Voorstel tot wijziging Reglement van Orde; Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde ter herijking van de regels voor afgesplitste Kamerleden - Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde ter herijking van de regels voor afgesplitste Kamerleden - Hoofdinhoud
Dit voorstel is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 36456 - Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde ter herijking van de regels voor afgesplitste Kamerleden.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde ter herijking van de regels voor afgesplitste Kamerleden; Voorstel tot wijziging Reglement van Orde; Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde ter herijking van de regels voor afgesplitste Kamerleden |
---|---|
Documentdatum | 23-05-2024 |
Publicatiedatum | 23-05-2024 |
Nummer | KST364563 |
Kenmerk | 36456, nr. 3 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2023-
2024
36 456
Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde ter herijking van de regels voor afgesplitste Kamerleden
Het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 7.20, tweede lid, wordt toegevoegd «In afwijking van het eerste lid wordt in de vaste commissies en de commissie voor de Rijksuitgaven daarbij ook steeds ten minste één lid van elke fractie of groep zonder lid in de commissie, in de gelegenheid gesteld aan de besluitvorming deel te nemen. De Kamer kan besluiten dat de vorige zin ook op andere commissies van toepassing is.»
B
In artikel 7.31, vierde lid, wordt «een minuut,» vervangen door «anderhalve minuut,».
Met dit voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde wordt uitvoering gegeven aan twee aanbevelingen uit het verslag van de werkgroep Herijking positie afgesplitste Kamerleden.
Onderdeel A
Dit onderdeel bevat de uitwerking van de aanbeveling over het stemrecht bij de e-mailbesluitvorming in commissieverband.1
De wijziging heeft betrekking op artikel 7.20, tweede lid, van het Reglement van Orde. Dat artikellid bepaalt dat een commissie buiten haar vergaderingen langs schriftelijke weg kan besluiten over een voorstel dat naar het oordeel van haar commissievoorzitter eenvoudig en spoedeisend
1 Zie daarover subparagraaf 2.2 van het rapport onder Kamerstukken 36 456 nr. 1, bijlage,
-
p.10-11.
kst-36456-3 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024
van aard is. Het besluit wordt langs schriftelijke weg genomen als ware de Kamer in voltallige samenstelling bijeen en stemde zij als bedoeld in artikel 8.25 van het Reglement van Orde (handopsteken). Deze bepaling beschrijft de zogenaamde e-mailprocedure en legt vast dat de stem van één stemgerechtigd lid in een commissie wordt geteld als ware het de stemmen van alle leden van de gehele fractie van dat lid. Gestemd wordt volgens het principe van handopsteken zoals in de plenaire vergadering wordt toegepast (geen «hoofden tellen», maar de stemmen die in de e-mailprocedure zijn ontvangen per volledige fractie optellen). In de huidige praktijk mogen alleen de stemgerechtigde commissieleden daarbij stemmen. Dus niet door afgesplitste leden die plaatsvervangend lid zijn, want zij vervangen bij de huidige werkwijze geen lid van hun groep (de commissieleden zijn steeds uit de fracties afkomstig), en kunnen dan op basis van het eerste lid van het artikel dus geen stemrecht in de commissie hebben. Commissiestaven maken er in de uitkomstmail van een e-mailprocedure standaard melding van als een niet-lid van de commissie zijn voorkeur in een e-mailprocedure kenbaar heeft gemaakt en vermelden daarbij dat dit niet als stem wordt meegerekend bij het bepalen van de uitslag.
Voorgesteld wordt dat in de e-mailprocedure van de vaste commissies en de commissie voor de Rijksuitgaven (de commissies waarin thans alle fracties met commissieleden zijn vertegenwoordigd en waarvan de samenstelling na de verkiezingen wordt bepaald) ook alle afgesplitste leden steeds stemrecht krijgen (i.e. zij mogen stemmen over een door een (plaatsvervangend) lid ingebracht voorstel), dus ook in de e-mailprocedures van commissies waarvan zij geen commissielid zijn.
Om dit te regelen, worden aan artikel 7.20, tweede lid, twee zinnen toegevoegd.
In de eerste zin wordt geregeld dat binnen de e-mailprocedure van de vaste commissies en de commissie voor de Rijksuitgaven (naast de commissieleden) ook steeds ten minste één lid van elke fractie of groep zonder een commissielid in de commissie, in de gelegenheid wordt gesteld mee te beslissen.
Daarbij is de regeling in beginsel beperkt tot de vaste commissies en de commissie voor de Rijksuitgaven, dat wil zeggen de commissies genoemd in de artikelen 7.1 en 7.4 van het Reglement van Orde, aangezien dit de commissies zijn waarin thans alle fracties zijn vertegenwoordigd, en de aard van de overige commissies zich niet leent voor toepassing van deze regel. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de (besloten) besluitvorming van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten en van parlementaire enquêtecommissies. Wel is in de tweede zin de mogelijkheid opgenomen om als Kamer te besluiten de regel uit te breiden tot andere commissies, wat aan de orde kan zijn wanneer er in de toekomst andere commissies zijn waarin (vrijwel) alle fracties zijn vertegenwoordigd, waaraan bijv. kan worden gedacht als in de toekomst een tijdelijke commissie wordt ingesteld met een zeer brede opzet.
De zinsnede «In afwijking van het eerste lid» is opgenomen om te verduidelijken dat met de nieuwe bepaling wordt afgeweken van het in dat artikellid opgenomen uitgangspunt dat slechts de commissieleden (of plaatsvervangers van hun fractie of groep bij hun verhindering) aan de besluitvorming deelnemen.
Binnen de regel zal in de betrokken commissies dus ook voor elke fractie of groep die niet met een (plaatsvervangend) commissielid in de commissie is vertegenwoordigd ten minste één lid in de gelegenheid moeten worden gesteld om volwaardig mee te beslissen bij elke e-mailprocedure. Fracties worden daarbij ook genoemd in de bepaling, aangezien op grond van artikel 7.11 van het Reglement van Orde niet elke fractie automatisch in een commissie hoeft te zijn vertegenwoordigd. Verder kan de vaste commissie in de praktijk in overleg met de betrokken fracties en groepen bepalen welke leden (naast de commissieleden) in de e-mailprocedure kunnen meebeslissen. Daarbij zullen de betrokken leden ook dienen te worden opgenomen in de e-maildistributielijsten van de vaste commissies en de commissie voor de Rijksuitgaven.
De besluitvorming in de e-mailprocedure vindt binnen het voorstel verder nog steeds plaats als thans gebruikelijk in de e-mailprocedure (dus fractiegewijs/groepsgewijs onder overeenkomstige toepassing van artikel 8.25 van het Reglement van Orde). De beoogde wijziging laat ook onverlet dat besluiten slechts in een e-mailprocedure kunnen worden genomen, indien een voorstel naar het oordeel van de commissievoorzitter eenvoudig en spoedeisend van aard is. Verder omvat het voorstel alleen het stemrecht in de e-mailprocedure. Het omvat dus niet het recht voor afgesplitste Kamerleden om ook zelf voorstellen voor een e-mailprocedure te doen in de vaste commissies waarvan zij geen (plaatsvervangend) lid zijn.
Om dit voorstel in de praktijk te realiseren, zullen afgesplitste Kamerleden in de e-mail distributielijsten van alle vaste commissies en de commissie voor de Rijksuitgaven worden opgenomen.
Onderdeel B
Met dit onderdeel wordt 75 procent-regel uit de aanbeveling over spreektijden bij plenaire debatten verankerd in het artikel over tweeminu-tendebatten, artikel 7.31, vierde lid, van het Reglement van Orde.
Daardoor krijgen groepen in tweeminutendebatten voortaan anderhalve minuut spreektijd, tegenover één minuut spreektijd in de huidige situatie. Voor de verdere toelichting hierop wordt verwezen naar de geleidende brief bij dit voorstel, onder het kopje «Spreektijden bij plenaire debatten».2
Namens de commissie voor de Werkwijze,
Inge van Dijk Omtzigt
2 Zie ook subparagraaf 2.3 van het rapport onder Kamerstukken 36 456 nr. 1, bijlage, p. 10-11.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 36 456, nr. 3 3