Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van BuZa inzake de tussentijdse herziening Meerjarig Financieel Kader 2021-2027 - Mededeling van de commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's Tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader 2021 - 2027 - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. E toegevoegd aan dossier 36405 - Mededeling van de Commissie over de tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader 2021 – 2027.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Mededeling van de commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's Tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader 2021 - 2027; Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van BuZa inzake de tussentijdse herziening Meerjarig Financieel Kader 2021-2027 |
---|---|
Documentdatum | 28-02-2024 |
Publicatiedatum | 28-02-2024 |
Nummer | KST36405E |
Kenmerk | 36405, nr. E |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
2024
Vergaderjaar 2023-
36 405
Mededeling van de commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's Tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader 2021-2027
VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 27 februari 2024
De leden van de vaste commissies voor Europese Zaken1 en Financiën2 hebben in hun vergadering van 30 januari jl. kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de buitengewone Europese Raad van 1 februari 20243. De leden van de fractie van VVD wensten de Minister van Buitenlandse Zaken voorafgaand aan de mogelijke besluitvorming in deze Raad een aantal aandachtspunten mee te geven. De leden van de fracties van BBB en 50PLUS sloten zich hierbij aan.
Naar aanleiding hiervan is op 31 januari 2024 een brief gestuurd aan de Minister van Buitenlandse Zaken.
De Minister heeft op 23 februari 2024 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.
De griffier voor dit verslag,
Van den Driessche
1 Samenstelling:
Oplaat (BBB), Walenkamp (BBB), Panman (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van den Berg (VVD), Vogels (VVD), van Toorenburg (CDA), Bovens (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Hattem (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Nanninga (JA21), Van Apeldoorn (SP) (voorzitter), Huizinga (CU), Dessing (FVD) (ondervoorzitter), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
2 Samenstelling:
Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Van de Sanden (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
3 Kamerstukken I, 2023-2024, 21 501-20, DP.
kst-36405-E ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024
BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR EUROPESE ZAKEN EN FINANCIËN
Aan de Minister van Buitenlandse Zaken Den Haag, 31 januari 2024
De leden van de vaste commissies voor Europese Zaken en Financiën hebben in hun vergadering van 30 januari jl. met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de buitengewone Europese Raad van 1 februari 20241. De leden van de fractie van VVD wensen u voorafgaand aan de mogelijke besluitvorming in deze Raad een aantal aandachtspunten mee te geven. De leden van de fracties van BBB en 50PLUS sluiten zich hierbij aan.
De leden van de VVD-fractie zijn ingenomen met het initiële standpunt van de regering dat extra middelen boven op het reguliere 7-jarige kader slechts overwogen kunnen worden bij zeer uitzonderlijke omstandigheden. Wat betreft het voorliggende voorstel is dat slechts en bij uitsluiting het geval voor directe steunverlening aan Oekraïne. Deze leden vragen of u kan bevestigen dat dit nog steeds de inzet is bij de al enige tijd lopende onderhandelingen.
Zij vragen of u het standpunt van de leden van de VVD-fractie onderschrijft dat het introduceren van nieuwe eigen middelen niet mag leiden tot extra uitgaven bovenop de overeengekomen plafonds vastgesteld voor het MFK 2021-2027.
Deze leden constateren dat de niet-terugvorderbare financiële steun in het kader van NGEU de begroting belast met gemiddeld 15 miljard euro per jaar. Zij vragen of u het met de leden van de VVD-fractie eens bent dat hiervoor dekking moet worden gevonden binnen het vastgestelde kader.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de oprichting en financiering van het Sociaal Klimaatfonds een verbijzondering is van het Sociaal Fonds. Deze leden vragen of het de inzet van de regering is dat de middelen voor het Klimaatfonds moeten worden gevonden binnen de Sociaal Fonds, of anderszins binnen de bestaande begroting moeten worden opgevangen.
Zij zijn het met de Europese Rekenkamer2 eens dat de financiering van de EU-uitgaven steeds complexer en onoverzichtelijker wordt. Dit is volgens de leden van de VVD-fractie niet alleen onwenselijk maar bovendien vergt het onnodig extra inzet van menskracht zowel aan de zijde van de lidstaten als aan de zijde van de Europese instellingen. Deze leden vragen of er, mede op aanbeveling van de Europese Rekenkamer, draagvlak is voor een aanmerkelijke vereenvoudiging van het eigenmiddelenstelsel. Heeft de regering initiatieven genomen in deze richting? En zo ja, welke?
De leden van de vaste commissies voor Europese Zaken en Financiën zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vier weken na dagtekening van deze brief.
Voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,
E.B. van Apeldoorn
Voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
W.T. van Ballekom
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 23 februari 2024
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Financiën, de reactie aan op uw verzoek van 31 januari jl. met kenmerk 174635U inzake nadere vragen over de herziening van het EU Meerjarig Financieel Kader (MFK).
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
De leden van de vaste commissie voor Europese Zaken en Financiën hebben in hun vergadering van 30 januari jl. met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de buitengewone Europese Raad van 1 februari 2024. De leden van de fractie van VVD wensen u voorafgaand aan de mogelijke besluitvorming in deze Raad een aantal aandachtspunten mee te geven. De leden van de fracties van BBB en 50PLUS sluiten zich hierbij aan.
De leden van de VVD-fractie zijn ingenomen met het initiële standpunt van de regering dat extra middelen boven op het reguliere 7-jarige kader slechts overwogen kunnen worden bij zeer uitzonderlijke omstandigheden. Wat betreft het voorliggende voorstel is dat slechts en bij uitsluiting het geval voor directe steunverlening aan Oekraïne. Deze leden vragen of u kan bevestigen dat dit nog steeds de inzet is bij de al enige tijd lopende onderhandelingen.
Antwoord van het kabinet
Zoals laatstelijk toegelicht in de geannoteerde agenda van de buitengewone Europese Raad van 1 februari 2024 (Kamerstuk 21 501-20, DP) kan het kabinet zich vinden in het tijdens de Europese Raad van 14-15 december 2023 bereikte (voorlopige) compromisvoorstel waarbij, naast het financiële steunpakket voor Oekraïne, de herziening van het MFK beperkt blijft tot een ophoging van de MFK-plafonds en speciale instrumenten met per saldo 4 miljard euro (vastleggingen, na aftrek van herschikkingen). Deze extra uitgaven zijn gericht op grotendeels onvoorziene uitgaven op het terrein van migratie, het externe beleid en defensie. De buitengewone Europese Raad van 1 februari heeft definitief ingestemd met deze uitkomst.3
Zij vragen of u het standpunt van de leden van de VVD-fractie onderschrijft dat het introduceren van nieuwe eigen middelen niet mag leiden tot extra uitgaven bovenop de overeengekomen plafonds vastgesteld voor het MFK 2021-2027.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet is het eens met het standpunt van de leden van de VVD-fractie. De uitgaven van de Europese Unie zijn vastgelegd in de MFK-verordening, waarin plafonds zijn overeengekomen voor het MFK 2021-2027 (recentelijk aangepast in de tussentijdse herziening). De mogelijke introductie van nieuwe eigen middelen voor de EU-begroting wordt geregeld via een wijziging van het Eigenmiddelenbesluit (EMB). Het EMB regelt de financiering van de Europese begroting. In juni 2023 is een voorstel tot wijziging van het EMB gepubliceerd.4Een eventuele introductie van nieuwe eigen middelen heeft gevolgen voor de samenstelling van de inkomsten van de EU. Het heeft op zichzelf geen gevolgen voor de omvang van de EU-begroting, omdat de hierbovengenoemde uitgavenplafonds daardoor niet wijzigen. Aangezien de EU-begroting altijd in evenwicht moet zijn, en de bni-afdracht de sluitpost is aan de inkomstenkant van de begroting, betekenen extra opbrengsten door nieuwe eigen middelen bij gelijkblijvende uitgaven een lagere benodigde financiering door middel van de bni-afdrachten door lidstaten.
Deze leden constateren dat de niet-terugvorderbare financiële steun in het kader van NGEU de begroting belast met gemiddeld 15 miljard euro per jaar. Zij vragen of u het met de leden van de VVD-fractie eens bent dat hiervoor dekking moet worden gevonden binnen het vastgestelde kader.
Antwoord van het kabinet
De aflossing van de leningen die de Europese Commissie is aangegaan voor de financiering van de niet-terugbetaalbare steun onder het Europees Herstelinstrument start in 2028, onder het volgende MFK. De vraag hoe dit wordt gefinancierd moet te zijner tijd, door het volgende kabinet, worden afgewogen als onderdeel van de inzet voor het volgende MFK.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de oprichting en financiering van het Sociaal Klimaatfonds een verbijzondering is van het Sociaal Fonds. Deze leden vragen of het de inzet van de regering is dat de middelen voor het Klimaatfonds moeten worden gevonden binnen de Sociaal Fonds, of anderszins binnen de bestaande begroting moeten worden opgevangen.
Antwoord van het kabinet
Het Sociaal Klimaatfonds (SCF) is een eigenstandig fonds en heeft tot doel kwetsbare huishoudens en kleine bedrijven te ondersteunen in de klimaattransitie, in het bijzonder rondom de invoering van het nieuwe ETS-2 voor de gebouwde omgeving en wegtransport. In de overeengekomen opzet is het SCF geen onderdeel van het MFK.5 Het wordt gefinancierd uit de opbrengsten van door de Commissie geveilde ETS 1 en 2-rechten die als externe bestemmingsontvangsten naar de EU-begroting vloeien. In deze architectuur is de mogelijkheid open gehouden om het SCF in de toekomst onder het MFK op te nemen.
Zij zijn het met de Europese Rekenkamer eens dat de financiering van de EU-uitgaven steeds complexer en onoverzichtelijker wordt. Dit is volgens de leden van de VVD-fractie niet alleen onwenselijk maar bovendien vergt het onnodig extra inzet van menskracht zowel aan de zijde van de lidstaten als aan de zijde van de Europese instellingen. Deze leden vragen of er, mede op aanbeveling van de Europese Rekenkamer, draagvlak is voor een aanmerkelijke vereenvoudiging van het eigenmiddelenstelsel. Heeft de regering initiatieven genomen in deze richting? En zo ja, welke?
Antwoord van het kabinet
Er is voor zover bekend op dit moment geen wezenlijk draagvlak onder de lidstaten voor een aanmerkelijke vereenvoudiging van het eigenmiddelenstelsel. Nederland heeft er in de Europese Raad van 17 t/m 21 juli 20206 en bij het interinstitutioneel akkoord7 tussen Raad, Europees Parlement en Europese Commissie mee ingestemd dat de Commissie met voorstellen voor nieuwe eigen middelen zou komen, met het oog op de introductie ervan. Het kabinet beoordeelt ieder voorstel voor een nieuw eigen middel op zijn eigen merites. Bij deze beoordeling spelen meerdere factoren een rol: het effect op de Nederlandse afdrachten aan de EU, de stabiliteit van de grondslagen, de uitvoerbaarheid en het effect op de voorspelbaarheid van de nationale afdracht. Uitgangspunt hierbij is dat een nieuw eigen middel in principe nationaal wordt geïncasseerd. Ook speelt de mogelijke bijdrage van een eigen middel aan Europese en nationale beleidsdoelstellingen een rol.
Eerste Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 36 405, E 7
Kamerstukken I, 2023-2024, 21 501-20, DP.
Advies 04/2023, https://www.eca.europa.eu/ECAPublications/OP-2023-04/OP-2023-04_NL.pdf
Verslag van de buitengewone Europese Raad van 1 februari 2024, d.d. 15 februari jl. Kamerstuk 21 501-20, nr. 2018
Zie voor meer informatie het BNC-fiche: Kamerstukken II 2022/23, 22 112, nr. 3760
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32023R0955
Kamerstuk 21 501-20, BE.
Kamerstuk 34 998, I.
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.