig artikel 14 zijn ingediend. Artikel 8 bevat ook rapportageverplichtingen voor de lidstaten, namelijk de indiening om de drie jaar van een verslag over de uitvoering van deze verordening bij de Commissie.

Artikel 4 geeft de nationale bevoegde autoriteiten het recht om van marktdeelnemers te verlangen dat zij aanvullende maatregelen treffen wanneer de in de plannen vastgestelde en uitgevoerde maatregelen ontoereikend worden geacht. Krachtens artikel 9 zijn zij gemachtigd om aan marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU alle passende follow-upmaatregelen op te leggen in geval van ernstige incidenten en ongevallen. In artikel 10 is bepaald dat wanneer niet-naleving van deze verordening een direct gevaar voor de menselijke gezondheid of significante nadelige gevolgen voor het milieu oplevert, de bevoegde autoriteiten over de mogelijkheid moeten beschikken om de activiteiten op te schorten. De onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden worden gedefinieerd in artikel 11. Wat inbreuken betreft, bevat artikel 15 een reeks verplichtingen die de lidstaten moeten naleven bij de vaststelling van hun sanctieregeling.

Artikel 16 betreffende schadeloosstelling heeft tot doel ervoor te zorgen dat, wanneer schade aan de gezondheid geheel of gedeeltelijk is toegebracht als gevolg van een schending van deze verordening, de getroffen personen vergoeding van die schade kunnen eisen en verkrijgen van de natuurlijke personen of rechtspersonen en, in voorkomend geval, van de betrokken bevoegde autoriteiten die voor de schending verantwoordelijk zijn.

Artikel 17 regelt de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie. De regels voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen worden beschreven in artikel 18.

6.5 Ondersteuning voor kmo’s

Artikel 12 is bedoeld om ervoor te zorgen dat er initiatieven worden genomen om kmo’s in de toeleveringsketen van pellets te helpen de verordening uit te voeren. De Commissie moet met name bewustmakings- en opleidingsmateriaal uitwerken over de correcte uitvoering van de in deze verordening vastgestelde vereisten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat deze ondernemingen toegang krijgen tot informatie en ondersteuning met betrekking tot de naleving van de verordening. Zonder afbreuk te doen aan de toepasselijke regels inzake staatssteun kan de ondersteuning van de lidstaten de vorm aannemen van: financiële steun; toegang tot financiering; gespecialiseerde opleidingen voor managers en personeel; en organisatorische en technische bijstand.

6.6 Gestandaardiseerde methode

Hoewel het verlies van pellets waarneembaar is, wordt het niet routinematig gemeten. De rapportageverplichting in het kader van Reach om het verlies van pellets op jaarbasis te ramen, zal helpen om meer informatie over het verlies van pellets te verzamelen. Deze verplichting voorziet echter niet in een methode om het verlies van pellets te meten. Krachtens artikel 13 is de Commissie verplicht om de Europese normalisatieorganisaties te verzoeken een norm op te stellen voor het ramen van de hoeveelheden pellets die verloren gaan in het milieu.