Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van BZ over de uitvoering van de motie Karimi c.s. over ernstige en systematische schendingen van de mensenrechten in Iran - Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2023 - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. M toegevoegd aan wetsvoorstel 36200 V - Vaststelling begroting Buitenlandse Zaken 2023 i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2023; Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van BZ over de uitvoering van de motie Karimi c.s. over ernstige en systematische schendingen van de mensenrechten in Iran |
---|---|
Documentdatum | 13-12-2024 |
Publicatiedatum | 13-12-2024 |
Nummer | KST1175166 |
Kenmerk | 36200 V, nr. M |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
36 200 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van
Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2023
M VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 december 2024
De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp1 hadden kennisgenomen van de brief2 van de minister van Buitenlandse Zaken van 1 juli 2024 in beantwoording op de brief met nadere vragen van de commissie van 27 maart 2024 over de uitvoering van de motie Karimi c.s. over ernstige en systematische schendingen van de mensenrechten in Iran3.
Naar aanleiding hiervan is op 2 oktober 2024 een brief gestuurd aan de minister van Buitenlandse Zaken.
De minister heeft op 5 november 2024 een uitstelbericht gestuurd en op 12 december 2024 inhoudelijk gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp,
Van Luijk
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSHULP
Aan de minister van Buitenlandse Zaken Den Haag, 2 oktober 2024
De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp (BDO) hebben kennisgenomen van uw brief4 van 1 juli 2024 in beantwoording op de brief met nadere vragen van de commissie van 27 maart 2024 over de uitvoering van de motie Karimi c.s. over ernstige en systematische schendingen van de mensenrechten in Iran5. De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, D66,
SP, ChristenUnie, Partij voor de Dieren, JA21, Volt en OPNL hebben naar aanleiding hiervan nog nadere vragen en opmerkingen. De leden van de BBB-fractie sluiten zich graag bij deze vragen aan.
De strekking van de motie is volgens deze leden glashelder: de Kamer heeft in grote meerderheid uitgesproken dat ze van mening is dat Nederland een proactief beleid om internationaal strafrechtelijke vervolging van de het Iraanse regime mogelijk te maken, en heeft de regering verzocht om de mogelijkheden die het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie ICERD biedt te benutten, om het Iraanse regime - dat verantwoordelijk is voor ernstige, systematische en voortdurende schendingen van de rechten van etnische en religieuze minderheden, vrouwen, meisjes en misdaden tegen de menselijkheid - aansprakelijk te stellen. In een proactief beleid moeten alle internationaalrechtelijke instrumenten worden ingezet.
In eerdere reacties van uw voorgangers is steeds de nadruk gelegd op de beperkingen en obstakels die zouden verhinderen dat actie wordt ondernomen in het kader van Internationaal strafhof dan wel internationale verdragen als ICERD. Echter, het rapport6 van de VN Fact-Finding Mission (FFM) laat geen ruimte voor twijfel: het documenteert een patroon van ernstige mensenrechtenschendingen door de Iraanse staat sinds de protesten op 16 september 2022, die onder de categorie van misdaden tegen de menselijkheid kunnen worden geschaard.
De vastgelegde schendingen omvatten onder meer:
Q Onwettige doden en buitengerechtelijke executies: Mensen werden zonder juridische rechtvaardiging gedood.
Q Disproportioneel gebruik van geweld: Er werd excessief geweld gebruikt tegen vreedzame demonstranten.
Q Willekeurige arrestaties en martelingen: Gevangenen worden zonder geldige reden gearresteerd en onderworpen aan wrede behandeling.
Q Verkrachting en seksueel geweld: Seksueel geweld werd systematisch ingezet als een middel van onderdrukking.
Q Gedwongen verdwijningen en gendergerelateerde vervolging: Vrouwen, meisjes en andere gemarginaliseerde groepen worden op grote schaal vervolgd.
Deze schendingen grijpen tevens terug op bredere vormen van discriminatie op basis van etniciteit en religie, waardoor specifieke groepen binnen de Iraanse samenleving onevenredig zwaar zijn getroffen, aldus het rapport.
De Fact-Finding Mission benadrukt met klem het belang van verantwoording, zowel nationaal als internationaal. Dit vraagt om concrete acties op verschillende niveaus:
-
1.Nationaal: Iran moet verantwoording afleggen over de gepleegde misdaden.
-
2.Internationaal: Andere landen worden aangespoord om universele jurisdictie te gebruiken om deze misdaden te vervolgen, waarbij nationale grenzen worden overstegen.
-
3.Reparaties voor slachtoffers: Slachtoffers moeten recht hebben op herstelmaatregelen, zoals compensatie, rehabilitatie en garanties dat dergelijke schendingen niet opnieuw plaatsvinden.
Nederland, als een land dat actief bijdroeg aan de oprichting en verlenging van het mandaat van de Fact-Finding Mission, heeft een bijzondere verantwoordelijkheid om deze krachtige oproep tot verantwoording om te zetten in daden. Het is volgens deze leden niet voldoende om rapporten te publiceren zonder concrete actie te ondernemen. In april 2024 publiceerde Amnesty International het rapport "Don't let them kill us": Iran's Relentless Execution Crisis since the 2022 Uprising7, dat laat zien hoe Iraanse autoriteiten de doodstraf steeds meer gebruiken om mensen angst te jagen. In 2023 alleen al werden 853 executies voltrokken.
Kortom, welke concrete stappen gaat u zetten om de daders en de politieke verantwoordelijken voor de misdaden tegen de menselijkheid in Iran internationaalrechtelijk ter verantwoording te roepen en ervoor te zorgen dat de motie Karimi c.s. in zijn geheel wordt uitgevoerd? Zoals de Koning in de Troonrede benadrukte gaan deze leden ervan uit dat uw inzet zal zijn “wat wel kan."
De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp (BDO) zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vier weken na dagtekening van deze brief.
Koen Petersen
Voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp
7 Amnesty International. '“Don't let them kill us": Iran's relentless execution crisis since the 2022 uprising', MDE 13/7869/2024, April 2024.
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaat Den Haag, 5 november 2024
Middels deze brief wil ik u op de hoogte brengen dat de beantwoording van uw brief met hierin nadere vragen over de uitvoering van de motie Karimi c.s. over ernstige en systematische schendingen van de mensenrechten in Iran, gesteld door de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, D66, SP, ChristenUnie, Partij voor de Dieren, JA21, Volt, OPNL en BBB niet binnen de termijn van vier weken die u heeft gesteld zal plaatsvinden. Dit gezien de complexiteit van de gestelde vragen. Het streven is zo spoedig mogelijk een reactie aan uw Kamer te sturen.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Caspar Veldkamp
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaat Den Haag, 12 december 2024
In uw brief van 2 oktober 2024 vraagt u naar concrete stappen die ik zal zetten om de daders en politieke verantwoordelijken voor de misdrijven tegen de menselijkheid in Iran internationaalrechtelijk ter verantwoording te roepen en ervoor te zorgen dat de motie Karimi c.s. in zijn geheel wordt uitgevoerd.
Op 1 juli 2024 schreef toenmalig minister van Buitenlandse Zaken uw Kamer over de mogelijkheden tot aansprakelijkstelling onder het Internationaal verdrag inzake uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (ICERD). De ontwrichtende rol van Iran in de regio en de mensonterende situatie in het land zelf blijven voor het kabinet een groot punt van zorg. Zoals in voornoemde brief toegelicht, biedt het rapport van de Fact-Finding Mission (FFM) over Iran d.d. 27 april 2024 evenwel te weinig aanknopingspunten voor een succesvolle aansprakelijkstelling onder het ICERD. Weliswaar hebben de door Iran getroffen maatregelen sommige etnische groepen buitensporig getroffen, maar er is geen bewijs voor een discriminatoir oogmerk van de maatregelen. Dat laatste is vereist om te kunnen stellen dat er sprake is van rassendiscriminatie in de zin van het ICERD.
Het FFM rapport biedt aanwijzingen dat de Iraanse overheid misdrijven tegen de menselijkheid heeft gepleegd. Een succesvolle aansprakelijkstelling voor deze misdrijven door Nederland, is echter niet mogelijk omdat er geen rechtsmiddel beschikbaar is dat Nederland zou kunnen inzetten. Tussen Nederland en Iran geldt geen verdrag dat misdrijven tegen de menselijkheid verbiedt, van toepassing is op de situatie in Iran, en een geschillenbeslechtingsbepaling bevat. Er is dus geen mogelijkheid een geschil hierover voor te leggen aan een internationaal hof of tribunaal.
Bovenstaande betekent niet dat Iran zonder repercussies misdrijven tegen de menselijkheid kan begaan. Zoals opgenomen in het regeerprogramma, spreekt dit kabinet zich uit en onderneemt het actie tegen de schendingen van mensenrechten in Iran. Dit doet Nederland bij voorkeur samen met gelijkgezinde landen.
Sinds de gewelddadige onderdrukking van de grootschalige protesten in Iran vanaf september 2022 zijn er - mede dankzij de Nederlandse inzet - tien EU sanctiepakketten aangenomen onder het mensenrechtensanctieregime. Het kabinet blijft zich actief inzetten voor het sanctioneren van individuen en entiteiten die mensenrechten schenden in Iran en elders ter wereld.
Het is mede met dank aan de actieve Nederlandse inzet dat het mandaat van de FactFinding Mission in de VN-Mensenrechtenraad tot stand is gekomen. Nederland heeft zich actief ingezet voor de succesvolle verlenging van het mandaat van de VN-Speciaal Rapporteur voor Iran en het mandaat van FFM. Door deze verlenging - met overweldigde steun aangenomen - kon ook het afgelopen jaar bewijs vergaard worden van mensenrechtenschendingen in Iran, wat een essentiële stap is om het afleggen van verantwoording van mensenrechten-schendingen (in de toekomst) mogelijk te maken.
Nederland zal zich er ook in 2025 voor inzetten dat de mandaten van de Speciaal Rapporteur en de FFM worden verlengd, en blijft zoeken naar andere manieren de mensenrechtensituatie in Iran te verbeteren.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Caspar Veldkamp
6
Samenstelling:
Oplaat (BBB), Croll (BBB), Marquart Scholtz (BBB), Goossen (BBB), Van Gasteren (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD) (voorzitter), Vogels (VVD), Van Ballekom (VVD), Van Toorenburg (CDA), Prins (CDA), Belhirch (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Koffeman (PvdD), Van Bijsterveld (JA21), Van Apeldoorn (SP), Huizinga-Heringa (CU) (1e ondervoorzitter), Dessing (FVD) (2 ondervoorzitter), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2023-2024, 36200 V, L.
Kamerstukken I, 2023-2024, 36200 V, J.
Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2023-2024, 36200 V, L.
Kamerstukken I, 2023-2024, 36200 V, J.
A/HRC/55/CRP.1: Detailed findings of the independent international fact-finding mission on the Islamic Republic of Iran.