Verslag - Goedkeuring van het op 13 oktober 2021 te Tel Aviv tot stand gekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Staat Israël inzake de status van hun strijdkrachten (Trb. 2021, 135)

Dit verslag is onder nr. G toegevoegd aan wetsvoorstel 36021 - Goedkeuring van het Verdrag tussen Nederland en Israël inzake de status van hun strijdkrachten i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Goedkeuring van het op 13 oktober 2021 te Tel Aviv tot stand gekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Staat Israël inzake de status van hun strijdkrachten (Trb. 2021, 135); Verslag
Document­datum 11-12-2024
Publicatie­datum 11-12-2024
Nummer KST1174617
Kenmerk 36021, nr. G
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2024-2025

Vergaderjaar

36 021

Goedkeuring van het op 13 oktober 2021 te Tel Aviv tot stand gekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Staat Israël inzake de status van hun strijdkrachten (Trb. 2021, 135)

VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSHULP1

Vastgesteld 10 december 2024

De nadere memorie van antwoord heeft in de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de SP hebben kennisgenomen van de nadere memorie van antwoord van 1 februari 2024 en de beantwoording van de regering van 15 november 20242 op de brief van de commissie van 22 februari 2024. Naar aanleiding daarvan hebben zij nog enkele opmerkingen en nadere vragen.

De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van de antwoorden van regering op vragen gesteld door de fracties van GroenLinks-PvdA en de SP. Naar aanleiding van de nadere memorie van antwoord en de actualiteit, waaronder het uitgebrachte adviesrapport van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV), hebben zij nog een aantal vragen. De leden van de fractie van Volt sluiten zich aan bij de vragen van de leden van de D66-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en SP-fractie

In vervolg op de beantwoording van de regering3 van 15 november 2024 achten de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en SP de voortzetting van de ratificatieprocedure, die een uiting is van de wens tot samenwerking met Israël, onder de huidige omstandigheden hoogst onwenselijk. Iedere vorm van militaire samenwerking met een staat die wordt geconfronteerd met ernstige beschuldigingen van oorlogsmisdaden, etnische zuivering en zelfs genocide, maakt Nederland medeverantwoordelijk voor deze misdrijven.

In de beslisnota van 1 november 2024 wordt aangegeven dat de beantwoording van vragen lange tijd heeft stilgelegen vanwege de “toenmalige politieke situatie in Israël" en de kabinetswisseling in Nederland.4 De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de SP vragen de regering om te verduidelijken wat er precies wordt bedoeld met de toenmalige politieke situatie in Israël en wat het verschil is met de huidige politieke situatie. Het lijkt opmerkelijk dat juist nu, na maanden van intensieve oorlog door Israël tegen Gaza en Libanon, talloze rapporten van mensenrechtenorganisaties over oorlogsmisdaden, arrestatiebevelen van het Internationaal Strafhof (ICC) tegen premier Netanyahu en voormalig minister van Defensie Galant, en voortdurende escalaties, de regering toch besluit om de procedure voort te zetten. Kan de regering toelichten waarom deze context blijkbaar gunstig wordt geacht voor de verdere behandeling van dit verdrag?

Tevens vragen deze leden de regering om een update over de goedkeuringsprocedure van het verdrag in Israël. Is het verdrag al aan de Knesset voorgelegd? En hoe ziet het verdere tijdpad eruit?

In de nadere memorie van antwoord stelt de regering dat Nederland rechtsmacht heeft over internationale misdrijven, tenzij functionele immuniteit voortvloeiend uit internationaal gewoonterecht of verdragen dit verhindert.5 De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de SP vragen de regering om met concrete voorbeelden aan te geven hoe functionele immuniteit onder dit verdrag kan verhinderen dat Nederland rechtsmacht uitoefent over oorlogsmisdaden die zijn gepleegd door Israëlische militairen die zich mogelijk op de Nederlandse grondgebied bevinden. Dit is geen theoretische vraag: de schaal en aard van de gedocumenteerde misdaden in Gaza, waaronder etnische zuivering en het bewust tegenhouden van voedsel, water en medicijnen als oorlogsstrategie en vele andere voorbeelden van oorlogsmisdaden, vereisen een scherp antwoord. Hoe voorkomt de regering dat dit verdrag functioneert als een sluiproute voor immuniteit voor Israëlische militairen?

Daarnaast schrijft de regering dat het delen van informatie met het Openbaar Ministerie conform wettelijke kaders gebeurt als een militair verdacht wordt van internationale misdrijven.6 Deze leden verzoeken de regering om precies aan te geven naar welke wettelijke kaders wordt verwezen. Wat is het beleid van het ministerie van Defensie om proactief bij te dragen aan de bestrijding van straffeloosheid? En hoe garandeert het ministerie dat militairen betrokken bij oorlogsmisdaden daadwerkelijk worden vervolgd?

Gezien de huidige context van grootschalige schendingen van mensenrechten, hoe wordt voorkomen dat Israëlische militairen die verantwoordelijk zijn voor ernstige misdrijven voet op Nederlandse bodem zetten? Is de regering bereid vooraf te monitoren welke Israëlische militairen in het kader van samenwerking naar Nederland komen? Kan bovendien worden uitgesloten dat Nederlandse militairen in Israël samenwerken met personen verantwoordelijk voor mensenrechtenschendingen?

De regering benadrukt dat de defensiesamenwerking tussen Nederland en Israël aan strenge voorwaarden is verbonden. De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de SP vragen de regering om concreet te maken hoe deze voorwaarden eruitzien. Hoe wordt gecontroleerd of Israël aan deze voorwaarden voldoet? Zijn er controlemechanismen die garanderen dat samenwerking beperkt blijft tot internationaal erkende grenzen (voor 1967)? Heeft Israëls toenemende kolonistengeweld, ondersteund door de militaire macht, ooit gevolgen gehad voor lopende samenwerkingsprogramma's? Zijn er voorbeelden van samenwerking die zijn opgeschort vanwege schendingen van het internationaal recht? Kan de regering een overzicht geven van de aard en omvang van de militaire samenwerking tussen Nederland en Israël in 2023 en 2024, evenals de voorgenomen activiteiten voor 2025?

De recente arrestatiebevelen van het ICC tegen de Israëlische premier en voormalig minister van Defensie maken deze vragen des te urgenter. Hoe beoordeelt de regering deze ontwikkelingen? En acht zij het nog steeds verantwoord om de militaire samenwerking met Israël voort te zetten?

Het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) over Israël-Palestina7 roept op om bilaterale samenwerking strikt te koppelen aan respect voor internationaal recht. Het AIV stelt dat samenwerking moet worden stopgezet als deze het risico vergroot op schendingen van mensenrechten of humanitair recht. Deelt de regering dit standpunt? Hoe zorgt de regering ervoor dat met militaire samenwerking niet bijdraagt aan dergelijke schendingen? Concreet beveelt de AIV - hierbij ook verwijzend naar het voorliggen “bilaterale defensieverdrag" (SOFA) - aan vanuit het “voorzorgsbeginsel [...] het beleid ten aanzien van Israël en andere landen in de regio zodanig te herijken dat militaire samenwerking op geen enkele wijze kan bijdragen aan risico's op schendingen van het internationaal (humanitair) recht en de mensenrechten".8 Overweegt de regering een dergelijke herijking, zo nee, waarom niet?

In dit kader vragen de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de SP de regering eveneens hoe zij de ratificatie van dit verdrag verenigt met de verplichting van Nederland om de uitvoer van militaire goederen te verbieden wanneer er een duidelijk risico bestaat op schendingen van het internationaal recht. Acht de regering dat kennisdeling in het kader van samenwerking vergelijkbare risico's kan hebben? Zo ja, welke maatregelen worden genomen om dit te voorkomen? Deelt de regering in het algemeen de mening van voornoemde leden dat het gegeven Nederlands grondwettelijke plicht de internationale rechtsorde te bevorderen en het Nederlandse beleid inzake het bevorderen van mensenrechten, dat (militaire) kennisuitwisseling en andere vormen van militaire samenwerking met landen die bekend staan om hun systematische schendingen van internationaal (humanitair) recht en mensenrechten in het algemeen zeer onwenselijk is? Zo nee, waarom niet? En zo ja, waarom vormt Israël een uitzondering op dit algemene beginsel? Volgens eerdere informatie heeft Nederland met negen landen soortgelijke SOFA-verdragen. Dit lijkt in tegenspraak met de ambitie om dergelijke overeenkomsten met zoveel mogelijk landen aan te gaan. Kan de regering toelichten hoe de keuze voor specifieke landen wordt gemaakt? Welke politieke, ethische of juridische criteria spelen hierbij een rol? En waarom zijn veel landen geen partner van dergelijke overeenkomsten, zo vragen de leden van de fracties van GroenLinks en de SP.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De AIV heeft in oktober een advies gepubliceerd met betrekking op de Nederlandse relatie tot het Israëlisch-Palestijnse conflict.9 Hierin adviseert de AIV onder andere om te stoppen met bilaterale militaire samenwerkingsverbanden als deze bijdragen aan schendingen van het Internationaal Humanitair Recht en de wapenexportcriteria overtreden. Daarnaast zou de ratificatie van het statusverdrag gekoppeld moeten worden aan het respecteren van uitspraken van het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof. De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe zij naar dit advies van de AIV kijkt, specifiek met betrekking tot het voorliggende statusverdrag.

In Artikel XIII van het statusverdrag is bepaald dat personeel van de zendstaat niet mag worden uitgeleverd aan derde landen, als er tussen de zendstaat en het betreffende land geen uitleveringsverdrag bestaat. De regering merkt op dat het artikel nadrukkelijk beperkt is tot 'derde landen' en niet 'derde partijen', aangezien Nederland moet voldoen aan zijn verplichtingen onder het Statuut van Rome.10 Op dit moment doet het Internationaal Strafhof onderzoek naar mogelijke oorlogsmisdaden begaan door individuen in de Palestijnse Gebieden, waaronder Israëlische soldaten.11 Onlangs zijn er arrestatiebevelen uitgevaardigd voor twee leden van Israëlische regering. Hat is mogelijk dat naar aanleiding van het lopend onderzoek meer arrestatiebevelen kunnen volgen. De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe zij kijkt naar het statusverdrag met Israël in het licht van de huidige ontwikkelingen. Zal de regering, als deze situatie zich voordoet, zich houden aan de internationale verplichtingen en zal zij, indien er arrestatiebevelen worden uitgevaardigd, deze dan ook uitvoeren? Ook als het gaat om militairen die zich in Nederland bevinden in het kader van militaire samenwerkingen?

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp ziet met belangstelling uit naar de nota naar aanleiding het verslag en ontvangt deze graag binnen vier weken. De commissie acht het wetsvoorstel, bij tijdige ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag, gereed voor plenaire behandeling.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp

Koen Petersen

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp

R.H. van Luijk

4 / 4

1

   Samenstelling:

Opiaat (BBB), Croll (BBB), Marquart Scholtz (BBB), Goossen (BBB), Van Gasteren (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA),

Crone (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD) (voorzitter), Vogels (VVD), Van Ballekom (VVD),

Van Toorenburg (CDA), Prins (CDA), Belhirch (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Koffeman (PvdD), Van Bijsterveld (JA21), Van Apeldoorn (SP), Huizinga-Heringa (CU) (1e ondervoorzitter),

Dessing (FVD) (2 ondervoorzitter), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

2

   Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2024-2025, 36021, F.

3

   Ibidem.

4

   Bijlage bij Kamerstukken I, 2024-2025, 36021, F.

5

   Kamerstukken I, 2024-2025, 36021, E, blz. 1.

6

   Idem, blz. 2.

7

   Adviesraad Internationale Vraagstukken, 'Briefadvies: Naar een nieuwe koers voor Nederland in het Israëlisch-Palestijnse conflict', 23 oktober 2024.

8

   Idem, blz. 9-10.

9

   Adviesraad Internationale Vraagstukken, 'Briefadvies: Naar een nieuwe koers voor Nederland in het Israëlisch-Palestijnse conflict', 23 oktober 2024.

10

   Kamerstukken II, 2021-2022, 36021, nr. 3, blz. 6.

11

   Internationaal Strafhof, "State of Palestine: Situation in the State of Palestine", ICC-01/18, https://www.icc-cpi.int/palestine.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.