Brief van de minister van KGG over de baten van opgewekte elektriciteit van huishoudens - Wijziging van enkele wetten ter uitvoering van de beëindiging van de salderingsregeling voor elektriciteit en enkele technische wijzigingen - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. I toegevoegd aan wetsvoorstel 36611 - Wijziging van enkele wetten ter uitvoering van de beëindiging van de salderingsregeling voor elektriciteit en enkele technische wijzigingen i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van enkele wetten ter uitvoering van de beëindiging van de salderingsregeling voor elektriciteit en enkele technische wijzigingen; Brief van de minister van KGG over de baten van opgewekte elektriciteit van huishoudens |
---|---|
Documentdatum | 13-12-2024 |
Publicatiedatum | 13-12-2024 |
Nummer | KST1175206 |
Kenmerk | 36611, nr. I |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
36 611 Wijziging van enkele wetten ter uitvoering van de beëindiging van de salderingsregeling voor elektriciteit en enkele technische wijzigingen
I BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 13 december 2024
Op 10 december jl. vond de plenaire behandeling van het wetsvoorstel voor beëindiging van de salderingsregeling plaats in de Eerste Kamer. Het lid Crone (GroenLinks-PvdA) stelde in de tweede termijn een verduidelijkende vervolgvraag in relatie tot zijn motie met betrekking tot de baten van opgewekte elektriciteit van huishoudens. In deze brief gaat het kabinet daar nader op in.
Het lid Crone vroeg bij wie de baten van de lagere prijs voor elektriciteit ten gevolge van zelfopgewekte hernieuwbare elektriciteit vanaf 2027 terechtkomen.
Hierbij is met name de vraag of er sprake is van waarde voor de leveranciers ten aanzien van teruggeleverde elektriciteit van klanten met zonnepanelen en zo ja, aan wie deze baten (uiteindelijk) ten goede komen.
Het wetsvoorstel voorziet reeds in een bepaling die borgt dat actieve afnemers voor zelfopgewekte hernieuwbare elektriciteit een redelijke vergoeding ontvangen die mede rekening moet houden met het voordeel dat de marktdeelnemer (in dit geval de energieleverancier) hieraan ontleent. Uit artikel 2.34, zevende lid, onderdeel a van de Energiewet volgt immers dat een vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit niet redelijk is indien die vergoeding onevenredig laag is gezien de kosten en baten van de marktdeelnemer.
De marktprijs komt tot stand op basis van het aanbod en de vraag van de gehele markt. De prijs op de groothandelsmarkt wordt beïnvloed als actieve afnemers opgewekte hernieuwbare elektriciteit terugleveren. In een systeem waar het aanbod stijgt relatief tot de vraag, daalt de prijs voor iedereen; de eigenaar van het productiemiddel (in dit geval de zonnepanelen) ontvangt de marginale vergoeding en niet een surplus van wat de stroom waard zou zijn geweest indien die productiecapaciteit er niet was. Een dergelijke vorm van subsidiering aan de eigenaar van het productiemiddel bovenop de marktwaarde acht het kabinet niet wenselijk.
Zoals benoemd in de nota naar aanleiding van het verslag profiteren alle afnemers van elektriciteit, dus ook burgers met zonnepanelen die elektriciteit afnemen van een energieleverancier, van een lagere prijs voor elektriciteit. De inkoopprijs voor energiebedrijven, waaronder die van aan hen teruggeleverde zonnestroom, wordt verdisconteerd in de leveringstarieven van energiebedrijven aan hun klanten die elektriciteit afnemen. Als zij dat niet doen prijzen ze zichzelf op den duur uit de markt.
Om deze reden heeft het kabinet de door het lid Crone ingediende motie, die verzocht om een wijziging om het voordeel te doen toekomen aan actieve afnemers, ook ontraden. De desbetreffende baten zijn al in de redelijke vergoeding verwerkt en komen verder via het leveringstarief bij iedereen, dus ook zonnepaneelbezitters, terecht.
Sophie Hermans
Minister van Klimaat en Groene Groei
2