Wijziging van de Regeling financiële markten BES 2012 ter verhoging bijkantoorgrenzen kredietinstellingen en verzekeraars en vrijstelling grote posities - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Documentdatum | 10-12-2024 |
---|---|
Publicatiedatum | 12-12-2024 |
Externe link | originele PDF |
Originele document in PDF |
Wijziging bijkantoorgrenzen kredietinstellingen en verzekeraars en vrijstelling grote posities BES
Regeling van de Minister van Financiën van
2025-0000000000, directie Financiële Markten, tot wijziging van de Regeling financiële markten BES 2012 (verhoging bijkantoorgrenzen kredietinstellingen en verzekeraars en vrijstelling grote posities)
DE MINISTER VAN FINANCIËN,
Gelet op artikel 1:26 van de Wet financiële markten BES en artikel 2:17 van het Besluit financiële markten BES;
BESLUIT:
De Regeling financiële markten BES 2012 wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1:5 komt te luiden:
Artikel 1:5 (vrijstelling grote posities)
Voor de volgende grote posities geldt een vrijstelling van de verplichting in artikel 4:19, eerste en tweede lid, van het besluit:
-
a.actiefposten die vorderingen vertegenwoordigen op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
-
b.actiefposten die vorderingen vertegenwoordigen op de Staat der Nederlanden, het land Aruba, het land Curagao of het land Sint Maarten;
-
c.actiefposten die vorderingen vertegenwoordigen op buitenlandse overheden, mits daarvoor voorafgaand toestemming van de Nederlandsche Bank is verkregen;
-
d.actiefposten die vorderingen vertegenwoordigen die uitdrukkelijk zijn gegarandeerd door de in de onderdelen a en b bedoelde rechtspersonen;
-
e.actiefposten en andere blootstellingen die volledig zijn gedekt met zekerheden in de vorm van deposito's in contanten of van effecten genoteerd aan een erkende effectenbeurs als bedoeld in artikel 2.7, met dien verstande dat de blootstelling ten hoogste 70 procent van de gemiddelde marktwaarde van die effecten gedurende de laatste twaalf maanden bedraagt;
-
f.interbancaire blootstellingen met een resterende looptijd van ten hoogste zes maanden;
-
g.intragroep blootstellingen.
B
Artikel 2:1 wordt gewijzigd als volgt:
-
1.In het eerste lid wordt 'USD 90 miljoen' vervangen door 'USD 600 miljoen'.
-
2.In het tweede lid wordt 'USD 5 miljoen' vervangen door 'USD 35 miljoen'.
Deze regeling treedt in werking met ingang van [1 april 2025].
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. DE MINISTER VAN FINANCIËN,
TOELICHTING
Algemeen
-
1.Inleiding
Deze regeling strekt ertoe het regime dat geldt voor bijkantoren in Caribisch Nederland1 van buitenlandse kredietinstellingen en verzekeraars te wijzigen. Van de gelegenheid is bovendien gebruikgemaakt om de grotepostenregeling die tot nog toe was opgenomen in de Regeling AFM en DNB nadere voorschriften Wfm BES en Wwft BES 2012 over te hevelen naar de Regeling financiële markten BES. Hieronder wordt de wijziging van het bijkantorenregime toegelicht. Voor de overheveling van de grotepostenregeling, die meer technisch van aard is, wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel A.
-
2.Bijkantoren van kredietinstellingen en verzekeraars
Het regime dat de toegang voor bijkantoren van buitenlandse kredietinstellingen en verzekeraars regelt, is toe aan een herziening. Op grond van de in 2012 ingevoerde Wet financiële markten BES (Wfm BES) en de daarop gebaseerde regelgeving2 is het kredietinstellingen en verzekeraars met zetel in Curagao of Sint Maarten toegestaan om door middel van bijkantoren actief te zijn in Caribisch Nederland, mits die bijkantoren een kleine omvang hebben.3 Door ook dienstverlening vanuit bijkantoren toe te staan werd destijds aangesloten bij de bestaande marktverhoudingen, die nog de oude marktstructuur van de Nederlandse Antillen reflecteerden. Tegelijkertijd werd vanuit prudentieel oogpunt een voorzichtig en terughoudend beleid gevoerd wat betreft de omvang van de bijkantoren. Inmiddels is gebleken dat juist dit terughoudende beleid onbedoeld een marktverstorend effect dreigt te krijgen, omdat de bijkantoorgrenzen beduidend lager zijn dan de grenzen waarboven het economisch rendabel wordt om een bijkantoor om te vormen naar een zelfstandige rechtspersoon met zetel in Caribisch Nederland.
Huidig regime bijkantoren
Voor de staatskundige hervormingen in 2010 waren hoofdkantoren van kredietinstellingen en verzekeraars meestal gezeteld op Curagao of Sint Maarten en hadden zij kleine, onzelfstandige vestigingen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Eén vergunning van de Bank van de Nederlandse Antillen (de toenmalige toezichthouder) was voldoende om in het gehele gebied van de Nederlandse Antillen actief te kunnen zijn. Na de hervormingen is een situatie ontstaan waarin kredietinstellingen uit de nieuwe landen Curagao en Sint Maarten behalve een vergunning van de Centrale Bank van Curagao (CBCS) voor hun activiteiten in eigen land, nu ook een vergunning van de Nederlandsche Bank (DNB) nodig hebben voor hun bijkantoren in Caribisch Nederland.
Om geen onnodige drempels op te werpen is in de Wfm BES voor bijkantoren voorzien in een bij DNB belegd vereenvoudigd vergunningregime, omdat bijkantoren in Caribisch Nederland uitsluitend zijn toegestaan vanuit in Curagao of Sint Maarten gezetelde kredietinstellingen en verzekeraars die aldaar onder een volledig vergunningregime (inclusief prudentieel toezicht) van CBCS vallen. Het vereenvoudigd regime richt zich voornamelijk op het integriteitstoezicht met betrekking tot de activiteiten van bijkantoren in Caribisch Nederland. Voor het prudentieel toezicht op het bijkantoor wordt uitgegaan van het prudentieel toezicht dat door de CBCS wordt uitgeoefend op het gehele bedrijf van de betrokken kredietinstelling of verzekeraar.4 Omdat bijkantoren geen zelfstandige juridische entiteiten zijn, maar onderdeel vormen van de gezetelde onderneming op Curagao of Sint Maarten, is zelfstandig prudentieel toezicht op zo'n bijkantoor moeilijk (een bijkantoor houdt geen eigen financiële waarborgen aan zoals een minimum vermogen of voldoende solvabiliteit en liquiditeit). Bijkantoren in Caribisch Nederland van kredietinstellingen en verzekeraars met zetel in Curagao of Sint Maarten worden vermoed te voldoen aan de prudentiële eisen van de Wfm BES, zolang de kredietinstelling of verzekeraar in het land van zetel over een vergunning van de CBCS beschikt.5 Belangrijk daarbij is dat het om een vermoeden gaat, niet om een onweerlegbare aanname. Dit betekent dat DNB, indien zij bijvoorbeeld signalen ontvangt die haar aanleiding geven om te twijfelen aan de financiële soliditeit van een kredietinstelling of verzekeraar met zetel in Curagao of Sint Maarten, bevoegd blijft om zich op de hoogte te stellen van de financiële situatie bij die kredietinstelling of verzekeraar en van de mogelijke gevolgen van die situatie voor bijkantoren in Caribisch Nederland. Afhankelijk van haar bevindingen kan DNB maatregelen nemen ter bescherming van de belangen van de klanten van het bijkantoor.
Met dit regime is toentertijd getracht om zoveel mogelijk recht te doen aan de bestaande marktverhoudingen van de kleine plaatselijke markt in Caribisch Nederland en de sterke verwevenheid van de financiële markten in de voormalige Nederlandse Antillen. Het regime voorkomt dubbel toezicht en onnodige (toetredings)barrières. Vanuit microprudentiële overwegingen is voorzichtigheidshalve gekozen om uitsluitend kleine bijkantoren toe te staan, mede omdat Caribisch Nederland geen deel uitmaakt van een interne markt zoals die in de Europese Unie bestaat, met geharmoniseerde toezichtregels, wederzijdse erkenning en toezicht door het land van herkomst. De bijkantoorgrens voor kredietinstellingen is gekoppeld aan de som van de bij het bijkantoor aangehouden betaalrekeningen, spaartegoeden en deposito's en bedraagt momenteel maximaal USD 90 miljoen. De bijkantoorgrens voor verzekeraars is gekoppeld aan de bruto premie-inkomsten die via het bijkantoor zijn ontvangen over het laatst afgesloten boekjaar en bedraagt momenteel maximaal USD 5 miljoen.6 Deze toentertijd al aan de lage kant vastgestelde bijkantoorgrenzen zijn sindsdien nooit geïndexeerd vanwege inflatie of economische groei.
In Caribisch Nederland zijn drie bijkantoren van kredietinstellingen uit Curagao actief, zes bijkantoren van verzekeraars uit Curagao en twee bijkantoren van verzekeraars uit Sint Maarten.7 Een aantal van deze bijkantoren nadert of overschrijdt de bijkantoorgrens in de huidige situatie. Het in stand laten van de huidige lage bijkantoorgrenzen maakt voor deze kredietinstellingen en verzekeraars een keuze tussen 'verdochteren' (het omvormen van het bijkantoor in een zelfstandige rechtspersoon met zetel in Caribisch Nederland) of het beëindigen van de activiteiten van het bijkantoor inmiddels onontkoombaar.
Marktverstoring door huidige bijkantoorgrenzen
Het Ministerie van Financiën en DNB hebben de afgelopen jaren onderzocht wat de consequenties van de in 2012 ingevoerde bijkantoorgrenzen zijn. Uit verschillende gesprekken die de afgelopen jaren met de financiële sector ter plaatse en met DNB zijn gevoerd blijkt dat de bijkantoorgrenzen gezien de kleine lokale markt in Caribisch Nederland8 en de bestaande marktverhoudingen ter plaatse marktverstorend werken.
Dit houdt verband met het feit dat entiteiten pas vanaf een zekere omvang, die overigens ver boven de huidige bijkantoorgrenzen ligt, in staat zijn om zelfstandig aan de wettelijke eisen van de Wfm BES te voldoen. Alleen dan is een rendabel bedrijfsmodel te voeren dat de kosten van een volledige vergunning kan dragen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om kosten om te voldoen aan governance eisen, zelfstandig risicomanagement en prudentiële vereisten. Daarnaast speelt voor een rendabel bedrijfsmodel mee dat de mogelijke winstgevendheid ter plaatse onder druk staat vanwege het beperkte vooruitzicht op schaalvergroting vanwege de kleine lokale markt. Handhaving van de huidige lage bijkantoorgrenzen zou, zo volgt uit de gesprekken met de financiële sector ter plaatse, tot verschraling van het aanbod van dienstverleners in Caribisch Nederland leiden. Dit omdat kredietinstellingen en verzekeraars genoodzaakt zullen zijn om hun aanwezigheid in Caribisch Nederland te heroverwegen. Het zou voor hen niet rendabel zijn om hun bijkantoren bij overschrijding van de huidige bijkantoorgrenzen te verdochteren.
Het ministerie en DNB hebben in hun onderzoek nog bezien of de verplichtingen die het wettelijk kader bij een volledige vergunning met zich brengt verlicht kunnen worden, teneinde omvorming tot een zelfstandige entiteit met volwaardige vergunning eerder rendabel te maken. Geconstateerd is echter dat een dergelijke verlichting niet haalbaar is zonder te zeer af te doen aan het principe dat een zelfstandige onderneming voldoende onafhankelijk en zelfstandig kan opereren.
De huidige lage bijkantoorgrenzen leiden er gezien het voorgaande dus toe dat het aantal kredietinstellingen en verzekeraars dat in Caribisch Nederland actief is via een bijkantoor onder toenemende druk is komen te staan. Dat heeft ongewenste gevolgen voor de markt- en concurrentieverhoudingen en de toegang tot financiële dienstverlening ter plaatse, hetgeen weer van invloed is op het functioneren van de financiële sector in Caribisch Nederland als geheel. Het functioneren van de financiële sector is namelijk afhankelijk van voldoende individuele financiële dienstverleners die tezamen zorgen voor een goed en voldoende groot aanbod van financiële dienstverlening en een goed werkend betalingsverkeer ter plaatse. Daarbij speelt dat dienstverlening door banken en verzekeraars in Caribisch Nederland vanwege de kleine lokale markt ter plaatse overwegend plaatsvindt vanuit bijkantoren van hoofdondernemingen (met zetel in Curagao of Sint Maarten), niet vanuit ter plaatse gezetelde ondernemingen. De aanwezigheid van deze bijkantoren is voor de inwoners van Caribisch Nederland belangrijk. Omdat de digitale dienstverlening en connectiviteit in Caribisch Nederland laag ligt, vormen deze bijkantoren voor de inwoners van Caribisch Nederland vaak de enige mogelijkheid bancaire of verzekeringsdiensten af te nemen. Het afnemen van deze diensten op een ander (nabijgelegen) eiland van het Caribisch deel van het Koninkrijk betekent zeker voor inwoners van de Bovenwindse eilanden een kostbare dagtocht. Tegen deze achtergrond weegt het microprudentiele belang van het hanteren van lage bijkantoorgrenzen niet langer op tegen de risico's daarvan voor de inwoners en de financiële sector in Caraïbisch Nederland. Om die reden wordt met onderhavige regeling voorzien in een verhoging van de bijkantoorgrenzen voor kredietinstellingen en verzekeraars.
Daarbij is overwogen dat deposito's gehouden bij bijkantoren gevestigd in Caribisch Nederland onder het depositogarantiestelsel voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (DGS-BES) vallen en daarmee grotendeels beschermd zijn.9 Ook van belang is dat kredietinstellingen (uitsluitend met vergunning van DNB, vergelijkbaar met de bijkantoorvergunning) en verzekeraars (na het doen van een melding bij DNB)10 met zetel in Curagao en Sint Maarten hun diensten ook via dienstverrichting direct mogen aanbieden in Caribisch Nederland, waarbij geen drempels worden gehanteerd en voor het prudentiële toezicht ook wordt uitgegaan van het prudentieel toezicht dat door de CBCS wordt uitgeoefend.11 Dit alles leidt tot de conclusie dat de huidige lage bijkantoorgrenzen niet doelmatig zijn om microprudentiele risico's te bestrijden vanwege de nadelige marktverstorende gevolgen. Verhoging van de bijkantoorgrenzen naar een realistischer niveau levert gezien het voorgaande geen additionele microprudentiele risico's op.
Verhoging van de bijkantorengrenzen
De nieuwe bijkantoorgrenzen zijn gesteld op een niveau waarvan verwacht kan worden dat de kosten van omvorming van bijkantoor naar zelfstandige dochter met volwaardige vergunning gezien de omvang van de activiteiten gedragen kunnen worden en de schaal op de lange termijn een rendabel bedrijfsmodel oplevert. Voor kredietinstellingen ligt dat omslagpunt op USD 600 miljoen.12 Als de som van de bij het bijkantoor aangehouden betaalrekeningen, spaartegoeden en deposito's dat bedrag overschrijdt, is omvorming naar een in Caribisch Nederland gezetelde onderneming noodzakelijk en moet onder de Wfm BES een zelfstandige bankvergunning worden aangevraagd.13 Voor verzekeraars is dat punt bepaald op USD 35 miljoen. Als de bruto premie-inkomsten die via het bijkantoor worden ontvangen over het laatst afgesloten boekjaar dat bedrag overschrijden, is een zelfstandige vergunning als verzekeraar en zetel in Caribisch Nederland noodzakelijk. De overige eisen die gesteld worden aan bijkantoren blijven gelijk, zoals de voorwaarde dat bijkantoren geen offshore-activiteiten mogen verrichten en dat een bank of verzekeraar die in Caribisch Nederland via een bijkantoor actief wil zijn, een zetel moet hebben in Curagao of Sint Maarten. 14 Voor de kredietinstellingen en verzekeraars die in de huidige situatie via een bijkantoor actief zijn in Caribisch Nederland heeft deze wijziging overigens geen gevolgen. Alle in de huidige situatie bestaande bijkantoren kunnen na verhoging van de bijkantoorgrenzen als bijkantoor actief blijven.
De omvang van de activiteiten van in Caribisch Nederland aanwezige bijkantoren blijft ook (ruim) onder de nieuwe bijkantoorgrenzen.
Gevolgen verhoging bijkantoorgrenzen
De verhoging van de bijkantoorgrenzen maakt dat ook grotere bijkantoren van kredietinstellingen en verzekeraars met zetel in Curagao en Sint Maarten mogelijk worden.
Door de verhoging van de bijkantoorgrenzen komt bij groei van de activiteiten van een bijkantoor in Caribisch Nederland een volledige vergunning onder de Wfm BES met omvorming naar een in Caribisch Nederland gezetelde onderneming en prudentieel toezicht door DNB minder snel in beeld. Omdat het prudentieel toezicht op bijkantoren in Caribisch Nederland primair is belegd bij CBCS, komt het prudentieel toezicht na verhoging van de bijkantoorgrenzen ook voor grotere bijkantoren primair bij de CBCS te liggen. DNB gaat voor het prudentiële toezicht op de bijkantoren in Caribisch Nederland, zoals gezegd, uit van het vermoeden dat aan de prudentiële eisen wordt voldaan zolang de hoofdonderneming aldaar over de vereiste vergunning beschikt en dus aan de geldende toezichtregels voldoet. DNB zal voor het prudentieel toezicht op bijkantoren dus in grote mate vertrouwen op het toezicht van de CBCS. In dit kader is nog relevant te noemen dat de samenwerking tussen DNB en de CBCS de afgelopen jaren flink is geïntensiveerd. In december 2020 is daartoe ook een samenwerkingsintentie getekend door de presidenten van DNB en de CBCS. Deze sluit aan op de bestaande MoU (Memorandum van overeenstemming), waarbij ook de Centrale Bank van Aruba en de Autoriteit Financiële Markten partij zijn. Dit heeft een impuls gegeven aan de onderlinge uitwisseling en samenwerking op toezichtdossiers. Ook de herstart van het College van Koninkrijkstoezichthouders15 dat is ingesteld onder de MoU werkt positief door op de ontwikkeling van de samenwerking tussen de toezichthouders binnen het Koninkrijk.
Wel komt in verband met de verhoging van de bijkantoorgrenzen de vrijstelling van de verplichting om periodieke rapportagestaten in te dienen bij DNB te vervallen. Op grond van artikel 1:5 Rfm BES hoefden kredietinstellingen en verzekeraars uit Curagao en Sint Maarten niet te voldoen aan de in de artikelen 5.5 en 5.6 Bfm BES opgenomen verplichting om jaarlijks staten in te dienen. Nu de bijkantoorgrenzen (flink) worden verhoogd, is het vanuit prudentieel oogpunt wenselijk dat DNB, zonder op de stoel van de CBCS te gaan zitten, buitenlandse kredietinstellingen en verzekeraars meer rechtstreeks kan monitoren. Voor de betrokken ondernemingen zal dit evenwel niet tot extra lasten leiden, aangezien DNB in Caribisch Nederland dezelfde staten hanteert als de CBCS. De kredietinstelling of verzekeraar in kwestie kan dus bij DNB dezelfde staten indienen als bij de CBCS.
-
3.Consultatie
Deze regeling is van ... tot en met ... openbaar geconsulteerd.16 [PM bespreking consultatie.]
Artikelsgewijs ARTIKEL I
A
Artikel 4:19 Wfm BES bevat wat ook wel de 'grotenpostregeling' wordt genoemd: de verplichting voor kredietinstellingen om activa te spreiden over verschillende partijen, om zodoende concentratierisico's te mitigeren. Het is evenwel niet altijd mogelijk om alle activa voldoende te spreiden. Kredietinstellingen in Caribisch Nederland hebben relatief veel liquide middelen, terwijl de lokale behoefte aan krediet beperkt is. Met het oog hierop was in artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling AFM en DNB nadere voorschriften Wfm BES en Wwft BES 2012 al een verwijzing naar de Supervisory regulations for credit institutions III - Limitations on extensions of credit to any one borrower or group of connected borrowers ('large exposure regulation') van de CBCS opgenomen, op grond waarvan het kredietinstellingen is toegestaan om bepaalde grote blootstellingen aan te houden. Bij nader inzien is het evenwel zuiverder om deze regel als vrijstelling vorm te geven in plaats van als nader voorschrift van de toezichthouder. Om die reden wordt deze verdere invulling van de grotepostenregeling nu overgeheveld naar de Rfm BES. Het nadere voorschrift van de toezichthouder kan daarmee vervallen.
De tekst van het nieuwe artikel 5, onderdelen a tot en met f, komt overeen met de 'large exposure regulation' van de CBCS17, met dien verstande dat de desbetreffende bepaling nu uitdrukkelijk op de situatie in Caribisch Nederland is toegesneden. Nieuw in deze opsomming zijn de intragroep blootstellingen in onderdeel g. Deze categorie stond aanvankelijk in een andere regulation van de CBCS18, maar is omwille van de volledigheid toegevoegd aan de opsomming in het nieuwe artikel 5.
Tegelijk met het opnemen van het nieuwe artikel 5 vervalt het bestaande artikel 5, waarin voor kredietinstellingen en verzekeraars met bijkantoren in Caribisch Nederland de vrijstelling van de verplichting om rapportagestaten in te dienen was opgenomen.
B
Artikel 2:17, eerste lid, onderdeel a, Bfm BES bepaalt dat de som van de bij een bijkantoor van een buitenlandse kredietinstelling aangehouden betaalrekeningen, spaartegoeden en deposito's niet meer mag bedragen dan een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag. Het tweede lid, onderdeel a, van dat artikel bevat een soortgelijke regeling met betrekking tot de maximale bedrag aan de bruto premies dat door een bijkantoor van een buitenlandse verzekeraar mogen worden ontvangen. Deze bedragen, de 'bijkantoorgrenzen', waren in artikel 2:1 Rfm BES vastgesteld op respectievelijk USD 90 miljoen en USD 5 miljoen, en worden nu verhoogd naar USD 600 miljoen en USD 35 miljoen.
ARTIKEL II
Voor de inwerkingtreding van deze regeling, die in werking treedt met ingang van 1 april 2025, is aangesloten bij de vaste verandermomenten.
DE MINISTER VAN FINANCIËN,
8
Caribisch Nederland bestaat uit de openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius.
Besluit financiële markten BES (Bfm BES) en Regeling financiële markten BES 2012 (Rfm BES).
Het wettelijk kader luidt als volgt. Op grond van artikel 2:1 Wfm BES is het zonder vergunning verboden het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen in of vanuit de openbare lichamen (een vergunning is dus nodig voor uitoefening van het bedrijf vanuit een zetel, bijkantoor of via dienstverrichting). Op grond van datzelfde artikel is het verboden zonder een vergunning vanuit een vestiging (dus vanuit een zetel of bijkantoor) in de openbare lichamen het bedrijf van levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar of schadeverzekeraar uit te oefenen, voor inkomende dienstverrichting geldt op grond van artikel 2:23 Wfm BES een meldplicht. Op grond van artikel 3:1 Wfm BES moet een financiële onderneming die in Caribisch Nederland actief wil zijn haar zetel hebben in de openbare lichamen, Curagao of Sint Maarten. Het is kredietinstellingen en verzekeraars op grond van artikel 2:17 Bfm BES uitsluitend toegestaan het bedrijf vanuit een bijkantoor uit te oefenen in de openbare lichamen indien de som van de bij het bijkantoor aangehouden betaalrekeningen, spaartegoeden en deposito's per ultimo van het laatst afgesloten boekjaar niet meer bedraagt dan een in het Rfm BES vast te stellen bedrag. Dat bedrag is vastgesteld op USD 90 miljoen voor kredietinstellingen en op USD 5 miljoen voor verzekeraars.
Voor financiële ondernemingen met zetel in de openbare lichamen geldt het kader van artikel 2:3 Bfm BES. Voor financiële ondernemingen met zetel in het buitenland die actief zijn in de openbare lichamen geldt het kader van artikel 2:4 Bfm BES, op grond waarvan geen financiële waarborgen gelden (de artikelen 3:16 tot en met 3:19 Wfm BES) omdat deze ondernemingen in de staat van zetel onder prudentieel toezicht staan.
Zie artikel 3:20 Wfm BES en de memorie van toelichting, Kamerstukken II 2010/11, 32784, nr. 3, blz. 12-13 en 62 .
Zie artikel 2:17 van het Besluit financiële markten BES jo. artikel 2:1 van de Regeling financiële markten BES 2012.
Ter vergelijking: Caribisch Nederland telt maar een gezetelde kredietinstelling (op Bonaire) en geen gezetelde verzekeraars.
De lokale markt is klein. In Caribisch Nederland heeft Bonaire circa 24.000 inwoners, Sint Eustatius circa 3.300 en Saba circa 2.000. Curagao heeft circa 150.000 inwoners en Sint Maarten circa 50.000.
De dekkingslimiet van het depositogarantiestelsel (DGS) voor de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) wordt vanaf 1 januari 2025 verhoogd tot USD 25.000 met een wijziging van het Bfm BES. Mocht een bank failliet gaan dan krijgen klanten voortaan tot USD 25.000 terug. Eerder was dat USD 10.000 per persoon. Hiermee is minimaal 90% van al het geld op spaarrekeningen van rekeninghouders in Caribisch Nederland gedekt wordt. Het DGS stelsel zal voortaan door de sector zelf gefinancierd worden.
Zie noot 2.
Op grond van artikel 2:23 Wfm BES.
De omslagpunten, ook die voor een bijkantoor van een verzekeraar, zijn bepaald op grond van gesprekken die zijn gevoerd met de sector en DNB.
De omvormingsverplichting volgt uit artikel 2:17 Bfm BES. Het eerste lid ziet op kredietinstellingen, het tweede lid op verzekeraars. Zie voor het wettelijk kader verder noot 1.
Zie artikel 2:17, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, waarin is geregeld dat de kredietinstelling en de verzekeraar zich vanuit het bijkantoor uitsluitend of hoofdzakelijk richten op ingezetenen van de openbare lichamen, Curagao of Sint Maarten dan wel aldaar gevestigde bedrijven.
Het College wordt ook wel het presidentenoverleg genoemd. Het college bespreekt toezichtaangelegenheden voor het Caribisch deel van het Koninkrijk en houdt zich bezig met harmonisatie en het onderhouden van de onderlinge verhoudingen. Onder het college ressorteert een technisch comité en er zijn werkgroepen actief. Momenteel zijn er werkgroepen op het gebied van: harmonisatie Integriteitstoezicht, gedragstoezicht, toetsingen en het prudentieel kader verzekeraars.
Zie [...]
Zie CBCS Supervisory Regulation III.7, section 1.
Zie CBCS Supervisory Regulation II.6; zie ook artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling AFM en DNB nadere voorschriften Wfm BES en Wwft BES 2012.