Brief regering; Hervorming arbeidsmarktinfrastructuur - Financieel en sociaal-economisch beleid

Deze brief is onder nr. 109 toegevoegd aan dossier 33566 - Financieel en sociaal-economisch beleid.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Financieel en sociaal-economisch beleid; Brief regering; Hervorming arbeidsmarktinfrastructuur
Document­datum 29-04-2024
Publicatie­datum 29-04-2024
Nummer KST33566109
Kenmerk 33566, nr. 109
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2023-2024

33 566

Financieel en sociaaleconomisch beleid

Nr. 109    BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELE

GENHEID, VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN, VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 29 april 2024

Werk is een essentieel onderdeel in het leven van mensen. Sommige mensen lukt het niet om duurzaam aan het werk te komen. Arbeidsmarkt-dienstverlening biedt werkzoekenden ondersteuning. Arbeidsmarktdienst-verlening helpt ook werkgevers om medewerkers te vinden en zich aan te passen aan de veranderende arbeidsmarkt. Door werkzoekenden, werkenden en werkgevers beter te ondersteunen op de arbeidsmarkt, kunnen we de kansen die de huidige krapte biedt, benutten voor mensen die nu nog langs de lijn staan. Tevens kan dit de druk op werkgevers in tekortsectoren verlichten, waaronder de zorg, het onderwijs, de (woning)bouw, de kinderopvang, (internationale) veiligheid en bij beroepen die nodig zijn voor klimaat- en digitale transities.

In deze brief lichten we toe hoe het kabinet de arbeidsmarktdienstver-lening structureel wil verbeteren door hervorming van de arbeidsmarktin-frastructuur. Dit is de uitwerking van de brief van 11 oktober 2022, waarin wij u hebben geïnformeerd over de uitgangspunten voor de uitbreiding van de arbeidsmarktinfrastructuur.1Voordat we de voorgestelde maatregelen toelichten, gaan we eerst in op de lessen uit de regionale mobili-teitsteams, een crisismaatregel uit de coronapandemie waar deze hervorming op voortbouwt.

Geleerde lessen vanuit de regionale mobiliteitsteams

De regionale mobiliteitsteams zijn destijds opgericht om mensen te helpen die hun baan verloren of dreigden te verliezen als gevolg van de

1 Kamerstukken II 2022/23, 33 566, nr. 108

kst-33566-109 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024

coronapandemie.1 Binnen de regionale mobiliteitsteams werken verschillende publieke en private partijen samen om mensen te ondersteunen bij vragen over werk en ontwikkeling. Deze dienstverlening is bedoeld als aanvulling op de bestaande dienstverlening van publieke of private partijen, waar mensen bijvoorbeeld op het werk of in een uitkering al gebruik van kunnen maken. De regionale mobiliteitsteams leveren maatwerk waar de bestaande infrastructuur tekortschiet. De regionale mobiliteitsteams hebben van maart 2021 tot februari 2024 ongeveer 41.0002 mensen geholpen bij werk gerelateerde ondersteuningsvragen.

Uit de bijgevoegde evaluatie van de regionale mobiliteitsteams blijkt dat de aanvullende dienstverlening vanuit verschillende publieke en private partijen heeft voorzien in een ondersteuningsbehoefte. Zo heeft de inzet van en samenwerking met de vakbonden een aanvulling voor de dienstverlening aan de doelgroep werkenden gebracht. Dit is waardevol geweest voor de ondersteuning van deze mensen. De samenwerking tussen de partijen is geïntensiveerd en daarmee is de dienstverlening verbeterd. De beschikbaarheid van een gezamenlijk budget en het werken vanuit één toegangsloket zijn hierbij belangrijke factoren die we structureel willen behouden. Een les uit de evaluatie is dat de regionale mobiliteitsteams vooral een aanvulling zijn geweest op de individuele dienstverleningsmogelijkheden van publieke en private partijen. In de structurele situatie willen we de samenwerking verder versterken. Daarnaast is bij de regionale mobiliteitsteams gebleken dat de financieringssystematiek onvoldoende mogelijkheden bood om de rechtmatige besteding van middelen vast te stellen.3In de toekomstige arbeidsmarktin-frastructuur maken we daarom gebruik van de bestaande financierings-en verantwoordingssystematiek, gericht op rechtmatige, doeltreffende en beleidsmatige besteding van de middelen.

Via de motie Palland/Van Kent4 heeft uw Kamer gevraagd om de betrokkenheid van sociaal ontwikkelbedrijven bij de regionale mobiliteitsteams te bevorderen. Naar aanleiding hiervan is vorig jaar een uitvraag gedaan naar de actuele positie van sociaal ontwikkelbedrijven binnen de regionale mobiliteitsteams. Net als bij een eerder onderzoek blijkt uit deze uitvraag opnieuw dat er zo goed als overal in ons land een samenwerking is. Hierop voortbouwend blijft de inzet in de nieuwe arbeidsmarktinfra-structuur om sociaal ontwikkelbedrijven landelijk en regionaal goed te positioneren.

Waar liggen kansen voor verbetering van de arbeidsmarktinfra-structuur?

Binnen de 35 arbeidsmarktregio's spannen publieke en private organisaties, zoals Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), gemeenten, werkgeversorganisaties, vakbonden, Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en onderwijs- en opleidingsinstellingen, zich in om mensen te begeleiden naar passend werk of (arbeidsmarktgerichte) scholing. In de arbeidsmarktdienstverlening spelen daarnaast organisaties als sociaal ontwikkelbedrijven, brancheorganisaties, uitzendbureaus en re-integratiebureaus een belangrijke rol. Samen vormen al deze organisaties de arbeidsmarktinfrastructuur en we hebben ook al deze organisaties nodig.

De focus van deze brief ligt primair bij de knelpunten in de samenwerking van deze partijen binnen de arbeidsmarktregio's en minder bij de knelpunten in de eigen dienstverlening van deze partijen. Er zijn kansen in de samenwerking tussen partijen om de dienstverlening aan mensen te verbeteren. Daarbij zorgen we voor een sterkere verbinding tussen het sociale, economische en onderwijs domein. We ondernemen actie op vier samenhangende maatregelen:

  • 1. 
    het creëren van één regionaal loket: het Werkcentrum
  • 2. 
    het versterken van het van-werk-naar-werk-stelsel
  • 3. 
    het meer centraal zetten van de ondersteuningsbehoefte
  • 4. 
    het structureel borgen van een gezamenlijke publiek-private governance
  • 1. 
    Eén regionaal loket: het Werkcentrum

Alle organisaties in de arbeidsmarktinfrastructuur hebben hun eigen dienstverleningspakket, hun eigen werkwijze en hun eigen loket. Deze organisaties werken nu samen in regionale mobiliteitsteams, Werkgevers-Servicepunten en Leerwerkloketten in de arbeidsmarktregio's. Werkzoekenden en werkenden weten in deze veelheid van loketten de juiste dienstverlening niet altijd te vinden. Voor werkgevers is het ingewikkeld dat zij worden benaderd door verschillende partijen tegelijk en/of te maken hebben met een grote diversiteit aan regelingen en uitvoerders daarvan.

Om arbeidsmarktdienstverlening toegankelijker en beter vindbaar te maken, komt er in elke arbeidsmarktregio één gezamenlijk regionaal loket: het Werkcentrum. Werkzoekenden, werkenden en werkgevers kunnen bij het Werkcentrum terecht voor vragen over werk, volgende loopbaanstappen, (arbeidsmarktgerichte) scholing en personeelsvraagstukken.

Toegangspoort tot publieke en private dienstverlening

Het Werkcentrum dient als toegangspoort voor dienstverlening van een publiek-private netwerksamenwerking. Zo wordt publieke en private dienstverlening op een centrale plek ontsloten. De partijen in het Werkcentrum behouden hun zelfstandigheid met de bijbehorende verantwoordelijkheid voor de eigen dienstverlening, want het Werkcentrum is geen rechtspersoon en de bestuurlijke verhoudingen wijzigen niet. Het Werkcentrum kan bijvoorbeeld doorverwijzen naar O&O-fondsen, maar werkgevers- en werknemersorganisaties blijven hiervoor verantwoordelijk.

De publiek-private samenwerking in het Werkcentrum wordt verankerd in de SUWI (structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen) wet- en regelgeving, waarbij UWV en gemeenten de taak krijgen het Werkcentrum te organiseren. Het Werkcentrum is niet de enige manier om toegang te krijgen tot arbeidsmarktdienstverlening. Werkzoekenden, werkenden en werkgevers kunnen nog steeds aankloppen bij de afzonderlijke organisaties.

Een herkenbare en eenduidige naam: het Werkcentrum

Om de toegang voor werkzoekenden, werkenden en werkgevers tot passende dienstverlening makkelijker te maken, is gekozen voor een herkenbare en eenduidige naam: het Werkcentrum. Het uitgangspunt is dat iedere arbeidsmarktregio deze naam gebruikt voor de gezamenlijke kanalen en voor de publiek-private netwerksamenwerking. Arbeidsmarktregio's gaan de naam Werkcentrum gebruiken gevolgd door de naam van de arbeidsmarktregio, bijvoorbeeld Werkcentrum Zuid-Limburg of Werkcentrum Groningen.

De namen WerkgeversServicepunt, Leerwerkloket en regionaal mobili-teitsteam verdwijnen (op termijn). Voor het gebruik van de naam Werkcentrum en het bereiken van verschillende doelgroepen wordt een merk- en communicatiestrategie uitgewerkt.

Regionaal maatwerk binnen landelijke kaders

Elke arbeidsmarktregio is uniek. De huidige organisatie van de arbeids-marktinfrastructuur, de economische en sociale opgave en de beschikbaarheid van voorzieningen als onderwijs en openbaar vervoer verschillen per arbeidsmarktregio. Daarom krijgt de arbeidsmarktregio de ruimte voor maatwerk.

Zo kan de ene regio kiezen voor één fysieke locatie, terwijl de andere regio in meerdere gemeenten een Werkcentrum inricht. De ene regio kan inzetten op de verbinding met de Economic Board, terwijl dat in de andere regio al tot ontwikkeling is gekomen.

Om voor iedereen duidelijk te zijn over wat een Werkcentrum is en wie daar terecht kan, is eenheid in deze verscheidenheid wenselijk. Dit geldt ook voor bedrijven, sociaal ontwikkelbedrijven, onderwijsinstellingen en provincies die vaak in meerdere arbeidsmarktregio's actief zijn. Deze eenheid willen we aanbrengen door het opstellen van een modelcon-venant voor de governance, een landelijke meerjarenagenda en een merken communicatiestrategie voor de Werkcentra. Ook gaat er gezamenlijke dienstverlening georganiseerd worden vanuit de Werkcentra. Voor digitale dienstverlening komt er een landelijke website, die in verbinding staat met websites van de verschillende regio's. Deze onderdelen worden verderop in de brief toegelicht.

Gidsfunctie

Het organiseren van een gidsfunctie is onderdeel van de taak van UWV en gemeenten. Het gaat hier om gidsen die dienstverlening bieden die in elk geval bestaat uit mensen welkom heten bij de fysieke kanalen van het Werkcentrum, hen in verbinding brengen met de juiste dienstverlening, algemene informatie verstrekken over arbeidsmarktkansen, vacatures en scholingsmogelijkheden en met mensen in gesprek gaan over hun loopbaan of andere hulpvraag.

Afhankelijk van de keuzes die een regio maakt zijn deze gidsen ook aanwezig op andere plekken waar mensen en werkgevers binnenlopen en ondersteuning nodig hebben. Dat kan bijvoorbeeld in een Wijkcentrum zijn, waar mensen worden geholpen met schuldenproblematiek. Ten behoeve van de gidsfunctie wordt onderzocht hoe bestaande instrumen-tengidsen kunnen worden ontsloten en aangevuld met andere dienstverlening die beschikbaar is in het netwerk.

Gezamenlijke publieke werkgevers- en werkzoekendendienstverlening

UWV en gemeenten bieden regionaal nu gezamenlijke werkgeversdienst-verlening via het WerkgeversServicepunt. Deze dienstverlening blijft op dezelfde manier beschikbaar via het Werkcentrum. De ondersteuning aan werkgevers bij de banenafspraak wordt via het Werkcentrum ontsloten. Regionaal blijven we ons gezamenlijk met werkgevers inzetten om te zorgen voor extra banen voor mensen met een ziekte of handicap.

Het Landelijk WerkgeversServicepunt UWV en het Landelijk Werkgevers-Servicepunt Gemeenten ondersteunen werkgevers die landelijk of in meer dan één regio actief zijn. In gezamenlijkheid met UWV en gemeenten wordt bekeken hoe de landelijke samenwerking verder versterkt kan worden.

SBB verzorgt ook werkgeversdienstverlening in het kader van het erkennen van leerbedrijven en het werven en ontsluiten van leerbanen. De werkgeversdienstverlening van UWV, gemeenten en SBB zal in het Werkcentrum meer in samenhang vorm krijgen.

Naast de gezamenlijke werkgeversdienstverlening willen we in SUWI weten regelgeving verankeren dat UWV en gemeenten samenwerken om werkzoekendendienstverlening via het Werkcentrum te ontsluiten. Onderdeel hiervan is in ieder geval een deel van de dienstverlening die nu door de Leerwerkloketten wordt geboden. Scholing, met name als deze wordt gecombineerd met werken, is immers een van de meest effectieve instrumenten om werk te vinden en te houden, juist ook voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.5

  • 2. 
    Een versterkt van-werk-naar-werk-stelsel

Hoewel het gros van de baanwisselingen soepel tot stand komt, zijn er groepen werkenden bij wie dit niet zelfstandig lukt. Voor een deel van deze mensen ontbreekt reguliere ondersteuning bij het zoeken naar de volgende stap in hun loopbaan en bij het vinden van ander werk, terwijl hier wel behoefte aan is. De inzet van de vakbonden bij de regionale mobiliteitsteams is voor deze mensen van grote waarde geweest. Werkgeversorganisaties hebben waardevolle ondersteuning geboden aan werkgevers die met de personele gevolgen van de coronacrisis en de daarop volgende arbeidsmarkttekorten te maken kregen.

In het SER middellange termijnadvies 2021-2025 hebben de sociale partners de ambitie uitgesproken om te komen tot dekkende van-werk-naar-werk-dienstverlening. Dit houdt in dat werkenden toegang hebben tot dienstverlening die nodig is om duurzaam de overstap naar ander werk te maken. Ongeacht de contractvorm, de sector waarin diegene werkzaam is of de omvang van het bedrijf. Deze ambitie willen wij steunen met een tijdelijke, meerjarige financiële impuls. We verwachten namelijk dat de van-werk-naar-werk-dienstverlening zonder deze impuls niet op alle onderdelen in het stelsel tot stand komt. Met de sociale partners verkennen wij welke hiaten in de van-werk-naar-werk-dienstverlening bestaan en wat er nodig is om deze weg te nemen.

  • 3. 
    De ondersteuningsbehoefte meer centraal

Het is soms lastig om tijdig passende en/of doorlopende begeleiding aan mensen te bieden, doordat dienstverlening en werkprocessen van partijen onvoldoende op elkaar aansluiten. Voor een deel van de dienstverlening is expertise en inzet van meerdere organisaties nodig. Dit geldt in het bijzonder voor mensen met een complexe ondersteuningsbehoefte. Wanneer organisaties meer mogelijkheden en handelingsruimte hebben om samen te werken, kunnen zij mensen beter ondersteunen.

Een impuls aan gezamenlijke dienstverlening in het netwerk

Vanaf 1 januari 2025 stopt de tijdelijke regeling aanvullende dienstverlening (de regionale mobiliteitsteams) en daarmee het ontschot budget voor aanvullende dienstverlening. In plaats van dit budget, dat enkel voor dienstverlening aan individuele personen wordt ingezet, komt er een tijdelijk impulsbudget om gezamenlijke dienstverlening te ontwikkelen. Zo kan dienstverlening worden georganiseerd die aansluit bij de opgaven en ondersteuningsbehoefte in de regio. Een voorbeeld is de ontwikkeling van publiek-private scholingsprojecten of de implementatie van sectorale Ontwikkelpaden6 richting kansrijke beroepen, zoals de kinderopvang. In beperkte gevallen blijft het mogelijk om uit dit impulsbudget, indien nodig, dienstverlening voor een individu in te zetten. Het gaat dan om dienstverlening die aanvullend is op de bestaande, reguliere dienstverlening.

Betere randvoorwaarden voor samenwerking

Op dit moment zijn er belemmeringen in de samenwerking tussen organisaties. We willen beter mogelijk maken dat UWV en gemeenten gezamenlijk optrekken bij projecten, scholingsinitiatieven en de inkoop van re-integratiediensten. Om de intensievere samenwerking in de arbeidsmarkt te faciliteren is daarnaast gegevensdeling essentieel. Om dit mogelijk te maken creëren we een wettelijke basis voor de verwerking van de noodzakelijke persoonsgegevens. Bij alle verwerkingen van persoonsgegevens staat zorgvuldigheid in de privacybescherming van werkzoekenden voorop. Voor de praktische kant van gegevensdeling maken we op landelijk niveau afspraken over de standaardisatie van gegevens en de uitwisseling hiervan. Het programma Verbeteren Uitwisseling Matchings-gegevens (VUM) heeft al belangrijke stappen hierin gezet.7

  • 4. 
    Een versterkte publiek-private governance

Sinds de vorming van de 35 arbeidsmarktregio's zijn er vele, tijdelijke impulsen geweest, bijvoorbeeld Matchen op Werk, Perspectief op Werk, Dichterbij dan je denkt en de regionale mobiliteitsteams. Door de veelheid en tijdelijkheid van alle initiatieven is de samenwerking, planvorming en dienstverlening incidenteel gestuurd en versnipperd. Het ontbreekt aan een eenduidige governance voor duurzame samenwerking en coördinatie in arbeidsmarktbeleid. Dit geldt op verschillende niveaus: binnen de arbeidsmarktregio, tussen de arbeidsmarktregio's en in relatie tot landelijk of op andere schaal opererende partijen, zoals sectoren, provincies en ministeries.

Om samenwerking tussen publieke en private organisaties te verankeren komt er één Landelijk Beraad en in iedere arbeidsmarktregio één Regionaal Beraad. Deze beraden leggen meerjarig arbeidsmarktbeleid vast in een meerjarenagenda. Deze structuur is een landingsplaats voor nieuwe en bestaande beleidsimpulsen en middelen (Europees, rijk, provincies, gemeenten, privaat).

Het Landelijk en Regionaal Beraad

Het Landelijk Beraad kent een bezetting van de Ministeries van SZW, OCW en EZK, UWV, gemeenten, sociale partners, SBB, onderwijs (publiek bekostigd en privaat) en (publieke en private) uitvoerders. Hier maken we afspraken over invulling van de landelijke meerjarenagenda en zorgen we voor samenhang van landelijke en regionale initiatieven. Het Landelijk Beraad is een samenwerkings-verband en wordt ondersteund door een secretariaat, georganiseerd door het Ministerie van SZW. Om verdieping op onderwerpen mogelijk te maken en partners te betrekken met kennis op specifieke onderwerpen kunnen landelijke werkgroepen of experttafels georganiseerd worden.

Het Regionaal Beraad bestaat tenminste uit (centrum)gemeenten, UWV, SBB, sociale partners en onderwijspartijen (een aangewezen contact-school, ingevuld door het ROC tenzij anders regionaal afgesproken). Het Regionaal Beraad is vrij in keuze om strategische partners in de regio aan te laten sluiten. De sociaal ontwikkelbedrijven zien wij als een belangrijke strategische partner. Wij vinden een goede samenwerking met (private) uitvoerders, opleidingsinstituten en uitzendorganisaties in de arbeids-marktregio ook van belang. Veel mensen zetten via deze organisaties hun eerste stap op de arbeidsmarkt.

Het Regionaal Beraad stelt de regionale meerjarenagenda vast. Daarnaast maakt het Regionaal Beraad afspraken over de invulling van de samenwerking in het Werkcentrum en legt deze vast in een convenant. Er wordt een modelconvenant opgesteld om regio's te faciliteren en eenduidigheid te bieden aan organisaties die in meerdere arbeidsmarktregio's actief zijn. De minimale bezetting van het Regionaal Beraad, de kaders voor het modelconvenant en de functionele regierol van de centrumgemeente voor de werking van het Regionaal Beraad worden vastgelegd in het Besluit SUWI. Het Regionaal Beraad vervangt het «Regionaal Werkbedrijf»8. De onderwerpen waar het Regionaal Werkbedrijf zich nu voor inzet blijven onderwerpen die horen op de tafel van het Regionaal Beraad.

De landelijke en regionale meerjarenagenda

Voor het verbinden van sociale, economische en onderwijs opgaven in het arbeidsmarktbeleid komt er één meerjarenagenda op landelijk niveau en één meerjarenagenda per arbeidsmarktregio. Deze meerjarenagenda's leggen verbinding tussen werk voor groepen van werkzoekenden en werkenden in een kwetsbare positie, economische opgaven, voldoende personeel voor cruciale publieke sectoren als zorg, onderwijs, kinderopvang en (internationale) veiligheid, alsmede het onderwijs dat nodig is om mensen duurzaam aan het werk te krijgen en houden. Bij de klimaat-en digitale transitie ziet het kabinet bijvoorbeeld een rol voor de betrokken partijen bij de te realiseren ambities van het Actieplan groene en digitale banen9. De meerjarenagenda wordt ook verbonden met (sectorale) Human Capital Agenda's en de (provinciale) Economic Boards.

Onder werkzoekenden en werkenden in een kwetsbare positie onderscheiden we in ieder geval mensen met een arbeidsbeperking, mensen met een migratieachtergrond (statushouders, Oekraïners), jongeren die vallen onder de reikwijdte van het wetsvoorstel van school naar duurzaam werk10, ouderen, arbeidsmigranten, mensen met GGZ-problematiek en ex-gedetineerden. Regionaal is de ruimte om hierin passende focus aan te brengen, op basis van een regionale arbeidsmarktanalyse. Daardoor wordt het huidige arbeidspotentieel beter benut, in lijn met de motie Van Haga.11 De (landelijke en regionale) meerjarenagenda bestaat uit een beleidsagenda (voorgenomen looptijd 5 jaar) en een uitvoeringsagenda (voorgenomen looptijd 2 jaar). Kwantitatieve en kwalitatieve monitoring door de samenwerkende partijen is een onderdeel van de meerjarenagenda's. Daarnaast zullen we mogelijkheden faciliteren voor het delen van best practices in de regio's, zodat partijen van elkaar kunnen leren.

Financiering arbeidsmarktinfrastructuur

De beschikbare financiële middelen bestaan uit bestaande en nieuwe structurele middelen en tijdelijke middelen die aflopen tot 2034. Deze structurele middelen zijn voldoende voor de basisinrichting van het Werkcentrum en het Regionaal Beraad. De tijdelijke middelen geven een impuls aan de samenwerking en aan de van-werk-naar-werk dienstverlening.

 

Bedragen in mln. €

2025

2028

2034

  • 1. 
    Bestaande structurele middelen

23,5

23,5

23,5

  • 2. 
    Nieuwe structurele middelen

23,0

23,0

23,0

  • 3. 
    Nieuwe tijdelijke middelen

63,0

67,0

0

Totaal

109,5

113,5

46,5

Het is nadrukkelijk de bedoeling dat de arbeidsmarktinfrastructuur een landingsplaats is voor landelijk en regionaal arbeidsmarktbeleid, en de middelen die landelijke en regionale partners daarvoor willen inzetten. Dit kan gaan om landelijk beleid en investeringen voor bepaalde doelgroepen, ten behoeve van bepaalde (tekort)sectoren, voor een bepaalde scholingsopgave of in het kader van Regio Deals. Over de inzet van publieke en private middelen en de ambities uit de meerjarenagenda maken partijen afspraken in het Landelijk en Regionaal Beraad. Hierbij behoudt iedere partner de eigen verantwoordelijkheid en zeggenschap over de eigen middelen die worden ingezet voor gezamenlijke doelen. Over het tijdelijke impulsbudget voor gezamenlijke dienstverlening beslist het Regionaal Beraad in gezamenlijkheid. Deze middelen lopen via de centrumgemeente die in formele zin de verantwoordelijkheid heeft. Centrumgemeenten ontvangen de middelen vanaf 1 januari 2025 via een decentralisatie-uitkering. De effectiviteit van dit instrument wordt in 2027 geëvalueerd om te verzekeren dat het bijdraagt aan het realiseren van de gezamenlijke doelen.

De maatregelen voor het creëren van één regionaal loket (het Werkcentrum), het versterken van het van-werk-naar-werk-stelsel en het meer centraal zetten van de ondersteuningsbehoefte dragen bij aan het creëren van meer toegankelijke en overzichtelijke dienstverlening voor werkzoekenden, werkenden en werkgevers. De maatregel voor structurele borging van een gezamenlijke publiek-private governance draagt bij aan duurzame samenwerking en coördinatie in de arbeidsmarkt(regio's). Bij het wetsvoorstel komt het daarbij behorende beleidskader «Beleidskeuzes uitgelegd» (CW3.1) voor de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur terug.

Wat zijn de volgende stappen?

De bovengenoemde voorstellen willen we vastleggen in de SUWI wet- en regelgeving, met 1 januari 2026 als beoogde inwerkingtredingsdatum. Aangezien de tijdelijke regeling voor de regionale mobiliteitsteams en de financiering voor de Leerwerkloketten stoppen per 1 januari 2025, voordat de nieuwe wet- en regelgeving in werking is getreden, werken we in 2025 stap voor stap toe naar de nieuwe situatie per 1 januari 2026. Dit transitiejaar geeft regio's de ruimte om samen de hervorming in te vullen en daarbij te leren van elkaar. In 2024 werken we de voornemens die in deze brief staan verder uit in onder andere een communicatiestrategie, een modelconvenant, een meerjarenagenda en voorstellen tot wijziging van de SUWI wet- en regelgeving, zodat de arbeidsmarktregio's al aan de slag kunnen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

C.E.G. van Gennip

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

C.J. Schouten

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

M.A.M. Adriaansens

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

M.L.J. Paul

Tweede Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 33 566, nr. 109 9

1

   Zie Tijdelijke regeling aanvullende crisisdienstverlening COVID-19. Later aangepast naar: Tijdelijke regeling aanvullende dienstverlening.

2

   Centerdata heeft de gegevens gemonitord, die worden aangeleverd door de samenwerkende partijen in de 35 regionale mobiliteitsteams.

3

   Stand van de uitvoering sociale zekerheid. Bijlage bij Kamerstuk II, 2023/24, 26 448, nr. 742

4

   Kamerstuk II, 2022/23, 34 352, nr. 273

5

De Beleidsonderzoekers (2023), Notitie literatuuronderzoek - Meerwaarde scholing werkzoekenden.

6

   In een sectoraal Ontwikkelpad staat beschreven hoe een (beoogd) werknemer zich stapsgewijs via verschillende functies en bijbehorende (delen van) opleidingen binnen een sector kan ontwikkelen tot een volledig gekwalificeerde beroepskracht.

7

   Zie ook de betreffende bijlage bij de laatste Stand van de uitvoering over het verbeteren van het inzicht in het werkzoekendenbestand, waar het programma VUM een belangrijke rol in speelt: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/vergaderstukken/2023/12/07/memo-inzicht-werkzoekendenbestand-bijstandsgerechtigden.

8

   Het regionale Werkbedrijf is een (bestuurlijk) netwerk/platform in elke arbeidsmarktregio dat wordt gevormd door minimaal de gemeenten, UWV, werkgevers(organisaties) en werknemersorganisaties.

9

   Kamerstukken II, 2022/23, 29 544, nr. 1173

10

   Het gaat primair om jongeren zonder startkwalificatie uit het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs of als gevolg van voortijdige schooluitval en jongeren uit het middelbaar beroepsonderwijs met nadruk op niveau 1/entree en 2 in de beroepsopleidende leerweg. Dit zijn ook de niveaus waarop jongeren met een migratieachtergrond zijn oververtegenwoordigd.

11

   Kamerstukken II, 2022/23, 29 544, nr. 1134


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.