Verslag van een schriftelijk overleg over de Informele Milieuraad op 15 en 16 januari 2024 (Kamerstuk 21501-08-925) - Milieuraad - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 926 toegevoegd aan dossier 21501-08 - Milieuraad i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Milieuraad; Verslag van een schriftelijk overleg; Verslag van een schriftelijk overleg over de Informele Milieuraad op 15 en 16 januari 2024 (Kamerstuk 21501-08-925) |
---|---|
Documentdatum | 12-01-2024 |
Publicatiedatum | 12-01-2024 |
Nummer | KST2150108926 |
Kenmerk | 21501-08, nr. 926 |
Commissie(s) | Infrastructuur en Waterstaat (I&W) |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
2024
Vergaderjaar 2023-
Nr. 926
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 januari 2024
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 2 januari 2024 over de geannoteerde agenda informele bijeenkomst milieuministers van 15 en 16 januari te Brussel, België (Kamerstuk 21 501-08, nr. 925), over de brief van 24 november 2023 over het Fiche: Verordening voorkoming pelletverlies voor vermindering microplasticvervuiling (Kamerstuk 22 112, nr. 3839) en over de brief van 2 november 2023 over het verslag Milieuraad van 16 oktober 2023 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 913).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 januari 2024 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 12 januari 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie,
Koerselman kst-21501-08-926 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Milieuraad op 15 en 16 januari 2024 te Brussel. Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris aangaande de informele Milieuraad van 15 en 16 januari en hebben hierover nog enkele vragen
Circulaire economie/Grondstoffenbeleid
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Belgische voorzitterschap tijdens de informele bijeenkomst ook wil spreken over het stimuleren van de transitie naar een circulaire economie. Het voorzitterschap wil hierbij mogelijk ingaan op de vraag welke vervolgstappen lidstaten voor ogen hebben voor een nieuwe Europese Commissie. Welke punten wil de Staatssecretaris in dit geval aandragen? Wat zou volgens haar de meeste prioriteit moeten hebben voor het werkprogramma van een nieuwe Europese Commissie? Welke vervolgstappen zullen naar verwachting van de Staatssecretaris geagendeerd worden door andere lidstaten? Hoe staat Nederland hiertegenover? Hoe ziet het krachtenveld er verder binnen de EU uit? Waar verwacht de Staatssecretaris steun te vinden voor haar voorstellen en waar kunnen zich mogelijk knelpunten voordoen?
Bodemmonitoring
De leden van de VVD-fractie lezen dat er tijdens de vorige Milieuraad over het voorstel voor een richtlijn Bodemmonitoring is gediscussieerd. Tijdens deze discussie is er een algemene consensus ontstaan dat lokale omstandigheden in overweging moeten worden genomen. Deze leden onderschrijven dit. Zij zijn benieuwd naar de inzet van de Staatssecretaris met betrekking tot de ontwikkeling van een geïntegreerde visie, gebaseerd op het gebruik van de bodem. Welke overwegingen heeft zij specifiek gehad met betrekking tot administratieve en financiële lasten, evenals de implementatie van vereiste monitoringssystemen binnen het Nederlandse systeem?
Microplastics
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het aanpakken van microplastics en de doelstellingen van de Staatssecretaris hierin. Deze leden steunen de komst van de Verordening ter voorkoming van pelletverlies als middel om de vervuiling door microplastics te verminderen. Tevens steunen zij de oproep van de Staatssecretaris om met verdere wetgevingsvoorstellen te komen met betrekking tot andere soorten plastics, naast pellets. Het is echter cruciaal dat deze voorstellen meetbaar effectief én praktisch uitvoerbaar blijven. Daarom dienen de risico's van lekkage al in de vroege levensfase van producten te worden aangepakt, en niet bij de latere ondernemers die deze producten gebruiken. Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat de ondernemers niet onevenredig belast worden? En hoe zorgt zij ervoor dat geen maatregelen worden ingezet die niet of onvoldoende effectief zijn?
De leden van de VVD-fractie hebben ook kennisgenomen van het voornemen van de Staatssecretaris om zich in te zetten voor een betere onderbouwing van de drempelwaarde van 1000 pellets, evenals het opleggen van een inspanningsverplichting en aantoonplicht voor bedrijven die onder deze drempelwaarde vallen. Welke drempelwaarde overweegt zij en kan zij een voorbeeld geven van een dergelijke inspanningsverplichting? Is zij het eens met deze leden dat bij kleine hoeveelheden de lasten in verhouding moeten blijven bij de inspanningsverplichting?
De leden van de BBB-fractie lezen in de brief onder andere dat de Staatssecretaris blij is dat het Belgische voorzitterschap een rechtvaardige transitie heeft geagendeerd, waarbij er wordt aangegeven dat er geen onoverkomelijke belemmeringen mogen worden opgeworpen voor burgers. Deze leden zijn hier blij mee, zeker aangezien de dagelijkse praktijk tot op de dag van vandaag het tegenovergestelde laat zien. Welke belemmeringen die spelen voor Nederlandse burgers en ondernemingen, gaat de Staatssecretaris bij deze informele Milieuraad aankaarten?
De leden van de BBB-fractie lezen in de brief dat transities ook kansen bieden, zoals nieuwe markten en innovaties, of werkgelegenheid in nieuwe producten en diensten. Deze leden horen dit argument vaker en zijn benieuwd of er onderzoeken zijn gedaan naar de vraag wat deze nieuwe markten en innovaties voor Nederland kunnen betekenen. Is er bijvoorbeeld bekend wat het bbp gaat doen, indien Nederland deze nieuwe markten en innovaties compleet kan omarmen, hoe dit zich verhoudt tot het huidige bbp, en of de werkgelegenheid gaat toenemen door deze nieuwe markten en innovaties?
De leden van de BBB-fractie hebben ook vragen over het nationale beleid aangaande klimaatadaptatie. Hoe hangen het Deltaprogramma, het Uitvoeringsprogramma klimaatadaptatie en de Nationale klimaatadapta-tiestrategie (NAS) samen? Hoe denkt de Minister dat Europese strategieën, doelen en afspraken beter bij kunnen dragen aan de acties uit het Nationaal Uitvoeringsprogramma, en wat is er specifiek nodig aan EU-beleid?
De leden van de BBB-fractie hebben een aantal vragen over de middag-sessie aangaande de just transition. Waarom zou een Europees beleidskader voor een eerlijke transitie meerwaarde bieden boven de nationale aanpak afgezien van het leren van elkaar en Europese financiering? En wat vindt de Staatssecretaris van de aanbevelingen van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) en dan expliciet de aanbevelingen over de socialezekerheidsstelsels?
II Reactie van de bewindspersoon
Agenda informele bijeenkomst van milieuministers
Hierbij informeer ik uw Kamer over de laatste stand van zaken rondom de agenda van de informele bijeenkomst van milieuministers. Deze is ongewijzigd ten opzichte van de laatste stand van zaken zoals vermeld in de geannoteerde agenda. Het Belgische voorzitterschap wil op 15 januari spreken over klimaatadaptatie en de rechtvaardige transitie (Engels: just transition). Op 16 januari voert het voorzitterschap het gesprek met de Ministers over het thema circulaire economie.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reacties van de bewindspersoon
Circulaire economie/grondstoffenbeleid
1.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Belgische voorzitterschap tijdens de informele bijeenkomst ook wil spreken over het stimuleren van de transitie naar een circulaire economie. Het voorzitterschap wil hierbij mogelijk ingaan op de vraag welke vervolgstappen lidstaten voor ogen hebben voor een nieuwe Europese Commissie. Welke punten wil de Staatssecretaris in dit geval aandragen? Wat zou volgens haar de meeste prioriteit moeten hebben voor het werkprogramma van een nieuwe Europese Commissie? Welke vervolgstappen zullen naar verwachting van de Staatssecretaris geagendeerd worden door andere lidstaten? Hoe staat Nederland hiertegenover? Hoe ziet het krachtenveld er verder binnen de EU uit? Waar verwacht de Staatssecretaris steun te vinden voor haar voorstellen en waar kunnen zich mogelijk knelpunten voordoen?
Antwoord
Tijdens de informele Milieuraad initieert het Belgisch voorzitterschap een eerste gedachtenwisseling over de inzet van een nieuwe Commissie ter ondersteuning van de transitie naar een circulaire economie in 2050. Zoals in het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) 2023-20301 is aangegeven en op 3 februari 2023 naar uw Kamer is gestuurd, is Europees beleid cruciaal om de nationale ambities voor het circulaire economie-beleid te ondersteunen. Met name op het gebied van wet- en regelgeving, geeft Nederland met het oog op de impact, reikwijdte en haalbaarheid van maatregelen, evenals het belang van een gelijk speelveld, de voorkeur aan een inzet op Europees niveau.
Tijdens de informele bijeenkomst van milieuministers zal Nederland benadrukken dat de transitie naar een circulaire economie een belangrijk instrument is om de drievoudige planetaire crises (klimaatverandering/ vervuiling/biodiversiteitsverlies) aan te pakken. Nederland zal zich uitspreken voor de publicatie van een derde EU-actieplan Circulaire Economie, om het werk dat onder het huidige EU-actieplan Circulaire Economie in gang is gezet, voort te zetten. Voor Nederland moet een volgend Circulaire Economie Actieplan zich in het bijzonder richten op de verdere uitrol van circulair productbeleid (waaronder Ecodesign), evenals de inzet van financiële instrumenten, het stimuleren van het gebruik van circulaire businessmodellen en gebruik van duurzame koolstof in de chemische industrie (conform inzet non-paper dat op 19 september 2023 naar uw Kamer is gestuurd2). Nederland zal daarnaast, zoals aange-kondigd in het NPCE, benadrukken dat in een circulaire economie de milieueffecten van het gebruik van grondstoffen voor productie en consumptie binnen de «planetaire grenzen» dienen te vallen. Daartoe zal Nederland de Commissie oproepen tot de concretisering van deze planetaire grenzen en de daaruit volgende «veilige operationele ruimte» voor grondstoffengebruik op Europees niveau. Tot slot zal Nederland de oproep doen aan de EU en haar lidstaten om ook op mondiaal niveau de noodzaak van de transitie naar een circulaire economie uit te blijven dragen.
De transitie naar een circulaire economie in het algemeen kent brede steun onder lidstaten. Wel is duidelijk dat niet alle lidstaten al even ver gevorderd zijn, wat soms leidt tot verschillende posities ten aanzien van het ambitieniveau van concrete wetgevende voorstellen. Het is op dit moment niet bekend wat de precieze wensen van andere Lidstaten zijn ten aanzien van de inzet van een nieuwe Europese Commissie op het gebied van circulaire economiebeleid. Deze eerste gedachtewisseling hierover tijdens de informele Raad is ook om die reden zeer nuttig. De verwachting is dat na deze informele Milieuraad een eerste algemene indruk kan worden gegeven van de verschillende wensen ten aanzien van de Europese vervolgstappen voor de circulaire economie.
2.
De leden van de BBB-fractie lezen in de brief onder andere dat de Staatssecretaris blij is dat het Belgische voorzitterschap een rechtvaardige transitie heelt geagendeerd, waarbij er wordt aangegeven dat er geen onoverkomelijke belemmeringen mogen worden opgeworpen voor burgers. Deze leden zijn hier blij mee, zeker aangezien de dagelijkse praktijk tot op de dag van vandaag het tegenovergestelde laat zien. Welke belemmeringen die spelen voor Nederlandse burgers en ondernemingen, gaat de Staatssecretaris bij deze informele Milieuraad aankaarten?
Bij de informele bijeenkomst van milieuministers staat centraal hoe groepen burgers en ondernemingen die minder mogelijkheden hebben om mee te komen in de klimaat- en energietransitie, kunnen worden ondersteund. Deze transitie is in gang gezet en gaat door. Het kan voordelen voor huishoudens en ondernemingen met zich meebrengen, zoals een lagere energierekening, maar ook een beter geïsoleerde woning. Daarentegen zijn er ook kosten aan verbonden om deze maatregelen te nemen en zullen deze kosten pas over langere termijn terug kunnen worden verdiend. Niet iedereen heeft de mogelijkheid om daarin te investeren. Het kabinet deelt niet het beeld dat deze belemmeringen onoverkomelijk zouden zijn, maar neemt deze wel serieus. Daarom zal het belang van bestaanszekerheid worden benadrukt, evenals het belang van toegang tot basisvoorzieningen (zoals duurzame energie) en het vergroten van handelingsperspectief. Daarbij kan gedacht worden aan het opheffen van belemmeringen zoals tekort aan financiering voor het isoleren van woningen, zowel privaat als van woningcorporaties.
3.
De leden van de BBB-fractie hebben een aantal vragen over de middag-sessie aangaande de just transition. Waarom zou een Europees beleidskader voor een eerlijke transitie meerwaarde bieden boven de nationale aanpak afgezien van het leren van elkaar en Europese financiering? En wat vindt de Staatssecretaris van de aanbevelingen van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) en dan expliciet de aanbevelingen over de socialezekerheidsstelsels?
Zoals de leden van de BBB-fractie zelf al noemen kan een Europees beleidskader bijdragen aan het lerend vermogen binnen de EU en Europese financiering tot stand brengen. Daarnaast gaat just transition ook over de mogelijkheid om sociaaleconomisch zwakkere groepen in zowel meer en minder welvarende lidstaten bij te staan in de transitie. Samenwerking op klimaatterrein in de EU is kosteneffectiever en leidt tot een gelijker speelveld tussen lidstaten. Daarbij is het wel van belang om iedereen - als ondernemer, consument of burger - de mogelijkheid te geven om mee te doen in deze transitie en daarmee het draagvlak te behouden.
Met name de aanbevelingen3 van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) over bestaanszekerheid, het belang van sociale dialoog en flankerend beleid om concurrentiekracht te versterken op een duurzame en veerkrachtige manier zijn belangrijke elementen om op een duurzame manier de klimaat- en energietransitie vorm te geven. Daarnaast besteedt het EESC ook aandacht aan de kansen voor de werkgelegenheid. Met het in 2023 gelanceerde Actieplan Groene en Digitale Banen van het demissionaire kabinet onderschrijven we de aanmoediging van EESC om arbeidstekorten in cruciale sectoren tegen te gaan, kwalitatief passende vaardigheden voor werkgelegenheid in de transitie te realiseren en iedereen kansen te bieden voor bij- en omscholing en leven lang ontwikkelen. In het kader van bestaanszekerheid neemt Nederland met de algemene koopkrachtbesluitvorming alle effecten van beleid, waaronder klimaatbeleid, mee.
4.
De leden van de BBB-fractie lezen in de brief dat transities ook kansen bieden, zoals nieuwe markten en innovaties, of werkgelegenheid in nieuwe producten en diensten. Deze leden horen dit argument vaker en zijn benieuwd of er onderzoeken zijn gedaan naar de vraag wat deze nieuwe markten en innovaties voor Nederland kunnen betekenen. Is er bijvoorbeeld bekend wat het bbp gaat doen, indien Nederland deze nieuwe markten en innovaties compleet kan omarmen, hoe dit zich verhoudt tot het huidige bbp, en of de werkgelegenheid gaat toenemen door deze nieuwe markten en innovaties?
Zoals benoemd in de Kamerbrief Perspectief op de economie4 zorgen nieuwe innovaties voor kansen voor Nederlandse bedrijven om betere producten en diensten te leveren dan buitenlandse concurrenten tegen een lagere prijs. Daarmee worden we als land productiever en kunnen we meer economische groei bewerkstelligen.
Het verwachte effect van een nieuwe markt of product op het bbp is lastig te meten en hangt onder andere af van hoe goed Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen zijn om nieuwe kennis toe te passen en innovaties op te schalen. Het kabinet speelt hierin een rol door bedrijven in staat te stellen deze markten en innovaties door te ontwikkelen. Een voorbeeld hiervan zijn de investeringen die het kabinet onder meer via het Nationaal Groeifonds doet. Het tekort aan onder andere technisch en ICT personeel5 is hierbij een belangrijk knelpunt dat we als samenleving moeten oplossen om als economie te groeien en te verduurzamen.
Desalniettemin staan nieuwe en innovatieve producten aan de basis van toekomstig verdienvermogen. Denk bijvoorbeeld aan innovaties op het gebied van halfgeleidertechnologie door ASML. De enorme groei van dit bedrijf in de afgelopen decennia heeft het innovatieve ecosysteem in de Brainport regio Eindhoven versterkt en daarmee een positief effect gehad op werkgelegenheid in dit gebied en de welvaart van Nederland. Daarnaast bieden groeimarkten oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Denk hierbij aan oplossingen voor klimaatverandering (bijv. duurzame energie) en vergrijzing (bijv. apparatuur voor de zorg) en helpen Nederlanders om hun werk efficiënter te kunnen doen (bijv. chips voor krachtigere computers of software voor digitalisering).
Op 21 december jl. is een onderzoek van een consortium van Dialogic en SEO6 naar uw Kamer gestuurd dat kansrijke groeimarkten voor Nederland in kaart brengt. Dit onderzoek geeft meer inzicht in wat deze nieuwe markten en innovaties voor Nederland zouden kunnen betekenen.
5.
De leden van de BBB-fractie hebben ook vragen over het nationale beleid aangaande klimaatadaptatie. Hoe hangen het Deltaprogramma, het Uitvoeringsprogramma klimaatadaptatie en de Nationale klimaatadapta-tiestrategie (NAS) samen? Hoe denkt de Minister dat Europese strategieën, doelen en afspraken beter bij kunnen dragen aan de acties uit het Nationaal Uitvoeringsprogramma, en wat is er specifiek nodig aan EU-beleid?
De Nationale Adaptatiestrategie (NAS) bevat de overkoepelende strategie en laat zien hoe Nederland zich aanpast om de negatieve effecten van klimaatverandering te verkleinen, of in ieder geval beheersbaar te houden. Het Deltaprogramma draagt bij aan het bereiken van de doelstellingen van de NAS op de onderwerpen waterveiligheid, beschikbaarheid van zoetwater en ruimtelijke adaptatie. Het Nationaal Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie beschrijft wat er vanuit de rijksoverheid al in gang is gezet voor het klimaatbestendig maken van Nederland en welke extra maatregelen er verder nodig zijn.
Aangezien klimaatgerelateerde risico's invloed hebben op diverse maatschappelijke aspecten, is een integrale benadering in beleid en regelgeving essentieel. Een aanpak op Europees niveau, waarbij klimaat-bestendigheid integraal wordt meegenomen in beleid en regelgeving en daarbij doorwerkt in nationaal beleid, vergemakkelijkt daardoor noodzakelijke aanpassingen in Nederland. Bovendien zorgt een Europese aanpak voor een gelijk Europees speelveld en ondersteunt het onderlinge afspraken over de aanpak van grensoverschrijdende problemen. Tot slot geeft een gezamenlijke aanpak eenvoudiger toegang tot kennis die elders is ontwikkeld.
6.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het aanpakken van microplastics en de doelstellingen van de Staatssecretaris hierin. Deze leden steunen de komst van de Verordening ter voorkoming van pelletverlies als middel om de vervuiling door microplastics te verminderen. Tevens steunen zij de oproep van de Staatssecretaris om met verdere wetgevingsvoorstellen te komen met betrekking tot andere soorten plastics, naast pellets. Het is echter cruciaal dat deze voorstellen meetbaar effectief én praktisch uitvoerbaar blijven. Daarom dienen de risico's van lekkage al in de vroege levensfase van producten te worden aangepakt, en niet bij de latere ondernemers die deze producten gebruiken. Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat de ondernemers niet onevenredig belast worden? En hoe zorgt zij ervoor dat geen maatregelen worden ingezet die niet of onvoldoende effectief zijn?
Bij de uitwerking van haar voorstellen houdt de Commissie rekening met het feit dat voorstellen voldoende effectief moeten zijn en dat ondernemers niet onevenredig belast moeten worden. Die zienswijze ondersteunt het kabinet en eventuele nieuwe Europese regelgeving zal mede hierop worden beoordeeld.
7.
De leden van de VVD-fractie hebben ook kennisgenomen van het voornemen van de Staatssecretaris om zich in te zetten voor een betere onderbouwing van de drempelwaarde van 1000 pellets, evenals het opleggen van een inspanningsverplichting en aantoonplicht voor bedrijven die onder deze drempelwaarde vallen. Welke drempelwaarde overweegt zij en kan zij een voorbeeld geven van een dergelijke inspanningsverplichting? Is zij het eens met deze leden dat bij kleine hoeveelheden de lasten in verhouding moeten blijven bij de inspanningsverplichting?
Het kabinet overweegt op dit moment nog geen concrete andere drempelwaarde, maar wil meer inzicht in de wijze waarop deze waarde tot stand is gekomen. Mocht blijken dat deze waarde ervoor zorgt dat de maatregel een significant gedeelte van de pellets-markt niet meeneemt, zal het kabinet zich inzetten voor een lagere drempelwaarde.
Voorts is in de concept verordening geregeld dat ook bedrijven onder de drempelwaarde, verplicht zijn om een risicobeoordelingsplan op te stellen en mitigerende maatregelen ten aanzien van pelletsverlies te nemen. Hierover geven zij ook bij de bevoegde lidstaat een verklaring van conformiteit af. In tegenstelling tot grotere bedrijven, hoeven kleinere bedrijven dit echter niet door een externe partij te laten certificeren. Ook gelden voor kleinere bedrijven minder strenge vereisten voor hun installaties. Wel zijn zij gewoon onderdeel van (steekproefsgewijze) controles door de betreffende lidstaat. Bij de verdere onderhandeling van de verordening zal het kabinet er aandacht voor blijven hebben dat ook de bedrijven onder de drempelwaarde die verplichtingen blijven behouden en dat deze waar nodig verder worden verduidelijkt. Daarbij hanteert het kabinet het uitgangspunt dat microplasticvervuiling effectief wordt aangepakt en daarbij niet tot onevenredige grote belasting leidt.
8.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er tijdens de vorige Milieuraad over het voorstel voor een richtlijn Bodemmonitoring is gediscussieerd. Tijdens deze discussie is er een algemene consensus ontstaan dat lokale omstandigheden in overweging moeten worden genomen. Deze leden onderschrijven dit. Zij zijn benieuwd naar de inzet van de Staatssecretaris met betrekking tot de ontwikkeling van een geïntegreerde visie, gebaseerd op het gebruik van de bodem. Welke overwegingen heeft zij specifiek gehad met betrekking tot administratieve en financiële lasten, evenals de implementatie van vereiste monitoringssystemen binnen het Nederlandse systeem?
Als verwoord in het BNC-fiche7 over de EU richtlijn bodemmonitoring steunt het kabinet het voorstel voor deze richtlijn die zich richt op stapsgewijze verbetering van de bodemgezondheid door monitoring en duurzaam bodembeheer en in kaart brengen van potentieel verontreinigde locaties.
Wel heeft het kabinet zorgen over bepaalde aspecten van het voorstel. De zorgen van het kabinet hebben onder meer betrekking op de mate waarin bij de beoordeling van de bodemgezondheid rekening kan worden gehouden met natuurlijke en historische achtergrondwaarden en of de indicatoren voldoende rekening houden met het type bodem en het landgebruik. Samen met gelijkgestemde lidstaten zal worden gewerkt aan een alternatief voor indicatoren waarbij meer rekening wordt gehouden met het bodemtype en het gebruik en met historische en natuurlijke achtergrondwaarden.
De financiële en administratieve lasten vormen een andere zorg. Het kabinet zet tijdens de besprekingen erop in dat Nederland kan worden aangemerkt als één bodemdistrict, en - evenals andere lidstaten - zet Nederland erop in dat bestaande nationale monitoringssystemen kunnen worden geïntegreerd zodat extra kosten worden geminimaliseerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 21 501-08, nr. 926 9
Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 32 852, nr. 225
Kamerstukken 32 813 en 32 852 en 30 196, nr. 1294
Kamerstukken 33 009 en 32 637, nr. 131
Tweede Kamer, Vergaderjaar 2023-2024, 29 544, nr. 1173
Tweede Kamer, Vergaderjaar 2023-2024, 33 009 en 32 637, nr. 137
Kamerstuk II2023-2024, 36 397, B