Verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van J&V over de monitoring van de Wet inburgering 2021 - Regels over inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering 20..) - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. M toegevoegd aan wetsvoorstel 35483 - Wet inburgering 20.. i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Regels over inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering 20..); Verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van J&V over de monitoring van de Wet inburgering 2021 |
---|---|
Documentdatum | 06-12-2024 |
Publicatiedatum | 06-12-2024 |
Nummer | KST1173774 |
Kenmerk | 35483, nr. M |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
35 483 Regels over inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering 2021)
M VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 4 december 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 had kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 15 augustus 2024 over monitoring van de Wet inburgering 2021 (Wi2021) en een onderzoek van RadarAdvies naar de uitvoering van de Wi2021 door gemeenten.2
Naar aanleiding hiervan is op 23 oktober 2024 een brief gestuurd aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
De staatssecretaris heeft op 2 december 2024 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier voor dit verslag,
Karthaus
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Den Haag, 23 oktober 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 15 augustus 2024 over monitoring van de Wet inburgering 2021 (Wi2021) en een onderzoek van RadarAdvies naar de uitvoering van de Wi2021 door gemeenten.3 De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, CDA, D66 en SP hebben naar aanleiding hiervan de volgende vragen. De fracties van GroenLinks-PvdA en D66 sluiten zich bij elkaars vragen aan. De fractie van GroenLinks-PvdA sluit zich bij de vraag van de CDA-fractie aan. De fractie van de ChristenUnie sluit zich bij alle gestelde vragen aan.
Vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De fractie van GroenLinks-PvdA heeft kennisgenomen van de 'Uitvoeringsbrief inburgering'.4 Aanleiding voor deze brief is de toezegging van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan het lid Van Gurp (GroenLinks), om de Kamer jaarlijks schriftelijk te informeren over de monitoring van de Wi2021.5 De Wi2021 heeft geresulteerd in een herzien inburgeringsstelsel. Daarbij is het maatschappelijk doel dat mensen snel en volwaardig mee kunnen doen aan de Nederlandse maatschappij, ook als het gaat om de arbeidsmarkt. De fractie heeft een aantal vragen naar aanleiding van de informatie die is ontvangen naar aanleiding van de toezegging.
-
1.De Wi2021 heeft als uitgangspunt dat de inburgering zo spoedig mogelijk van start moet gaan zodat mensen kunnen meedoen aan de samenleving. Veel mensen staan echter letterlijk lang 'in de wacht' voordat zij een start kunnen maken met inburgeren. Dit wachten heeft impact op het leervermogen. Heeft u nu inzicht in de gevolgen van deze 'wachtstand' voor de effectiviteit van het huidige inburgeringsstelsel? Zo ja, kunt u ons daarover informeren? Zo nee, kunt u dit inzicht te verkrijgen en ons hierover informeren bij het volgende rapportagemoment? Wat is uw zienswijze ten aanzien van het verkorten van de wachtstand? Welke maatregelen neemt u/heeft u genomen om de belemmeringen bij het verkorten van de wachtstand te verkleinen? Kunt u in de volgende jaarlijkse terugkoppeling van de monitoring aangeven in hoeverre er 'geleerde lessen zijn met het verkorten van de 'wachtstand', zoals een effectieve omgang met de geconstateerde knelpunten op dit vlak? In hoeverre faciliteert u dat deze 'geleerde lessen' worden opgeschaald naar een bredere toepassing?
-
2.Voor de inburgering staat een termijn van drie jaar. Op welke wijze en op grond van welke criteria gaat u de effectiviteit van het huidige inburgeringsstelsel evalueren? Hoe gaat u daarbij de mate waarin de verplichtingen van het inburgeringsstelsel daadwerkelijk bijdragen aan het meedoen aan de samenleving in kaart brengen? Maakt u daarbij een vergelijking met nieuwkomers die geen inburgeringstraject volgens het nieuwe stelsel hebben doorlopen?
Vraag van de leden van de CDA-fractie
Steunt het huidige kabinet nog steeds het beleid zoals in de begeleidende brief bij de monitor is omschreven?
Vragen van de leden van de D66-fractie
De fractie van D66 heeft kennisgenomen van de 'Uitvoeringsbrief inburgering'. De Wi2021 is een zogenaamd lerend stelsel en is erop gericht om inburgeraars sneller en beter te laten participeren, integreren in onze Nederlandse samenleving, door gemeenten meer verantwoordelijkheid te geven, een hogere taaleis in te voeren en onderwijsroutes op maat aan te bieden. Deze aanpak moet ervoor zorgen dat nieuwkomers actiever deelnemen aan onze samenleving en betere kansen krijgen op de arbeidsmarkt. De fractie van D66 vindt het belangrijk dat nieuwkomers vanaf dag één mee kunnen, waardoor deze mensen hun talenten en kennis verder kunnen ontplooien en deze kunnen inzetten en kunnen bijdragen aan onze samenleving. De D66-fractie heeft een aantal vragen naar aanleiding van de brieven en het rapport.
-
1.De Wi2021 heeft als uitgangspunt dat het een lerend stelsel is. Het lerend stelsel verwijst naar een flexibele en adaptieve aanpak waarin de ervaringen en resultaten van de inburgering voortdurend worden gebruikt om het systeem te verbeteren en mee te bewegen met maatschappelijke opgaven en uitdagingen in de uitvoering, zonder dat grote stelsel- of wetswijzigingen nodig zijn met als doel dat inburgeraars sneller en beter kunnen participeren in onze samenleving. Er wordt in de brief gesteld dat het lerend stelsel langzaam opgang is gekomen. Voor veel gemeenten is het nog steeds onduidelijk wat het lerend stelsel behelst. Veel gemeenten monitoren de Wi2021 niet structureel om ervan te kunnen leren en knelpunten aan te geven. Dit komt onder andere door gebrek aan kennis en capaciteit. Kunt u aangeven hoe de werking van het 'lerend stelsel' in de praktijk versterkt kan worden? Hoe gaat u de kennis en de capaciteit bij gemeenten versterken?
-
2.De voormalige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in haar brief gereageerd op enkele adviezen uit het onderzoeksrapport over de mogelijke verbeteringen van het inburgeringsstelsel. Wat vindt het kabinet van deze adviezen? Neemt het kabinet deze adviezen over om het inburgeringsproces verder te verbeteren, zodat nieuwkomers zo snel mogelijk volwaardig meedoen in onze samenleving?
-
3.In het onderzoeksrapport worden vrouwen met kleine kinderen benoemd als een groep waarvoor gemeentes het moeilijker vinden om een geschikt traject aan te bieden.6 Vooral binnen de Z-route is het lastig om de 800 uren aan taal en participatie te volbrengen, gezien het gebrek aan kinderopvang en het ontbreken van een toeslag voor de activiteiten die verplicht zijn onder de participatie-uren. Hierdoor wordt verwacht dat deze groep vrouwen langer zal doen over inburgering dan de tijd die ervoor staat. Hoe gaat het kabinet zorgen dat vrouwen met kleine kinderen de benodigde ondersteuning ontvangen om de route tijdig en succesvol te kunnen afronden?
-
4.De Wi2021 heeft als uitgangspunt dat de inburgering zo spoedig mogelijk van start moet gaan. Een 'tijdige start' is een belangrijk mechanisme in de wet. Dit behoeft wel financiële ruimte zodat inburgeringsgelden eerder kunnen worden ingezet. Is er ruimte om inburgeringsbudgetten eerder in te zetten, zodat er met nieuwkomers gewerkt kan worden aan randvoorwaarden om te kunnen werken, zoals taalontwikkeling en scholing?
-
5.Voor de inburgering staat een termijn van drie jaar. Dit geldt ook voor de Onderwijsroute, waarin inburgeraars in een korte tijd worden voorbereid op vervolgonderwijs. Deze snelle periode blijkt bij lange na niet voor iedereen geschikt, onder andere voor jongeren die wel behoefte hebben aan scholing maar voor wie de termijnen in de Onderwijsroute te snel gaan. Is er ruimte om, wanneer de scholing van jongeren in het geding komt, meer maatwerk te kunnen bieden?
-
6.De Wi2021 heeft als doel een snelle start van inburgering, zodat nieuwkomers snel mee kunnen doen. De bedoeling is dat de inburgering al in het azc start. Het rapport geeft aan dat het gebrek aan studiefaciliteiten een belangrijk knelpunt is. Welke concrete maatregelen gaat het kabinet nemen om te zorgen voor de benodigde studiefaciliteiten die nodig zijn voor een tijdige start en goede inburgering te kunnen realiseren?
-
7.De voornemens van het kabinet om de opvang verder te versoberen betekent dat mensen veel langer in azc's zullen verblijven of als ze een status hebben op straat komen te staan of in sobere containers worden gehuisvest. Waardoor nog minder faciliteiten ter beschikking zullen zijn voor inburgering. Een snelle en effectieve inburgering wordt dan heel lastig. De D66-fractie ontvangt hier graag een reactie op van het kabinet.
-
8.Gemeenten, zoals Meierijstad of Gouda, die succesvol zijn in het bevorderen van uitstroom naar werk in een vroege fase na aankomst in Nederland, benaderen het vraagstuk van snel en volwaardig deelnemen niet vanuit een beperkte inburgeringsfocus, maar met een bredere blik op alles wat daadwerkelijk bijdraagt aan een effectieve en succesvolle integratie. Bijvoorbeeld door al vanuit de opvang faciliteiten te organiseren waardoor mensen uiteindelijk aan het werk kunnen. In hoeverre neemt het kabinet deze bredere benadering, zoals toegepast in deze gemeenten, mee in het lerend stelsel van Wi2021?
Vragen van de leden van de SP-fractie
-
1.Is de staatssecretaris het met de SP-fractie eens dat inburgeren moeilijker is wanneer je niet mag werken of naar school mag en dat maanden- of zelfs jarenlang gedwongen stilzitten juist een negatieve invloed heeft op de integratie?
-
2.Ziet de staatssecretaris ook kansen op dit gebied, bijvoorbeeld als de mogelijkheden voor asielzoekers om te werken worden verruimd?
-
3.Gelet op de emanciperende werking die taalbeheersing heeft, ziet de staatssecretaris ook de meerwaarde ervan in om arbeids-, kennis- en studiemigranten meer te laten inburgeren, en dan specifiek qua het bereiken van een taalbeheersingsniveau waarmee enige mate van zelfstandigheid kan worden bereikt?
-
4.Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om ook van arbeids-, kennisen studiemigranten te vragen het hoogst haalbare taalniveau te bereiken?
-
5.Daarnaast vraagt de fractie van de SP welke rol en verantwoordelijkheid de werkgever en onderwijsinstellingen hierin zullen krijgen, ook kijkend naar de financiering van het volgen van taallessen.
-
6.Hetzelfde geldt voor de overheid als geheel: hoe zal de overheid haal rol invullen als het gaat om mensen voldoende kans en ondersteuning bieden om in te kunnen burgeren?
-
7.Gezien de centrale rol van gemeenten bij het begeleiden van nieuwkomers bij hun inburgering maakt de SP-fractie zich zorgen over het ravijnjaar 2026 en de bezuinigingen op het Gemeentefonds die nog steeds gepland staan. Maakt de staatssecretaris zich hier ook zorgen over?
-
8.Immers was de insteek van de Wet inburgering om inburgeraars zo snel mogelijk mee te laten doen aan de Nederlandse maatschappij. Blijft dit de aankomende jaren wel haalbaar voor gemeenten, gelet op mogelijke geldtekorten?
De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken. Omdat het dossier inburgering is overgedragen aan de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zullen de antwoorden in die commissie worden geagendeerd.
Dr. M.L. Vos
Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaat Den Haag, 2 december 2024
Op 15 augustus heeft u een brief ontvangen over monitoring van de Wet inburgering 2021 (Wi2021) en een onderzoek van RadarAdvies naar de uitvoering van de Wi2021 door gemeenten. Naar aanleiding van deze brief hebben de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, CDA, D66 en SP een aantal vragen gesteld. Hierbij bied ik u de antwoorden aan op deze vragen.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
-
I.Coenradie
Vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vraag 1
De Wi2021 heeft als uitgangspunt dat de inburgering zo spoedig mogelijk van start moet gaan zodat mensen kunnen meedoen aan de samenleving. Veel mensen staan echter letterlijk lang 'in de wacht' voordat zij een start kunnen maken met inburgeren. Dit wachten heeft impact op het leervermogen. Heeft u nu inzicht in de gevolgen van deze 'wachtstand' voor de effectiviteit van het huidige inburgeringsstelsel? Zo ja, kunt u ons daarover informeren? Zo nee, kunt u dit inzicht te verkrijgen en ons hierover informeren bij het volgende rapportagemoment? Wat is uw zienswijze ten aanzien van het verkorten van de wachtstand? Welke maatregelen neemt u/heeft u genomen om de belemmeringen bij het verkorten van de wachtstand te verkleinen? Kunt u in de volgende jaarlijkse terugkoppeling van de monitoring aangeven in hoeverre er 'geleerde lessen zijn met het verkorten van de 'wachtstand', zoals een effectieve omgang met de geconstateerde knelpunten op dit vlak? In hoeverre faciliteert u dat deze geleerde lessen worden opgeschaald naar een bredere toepassing?
Antwoord vraag 1
Uit het Longitudinaal Onderzoek Cohort Statushouders (LOCS) van het WODC7 dat onlangs gepubliceerd is, blijkt dat een actieve opvangperiode een positief effect heeft op het taalniveau. Om de opvangperiode zo nuttig mogelijk te gebruiken, zijn er vanuit de opvang al diverse mogelijkheden om de taal te leren en te participeren.
Zo wordt op het azc het programma Vroege integratie en participatie (VrIP) aangeboden. VrIP omvat de activiteiten en werkzaamheden van het COA om goed en in een vroeg stadium aan te sluiten bij de kansen en talenten van bewoners, waardoor zij zo snel mogelijk kunnen participeren en integreren in Nederland. Zodra mensen een status hebben ontvangen en ze nog niet naar hun gekoppelde gemeente kunnen verhuizen, biedt COA hen het programma Voorinburgering aan.
Het tekort aan huizen zorgt echter voor een verminderde uitstroom van statushouders uit het azc. In de Wi2021 wordt de ambitie uitgesproken dat gemeenten starten met het inburgeringstraject vanuit het azc. Dit wordt ook wel de vroege start genoemd.
In de uitvoeringsbrief inburgering van juni 2024 van het voormalige kabinet wordt aangegeven welke oplossingsrichtingen er zijn voor de ervaren knelpunten. Ik ga in gesprek met ketenpartners om tot oplossingen te komen. Geleerde lessen worden onder andere breed gedeeld via nieuwsbrieven, de website van Divosa en bijeenkomsten met gemeenten.
Vraag 2
Voor de inburgering staat een termijn van drie jaar. Op welke wijze en op grond van welke criteria gaat u de effectiviteit van het huidige inburgeringsstelsel evalueren? Hoe gaat u daarbij de mate waarin de verplichtingen van het inburgeringsstelsel daadwerkelijk bijdragen aan het meedoen aan de samenleving in kaart brengen? Maakt u daarbij een vergelijking met nieuwkomers die geen inburgeringstraject volgens het nieuwe stelsel hebben doorlopen?
Antwoord vraag 2
Wij kijken naar de maatschappelijke doelstelling (arbeidsparticipatie) en de drie beleidsdoelstellingen van de wet (hoogst haalbare taalniveau, kennis van de Nederlandse maatschappij en participeren vanaf het begin van het inburgeringstraject). Met de wetsevaluatie in 2027 zullen op deze indicatoren de Wi2021 vergeleken worden met de uitkomsten van de Wi2013.
Vraag van de leden van de CDA-fractie
Steunt het huidige kabinet nog steeds het beleid zoals in de begeleidende brief bij de monitor is omschreven?
Antwoord
Het kabinet onderschrijft het doet van het inburgeringsstetset, namelijk dat alle inburgeringsplichtigen snel en volwaardig meedoen in de Nederlandse maatschappij, het liefst via betaald werk. Het lerend stelsel is hierbij van belang. Hiermee worden signalen uit de praktijk opgehaald en vertaald in beleid om het functioneren van het stelsel te verbeteren. Het onderzoeksrapport van RadarAdvies over de 1e fase van de uitvoering van de Wi2021 is onderdeel van dit lerend stelsel. Samen met ketenpartners zet ik in op het verbeteren van het functioneren van de Wi2021 mede op basis van de adviezen uit dit onderzoeksrapport.
Vragen van de leden van de D66-fractie
Vraag 1
De Wi2021 heeft als uitgangspunt dat het een lerend stelsel is. Het lerend stelsel verwijst naar een flexibele en adaptieve aanpak waarin de ervaringen en resultaten van de inburgering voortdurend worden gebruikt om het systeem te verbeteren en mee te bewegen met maatschappelijke opgaven en uitdagingen in de uitvoering, zonder dat grote stelsel- of wetswijzigingen nodig zijn met als doel dat inburgeraars sneller en beter kunnen participeren in onze samenleving. Er wordt in de brief gesteld dat het lerend stelsel langzaam opgang is gekomen. Voor veel gemeenten is het nog steeds onduidelijk wat het lerend stelsel behelst. Veel gemeenten monitoren de Wi2021 niet structureel om ervan te kunnen leren en knelpunten aan te geven. Dit komt onder andere door gebrek aan kennis en capaciteit. Kunt u aangeven hoe de werking van het 'lerend stelsel' in de praktijk versterkt kan worden? Hoe gaat u de kennis en de capaciteit bij gemeenten versterken?
Antwoord vraag 1
Leren is niet te vatten in een los overleg of aparte structuur. De wijze waarop het inburgeringsstelsel als een lerend stelsel is ingericht behelst drie niveaus: het uitvoeringsniveau, het schakelniveau en het stelselniveau. Om deze lerende houding op alle niveaus in de keten te ondersteunen en te faciliteren, zet ik een aantal instrumenten in. Dit zijn bijvoorbeeld het organiseren van ketenconferenties, het monitoring en evaluatieplan (M&E-plan), de verschillende overleggen met de uitvoerende ketenpartners en de doelgroep, subsidie aan Divosa om het leren in de uitvoering (o.a. in gemeenten) te faciliteren. Binnen deze subsidie organiseert Divosa onder andere werkateliers, Communities of Practice en uitwisselingssessies voor alle partijen in de uitvoering. Door deze lerende inrichting ben ik in staat om knelpunten in een vroeg stadium te onderkennen, oplossingen in gang te zetten en te volgen of dit effect heeft.
Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de monitoring van hun eigen beleid en uitvoering van de Wi2021 en daarvan te leren. Hoe gemeenten dit invullen, is verschillend en hangt onder meer af van de omvang van de gemeente. Ik ondersteun gemeenten, samen met de ketenpartners, bij deze taak door bijeenkomsten te organiseren waar gemeenten ervaringen kunnen uitwisselen en best practices kunnen delen en door verspreiding van de uitkomsten van de onderzoeken die in het kader van het M&E-plan worden uitgevoerd.
Vraag 2
De voormalige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in haar brief gereageerd op enkele adviezen uit het onderzoeksrapport over de mogelijke verbeteringen van het inburgeringsstelsel. Wat vindt het kabinet van deze adviezen? Neemt het kabinet deze adviezen over om het inburgeringsproces verder te verbeteren, zodat nieuwkomers zo snel mogelijk volwaardig meedoen in onze samenleving?
Antwoord vraag 2
Zie het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie.
Vraag 3
In het onderzoeksrapport worden vrouwen met kleine kinderen benoemd als een groep waarvoor gemeentes het moeilijker vinden om een geschikt traject aan te bieden.4 Vooral binnen de Z-route is het lastig om de 800 uren aan taal en participatie te volbrengen, gezien het gebrek aan kinderopvang en het ontbreken van een toeslag voor de activiteiten die verplicht zijn onder de participatie-uren. Hierdoor wordt verwacht dat deze groep vrouwen langer zal doen over inburgering dan de tijd die ervoor staat. Hoe gaat het kabinet zorgen dat vrouwen met kleine kinderen de benodigde ondersteuning ontvangen om de route tijdig en succesvol te kunnen afronden?
Antwoord vraag 3
Ik vind het belangrijk om de inburgering voor vrouwelijke inburgeraars met jonge kinderen actief te blijven stimuleren aangezien uit het onderzoek van RadarAdvies blijkt dat zij drempels ervaren. Binnen de Wi2021 is ruimte voor maatwerk en worden inburgeraars, waaronder vrouwen, actief begeleid in hun inburgering. Daarnaast zet ik extra in op:
Q Belemmerende factoren en mogelijke oplossingsrichtingen worden door gemeenten en hun lokale partners onderling uitgewisseld binnen de door Divosa georganiseerde Communities of Practice, waardoor ook lokaal aan praktische oplossingen wordt gewerkt. Daarbij zet ik in op deskundigheidsbevordering, het delen van informatie over best practices en bewustwording onder gemeenten. De door KIS ontwikkelde e-learning voor klantmanagers bij gemeenten om vrouwelijke inburgeraars te begeleiden op weg naar werk, is nogmaals onder de aandacht van gemeenten gebracht. Daarnaast spoor ik gemeenten aan om meer aandacht te besteden aan de mogelijkheden om vrouwen tijdens de brede intake beter te begeleiden Q Samen met de minister van OCW investeer ik in het programma 'Economische veerkracht van vrouwen'. Het doel van dit programma is om concrete en wetenschappelijk onderbouwde handelingsperspectieven te formuleren om duurzame economische zelfstandigheid van vrouwen te vergroten.
Q Tot slot wordt ingezet op het zoveel mogelijk wegnemen van belemmerende factoren voor vrouwelijke inburgeraars:
o Zoals aangekondigd in de uitvoeringsbrief inburgering van juni 2024 is het voornemen om de Wet kinderopvang te wijzigen zodat alle onderdelen van de inburgering recht geven op de kinderopvangtoeslag. o Ik ga met gemeenten in gesprek of de verschillende ontwikkelde trainingen voor de MAP voldoende zijn toegespitst op vrouwelijke inburgeringsplichtigen.
o Daarnaast wil ik onderzoeken hoe lokale vrouwenorganisaties bij de inburgering betrokken kunnen worden om zo een netwerk voor de vrouwen te creëren waarin ze zich veilig kunnen voelen; ook na het afronden van de inburgering.
Vraag 4
De Wi2021 heeft als uitgangspunt dat de inburgering zo spoedig mogelijk van start moet gaan. Een 'tijdige start' is een belangrijk mechanisme in de wet. Dit behoeft wel financiële ruimte zodat inburgeringsgelden eerder kunnen worden ingezet. Is er ruimte om inburgeringsbudgetten eerder in te zetten, zodat er met nieuwkomers gewerkt kan worden aan randvoorwaarden om te kunnen werken, zoals taalontwikkeling en scholing?
Antwoord vraag 4
Gemeenten ontvangen financiering voor de bekostiging van inburgeringsvoorziening ten behoeve van de in de gemeente gehuisveste inburgeraars. Deze systematiek sluit aan bij de wettelijke aanbodplicht van gemeenten aan inburgeringsplichtige asielstatushouders.
Aan inburgeraars die verblijven op een AZC-locatie worden via de programma's Voorinburgering en Vroege integratie en Participatie voorzieningen aangeboden die de inburgering en participatie bevorderen.
Vraag 5
Voor de inburgering staat een termijn van drie jaar. Dit geldt ook voor de Onderwijsroute, waarin inburgeraars in een korte tijd worden voorbereid op vervolgonderwijs. Deze snelle periode blijkt bij lange na niet voor iedereen geschikt, onder andere voor jongeren die wel behoefte hebben aan scholing maar voor wie de termijnen in de Onderwijsroute te snel gaan. Is er ruimte om, wanneer de scholing van jongeren in het geding komt, meer maatwerk te kunnen bieden?
Antwoord vraag 5
De onderwijsroute beoogt nieuwkomers te ondersteunen die relatief snel kunnen leren en vlot de Nederlandse taal eigen kunnen maken. In principe duurt een taalschakeltraject gemiddeld genomen ongeveer 1,5 jaar. Momenteel stromen de eerste leerlingen door naar vervolgonderwijs. Het is daarom nog te vroeg om te kunnen beoordelen of deze termijn in de praktijk te kort blijkt te zijn.
De wet biedt daarnaast onder andere de mogelijkheid om deze termijn te verlengen indien, na aanzienlijke inspanningen van de inburgeringsplichtige, een verlenging zal leiden tot het behalen van de inburgeringsplicht. Los van de inburgeringstermijn zijn er geen wettelijke termijnen vastgesteld voor het behalen van de onderwijsroute. Of er ruimte is om meer maatwerk te bieden hangt af van de contractuele afspraken tussen gemeenten en onderwijsinstellingen.
Vraag 6
De Wi2021 heeft als doel een snelle start van inburgering, zodat nieuwkomers snel mee kunnen doen. De bedoeling is dat de inburgering al in het azc start. Het rapport geeft aan dat het gebrek aan studiefaciliteiten een belangrijk knelpunt is. Welke concrete maatregelen gaat het kabinet nemen om te zorgen voor de benodigde studiefaciliteiten die nodig zijn voor een tijdige start en goede inburgering te kunnen realiseren?
Antwoord vraag 6
Zoals aangegeven in de uitvoeringsbrief Inburgering van juni 20248 is het COA gevraagd om in samenwerking met gemeenten te komen tot oplossingen voor het gebrek aan specifieke studiefaciliteiten, bijvoorbeeld door gebruik van gemeentelijke locaties. Dit zodat bewoners van het azc zich optimaal kunnen inzetten voor vroege integratie, participatie en hun inburgeringstraject.
Vraag 7
De voornemens van het kabinet om de opvang verder te versoberen betekent dat mensen veel langer in azc's zullen verblijven of als ze een status hebben op straat komen te staan of in sobere containers worden gehuisvest. Waardoor nog minder faciliteiten ter beschikking zullen zijn voor inburgering. Een snelle en effectieve inburgering wordt dan heel lastig. De D66-fractie ontvangt hier graag een reactie op van het kabinet.
Antwoord vraag 7
Op dit moment wordt door het Ministerie van Asiel en Migratie gewerkt aan de nadere uitwerking van de versobering van de opvang. Bij deze uitwerking houdt het ministerie zich te allen tijde aan de normen zoals vastgesteld door de (herziene) Europese Opvangrichtlijn en de ambities zoals vastgesteld in de Uitvoeringsagenda flexibilisering asielketen die eerder dit jaar met de Tweede Kamer is gedeeld. Ook houdt het ministerie bij de uitwerking rekening met het aangekondigde voornemen van het kabinet om deelname aan de arbeidsmarkt van asielzoekers van wie de kans groot is dat zij een asielvergunning krijgen te stimuleren en belemmeringen weg te nemen. Dit bevordert hun integratie en hiermee dragen zij meer bij aan de samenleving en de eigen opvangkosten. Het uitgangspunt van de Wet inburgering 2021 blijft, dat inburgeraars zo snel mogelijk en actief deelnemen aan de Nederlandse samenleving.
Vraag 8
Gemeenten, zoals Meierijstad of Gouda, die succesvol zijn in het bevorderen van uitstroom naar werk in een vroege fase na aankomst in Nederland, benaderen het vraagstuk van snel en volwaardig deelnemen niet vanuit een beperkte inburgeringsfocus, maar met een bredere blik op alles wat daadwerkelijk bijdraagt aan een effectieve en succesvolle integratie. Bijvoorbeeld door al vanuit de opvang faciliteiten te organiseren waardoor mensen uiteindelijk aan het werk kunnen. In hoeverre neemt het kabinet deze bredere benadering, zoals toegepaste in deze gemeenten, mee in het lerend stelsel van Wi2021?
Antwoord vraag 8
Een brede benadering maakt niet per definitie onderdeel uit van het lerend stelsel van de Wi2021. Wat in de ene gemeente werkt hoeft niet in een andere gemeente de oplossing te zijn. Wel is het belangrijk kennis te hebben van de succesvolle elementen binnen een benadering; wat werkt en wat werkt niet? Meierijstad laat zien dat een netwerk bestaande uit betrokken maatschappelijke organisaties en werkgevers positief werkt.
Om positieve gemeentelijke initiatieven meer bekendheid te geven, zijn de Regionale Verbinders in het leven geroepen. Via de Regionale Verbinders worden succesvolle benaderingen -en andere goede praktijken- zoveel mogelijk bekend gemaakt, zodat zij landelijk uitgerold kunnen worden. De Regionale Verbinders kunnen goede praktijken en eventuele knelpunten delen met andere gemeenten en met werkgevers in de 35 arbeidsmarktregio's en op landelijk niveau. Hetzelfde geldt ten aanzien van initiatieven gericht op werk voor statushouders, zoals Meierijstad doet met behulp van banenmarkten.
Vragen leden van de SP-fractie
Vraag 1.
Is de staatssecretaris het met de SP-fractie eens dat inburgeren moeilijker is wanneer je niet mag werken of naar school mag en dat maanden- of zelfs jarenlang gedwongen stilzitten juist een negatieve invloed heeft op de integratie?
Antwoord vraag 1
Juist om een negatieve invloed op integratie te voorkomen hebben we het programma Vroege integratie en participatie (VrIP) en voorinburgering. Dit programma omvat activiteiten en werkzaamheden van het COA om in een vroeg stadium aan te sluiten bij de kansen en talenten van de bewoners, waardoor zij zo snel mogelijk kunnen participeren en integreren in Nederland. Het programma kent Meedoenbalies. Bij de Meedoenbalies worden bewoners van het azc begeleid naar participatieactiviteiten en vrijwilligerswerk, en waar mogelijk naar betaald werk. Daarnaast bestaat het programma uit een begeleidingsgesprek participatie. Tijdens dit gesprek bespreekt de casemanager van het COA met de asielzoeker of statushouder de mogelijkheden tot participatie op en in de nabije omgeving van de opvanglocatie. Tot slot voorziet het VrIP-programma in NT2-taallessen voor kansrijke asielzoekers. Het gaat om 6 uur taalles per week gedurende 4 weken.
Verder geldt dat met de afschaffing van de 24 weken eis de mogelijkheden voor asielzoekers om betaald werk te verrichten zijn verruimd. Asielzoekers mogen thans meer dan 24 weken per jaar werken als hun asielaanvraag minstens zes maanden in behandeling is en de werkgever een tewerkstellingsvergunning heeft.
Vraag 2.
Ziet de staatssecretaris ook kansen op dit gebied, bijvoorbeeld als de mogelijkheden voor asielzoekers om te werken worden verruimd?
Antwoord vraag 2
Vragen over extra mogelijkheden voor asielzoekers en werk vallen niet binnen mijn inburgeringsportefeuille.
Vragen 3 en 4
Gelet op de emanciperende werking die taalbeheersing heeft, ziet de staatssecretaris ook de meerwaarde ervan in om arbeids-, kennis- en studiemigranten meer te laten inburgeren, en dan specifiek qua het bereiken van een taalbeheersingsniveau waarmee enige mate van zelfstandigheid kan worden bereikt? Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om ook van arbeids-, kennis- en studiemigranten te vragen het hoogst haalbare taalniveau te bereiken?
Antwoord vragen 3 en 4
De Wet inburgering maakt onderscheid tussen migranten die voor een tijdelijk verblijfsdoel naar Nederland komen en zij die voor een niet tijdelijk doel komen. De inburgeringsplicht wordt opgelegd aan migranten die zich blijvend willen vestigen in
Nederland: asielmigranten en gezinsmigranten uit een derdeland. Arbeids-kennis-en studiemigranten komen voor een tijdelijk doel naar Nederland9. Zij kunnen ervoor kiezen vrijwillig in te burgeren. Arbeidsmigranten afkomstig uit de EU, EER of Zwitserland kunnen hiervoor een lening krijgen bij DUO.
Desondanks wil ik benadrukken dat ik het van belang vind dat EU-arbeidsmigranten, kennis- en studiemigranten die langdurig hier willen blijven ook de Nederlandse taal leren. Het kabinet stimuleert de duurzame inzetbaarheid van arbeidsmigranten die hier langer of permanent blijven en zo ook hun participatie in den brede in de samenleving. In het Regeerprogramma heeft het kabinet aangekondigd dat werkgevers meer verantwoordelijkheid moeten nemen in de taalscholing van arbeidsmigranten. Het zorgt ervoor dat de veiligheid op de werkplek verbetert en het versterkt de zelfredzaamheid in de samenleving. Met betrekking tot de aanpak voor het verbeteren van de taalvaardigheid van EU-arbeidsmigranten heeft het vorige kabinet op 16 juni jl. de Kamer geïnformeerd.10
Vragen 5 en 6
Daarnaast vraagt de fractie van de SP welke rol en verantwoordelijkheid de werkgever en onderwijsinstellingen hierin zullen krijgen, ook kijkend naar de financiering van het volgen van taallessen. Hetzelfde geldt voor de overheid als geheel: hoe zal de overheid haar rol vervullen als het gaat om mensen voldoende kans en ondersteuning te bieden om in te kunnen burgeren?
Antwoord vragen 5 en 6
Arbeidsmigranten, kennismigranten, studiemigranten en de groep Oekraïense ontheemden vallen niet onder de Wi2021.
Arbeidsmigranten; zie antwoord vragen 3 en 4.
Een kennismigrant is een hoogopgeleide werknemer van buiten de EU die naar Nederland komt vanwege zijn of haar specifieke expertise.11 Kennismigranten komen naar Nederland met een tijdelijk doel. Daarom zijn er vanuit de Wi2021 geen vastgestelde verplichtingen, zoals de verplichting om in te burgeren of een zo hoog mogelijk Nederlands taalniveau bereiken. Kennismigranten met een relatief stabiele werksituatie, hechten veel waarde aan Nederlandse taalvaardigheid als middel tot integratie (voor sociale contacten en beter begrip van de Nederlandse cultuur). Er zijn werkgevers die voor hen taallessen financieren. Gelijktijdig geldt dat er bij kennismigranten demotiverende factoren zijn voor het leren van de Nederlandse taal, namelijk de makkelijke communicatie in het Engels en het gebrek aan tijd. Bovendien werken zij vaak in een Engelstalige omgeving.
Studiemigranten komen naar Nederland om een studie te volgen. Na afloop van de studie gaan de meeste studenten weer terug naar huis. De blijfkans voor internationale studenten na vijf jaar is momenteel gemiddeld 25% en voor EER-studenten, die in Nederland kunnen studeren voor hetzelfde collegegeld als Nederlandse studenten, slechts 19%. Voor studiemigranten zijn in de Wi2021 geen verplichtingen vastgelegd. Wel ligt er een wetsvoorstel van de minister van OCW: de Wet internationalisering in balans (WIB). Doel van het wetsvoorstel is het realiseren van een duurzame balans in de internationalisering van het hoger onderwijs in het licht van de maatschappelijke kosten en baten ervan en het beschermen en behouden van het Nederlands als taal in onderwijs en onderzoek.
Onlangs heeft de minister van OCW aangegeven de lagere regelgeving bij de wet - de amvb met de uitwerking van de criteria anderstalig onderwijs - te willen aanscherpen.12 Doel is dat het Nederlands weer de norm wordt aan voor hogescholen en universiteiten en dat meer internationale talent na afloop van de studie vaker in Nederland blijft om een bijdrage te leveren aan maatschappij en (kennis)economie.
Met de WIB wordt ook een zorgplicht geïntroduceerd voor hbo- en wo-instellingen om taalvaardigheidsonderwijs aan te bieden aan anderstalige studenten - kennis van de taal vergroot de kans dat internationale studenten na hun studie in Nederland zullen blijven, zo blijkt uit onderzoek.13
Voor Oekraïense ontheemden is door de voormalige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 2023 15 miljoen euro vrijgemaakt om taalondersteuning te stimuleren via gemeenten. In 2024 komen €2 miljoen aan aanvullende (incidentele) middelen voor taalcursussen beschikbaar in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) voor Oekraïense ontheemden en EU-arbeidsmigranten. In 2025 komt daar voor deze groep nogmaals €10 miljoen bij. Door dit budget blijft het mogelijk dat gemeenten taalonderwijs aan Oekraïense ontheemden kunnen blijven aanbieden, gedurende hun verblijf in Nederland in deze periode.14
Vraag 7
Gezien de centrale rol van gemeenten bij het begeleiden van nieuwkomers bij hun inburgering maakt de SP-fractie zich zorgen over het ravijnjaar 2026 en de bezuinigingen op het Gemeentefonds die nog steeds gepland staan. Maakt de staatssecretaris zich hier ook zorgen over?
Antwoord vraag 7
Met de VNG is afgesproken dat de Wi2021 uitvoerbaar en betaalbaar moet zijn. Om dit te waarborgen zijn afspraken gemaakte over de bekostiging van gemeenten, en is afgesproken de betaalbaarheid van het stelsel na drie jaar te evalueren. Hiertoe zal in 2025 als deelonderzoek van de tussenevaluatie van de Wi2021 een onderzoek naar de betaalbaarheid van de stelsel worden uitgevoerd.
Gelet op de kabinetsmaatregel om alle specifieke uitkeringen, inclusief die voor inburgering, per 2026 over te hevelen naar het Gemeentefonds met een efficiëntiekorting van 10%, vindt - vooruitlopend op het onderzoek - alvast overleg met VNG plaats. Gezamenlijk worden verschillende beleidsopties verkend die kunnen leiden tot een evenredige lastenvermindering, zodat gemeenten hun taken ondanks deze korting kunnen blijven uitvoeren. Daarbij wordt gezocht naar beleidsopties die zo min mogelijk afbreuk doen aan de beleidsdoelen van de Wet inburgering 2021.
Vraag 8
Immers was de insteek van de Wet inburgering om inburgeraars zo snel mogelijk mee te laten doen aan de Nederlandse maatschappij. Blijft dit de aankomende jaren wel haalbaar voor gemeenten, gelet op mogelijke geldtekorten?
Antwoord vraag 8 Zie antwoord vraag 7.
13
Samenstelling:
Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Van Wijk (BBB), Vos (GroenLinks-PvdA (voorzitter), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD), Geerdink (VVD), Van Ballekom (VVD), Bakker-Klein (CDA), Bovens (CDA), Moonen (D66) (ondervoorzitter), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Van Apeldoorn (SP), Huizinga-Heringa (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Kamerstukken I 2023-2024, 35483, L.
Kamerstukken I 2023-2024, 35483, L.
Kamerstukken II 2023-2024, 3 2824, nr. 438.
Toezegging T03101.
RadarAdvies, maart 2024, Uitvoering eerste fase Wet inburgering 2021, zie
https://www.eerstekamer.nl/overig/20240815/uitvoering_eerste_fase_wet/document3/-fWvmgmadcudiw
WODC (2024) Longitudinaal Onderzoek Cohort Statushouders. Met beleid vooruit? (wodc.nl)
Kamerstukken II 2023/2024, 32824 nr. 438
Artikel 2.2, eerste lid Besluit Inburgering 2021
Er zijn ook kennismigranten die uit Europa komen, maar zij worden aangemerkt als arbeidsmigrant.
Kamerstukken II, 2024-2025, 22452 nr. 91.
Nuffic (2023), 'Blijven na afstuderen: Waarom internationale studenten besluiten van Nederland hun nieuwe thuis te maken'.
Zie ook de brief aan de TK over het Actieplan arbeidsmarktparticipatie Oekraïense ontheemden waarin melding wordt gemaakt van diverse activiteiten van de overheid gericht op versterking van de arbeidsmarktpositie van Oekraïense ontheemden. file (overheid.nl)