Nota naar aanleiding van het verslag - Wijziging van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies in verband met actualisering van enkele bepalingen ten behoeve van een betere aansluiting op de gewenste en gangbare praktijk, alsook enkele wijzigingen van ondergeschikte aard en herstel van wetstechnische gebreken in andere wetten op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Wijziging van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en enkele andere wetten op het terrein van EZK 20..) - Hoofdinhoud
Deze nota naar aanleiding van het verslag i is onder nr. C toegevoegd aan wetsvoorstel 36588 - Wijziging van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en enkele andere wetten op het terrein van EZK 20.. i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies in verband met actualisering van enkele bepalingen ten behoeve van een betere aansluiting op de gewenste en gangbare praktijk, alsook enkele wijzigingen van ondergeschikte aard en herstel van wetstechnische gebreken in andere wetten op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Wijziging van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en enkele andere wetten op het terrein van EZK 20..); Nota naar aanleiding van het verslag |
---|---|
Documentdatum | 21-03-2025 |
Publicatiedatum | 21-03-2025 |
Nummer | KST36588C |
Kenmerk | 36588, nr. C |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
36 588 |
Wijziging van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies in verband met actualisering van enkele bepalingen ten behoeve van een betere aansluiting op de gewenste en gangbare praktijk, alsook enkele wijzigingen van ondergeschikte aard en herstel van wetstechnische gebreken in andere wetten op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Wijziging van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en enkele andere wetten op het terrein van EZK 20..) |
C |
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 20 maart 2025 I. Inleiding De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Economische Zaken/Klimaat en Groene Groei van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Hieronder worden de vragen beantwoord die gesteld zijn door de leden van de BBB-fractie. II. Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie De leden van de BBB-fractie vragen wat de gevolgen zijn van de uitbreiding van de werking van de e-privacyrichtlijn. Ook vragen zij of een werkgever na deze uitbreiding het internetgebruik nog mag monitoren op het gebruik voor privédoeleinden. Zij vragen de regering hierop om een toelichting. Zij vragen ook of indien deze monitoring met de wijziging beperkt wordt, dit een (nationale) kop op de regelgeving betekent. Zij vragen de regering wat zij kan doen om een (nationale) kop te voorkomen. In de e-privacyrichtlijn is de werking van het communicatiegeheim beperkt tot openbare netwerken en openbare diensten. In het wetsvoorstel is deze beperking weggelaten, zodat het communicatiegeheim ook van toepassing is op niet-openbare netwerken en niet-openbare diensten. Hiervoor bestaat een aantal gronden. Allereest is het communicatiegeheim uitgebreid naar alle netwerken en diensten, omdat het niet wenselijk is dat communicatie via een niet-openbaar netwerk of via een niet-openbare dienst wel door derden zou mogen worden afgeluisterd, afgetapt, opgeslagen, of anderszins zou mogen worden onderschept of gecontroleerd. |
kst-36588-C
ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2025
Ten tweede wordt door de uitbreiding van het communicatiegeheim naar alle netwerken en diensten ook de bestuursrechtelijke handhaving vergemakkelijkt. De toezichthouder hoeft daardoor geen verschil meer te maken tussen openbaar en niet-openbaar en bijvoorbeeld niet aan te tonen dat het netwerk openbaar is. Dat kan in de praktijk lastig zijn als een netwerk zowel voor openbare diensten als voor niet-openbare diensten wordt gebruikt (bijvoorbeeld een netwerk van een niet-telecombedrijf dat deels voor interne communicatie wordt gebruikt en deels ter beschikking wordt gesteld aan een telecombedrijf om er openbare elektronische communicatiediensten mee aan te bieden). Dan moet namelijk op grond van de omschrijving van het begrip openbaar elektronisch communicatienetwerk in de Telecommunicatiewet worden bepaald of het netwerk al dan niet hoofdzakelijk voor de openbare diensten wordt gebruikt. Immers op basis van bedoelde omschrijving in de Telecommunicatiewet zijn alleen netwerken die hoofdzakelijk of geheel worden gebruikt voor het leveren van openbare diensten, openbaar. Bij de in het wetsvoorstel voorgestelde bepaling kan de kwalificatie van het netwerk achterwege blijven.
Ten derde is de uitbreiding van het communicatiegeheim (de opheffing van het verschil tussen openbaar en niet-openbaar) gelegen in de wens de bestuursrechtelijke handhaving van de bepaling in de Telecommunicatiewet aan te laten sluiten bij artikel 139c van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van die bepaling wordt het «inbreken» in elektronische communicatie, dat wil zeggen het opzettelijk en wederrechtelijk met een technisch hulpmiddel aftappen of opnemen van gegevens die worden verwerkt of worden overgedragen door middel van telecommunicatie of door middel van een geautomatiseerd netwerk, strafbaar gesteld. In artikel 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt ook geen onderscheid gemaakt tussen openbaar en niet-openbaar.
Voor wat betreft het monitoren door werkgevers van internetverkeer van werknemers wordt tot slot het volgende opgemerkt. Het uitbreiden van het communicatiegeheim tot niet-openbare netwerken en diensten heeft geen gevolgen voor de voorwaarden waaronder werkgevers het internetgedrag van werknemers kunnen monitoren. Wanneer een werknemer in het kader van het werk aan het internetten is, gebeurt dit in de regel door gebruik te maken van een door de werkgever ingekochte openbare elektronische communicatiedienst die wordt geleverd via een openbaar elektronisch communicatienetwerk. Het gebruik van de internettoegangs-dienst valt daarmee - en dit is al geruime tijd zo - onder de werking van artikel 5, eerste lid, van de e-privacyrichtlijn, alwaar het communicatiegeheim is vastgelegd.
De Minister van Economische Zaken,
D.S. Beljaarts
Eerste Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 36 588, C
2
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.