Brief regering; Reactie op verzoek commissie over brieven van meneer H. over handelwijze afhandeling brieven - Hoogwaterbeschermingsprogramma - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 84 toegevoegd aan dossier 32698 - Hoogwaterbeschermingsprogramma.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Hoogwaterbeschermingsprogramma; Brief regering; Reactie op verzoek commissie over brieven van meneer H. over handelwijze afhandeling brieven |
---|---|
Documentdatum | 12-12-2023 |
Publicatiedatum | 12-12-2023 |
Nummer | KST3269884 |
Kenmerk | 32698, nr. 84 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2023-
2024
32 698
Hoogwaterbeschermingsprogramma
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 12 december 2023
Op 11 oktober 2023 heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat gevraagd om een reactie op de brief van meneer H. (op verzoek anoniem). In deze brief vraagt meneer H. aandacht voor de handelwijze van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat bij de afhandeling van zijn brieven. In deze brieven uit hij kritiek op het beleid voor wateroverlast.
Aan het versturen van de brief is een langer proces voorafgegaan met meerdere contactmomenten tussen het ministerie en meneer H. Er is twee keer persoonlijk met meneer H. gesproken en er is ook enkele keren telefonisch contact geweest. Er bleken in dit proces geen afspraken mogelijk naar tevredenheid van alle betrokkenen, wat er mogelijk ook toe heeft bijgedragen dat meneer zich onvoldoende gehoord voelt. Bijlage 1 geeft een volledig overzicht van alle contactmomenten, waarin al verzonden brieven en mails zijn beschreven. In bijlage 2 t/m 6 treft u de correspondentie aan van het ministerie naar meneer H. Hij heeft de Kamer ook de voor hem meest relevante correspondentie gestuurd.
Meneer H. heeft in meerdere brieven verschillende vragen gesteld en bepaalde inhoudelijke punten onder de aandacht gebracht, voornamelijk over stedelijk waterbeheer en rioleringen. De aanleiding hiervoor was de wateroverlast en overstromingen in Limburg. Meneer H. stelt dat de wetgeving op het gebied van wateroverlast faalt en de rijksoverheid hier niet op handelt. In zijn brieven schrijft hij dit voornamelijk toe aan de, in
kst-32698-84 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2023
zijn ogen, niet correcte naleving van de afspraken uit het Bestuursakkoord Water (2003) met betrekking tot de normen voor wateroverlast in stedelijk gebied.
Achtergrond
In het Bestuursakkoord Water (2003) zijn werknormen voor wateroverlast afgesproken voor verschillende typen gebieden. Voor stedelijk gebied is een werknorm van 1:100 afgesproken. Dit betekent dat wordt geaccepteerd dat gemiddeld 1 keer in de 100 jaar wateroverlast kan optreden. In de Waterwet (2009) is vastgelegd dat de provincie de normen voor wateroverlast vastlegt in haar provinciale verordening. Provincies hebben deze verantwoordelijkheid zodat zij ruimte hebben voor regionaal maatwerk. Als normsteller mag de provincie afwijken van de afgesproken werknormen. De vastgelegde provinciale normering bakent vervolgens de zorgplicht af die het waterschap heeft voor het voorkomen of beperken van wateroverlast. Provinciale staten en het Algemeen Bestuur van het waterschap zijn vervolgens de democratisch gekozen bestuursorganen die controleren of de normen worden gehaald. Er is daarmee geen sprake van een nationaal kader. Provincies en waterschappen zijn hier zelf toe bevoegd.
Inhoud brieven meneer H.
Meneer H. stelt dat decentrale overheden deze norm niet streng genoeg toepassen, en dat het ministerie hier niet voldoende op stuurt. Hij stelt dat de overstromingen in Limburg en andere wateroverlastsituaties minder ernstig zouden zijn als het ministerie dit wel had gedaan.
De verantwoordelijkheidsverdeling zoals hierboven beschreven laat zien dat het ministerie geen directe rol heeft in het bepalen en naleven van de normen. De Beleidstafel wateroverlast en hoogwater1 heeft geadviseerd de normering voor wateroverlast te verbreden naar een (nog) meer risicogerichte benadering. De Unie van Waterschappen is daar in samenwerking met het Interprovinciaal Overleg mee bezig. De verantwoordelijkheidsverdeling rondom de normering wateroverlast stond voor de leden van de beleidstafel niet ter discussie. Meneer H. is het niet eens met deze benadering en zijn visie komt er - kortgezegd - op neer dat het ministerie moet sturen op het naleven van de werknormen. Ook is hij het niet eens met de beleidsmatige aanbevelingen die de Beleidstafel, met breed bestuurlijk draagvlak, heeft vastgelegd in het eindadvies2.
Op basis van de brieven en de gesprekken is duidelijk dat meneer H. een grote betrokkenheid heeft op dit onderwerp. Ik waardeer deze betrokkenheid zeer. Ik ben het met meneer H. eens dat er een belangrijke rol is voor het Rijk in het bestrijden van wateroverlast.
Tegelijkertijd blijkt dat meneer H. er een andere visie op nahoudt als het gaat om de verantwoordelijkheidsverdeling zoals die tussen Rijk, provincies en waterschappen wordt gehanteerd. De met hem gevoerde gesprekken en correspondentie hebben hier, zo blijkt, niet tot een gedeeld standpunt geleid.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Tweede Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 32 698, nr. 84 3
De Beleidstafel wateroverlast en hoogwater werd opgericht naar aanleiding van de gebeurtenissen in Limburg in juli 2021 en had als doel te leren van de opgetreden situatie in Limburg om nu en in de toekomst beter gesteld te staan voor de gevolgen van een periode van extreme neerslag, in Limburg én de rest van Nederland. De Beleidstafel bestond uit bestuurlijke vertegenwoordigers van de Provincie Limburg, Waterschap Limburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, de Unie van Waterschappen, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Deltacommissaris en de Ministeries van IenW, LNV, JenV en BZK.
Kamerstukken 2022-2023, 32 698, nr. 74