Reactie van: Dr. Eric T Ferguson bij: Wijziging van artikel 13 Grondwet - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Officiële titel | [Reactie] Wijziging van artikel 13 Grondwet |
---|---|
Documentdatum | 10-10-2012 |
Publicatiedatum | 21-02-2018 |
Van | Dr. Eric T Ferguson |
Vraag1 Wat vindt u van dit voorstel tot aanpassing van artikel 13 Grondwet?
U wordt verzocht aan te geven op welke onderdelen van het wetsvoorstel of de memorie van toelichting uw reactie betrekking heeft.
Ad lid 1. De uitbreiding van het briefgeheim (oud lid 1) en telefoon- en telegraaf-geheim (oud lid 2) naar alle brief- en telecommunicatiegeheim is een uitstekende stap.
De oude tekst “is onschendbaar” is sterker dan de nieuwe “heeft recht op eerbiediging”, die kan leiden tot discussie over de betekenis van ”recht” en “eerbiediging”. De oude tekst verdient de voorkeur.
Twee verdere uitbreidingen zijn nodig.
-
A.“alle afluisteren van gesprekken met behulp van technische hulpmiddelen is verboden”. Afluisteren op grote afstand met moderne technische middelen (afluistermicrofoons; waarneming van trillingen van ruiten, liplezen met telescopen, enz.) is immers eveneens een inbreuk op het communicatiegeheim.
-
B.Alle opslag van communicatie is verboden (behalve door afzender en geadresseerde), behoudens technisch noodzakelijke opslag, en behoudens rechterlijke last (lid 2 is dan van analoge toepassing). Dat kan eenvoudig worden bereikt door lid 1 uit te breiden met "Elke opslag van communicatie zonder opdracht van de afzender of de geadresseerde is een inbreuk op dat geheim." Die uitzondering verhelpt ook het probleem dat voor electronische communicatie tijdelijke opslag noodzakelijk is. Wie een bericht electronisch verzendt geeft impliciet opdracht tot de technisch noodzakelijke opslag. Lid 2 blijft van overeenkomstige toepassing.
Bepaling B beschermt tegen het ernstige risico, dat opgeslagen informatie op een willekeurig later moment alsnog (al dan niet op wettelijke gronden) door onbevoegden kan worden ingezien.
Lid 2, eerste deel, is nodig. De oude tekst “op last van de rechter” was beter. Dan blijft voor elk geval een aparte uitspraak vereist. De nieuwe “met machtiging van de rechter” geeft te veel ruimte aan brede en langdurige machtigingen, en dat kan leiden tot een structurele bevoegdheid. De oude tekst moet worden hersteld.
Ad lid 2, tweede deel. Deze beperking van deze rechten door ministerieel besluit is zeer ongewenst. Het is een fundamentele aantasting van onze grondrechten, aangezien er geen enkele toetsing mogelijk is van de gestelde voorwaarde "in het belang van de nationale veiligheid".
Dit deel van lid 2 moet vervallen. Laat elke minister die deze uitzondering wenst te gebruiken hiervoor een uitspraak van de rechter vragen, op grond van het ingekorte lid 2. Die rechter toetst dan of de gevraagde inbreuk op het communicatiegeheim proportioneel is t.o.v. het belang van de nationale veiligheid.
Vraag2 Ziet u meerwaarde in de regelingsopdracht aan de wetgever, zoals die is vervat in het derde lid van het voorgestelde artikel 13? Waarom wel/niet? Zo ja, kunt u een voorbeeld geven van een onderwerp met betrekking tot het brief- en telecommunicatiegeheim dat nader zou moeten worden geregeld in wetgeving?
Lid 3 is overbodig. Elke nadere wettelijke regeling kan artikel 13 uithollen. Moet vervallen.
Vraag3 Wij vragen alle overheidsorganisaties die worden geraakt door artikel 13 Grondwet, bijvoorbeeld omdat zij soms communicatie met een privékarakter inzien met het oog op een goede taakuitoefening, om hieronder hun zienswijze te geven op de gevolgen van dit voorstel voor hun werkwijze.
Deze eenzijdige vraag is onterecht. De vraag dient te worden gesteld aan alle organisaties. Elke instantie (niet alleen de overheid) kan immers problemen verwachten als artikel 13 eisen stelt waaraan moeilijk is te voldoen, of leidt tot hinder bij het normale bedrijf van de instantie.