Nota naar aanleiding van het verslag - Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning in 2025 - Hoofdinhoud
Deze nota naar aanleiding van het verslag i is onder nr. B toegevoegd aan wetsvoorstel 36606 - Koopkrachtondersteuning in 2025.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning in 2025; Nota naar aanleiding van het verslag |
---|---|
Documentdatum | 29-11-2024 |
Publicatiedatum | 29-11-2024 |
Nummer | KST1172619 |
Kenmerk | 36606, nr. B |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
2024-2025
Vergaderjaar
36 606
Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning in 2025
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 29 november 2024
-
1.Inleiding
De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Graag stellen zij daarbij de volgende vragen. De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben naar aanleiding daarvan nog enkele vragen. De leden van de fractie van de SP hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en stellen daarbij een aantal vragen. De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben daarover nog de volgende vragen.
De leden van de fractie van JA21 hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben daarover de volgende vragen. De leden van de fractie van de SGP hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben naar aanleiding daarvan nog enkele vragen.
Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen die de leden van de hiervoor genoemde fracties hebben gesteld over dit wetsvoorstel. Hieronder ga ik in op de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties. De oorspronkelijke tekst van het verslag is vanwege de leesbaarheid geparafraseerd.
-
2.Vragen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de fractie van de VVD merken op dat de uitvoeringstoets van de Dienst Toeslagen aangeeft dat de interactie met burgers van groot belang is. Welke concrete maatregelen neemt het kabinet om de interactie met burgers te vergroten en hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat de overheid de juiste verwachtingen schept over het te ontvangen bedrag aan toeslagen.
Het kabinet vindt het belangrijk dat ouders ontvangen waar zij recht op hebben en problematische terugvorderingen worden voorkomen. Daarvoor onderneemt Dienst Toeslagen verschillende acties zoals de grote publiekscampagne ('check, pas aan en door!'), attenderingsacties om de burger te wijzen op het geschatte inkomen en een pilot waarbij het inkomen van de burger wordt aangepast nadat deze erop geattendeerd is. Burgers worden ook elk jaar in december geholpen met het schatten van hun inkomen bij het automatisch continueren van het kindgebonden budget naar het volgende jaar. Op de eerste voorschotbeschikking in december staan de (nieuwe) bedragen waar iemand in het nieuwe jaar aanspraak op heeft.
Naar aanleiding van de uitvoeringstoets van de Dienst Toeslagen wil de fractie van de VVD voorts weten welke maatregelen er genomen worden om problemen in de overheids-brede communicatie te voorkomen? De uitvoeringstoets van Dienst Toeslagen doelt met het risico op problemen in de 'overheids-brede communicatie' op de verwachtingen van de burger naar aanleiding van het nieuws op Prinsjesdag en de daarbij gecommuniceerde bedragen. De korte termijn waarop wetgeving in het kader van het belastingplan moet worden geïmplementeerd kent zijn uitdagingen voor de uitvoering. Daar wordt de Kamer elk jaar over geïnformeerd. In het geval van het kindgebonden budget betekent dit dat de Dienst Toeslagen in opdracht van het Ministerie van SZW de wijzigingen in de bedragen vooruitlopend op wetgeving reeds per 15 oktober implementeert. Dit is nodig om burgers tijdig van een correcte voorschotbeschikking in december te kunnen voorzien. Wanneer nadien de bedragen toch nog wijzigen vergt dit een uiterste inspanning om de burger daarover -tijdig- te informeren.
De leden van de fractie van de VVD wil tevens weten of de Belastingdienst bestand is tegen de grote drukte bij de Belastingtelefoon, en hoe ervoor gezorgd wordt dat burgers de overheid goed kunnen bereiken? De Belastingtelefoon kent een aantal pieken per jaar. De grootste is in het voorjaar als de aangiftes gedaan moeten worden. Einde jaar is eveneens een piek die veroorzaakt wordt door de samenloop van verschillende wijzigingen waar de verhoging van het kindgebonden budget er één van is. Doordat het eerste voorschot medio december uitbetaald wordt, komen de vragen over het kindgebonden budget net na de grote piek bij de Belastingtelefoon binnen. Speciaal voor deze periode wordt de capaciteit van de Belastingtelefoon opgeschaald. Daarnaast zijn veel antwoorden op vragen te vinden op de website.
-
3.Vragen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 willen weten waarom het kabinet ervoor gekozen heeft om het maximumbedrag van het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders te verlagen, maar dat voor een gezin met twee ouders te verhogen. Het effect dat de leden van de fractie van D66 waarnemen komt voort uit de samenloop van de afbouw van maatregelen die het vorige kabinet in 2023 heeft genomen en de intensivering waar het huidige kabinet voor heeft gekozen. In 2023 heeft ook een ophoging van de kindbedragen plaatsgevonden. Deze ophoging was deels structureel en deels incidenteel. De incidentele ophoging van de kindbedragen wordt in de jaren tot en met 2028 geleidelijk afgebouwd. Datzelfde geldt ook voor de zogenaamde alleenstaande ouderkop (ALO-kop). Alleenstaande ouders ontvangen daarbij geïntegreerd in het kindgebonden budget een extra bedrag. De ALO-kop is met het koopkrachtpakket 2023 deels tijdelijke verhoogd. Die tijdelijke verhoging wordt de komende jaren afgebouwd. Hierdoor valt de ALO-kop volgend jaar € 91,- lager uit. Ondanks de afbouw van de ALO-kop die in het basispad zit, verhoogt het kabinet met de intensivering de tegemoetkoming voor het merendeel van de Wkb-gerechtigde huishoudens per saldo.
De leden van de fractie D66 vragen voorts naar de impact die deze maatregel zal hebben op de kinderarmoede van kinderen die afhankelijk zijn van een alleenstaande ouder. Met het totaal aan aanpassingen in het kindgebonden budget in 2025 en verder voorkomt het kabinet een toename van de kinderarmoede ten opzichte van 2024, volgens de ramingen van het Ministerie van SZW en het CPB. Alhoewel de verlaging van de alleenstaande ouderkop op zichzelf staand een negatief effect heeft op de koopkracht van alleenstaande ouders in 2025, geldt dat wanneer gekeken wordt naar de effecten van alle koopkrachtmaatregelen een ander
2
beeld ontstaat. In 2025 is sprake van een gelijkblijvende koopkracht voor alleenstaande ouders met een bijstandsuitkering en een koopkrachtvooruitgang van 1% voor werkende alleenstaande ouders met een inkomen ter hoogte van het minimumloon.
-
4.Vragen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de fractie van de SP vragen of de regering kan uitleggen waarom niet gekozen is voor een verhoging die de kinderarmoede verder zou verlagen.
Via onder andere de intensivering van het kindgebonden budget zorgt het kabinet ervoor dat kinderarmoede niet toeneemt. Deze ontwikkeling is een forse daling van de kinderarmoede ten opzichte van het eerder geraamde basispad. Het kabinet heeft ook andere doelen op het gebied van inkomensondersteuning, waaronder het verbeteren van de positie van werkenden met middeninkomens en de inzet op vereenvoudiging van het stelsel. Het kabinet is van mening dat, ook gezien de spanning tussen de doelstellingen, het juiste evenwicht met dit pakket wordt bereikt. Voorts vragen de leden van de fractie van de SP of de regeling wordt bijgesteld als blijkt dat de kinderarmoede toch toeneemt en hoe deze ontwikkeling wordt gemonitord.
Het kabinet gebruikt bij het maken van beleid ramingen van de ontwikkeling van de kinderarmoede van het Ministerie van SZW en het Centraal Planbureau. Deze ramingen worden geüpdatet op basis van realisaties. Zo voeden realisaties automatisch toekomstig beleid.
-
5.Vragen van de leden van de fractie van de Christenunie
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen het kabinet met een rekenvoorbeeld inzichtelijk maken wat het steiler afbouwpad in het kindgebonden budget zou kunnen betekenen voor de marginale druk van huishoudens, daarbij rekening houdend met de afbouwpaden van andere inkomensafhankelijke regelingen, zoals de toeslagen.
Onderstaande figuur toont de marginale druk bij het persoonlijk inkomen van werkenden in 2028 na de Voorjaarsnota en Miljoenennota (dus inclusief beleid). Hierin wordt rekening gehouden met alle fiscale regelingen en toeslagen die de marginale belastingdruk beïnvloeden. De gemiddelde marginale druk ligt iets lager met het beleid uit de Miljoenennota. In 2028 geldt dat voor huishoudens met een inkomen op het afbouwtraject van het kindgebonden budget de marginale druk met 1,75%-punt stijgt als gevolg van de steilere afbouw. Er zijn ook huishoudens die door de steilere afbouw geen recht meer hebben op kindgebonden budget. Hun marginale druk is daardoor 6,75 procentpunt lager. Tegelijkertijd leidt de vereenvoudiging van de huurtoeslag (voor inkomens tussen circa € 35.000 en € 50.000) en de verlaging van het belastingtarief in de nieuwe eerste schijf tot een verlaging van de marginale druk.
Figuur: Vergelijking verwachte marginale druk in 2028 Voorjaarsnota (VJN) en Miljoenennota (MJN)
100%
Marginale druk
Bo%
95% Beleid mjn
&o%
— Gemiddelde Beleid MJN
— 5% Beleid mjn
40%
— 95% Beleid vin
Gemiddelde Beleid VIN
20%
5% Beleid VJN
0%
20%
25.000
50,000
75.000 100.000 125.000
Persoonli k bruto inkomen (euro)
-
6.Vragen van de leden van de fractie van JA21
De leden van de fractie van JA21 hebben een aantal vragen met betrekking tot kinderarmoede. Zo willen de leden weten hoe het kabinet het bestrijden van kinderarmoede enerzijds en het beperken van de marginale druk anderzijds heeft gewogen, en of daarbij specifieke criteria gehanteerd zijn? Voorts willen de leden van deze fractie weten waarom er gekozen is voor een steilere afbouw van het kindgebonden budget als dit de marginale druk nog verder verhoogt? Waren er alternatieve maatregelen mogelijk om kinderarmoede te bestrijden zonder dit effect? Zo ja, waarom zijn deze dan niet voorgesteld? In het Hoofdlijnenakkoord is structureel € 300 miljoen beschikbaar gesteld voor het intensiveren van het kindgebonden budget met als doel om kinderarmoede tegen te gaan. Volgens onderzoek van het CPB is het kindgebonden budget een kosteneffectieve manier om kinderarmoede te reduceren. Alternatieve regelingen, zoals de kinderbijslag, zijn minder gericht op lagere inkomens, en zouden met hetzelfde budget minder verhoogd kunnen worden. Het kabinet kiest er daarom voor om kinderarmoede tegen te gaan door middel van een verhoging van het kindbedrag in combinatie met het gerichter maken van de regeling. Het kindgebonden budget wordt gerichter gemaakt door de verhoging van het afbouwpercentage met 1,75%-punt in 2028. Door het gerichter maken van de regeling konden de kindbedragen extra verhoogd worden, en wordt de eerder geraamde toename van de kinderarmoede voorkomen. Wel neemt als gevolg van deze maatregel de marginale druk toe. Om de marginale belastingdruk te verlagen heeft het kabinet andere maatregelen genomen waaronder de vereenvoudiging van de huurtoeslag in 2026 en de verlaging van het belastingtarief in de nieuwe eerste schijf.
De leden van de fractie van JA21 vragen tevens hoe het kabinet ervoor zorgt dat huishoudens met een lager inkomen niet ontmoedigd worden om extra uren te werken door de hogere marginale druk. Ook willen de leden weten wat de effecten van de hogere marginale druk op de arbeidsparticipatie zijn, vooral met betrekking tot alleenstaande ouders en gezinnen met middeninkomens. Het kabinet ziet dat de steilere afbouw in het kindgebonden budget een opwaarts effect heeft op de marginale belastingdruk. Tegenover de steilere afbouw staat dat de vereenvoudiging van de huurtoeslag in 2026 en de verlaging van het belastingtarief in de nieuwe eerste schijf die juist leiden tot een verlaging van de marginale druk. Per saldo neemt de gemiddelde marginale druk in 2028 iets af. Het kabinet verwacht dan ook geen grote effecten op de arbeidsparticipatie of ontmoedigingseffecten door de maatregelen.
-
7.Vragen van de leden van de fractie van de SGP
De leden van de fractie van de SGP constateren dat het kindgebonden budget de komende jaren wordt verhoogd, maar dat daar tegenover een steilere afbouw van het kindgebonden budget staat. Zij vragen het kabinet om een heldere toelichting te geven op de samenhang van dit wetsvoorstel in relatie tot de marginale druk? In het Hoofdlijnenakkoord is structureel € 300 miljoen beschikbaar gesteld voor het intensiveren van het kindgebonden budget met als doel om kinderarmoede tegen te gaan. Het kabinet kiest ervoor om dit te realiseren middels een verhoging van het kindbedrag in combinatie met het gerichter maken van de regeling. Het kindgebonden budget wordt gerichter gemaakt door de verhoging van het afbouwpercentage met 1,75%-punt in 2028. In 2028 geldt dat voor huishoudens met een inkomen op het afbouwtraject van het kindgebonden budget de marginale druk met 1,75%-punt stijgt als gevolg van de steilere afbouw. Er zijn ook huishoudens die door de steilere afbouw geen recht meer hebben op kindgebonden budget. Hun marginale druk is daardoor 6,75 procentpunt lager. Tegelijkertijd neemt het kabinet ook andere maatregelen die de marginale belastingdruk verlagen, zoals de vereenvoudiging van de huurtoeslag en de verlaging van het belastingtarief in de nieuwe eerste schijf.
De leden van de fractie van de SGP merken op dat de steilere afbouw betekent dat huishoudens tot een inkomen van ongeveer € 105.000 in de komende jaren een hoger kindgebonden budget ontvangen. Voor alleenstaanden tot €31.125 en echtparen tot € 44.000 levert dit extra geld op, maar voor de andere inkomensgroepen leidt dit tot een hogere marginale druk. Zij willen weten wat het effect is van de toename van de marginale druk voor inkomensgroepen met een hoge marginale druk van bijvoorbeeld boven de 50%. In de SZW-begroting wordt jaarlijks een raming gemaakt van de gemiddelde ontwikkeling van de marginale belastingdruk van inkomensgroepen. Onderstaande tabel toont de ontwikkeling tussen 2024 en 2025. Hierin wordt naast het hogere afbouwpercentage in het kindgebonden budget ook rekening gehouden met andere relevante ontwikkelingen voor de marginale belastingdruk, zoals de belastingverlaging via de nieuwe belastingschijf voor lagere inkomens.
Bruto inkomen |
2024 |
2025 |
<wml |
16,5% |
16,9% |
1-1,5x wml |
49,5% |
48,6% |
1,5-2x wml |
54,8% |
54,4% |
2-3x wml |
56,0% |
56,5% |
>3x wml |
58,2% |
58,0% |
In 2028 geldt dat voor huishoudens met een inkomen op het afbouwtraject van het kindgebonden budget de marginale druk met 1,75%-punt stijgt als gevolg van de steilere afbouw. Er zijn ook huishoudens die door de steilere afbouw geen recht meer hebben op kindgebonden budget. Hun marginale druk is daardoor 6,75 procentpunt lager. Tegelijkertijd leidt de vereenvoudiging van de huurtoeslag (voor inkomens tussen circa € 35.000 en € 50.000) en de verlaging van het belastingtarief in de nieuwe eerste schijf tot een verlaging van de marginale druk.
Onderstaande figuur toont de marginale druk bij het persoonlijk inkomen van werkenden in 2028 na de Voorjaarsnota en Miljoenennota (dus inclusief beleid). De gemiddelde marginale druk ligt over het algemeen iets lager met het beleid uit de Miljoenennota.
De leden van de fractie van de SGP vragen voorts of het kabinet oplossingen ziet om de toename van de marginale druk te mitigeren, of in ieder geval niet toe te laten nemen vanwege de steilere afbouw van het kindgebonden budget. Tegenover de steilere afbouw van het kindgebonden budget staat dat de vereenvoudiging van de huurtoeslag in 2026 en de verlaging van het belastingtarief in de nieuwe eerste schijf juist leiden tot een verlaging van (pieken in) de marginale druk. Per saldo neemt de gemiddelde marginale druk in 2028 iets af.
-
8.Vragen van de leden van de fractie van 50-PLUS
De leden van de fractie van 50-PLUS vragen of er in 2025 nog steeds sprake is van een alleenstaande ouderkop en hoe hoog deze is. Voorts willen de leden van de fractie van 50-PLUS weten of het kabinet hun analyse deelt dat het kindgebonden budget op de huidige wijze fors bijdraagt aan de 'straf op samenwonen'? Daarmee wordt gedoeld op het verlies van toeslagen en inkomensafhankelijke kortingen als mensen gaan samenwonen. De alleenstaande ouderkop (ALO-kop) is nog steeds een integraal deel van het kindgebonden budget. De hoogte van dit deel is € 3.389 in 2025. De ALO-kop maakt op bijstandsniveau onderdeel uit van het bestaansminimum van een alleenstaande ouder. Mensen die samenleven hebben geen recht op ALO-kop. Daar staat tegenover dat zij niet ieder de kosten voor een eigen huishouden hoeven op te brengen maar die kosten kunnen delen. De maandelijkse ALO-kop tegemoetkoming is in de meeste gevallen lager dan de kosten voor huur die komt te vervallen door samenwonen. Het kabinet deelt daarom de analyse niet dat de ALO-kop als een 'straf op samenwonen' op te vatten is.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
7