Pakket Belastingplan 2024

1.

Kerngegevens

Officiële titel Pakket Belastingplan 2024
Document­datum 12-12-2023
Publicatie­datum 12-12-2023
Nummer HEK20232024-12-12
Kenmerk 36342; 36369; 36418; 36419; 36420; 36421; 36422; 36423; 36424; 36425; 36426; 36427; 36428; 36429; 36430; 36431; 36432; 36418;K; 36418;L; 36418;M; 36418;N; 36418;O; 36418;P; 36418;Q; 36418;R; 36418;S; 36418;T; 36418;U; 36418;V; 36418;W; 36418;X; 36418;Y; 36418;Z; 36418;AA; 36418;AB; 36418;AC; 36418;AD; 36418;AE
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024) (36418);
  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan BES eilanden 2024) (36419);
  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2024) (36420);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956 in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024) (36421);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 tot aanpassing van de regeling voor de fiscale beleggingsinstelling (Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling) (36422);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot aanpassing van de regelingen voor het fonds voor gemene rekening en de vrijgestelde beleggingsinstelling (Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling) (36423);
  • het wetsvoorstel Regels ten behoeve van de compensatie voor burgers wegens de selectie van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen waarvan niet aannemelijk is dat die selectie heeft plaatsgevonden op fiscale gronden (Wet compensatie wegens selectie aan de poort) (36424);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot codificatie en aanvulling van het fiscale kwalificatiebeleid inzake buitenlandse rechtsvormen en tot afschaffing van de zelfstandige belastingplicht van de open commanditaire vennootschap (Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen) (36425);
  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten (Wet fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw) (36426);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet waardering onroerende zaken en de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 in verband met het herwaarderen van de proceskostenvergoeding en vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn (Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm) (36427);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de bijzondere regels voor ambtshalve verminderingen (Wet tijdelijke regeling herzien aangifte inkomstenbelasting) (36428);
  • het wetsvoorstel Verlaging van de eigen bijdrage in de huurtoeslag voor de jaren 2024 en verder (Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag) (36429);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2024 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon (36430);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindge-bonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning (36431);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit) (36432);
  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2024) (36342);
  • het wetsvoorstel Invoering van een minimumbelasting en wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2523 i van de Raad van 14 december 2022 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie (PbEU 2022, L 328/1) (Wet minimumbelasting 2024) (36369).

De voorzitter:

We hebben afgesproken dat in het restant van deze eerste termijn van de regering iedere woordvoerder maximaal één keer een interruptie pleegt. Die kan bestaan uit drie vragen. Om de leden te helpen het moment daartoe te bepalen, verzoek ik de staatssecretaris om nog even de blokjes te noemen die hij nu nog gaat behandelen. Ik verzoek hem natuurlijk ook om dat, zoals altijd, zeer beknopt en doeltreffend te gaan uitvoeren.

De beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris Van Rij:

Dank, voorzitter. Het eerste blok is het blok Belastingplan. Het laatste onderwerp daarin is accijns stookolie. Dan een heel kort blokje Belastingplan BES. Dan het blokje overige fiscale maatregelen, het blokje BOR, het blokje fbi, vbi en fonds voor gemene rekening. Dan het blokje WOZ, het blokje Fraude Signalering Voorziening en daarna nog twee blokjes die wat uitgebreider zijn: het blok Wet minimumbelasting pijler 2 en het blokje varia, miscellaneous.

De voorzitter:

Dat is meestal het belangrijkste blokje. We hebben afgesproken dat iedere woordvoerder maximaal nog één interruptie heeft voor het restant van deze termijn.

Staatssecretaris Van Rij:

Dank u wel, voorzitter. Dan begin ik met het blokje Belastingplan, met de vraag van de heer Van Apeldoorn over de belastingdruk hoogste inkomens. Ik heb al in mijn schriftelijke antwoord aan hem aangegeven dat er bedenkingen zijn bij de conclusies die de heer Van Apeldoorn trekt. De vraag is toch hoe je inkomensbegrippen definieert. Om een lang verhaal kort te maken: wij hebben het Centraal Planbureau gevraagd om een vervolgonderzoek, omdat wij in het bijzonder ook meer duidelijkheid willen hebben over de vraag hoe het Centraal Planbureau het in zijn berekeningen meeneemt als een directeur-aanmerkelijkbelanghouder reserves heeft in een bv. Wordt dat vermogen dan in één keer privé toegerekend? Wordt er dan ook rekening gehouden met de belastinglatentie? Als het Centraal Planbureau zijn vervolgonderzoek heeft gedaan, komen wij daar graag op terug.

De voorzitter:

Ik begrijp dat de heer Van Apeldoorn zijn beurt nu al wil gebruiken.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dat is correct. En dan heb ik nog elf minuten voor de tweede termijn. Het is mooi dat er een vervolgonderzoek komt. Dat ondersteunt mijn fractie uiteraard, want wij hebben graag de feiten boven tafel en de meest recente cijfers. Even voor de goede orde. De staatssecretaris zegt "wij zijn het niet eens met de conclusie die de heer Van Apeldoorn trekt". De heer Van Apeldoorn heeft geen conclusie getrokken, maar het CPB-rapport van maart 2022 geciteerd, waarin staat dat de gemiddelde belasting- en premiedruk voor de 1% rijkste huishoudens aanzienlijk lager is dan voor de rest van de Nederlanders. Dat staat in het rapport van het CPB, toch ook voor de regering altijd een autoriteit, dacht ik. De staatssecretaris zegt dat het om 2016 gaat en dat het voor andere jaren anders zou kunnen zijn. Maar nogmaals: de conclusie die ik heb getrokken, is gewoon een citaat uit een CPB-rapport. Dat wou ik even tegen de staatssecretaris zeggen. Dat zijn wel de feiten die er nu liggen. Is de staatssecretaris dat met mij eens?

Staatssecretaris Van Rij:

Ik kan natuurlijk niet in twijfel trekken dat de heer Van Apeldoorn de conclusies van het Centraal Planbureau heeft aangehaald en geciteerd. Maar wij zijn het niet eens met een aanname in dat rapport. Daarover hebben wij het gesprek geopend met het Centraal Planbureau. Dat is het punt dat ik zojuist heb gemaakt. Het is overigens ook het punt dat u terug kunt lezen in de kabinetsappreciatie van het evaluatierapport van het Centraal Planbureau over de bedrijfsopvolgingsregeling. Daar gingen ze van dezelfde aanname uit.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Daar moeten we dan inhoudelijk maar een andere keer het debat over vervolgen, als ook de vervolgstudie er ligt en het kabinet daar dan weer op heeft gereageerd. Misschien vindt de staatssecretaris het speculatief, maar als je de aannames verandert en kijkt naar meer recente data, is het dan volgens de staatssecretaris waarschijnlijk dat we ineens wel een progressief belastingstelsel hebben? Het is nogal een verschil dat het CPB constateert: de allerrijksten betalen tot bijna de helft van de gemiddelde belastingdruk. Zou het er dan ineens totaal anders uitzien? Is dat waarschijnlijk?

Staatssecretaris Van Rij:

Als het goed is, kom ik zo vrij specifiek terug op deze vraag, met name als het om vermogen in box 2 gaat, naar aanleiding van het amendement dat in de Tweede Kamer is aangenomen. In box 2 zit verreweg het grootste deel van het vermogen van ondernemend Nederland. U zult zien dat de gemiddelde belastingdruk in box 2 heel hoog is. Dat kunt u overigens ook in de nota van antwoord lezen. Ik kom er straks graag nog even op terug.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ja, tot slot. Er zijn misschien ook allerlei constructies om daar onderuit te komen. We zullen het zien; het debat wordt vervolgd. Ik heb nog wel een concrete vraag. We zien die vervolgstudie graag tegemoet. Wanneer kunnen we die verwachten? Kan de staatssecretaris daar een toezegging over doen?

Staatssecretaris Van Rij:

Dat is in handen van het Centraal Planbureau. Ik wil nog wel even navragen wat de inschattingen zijn, maar ik kan natuurlijk niet namens het Centraal Planbureau spreken. Volgens mij heeft het wel behoorlijke prioriteit gekregen.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Rij:

Ja, voorzitter. Dan is er ook nog een vraag gesteld door de heer Schalk over een prikkel om iedereen de arbeidsmarkt op te jagen. Het gaat dan met name over de arbeidskorting. Wij hebben natuurlijk krapte op de arbeidsmarkt. Dat zien we zelf ook in de publieke sector, in onderwijs, gezondheidszorg. Hierbij behoren arbeidsparticipatiestimulerende maatregelen, zoals het aanbieden van betaalbare kinderopvang. Collega Van Gennip is hiermee aan de slag. Zij heeft de Kamers er ook over geïnformeerd. Het was de bedoeling om nog deze kabinetsperiode de kinderopvangtoeslag af te schaffen. Dat is niet gelukt. Zij heeft de Kamer geïnformeerd dat het op zijn vroegst in 2027 kan. Daar wil ik het wat deze vraag betreft eigenlijk even bij laten. Om helemaal compleet te zijn: wij hebben uiteraard oog voor het feit dat niet iedereen op de arbeidsmarkt actief kan zijn. Afhankelijk van de keuzen die vrijwillig of onvrijwillig gemaakt worden, is er natuurlijk ook niet-betaald werk in de huishoudens.

Voorzitter. Ik ga over naar de vraag van de heer Van Rooijen. Hij zei dat het kabinet de ambitie heeft om maatschappelijke problemen aan te pakken, ook op fiscaal terrein met de inzet van fiscale instrumenten, zoals bij klimaat, en met vereenvoudiging van het belastingstelsel. Daarnaast heeft hij natuurlijk ook gesproken over de inflatiecorrectie en de open afbouwpercentages van de heffingskortingen. Ik was erg onder de indruk van het doorwrochte betoog dat de heer Van Rooijen hield. Collega Schouten is natuurlijk al ingegaan op het punt van de inzet van de instrumenten en de keuzes die het kabinet daarin gemaakt heeft. Dat hoef ik niet te herhalen; ik kan het uiteraard alleen maar onderschrijven.

Meerdere sprekers vroegen naar de vereenvoudiging. Dit kabinet heeft op dat punt niet stilgezeten. Het is voor het eerst dat er een inventarisatie is gemaakt van alle fiscale regelingen. Die is gepubliceerd op 7 juli van dit jaar, de dag van de val van het kabinet. Het is een vrij volledige ambtelijke inventarisatie. Er is 150 miljard gemoeid met die fiscale regelingen. Dat loopt op naar dit jaar 160 miljard. De ene is wat groter en ingewikkelder om aan te pakken dan de andere, maar het gaat natuurlijk om de vraag: is het doelmatig, is het doeltreffend? Het kabinet heeft niet alleen een start gemaakt met die inventarisatie, maar ook met het op ordentelijke wijze omgaan met geëvalueerde fiscale regelingen. Als ze negatief geëvalueerd zijn, als ze ondoelmatig of ondoeltreffend zijn, dan betekent dat óf afschaffen óf versoberen óf de betreffende bewindspersoon moet met zeer overtuigende argumenten komen om het fiscale instrument te handhaven. Ik verwijs naar de hele procedure rondom de BOR, waar we dat allemaal stuk voor stuk zo hebben gedaan. De evaluatie werd gedaan door het Centraal Planbureau. Het was ondoelmatig. Het kabinet was het er niet mee eens om het af te schaffen. We hebben daar een kabinetsappreciatie op gegeven. Vervolgens hebben we de Kamers daar in verschillende brieven over geïnformeerd. Nu ligt er een stuk wetgeving voor die overigens in de Tweede Kamer is geamendeerd.

De heer Van Rooijen heeft natuurlijk gelijk. Als we op dit moment iets willen, moeten we aan de bestaande knoppen draaien. Minister Schouten heeft dat ook al aangegeven. Daar zit een bepaalde tegenstrijdigheid in. De knoppen waar we aan draaien om gerichte lastenverlichting te doen, leiden dan weer wel tot een tijdelijke of blijvende verhoging van de marginale druk. Dat kun je pas echt veranderen als je de inkomstenbelasting vrij fundamenteel tegen het licht houdt. Minister Schouten heeft daar ook al naar verwezen. Dat kan nooit zonder ook naar het toeslagenstelsel te kijken. Collega De Vries is daarmee bezig. Die zal begin volgend jaar met een document daarover komen. Er is al eerder verwezen, ook door minister Schouten, naar de bouwstenennotitie. Dat is overigens een onafhankelijke ambtelijke commissie. Daar zit ik niet te sturen. Integendeel. Ik weet op dit moment ook nog niet waar ze mee bezig zijn. Ik zal tussentijds wel door de voorzitter worden geïnformeerd. Maar ook dat document zal begin volgend jaar ter beschikking zijn, naast het rapport over het sociaal minimum.

Voorzitter. Dan ga ik over naar de vraag van de heer Van Apeldoorn. Waarom is het kabinet zo voorzichtig met progressieve maatregelen, zoals een miljonairstaks? Ik mag verwijzen naar het levendige debat dat ik vorig jaar met de heer Van Apeldoorn heb gehad. Toen zijn wij, overigens als kabinet, naar aanleiding van de ibo vermogensverdeling met voorstellen gekomen om de lasten van arbeid met 5 miljard te verlagen en de lasten op vermogen, met name in box 2 en box 3, met 5 miljard te verhogen. Dat is een eerste stap.

De tweede stap is de BOR. Dat was ook een aanbeveling in dat ibo-rapport. Uiteindelijk is het uiteraard aan de Kamers of je de BOR wel of niet afschaft. Verder hebben ze nog een heel traject aan voorstellen gedaan, waaronder onder meer de schenk- en erfbelasting. Dit kabinet is demissionair en gaat daar niet meer mee aan de slag.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Komt de staatssecretaris nog terug op de inflatiecorrectie en de beperking daarvan? Of moet ik daar nu op reageren, omdat het is afgerond?

ik heb nu de volgende vraag aan de staatssecretaris in zijn verantwoordelijkheid als bewindsman: waarom heeft u de inflatiecorrectie van aanvankelijk 9,9% tot een derde beperkt, tot ruim 3%? Dat levert structureel 2 miljard op. Waarom is de stap voor de AOW'ers van de eerste naar de tweede schijf versneld, waardoor daar ook nog eens een extra lastenverzwaring is van 350 miljoen? Dat zijn niet de hogere middengroepen die eerder naar een toptarief gaan. Dit zijn mensen die onderin zitten, maar hoe dan ook in de volgende schijf worden geduwd met 19% extra. Waarom heeft u de inflatiecorrectie beperkt en niet eventueel gekeken naar de tarieven?

Staatssecretaris Van Rij:

Minister Schouten is daar eerder in de eerste termijn ook al op ingegaan. Dat is natuurlijk in augustus een collectief besluit van het kabinet geweest. Dat is een afweging geweest. Aan de ene kant hadden we de opdracht van de Tweede en de Eerste Kamer om met name iets te doen aan het armoedevraagstuk en meer in het bijzonder de armoe-desituaties met kinderen. Dat is in de orde van grootte van 2 miljard. Ik geef toe dat je ook het tarief in de hoogste schijf van de inkomstenbelasting had kunnen verhogen. We hebben daar niet voor gekozen. We vonden het een uitzonderlijke situatie met een 9,9% inflatiecorrectie, inhoudende dat de hoogste schijf van 49,5% dan niet bij €80.000 begint, maar bij €75.000. Daar hebben we helemaal niet stiekem over gedaan. Maar ik begrijp het punt. Ik begrijp dat de heer Van Rooijen zegt: wees daar transparant over, want één keer knabbelen aan de inflatiecorrectie is altijd knabbelen aan de inflatiecorrectie. Het ging hier echt om een heel hoog percentage, om die 9,9%. In het kader van de herverdeling van lasten vonden wij het zeker te rechtvaardigen. Wij hebben niet de hele inflatiecorrectie afgeschaft. We zijn bewust op die 3,5% gaan zitten — het kan ook 3,3% geweest zijn — omdat dat op dat moment ook de inflatie was. Maar ik ben de eerste die toegeeft: wees voorzichtig met het toepassen van dat instrument.

Dan meer specifiek op het punt van de gepensioneerden. Daar gold natuurlijk een andere grens, namelijk die van €38.000. De heer Van Rooijen heeft al eerder in het debat duidelijk gemaakt dat er argumenten te bedenken zijn. Dat heeft hij overigens gisteren ook zeer uitvoerig gedaan, en in zijn schriftelijke vragen. Daarop heeft hij ook zeer uitgebreid antwoord gekregen. Minister Schouten is hier ook al op ingegaan. Moet het alleen voor AOW'ers met €10.000 of ook voor AOW'ers met €30.000? Transparantie is hier heel belangrijk.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Rooijen.

Staatssecretaris Van Rij:

Wat mij betreft mag de heer Van Rooijen daar nu op reageren.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Het is de staatssecretaris niet ontgaan dat ik daar uitvoerig bij heb stilgestaan. Het is me ook niet ontgaan dat in het verkiezingsprogramma van het CDA gelukkig niet staat dat de inflatiecorrectie in de komende jaren niet moet worden toegepast. Dat siert het CDA. Dat steun ik van harte. Maar

De heer Van Rooijen (50PLUS): Voorzitter, ik mocht drie vragen stellen.

De voorzitter:

U krijgt nu voor de derde keer het woord.

De heer Van Rooijen (50PLUS): De eerste keer telde niet.

De voorzitter:

U krijgt nu voor de derde keer het woord. Dit is uw laatste vraag.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik vroeg de eerste keer alleen maar of ik ...

De voorzitter:

Ja, maar ik ben hier de voorzitter. Ik bepaal dat.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik kan wel tot drie tellen, voorzitter. Maar prima, ik volg u.

De voorzitter:

U kunt nog één vraag stellen. Gaat uw gang.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Maar dit tellen klopt niet. Het eerste was geen vraag.

Ik ben toch wel wat verbaasd over dit antwoord van de staatssecretaris. Op de vraag of en in welke mate de inflatiecorrectie wordt toegepast, zegt hij: minister Schouten heeft daar al op geantwoord. Het is primair de uitsluitende bevoegdheid van de staatssecretaris van Financiën om de inflatiecorrectie toe te passen, of om te motiveren waarom hij die niet toepast. Dat geldt uiteraard evenzeer voor de beperking voor de AOW'ers. Ik ben toch tamelijk ontdaan, zo niet verbijsterd, over het feit dat de staatssecretaris het eerst in de stukken over knopjes heeft en het een vermindering van de belastingverlaging noemt. Gelukkig werd dat later een verhoging. Maar ik mag u toch aanspreken op de inflatiecorrectie en de gevolgen daarvan voor hoog en laag, voor ouderen en voor werkenden? Ik kan dit niet plaatsen.

De voorzitter:

Tot slot, de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Rij:

Ik heb alleen maar aangegeven dat de argumenten die minister Schouten gegeven heeft, de argumenten van het kabinet zijn. Wij hebben bij de augustusbesluitvorming natuurlijk uitvoerig stilgestaan bij waar ieder zijn verantwoordelijkheid neemt, de staatssecretaris van Financiën, de minister van Financiën en uiteraard de minister van SZW en de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Het is dus niet zo dat ik daar als enige ... Ik weet dat u bij de Algemene Financiële Beschouwingen gerefereerd heeft aan het kabinet-Den Uyl. U had een een-tweetje met Den Uyl, de toenmalige minister-president. Met hem regelde u het toen. Dat doen we niet meer zo.

De voorzitter:

Dan stel ik gezien de tijd voor, staatssecretaris, dat u uw inbreng vervolgt.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter, ik heb maar twee vragen gesteld.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, een interruptie is een mededeling of een vraag. U heeft drie keer het woord gehad, conform de afspraak. Dit was uw interruptie voor deze termijn. Staatssecretaris, vervolgt u uw betoog.

Staatssecretaris Van Rij:

Voorzitter. Er zijn een aantal vragen gesteld over het globale evenwicht, over box 1, 2 en 3. Met name de heer Heijnen en mevrouw Geerdink hebben daarover vragen gesteld. Wij hebben zowel vorig jaar als nu, ook nog in de tweede nota van antwoord, de bekende grafiek laten zien. We zien eigenlijk dat het in deze twee jaar dicht tegen elkaar gekropen is voor de hoogst verdienende werknemer, die in box 1 wordt belast met 49,5%, en degene die in box 2 zit. De ib-ondernemer zit daar nog iets onder. Maar wij vinden als kabinet dat het evenwicht nu een beetje uit het lood geslagen is, door het amendement dat in de Tweede Kamer is aangenomen. Wij waren daar niet voor. Dat hebben wij ook beargumenteerd. Nu zit de directeur-aanmerkelijkbelang-houder in box 2 op 50,3%, zoals we ook in die grafiek hebben laten zien. De vraag was: wilt u daar een onderzoek naar en verdere analyse van doen? Het antwoord is dat ik kan toezeggen om in de eerste helft van 2024 deze analyse te maken en met beide Kamers te delen, zodat de bevindingen daarvan betrokken kunnen worden bij het Belastingplan 2025.

Voorzitter. Dan zijn er vragen van de heer Baumgarten en van de heer Van den Oetelaar. De eerste is: hoe kunnen we zorgen dat het interessant blijft om te investeren in Nederlandse bedrijven? Dat was een vraag van de heer Van den Oetelaar. De heer Baumgarten vroeg welke visie ik heb op het duurzaam fiscaal faciliteren en stimuleren van ondernemerschap in Nederland. Fiscaliteit is een belangrijk onderdeel van het ondernemingsklimaat. Belastingen remmen, zeker als ze te hoog zijn, investeringen. Maar bedrijven moeten natuurlijk ook hun steentje bijdragen. Voor ondernemers is het vooral belangrijk dat ze weten waar ze aan toe zijn, omdat ze langjarig willen investeren. De overheid moet betrouwbaar zijn. De minister van EZK, mevrouw Adriaansens, en ondergetekende hebben daar in oktober vorig jaar, 2022, een brief over gestuurd en hebben vooral gepleit voor een stabiel en voorspelbaar belastingbeleid. Dat is ook iets wat de omliggende landen doen.

Er is binnen de fiscaliteit natuurlijk ruimte om ondernemerschap en investeringen te stimuleren, zolang dat op een doeltreffende en doelmatige wijze kan. Daar is zojuist iets over gezegd. Dat betreft de fiscale regelingen. Denk dan bijvoorbeeld aan belangrijke instrumenten als de Innovatie-box, maar denk ook aan een faciliteit die z'n bestaan echt wel bewezen heeft: de Wbso, de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk. Maar denk ook aan de Ener-gie-investeringsaftrek, die we verhogen, en ook de Milieu-investeringsaftrek. Zo meteen ga ik nog iets uitgebreider in op de relatie met de minimumbelasting — dat is een vraag van mevrouw Geerdink — en zeer in het bijzonder de fiscale faciliteiten. Het belangrijkste zijn dus voorspelbaarheid en betrouwbaarheid. Dan helpt het niet altijd als er toch vrij onverwacht besluiten worden genomen. Uiteraard leg ik me compleet neer bij de democratische besluitvorming, maar we komen daar straks ook nog over te praten bij bijvoorbeeld de 30%-regeling, die dan toch een beetje out of the blue sky komt, in dit geval ook voor het bedrijfsleven.

Voorzitter. Dan ga ik naar de vragen met betrekking tot box 3. Dat zijn er een aantal. De eerste vraag heeft betrekking op de situatie van de overbruggingswetgeving, of beter gezegd de herstelwet, de conclusie van de advocaat-gene-raal Wattel. Wat is de situatie? Vorig jaar hebben wij hier natuurlijk de herstelwet en de overbruggingswetgeving, die in het verlengde van de herstelwet ligt, besproken. Over de spaarders hoor je niemand meer, want het forfait dat we bij de spaarrente toepassen, zit echt zo dicht mogelijk op de reële rente in een bepaald jaar. Dat betreft 40% van de belastingplichtigen. 20% van de belastingplichtigen heeft spaargeld en een kleine portefeuille aandelen en, vaker, obligaties. Daar zit in beginsel ook weinig pijn, tenzij je alleen een obligatieportefeuille zou hebben. De pijn zit 'm vaak toch bij vastgoed en mensen die geheel, nagenoeg geheel of voor 80% in aandelen beleggen. Die zitten in de categorie overige beleggingen. Daar slepen we nog het vijftienjarig meetkundige gemiddelde en het forfaitair rendement mee, dat dit jaar 6,17 was en volgend jaar 6,04.

Daarover ligt een zaak voor bij de Hoge Raad. Die gaat over de vraag of die berekeningswijze qua forfait wel of niet in strijd is met het EVRM. We moeten de conclusie wel even goed lezen. Het zijn hele stevige woorden die de advocaat-generaal daar heeft gesproken, maar hij heeft nog iets gezegd. Hij heeft gezegd dat hij de Hoge Raad adviseert — daar gaan wij niet over, dus we zijn in afwachting van het arrest van de Hoge Raad — om die zaak toch terug te verwijzen naar een hof om precies te bepalen wat nou het totale werkelijke rendement is geweest in die zaak, versus het forfait. Het is niet zo dat je niet met een forfait mag heffen. De Hoge Raad heeft op 24 december 2021 niet gezegd dat een forfait niet mag. Wat de Hoge Raad gezegd heeft, is dat als het verschil tussen het forfait en het werkelijke rendement te hoog is, dat als onteigening, lees in strijd met het eigendomsrecht van artikel 1 EVRM en ook met de non-discriminatiebepaling, gezien moet worden.

Wij wachten natuurlijk het verloop af — trias politica — maar we zitten niet op onze handen. Mevrouw Geerdink had gevraagd: staatssecretaris, wat doet u eigenlijk? Dat hebben we in de brief van 4 oktober beschreven. In tegenstelling tot in het verleden bereiden wij ons voor op het allerergste, namelijk dat we die zaak verliezen. Wij denken dat we hem niet verliezen, maar toch bereiden we ons daarop voor. Waarom? Omdat wij natuurlijk ook leergeld hebben betaald met het arrest van 24 december 2021. Dat heb ik eigenlijk allemaal in de brief van 4 oktober gezet. Het arrest wordt voor eind maart verwacht. Dat is de laatste informatie. Dan is er nog een tweede belangrijke zaak die bij de Hoge Raad ligt, waarbij de Hoge Raad zal ingaan op de vraag wat het totaalrendement is. Kijkend naar de parlementaire geschiedenis zeggen wij: dat is direct en indirect rendement, dus beide. Dat is een soms een misvatting bij belastingplichtigen. Die kijken alleen naar direct rendement in enig jaar. Nee, het gaat ook om het indirect rendement. Alleen, de Hoge Raad heeft verzuimd om daar in het arrest van 24 december 2021 een uitspraak over te doen. Dus daar wachten we nu ook op, zodat we daar in ieder geval ook duidelijkheid over hebben. Ook die uitspraak wordt aanstonds verwacht.

De heer Van Strien had gevraagd of de tariefsverhoging van 34% naar 36% nog een rol zou kunnen spelen. Wij denken van niet, want de zaken gaan natuurlijk om het verleden, maar ze gaan om precies de twee kwesties die ik benoemd heb. Ze gaan dus om het forfait, de hoogte van het forfait en de berekeningswijze van het forfait in de categorie overige beleggingen, en over de vraag van het totaalrendement, en niet zozeer om het tarief.

Voorzitter. De heer Baumgarten had nog de vraag gesteld waarom we het heffingsvrij vermogen niet geïndexeerd hebben. Dat komt omdat wij dekking nodig hadden voor het uitstel van één jaar voor het nieuw stelsel, als een nieuw kabinet dat nieuwe stelsel wil. Ook hier heeft het kabinet niet op zijn handen gezeten. Het is voor de eerste keer in twintig jaar, met meerdere malen heel goed luisteren naar de Tweede Kamer — ik heb het er in de Eerste Kamer vorig jaar ook over gehad — dat wij nu een wetsontwerp hebben voor het nieuwe stelsel van box 3. Het is in internetconsul-tatie geweest. Dat wordt nu verwerkt. Uiteraard gaat dit kabinet, demissionair zijnde, dat niet meer indienen. Het is aan de formerende partijen om dan te zeggen "dank voor het cadeau met een strik erom; we gooien het in de prullenmand" of "nee, we aanvaarden het, want er is toch wel goed over nagedacht en het kan op breder draagvlak rekenen in het parlement" of om het te amenderen. Daar had ook de heer Van Rooijen nog een vraag over gesteld, maar ik zal eerst de vraag van de heer Baumgarten beantwoorden. Door dat uitstel moesten wij dekking zoeken en daardoor hebben we — ik ben daar gewoon heel eerlijk in — de inflatiecorrectie niet toegepast op het heffingsvrij vermogen, hoewel we dat heffingsvrij vermogen de afgelopen jaren wel heel veel opgehoogd hebben. Het niet toepassen van de inflatiecorrectie op het heffingsvrij vermogen was mede ter dekking van de 380 miljoen als gevolg van het uitstel van één jaar van de invoering van het nieuwe stelsel. Dat is het antwoord.

Voorzitter. Dan was er nog een andere vraag van de heer Baumgarten. Hij vroeg of we verlies niet kunnen verrekenen. In het nieuwe stelsel stellen we dat voor. In het nieuwe stelsel, dat ik hier nu niet uitgebreid zal bespreken, is het zo dat je aan de ene kant betaalt over de waardeaangroei in het jaar van liquide beleggingen, zoals spaargeld, maar ook aandelen, waar het natuurlijk een plus of een min kan zijn, en obligaties. Maar als je verlies hebt, mag je het aftrekken. Maar wat ook heel substantieel is in die denkwijze is dat je bij vastgoed, illiquide beleggingen, belasting betaalt over de huur minus de kosten. Dat is ook een antwoord op de vraag hoe het zit met de mkb'er die bijvoorbeeld twee panden heeft. Die gaat in zo'n situatie belasting betalen over huur minus kosten en minus rente, en op het moment van de realisatie van vermogenswinst. Dus pay as you go. Wij zijn er gevoelig voor geweest, ook in overleg met de Tweede Kamer, dat je bij illiquide beleggingen natuurlijk niet jaarlijks belasting kan betalen over een ongerealiseerde vermogensstijging. Dat was overigens een vrij specifiek punt van de heer Van Rooijen.

Dan ben ik aangekomen bij de bankenbelasting, waarover vragen zijn gesteld door mevrouw Bakker-Klein en mevrouw Geerdink. De bankenbelasting is in 2012 ingevoerd met als hoofddoelstelling het beprijzen van de impliciete staatsgarantie aan de Nederlandse bancaire sector en is in 2021 geëvalueerd. In deze evaluatie wordt geconcludeerd dat ze doeltreffend is voor de hoofddoelstelling en doelmatig voor de uitvoerig. Uit de evaluatie volgt dat de impliciete staatsgarantie aan de bancaire sector sinds de financiële crisis hoogstwaarschijnlijk is afgenomen, maar nog steeds aanwezig blijft. Een bankenbelasting is niet uniek. Andere landen hebben die ook, zoals Oostenrijk en Portugal. Italië zou er ook één invoeren. Het Centraal Planbureau geeft aan dat een verhoging van de bankenbelasting doorwerkt in rentetarieven, zoals terecht gesteld werd. Dat heeft een negatief effect op de kredietverlening en daarmee leidt het tot een lager nationaal inkomen.

Daarnaast kan een verhoging van de bankenbelasting in de huidige opzet, namelijk doordat belasting wordt geheven over het geconsolideerde wereldwijde balanstotaal, een negatieve invloed hebben op de vestigingskeuze van een hoofdkantoor van internationaal opererende grootbanken. Het kabinet, in de persoon van de minister van Financiën, heeft de Europese Centrale Bank om een opinie gevraagd over fiscale maatregelen en de financiële stabiliteit van banken, dus over de verhoging van de bankenbelasting maar ook de afschaffing van de dividendvrijstelling bij inkoop door ter beurze genoteerde ondernemingen. Deze opinie volgt naar alle waarschijnlijkheid op zeer korte termijn. We denken voor kerst, maar we zitten natuurlijk niet op de stoel van de Europese Centrale Bank. Anders zal die er vrij snel daarna zijn.

Aan de hand van ook dat advies, dat we uiteraard met de Kamers zullen delen, is de volgende stap de vraag wat we dan moeten doen. Moet je bezien of een onderzoek naar welke opties voor aanpassing van de bankenbelasting mogelijk, wenselijk en uitvoerbaar is? Hier geldt steeds wat ik aan het begin gezegd heb. Wij zijn demissionair. Desalniettemin kan zo'n onderzoek natuurlijk objectief zijn. Dan is het ook weer aan formerende partijen en aan beide Kamers om daar iets van te vinden. Als wij nog zitten op het moment dat de Voorjaarsnota en het Belastingplan gemaakt worden — lees april en augustus, nogmaals, wat ik het land niet toewens; het land heeft een stabiel kabinet nodig — dan zullen we natuurlijk in gemeen overleg met Tweede en Eerste Kamer moeten kijken wat we gaan doen. Zoals vandaag al eerder is gezegd, zijn de Kamers altijd de baas, maar hebben ze het voortouw in deze demissionaire fase.

Voorzitter. Dan ga ik over naar alle vragen die gesteld zijn over de 30%-regeling. Dat kan ik lang doen en kort doen.

U kennende weet ik zeker dat u gaat zeggen: doe dat nou eens kort, probeer dat nou eens.

De voorzitter:

Dat heeft u heel goed geraden.

Staatssecretaris Van Rij:

Ja, precies. Dan ga ik niet nog eens een keer herhalen wat wij als kabinet vinden van dat amendement. Dat hebben we al geschreven. Er is in de Tweede Kamer een motie-Alkaya aangenomen en wij voeren die uit. De motie heeft het kabinet opgeroepen om de evaluatie die in 2025 zou plaatsvinden naar voren te halen, naar 2024. Daar moeten wij altijd een procedure voor volgen. We moeten drie bureaus vragen om een offerte in te dienen. Dat is nu in volle gang. Alles wijst erop dat wij de uitkomsten van die evaluatie uiterlijk in mei hebben — dat is echt onze inzet — en liever nog iets eerder, maar we kunnen geen ijzer met handen breken. Het moet wel een goede evaluatie zijn. Een nadeel is dat de gevolgen van de verkorting van acht naar vijf jaar niet meegenomen kunnen worden in de evaluatie, want die is nog maar vrij recent ingevoerd. Dat geldt ook voor wat we vorig jaar hebben besloten, namelijk om een cap erop te zetten. Desalniettemin is het een uitdrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer om aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek te bekijken of de wijziging van 1 januari aanstaande wel of niet aangepast moet worden. Aan alle vragen die hier gesteld worden, merk ik dat dit ook een uitdrukkelijk verzoek is van de Eerste Kamer. Dat omarmen wij. Even voor de goede orde: 30% blijft in dat jaar 30%, ook in de eerste acht maanden van het jaar daarop blijft het 30% en daarna wordt het 20% en 10%. Als je dat wil aanpassen, dan kan dat natuurlijk in het Belastingplan 2025, op basis van die evaluatie. Dan zal ook meegenomen worden dat de 30%-regeling de schatkist ook geld oplevert op andere belastingmiddelen. De vorige keer heeft Dialogic de evaluatie gedaan, in 2017 Daar werd overigens geconstateerd dat de 30-%-regeling een doeltreffende maatregel is. Dat zit niet — dat was een specifieke vraag van mevrouw Geerdink — in de raming die nu is opgenomen. Dat gaat namelijk over eerste-ordegedragseffecten en tweede-orde-gedragseffecten, zoals we ook schriftelijk hebben uitgelegd.

Voorzitter. Dat wat mij betreft over de 30%-regeling.

Mevrouw Moonen (D66):

Dank aan de staatssecretaris voor deze heldere uitleg. Ik heb daar nog een vraag bij. Toen in die bewuste nacht dit amendement werd ingediend, was de gedachtegang dat de besparing die hierdoor zou optreden, zou worden ingezet om de rente voor studenten die onder het leenstelsel vielen in 2014 te bevriezen op het niveau van 2023. Mijn vraag aan de staatssecretaris is de volgende. Ik steun de hele gedachtegang en de uitleg die hij net geeft. U zegt: de evaluatie is gereed in mei 2024. Als daaruit nou blijkt dat versobering inderdaad heel nadelige effecten heeft voor ondernemerschap en innovatiekracht, dat het misschien verstandig is om niet te versoberen, hoe wordt volgens de staatssecretaris dan voldaan aan het tweede deel van de motie, namelijk aan de dekking om de rente voor studenten te bevriezen op het niveau van 2023?

Staatssecretaris Van Rij:

Zoals ik al aangaf, zegt het amendement: 30% voor de eerste twintig maanden. Daar zit geen terugwerkende kracht in, dus alle bestaande gevallen worden gerespecteerd. Dan gaat het 1 januari in. Opbrengst volgend jaar: nul. De eerste opbrengst is marginaal en komt het jaar erop, in 2025. In de eerste acht maanden is het namelijk ook nog 30%. Ik noem ook het feit dat collega Dijkgraaf, de minister van OCW, een brief heeft gestuurd aan de Tweede Kamer en aan u waaruit blijkt dat de rente niet eerder vastgeklikt kan worden dan 1 januari 2026. Als de evaluatie er ligt, de Kamers het toch anders willen en wij er nog als demissionaire ploeg zitten, dan passen wij het natuurlijk aan in het Belastingplan 2025. Budgettair heeft dat verder helemaal geen gevolgen.

Mevrouw Moonen (D66):

Zeker. Ik kan het antwoord volgen. Ik heb de brief van minister Dijkgraaf ook gelezen en ook dat het in de eerste paar jaren niet uitvoerbaar is. Dat schrijft u ook. Ik kan u er ook in volgen dat de opbrengst in 2024 0 miljoen is en het jaar erna 3 miljoen. Er zijn dus inderdaad nauwelijks budgettaire effecten, maar nadien zouden de budgettaire effecten wel hoger kunnen zijn. Hoe kijkt u dus naar die latere jaren?

Staatssecretaris Van Rij:

Kijk, als de Kamers dat willen — en dat willen de Kamers, want het amendement is aangenomen — dan zal je een dekking moeten vinden. Maar ja, dat is aan de Kamers. Je kan ook zeggen: ik wil de 30%-regeling op een andere manier versoberen. Ik heb hier ook een aantal van u horen zeggen dat die 30%-regeling een heel belangrijk instrument is om Nederland innovatief en concurrerend te houden. Dat onderschrijf ik overigens volledig. Onder meer mevrouw Moonen heeft dit zelf naar voren gebracht. Maar betekent dat dat de 30%-regeling voor iedereen moet gelden? Daar zijn discussies over. De een zegt: wel voor mensen in het onderwijs, maar moet een voetballer er ook gebruik van kunnen maken? De KNVB zal zeggen van wel, maar daar wil ik verder niet op vooruitlopen. Dat is iets waar je beslissingen over kunt nemen aan de hand van een evaluatie waarin dat goed onderzocht is.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Moonen.

Mevrouw Moonen (D66):

Dank, staatssecretaris. Daar kan ik mij in vinden.

Staatssecretaris Van Rij:

Voorzitter. Dan ga ik over naar de schenk- en erfbelasting. Daar heb ik al heel kort iets over gezegd. Ik kijk daarbij even naar de heer Van Apeldoorn. Het gaat dan meer om het ibo en het vervolg. Dit kabinet gaat daar niet mee komen. Dat was het derde blokje van het ibo vermogensverdeling.

Voorzitter. Mevrouw Bakker vraagt of ik bereid ben om in samenspraak met de goededoelensector te zoeken naar alternatieve maatregelen waardoor de aftopping van de periodieke giftenaftrek niet langer noodzakelijk is. Ik ben graag bereid om met de goededoelensector om tafel te zitten, met de samenwerkende brancheorganisaties. Maar het gaat mij iets te ver om het terugdraaien van de beperking van de periodieke giftenaftrek de inzet van dit gesprek te maken. Daar heb ik overigens al voor de lunch iets over gezegd. Maar ik ben natuurlijk altijd bereid om goed te luisteren naar de argumenten. Op verzoek van deze Kamer, via de motie-Essers, ben ik meteen met de goededoelensector om tafel gaan zitten, met de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie. Daar is onder meer het idee uit voortgevloeid dat nu in het Belastingplan zit, namelijk dat het geven vanuit een vennootschap aanzienlijk vergemakkelijkt is. De Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie hebben gezegd: dat gaat ons enorm helpen, omdat by far het meeste vermogen door ondernemers gemaakt wordt. Ik ben graag bereid om met ze om tafel te zitten, maar ik ga niet op voorhand zeggen dat het de inzet zal zijn om de periodieke giftenaftrek weer onbeperkt mogelijk te maken. Ik ben natuurlijk wel bereid om te luisteren in hoeverre zij daardoor nu bepaalde giften missen.

Voorzitter. Mevrouw Visseren-Hamakers had drie vragen over de herinvesteringsreserve. Ze zei dat er in de HIR, de herinvesteringsreserve, geen eisen worden gesteld met betrekking tot duurzaamheid of dierenwelzijn. Dat klopt. Die stellen we niet. Dat zou ook heel specifiek en sectorge-voelig zijn. Dat kan ook in strijd zijn met ... Het zou het omgekeerde zijn van ongeoorloofde staatssteun. Ik denk dat we daarmee ook problemen zouden krijgen in Brussel of op basis van de Nederlandse wet. Denk aan het gelijkheidsbeginsel. Er worden in de fiscale herinvesteringsrege-lingen ook geen eisen gesteld waarmee voorkomen wordt dat er een nieuw veehoudersbedrijf wordt gestart. De eisen met betrekking tot de als overheidsingrijpen aangemerkte beëindigingsregelingen worden in die regelingen gesteld. In een dergelijke regeling zijn de criteria voor subsidieverstrekking opgenomen, bijvoorbeeld dat een ondernemer niet een diersoort gaat houden die werd gehouden op de locatie die op basis van de regeling is gesloten.

Ten slotte was er nog een vraag met betrekking tot de Wet dieren. Helaas kan ik deze vraag niet beantwoorden, maar ik ben uiteraard bereid om hem aan de minister van LNV over te brengen.

De voorzitter:

U kunt helaas niet door de zaal heen praten, mevrouw Visseren-Hamakers, want de mensen moeten het thuis kunnen volgen ingevolge de Grondwet. Als u een interruptie wilt plegen, dan graag bij de interruptiemicrofoon.

Staatssecretaris Van Rij:

Ik wil wel postillon d'amour spelen. Mevrouw Visseren bewaart haar punt waarschijnlijk voor de tweede termijn.

Voorzitter. Dan ga ik naar de btw. De heer Van den Oetelaar vroeg: wat vindt u van de analyse met betrekking tot het cashflownadeel voor boeren als gevolg van de verhoging van de btw op agrarische goederen van 9% naar 21%? Hij wees daarbij met name op de situatie waarin je een kwartaal moest wachten. Als het echt een cashflowprobleem is, dan is maandaangifte natuurlijk mogelijk. De btw mag je ook op maandbasis doen. Volgens mij moet dat dus niet het grootste probleem zijn.

Voorzitter. Dan een andere vraag over de btw, van mevrouw Visseren-Hamakers: is het kabinet bereid om de komende maanden onderzoek te doen naar de mogelijkheid voor een afschaffing van bepaalde vrijstellingen van btw-tarieven in het kader van duurzaamheid en gezondheidsbeleid? Het kabinet heeft het verlaagde btw-tarief geëvalueerd, maar vanwege het feit dat wij demissionair werden, hebben wij daar verder niets meer mee gedaan. Het is een uitermate interessante analyse. Die laat namelijk zien dat er budgettair 14,5 miljard gemoeid is met dat verlaagde tarief, en dat dat in een heel groot deel van de situaties niet doelmatig of doeltreffend is. De lijn die wij voor ogen hadden als kabinet, was: niet met de botte bijl daar doorheen gaan, maar steeds met de betreffende vakminister of vakstaatssecretaris om de tafel gaan zitten. Dat doe ik nu onder meer met de minister voor Langdurige Zorg, bijvoorbeeld als het gaat om zorgkosten als buitengewone lasten. Daarover ligt er ook een rapport. Dan kijken we gezamenlijk wat we daarmee moeten doen: afschaffen of versoberen? Stel dat het versoberen of afschaffen is, is er dan een alternatief waardoor je met een ander instrument, bijvoorbeeld de subsidie, effectiever en efficiënter bent? Dat is ook echt aan het volgende kabinet, maar wij stonden in de startblokken.

Voorzitter. Er was een vraag van de heer Martens over de eerste schijf voor gas in de energiebelasting, over blokver-warming. Wij bereiden inderdaad een onderzoek voor om beter inzicht te krijgen in de blokaansluitingen. Het gaat om het aantal situaties, het aantal huishoudens en bedrijven en de kenmerken van de huishoudens en bedrijven met een blokaansluiting. Wij hopen dat onderzoek in het tweede kwartaal van 2024 te hebben afgerond. We hebben natuurlijk al wel enige ervaring opgedaan met die tijdelijke regeling voor blokaansluitingen met betrekking tot de energiebelasting. Het viel de heer Jetten — die is hier nu niet — en mij eerlijk gezegd tegen hoeveel aanvragen er waren ingediend, ondanks het feit dat wij alle informatie waar wij over beschikten hadden verzameld. Er moet dus nader onderzoek gedaan worden; het moet beter in kaart gebracht worden. Ik heb uiteraard ook de vraag gehoord of er een register moet komen voor de blokverwarmingen. Dat zou weleens de lesson learned kunnen zijn. Als je dat register — dat moet dan natuurlijk wel goed zijn en voldoen aan de privacywetgeving et cetera — hebt, kun je meteen handelen. Dan krijgt iedereen ook de tegemoetkoming waarvoor die bedoeld is.

Voorzitter. De andere vraag gaat over het doenvermogen wat de eerste schijf in de energiebelasting betreft. Dat is een vraag van mevrouw Moonen. Die gaat eigenlijk met name over de doenlijkheid van de nieuwe eerste schijf. We hebben de eerste schijf wetgevingstechnisch mogelijk gemaakt, maar in het debat met de Tweede Kamer heeft de Tweede Kamer er uiteindelijk toch voor gekozen om de verlaging — het gaat over die 200 miljoen — in de energiebelasting niet in de eerste schijf te doen, maar via een belastingvermindering. Daardoor speelt die teruggaverege-ling op dit moment niet. Met een belastingvermindering bereik je namelijk toch op een makkelijkere manier je doel. Als zo'n situatie zich dan toch voordoet in de toekomst, waarvoor we 'm ook mogelijk hebben gemaakt ... Nu werken we met een forfaitair teruggaveverzoek. Dat dienen huishoudens niet zelf in; dat doet bijvoorbeeld de contracthou-der van de blokverwarming als het om blokverwarming gaat. In combinatie met de vorige vraag: als we dat onderzoek hebben in het tweede kwartaal, dat wellicht leidt tot een register, komen we misschien een eind verder.

Voorzitter. Dan nog een vraag over de energiebelasting op gas en de hardheidsclausule. Het laagdrempelig toepassen van hardheidsclausules leidt in feite tot het verschuiven van de normstelling van de wetgever naar bestuursorganen. Dat is vrij principieel. Dat is een risico voor de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid. Het is ook een inbreuk op het primaat van de wetgever, want belastingheffing geschiedt op basis van de wet. In dit licht en ook met het oog op de uitvoerbaarheid raad ik het toepassen van een hardheidsclausule in dit soort situaties ten zeerste af. Zoals de minister voor Klimaat en Energie heeft toegelicht, zet het kabinet onverminderd in op de aanpak van de netwerkcon-gestie.

Voorzitter. Dan kom ik bij de vraag van de heer Heijnen over de grenseffecten van de accijnsverhoging op alcohol en tabak. Het demissionaire kabinet heeft toegezegd onderzoek te verrichten naar de grenseffecten van de verhoging van de accijns op alcohol en tabak. Wel geldt dat de verhoging van accijns verschillende redenen kan hebben. Het kan bijvoorbeeld gaan om het behalen van een budgettaire opbrengst of om gezondheidsdoeleinden, bijvoorbeeld dat mensen minder gaan roken. Als de accijnsopbrengsten lager zijn dan verwacht of als de grenseffecten hoger zijn, betekent dat nog niet per definitie dat die verhoging automatisch ondoelmatig is. Uiteraard dienen de uitkomsten van de onderzoeken naar onder andere grenseffecten zorgvuldig te worden beoordeeld en gewogen, ook ten aanzien van mogelijke toekomstige maatregelen op het terrein van accijnzen.

Even wat breder over de accijnzen: ik heb, ook op verzoek van de Tweede Kamer, overleg gehad met de minister van Financiën van België en ook met mijn Duitse counterpart, de staatssecretaris van Belastingen in Berlijn. De gedachte van dat overleg was om te kijken of we elkaar wat meer kunnen vinden in bandbreedtes van accijnzen. Het enthousiasme was aan beide zijden van de grens niet erg groot. Men ziet dit toch echt als iets van nationale soevereiniteit, rekening houdend met de minimumtarieven die op basis van de EU-richtlijn gelden. Op basis van die onderzoeken zullen wij natuurlijk bij uw Kamer en ook bij de Tweede Kamer terugkomen in geval van onvoorziene en onwenselijke effecten. Die moeten dan natuurlijk meegenomen worden bij het Belastingplan 2025.

Voorzitter. Dan had de heer Van den Oetelaar nog een vraag over de paardenbelasting. Voor het paardenvervoer geldt nu voor de motorrijtuigenbelasting, die we overigens ook geëvalueerd hebben, een kwarttarief, dat we verhogen naar een halftarief. Voor de campers is het volledig, maar ik heb met eigen ogen gezien wat er gebeurt; u wilt het niet weten! Ik nodig de heer Van den Oetelaar graag uit om eens met mij bij het autoteam van de Belastingdienst in Apeldoorn te gaan kijken. De meest wonderbaarlijke bouwsels worden gemaakt, waarbij geclaimd wordt dat er sprake is van paardenvervoer. Dat levert zeer gevaarlijke situaties op de weg op. Mensen zijn wat dat betreft, gelet op de foto's, heel creatief. Er wordt dus ook zeer oneigenlijk gebruik van gemaakt. Uw punt dat de paardentrailer ongevaarlijk is, laat ik nog even uitzoeken, want daar heb ik nu niet direct antwoord op. Maar in de toename van het gebruik van het nu nog bestaande kwarttarief zit dus ook een stukje oneigenlijk gebruik. Dat hebben we overigens natuurlijk niet bij de campers, maar dat hebben we gelijkgetrokken. Daar zat ik even verkeerd: dat gaat van een kwart naar 50%. Dat heeft te maken met het feit dat bedrijven die campers verhuren, ook dat tarief rekenen. Overigens kan je altijd je camper uit de motorrijtuigenbelasting halen als je die niet gebruikt.

Voorzitter. De heer Heijnen heeft nog gevraagd naar een onderzoek naar minder vervuilende alternatieve gas- en stookoliën, waarbij tevens de haalbaarheid en de effecten worden onderzocht om voor deze alternatieven een lager accijnstarief te hanteren, en de Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2024 te berichten.

Op voorhand merk ik op dat de maatregel voor dieselver-vangende stookolie is genomen om het ongelijke speelveld op de brandstoffenmarkt op korte termijn een halt toe te roepen. De Wet op de accijns kent verschillende brandstoffen, zoals benzine, diesel en stookolie, met hun eigen accijnstarief. Binnen deze accijnstarieven wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de milieuprestaties van de brandstof. Ik benadruk dat een dergelijk onderscheid ook niet wenselijk is en zal leiden tot een complexer belastingstelsel. Om op milieuprestaties van brandstoffen te sturen bij mijn verplichtingen is het effectiever om te sturen op strengere normen. Ik zie geen mogelijkheden om via de fiscaliteit duurzame soorten gas of stookolie te bevoordelen.

Voorzitter. Dat is het einde van het blokje Belastingplan.

De voorzitter:

Staatssecretaris, even voor de planning: dit was het eerste van negen blokjes.

Staatssecretaris Van Rij:

Ja, maar wel het langste.

De voorzitter:

Dat is dan goed nieuws. Dan kunnen we dat even extrapoleren qua tijd. Ik moet in ieder geval van 15.30 tot 16.00 uur schorsen in verband met een aantal commissievergaderingen waar een aantal van de woordvoerders ook bij moet zijn, dus om 15.30 uur ga ik u onderbreken, maar wellicht dat u dan de andere acht blokjes achter de rug heeft. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Van Rij:

Voorzitter, dank. Ik ga mijn best doen. Over het Belastingplan BES was er een vraag van de heer Holterhues over een dga die een winst heeft van 35.000, terwijl het gebruikelijk loon gaat van 70% naar 90%, wat toch wel pijn zou doen bij een aantal ondernemers. We hebben ervoor gekozen om de belastingheffing bij dga's meer in lijn te brengen met die van gewone werknemers; niet 100%, zoals in Nederland, maar 90%. De dga heeft het voordeel van de doelmatigheidsmarge die de gewone werknemer niet heeft. De dga die meer winst maakt dan het vergelijkingsloon verminderd met die doelmatigheidsmarge van 10%, heeft ook de mogelijkheid om die meer winst uit te keren als dividend, tegen een heffing van 5% in Caribisch Nederland. Die heet daar opbrengstbelasting en dat is hier de dividendbelasting. Bij de werknemer die meer inkomen geniet dan het vergelijkingsloon wordt het meerdere belast tegen ten minste 30,4. De vennootschap van de dga is over het salaris van de dga geen premiezorgverzekering van 11,7% verschuldigd, terwijl de werkgever van de gewone werknemer die premie wel verschuldigd is. Even als voorbeeld: als je een netto-omzet hebt van 70.000, houdt de dga in 2024 netto 2.872 dollar minder over dan in 2023.

Wij trekken hier eigenlijk iets recht wat jarenlang zo geweest is. Wij vinden dit nog steeds zeer proportioneel. Uit eigen ervaring weet ik dat de ondernemers in Caribisch Nederland die niet 70.000 of zelfs 30.000 hebben, maar die rond 20.000 zitten, bijna allemaal een eenmanszaak hebben. Daar geldt dit helemaal niet voor. Die hebben helemaal geen bv.

Ik wijs er ook op dat in dit voorstel ook de verhoging van de belastingvrije som zit. Dat is ook in nauwe samenspraak met minister Schouten. Daar zit ook de gedachte achter om iets voor de minima daar te doen. Dat geldt voor de mensen die wel of geen werk hebben, maar ook voor de mensen die een kleine eenmanszaak hebben.

Voorzitter, dat als antwoord op die vragen.

Dan ga ik door naar de overige fiscale maatregelen: de dividendbelasting en de inkoopfaciliteit. Ook daar kan ik een lang en een kort verhaal over houden. Wij hebben op 26 september een hele uitgebreide brief over dit onderwerp gestuurd aan de Tweede Kamer, zonder het gewenste effect wat ons betreft. Daarin hebben wij nog eens de argumenten op een rijtje gezet, na onderzoek, waarom het niet verstandig is om de dividendbelasting bij inkoop van ter beurze genoteerde aandelen af te schaffen. Nou, dat heeft niet mogen baten. Mevrouw Geerdink heeft in haar bijdrage behoorlijk exact een groot aantal van die argumenten genoemd, dus die ga ik nu niet allemaal een voor een doorlopen. Mevrouw Geerdink heeft nog wel gevraagd of we kunnen onderzoeken wat andere landen op dat punt doen. Nou, dat hebben we onder meer in die brief geschreven, maar we kunnen altijd kijken of we die groep landen nog wat verder kunnen uitbreiden. Het Verenigd Koninkrijk heeft geen dividendbelasting. In Duitsland, België en Frankrijk zijn er faciliteiten zoals wij die nu ook hebben. Ik wijs er overigens op dat bij inkoop van eigen aandelen van ter beurze genoteerden er ook altijd contant dividend uitgekeerd moet worden, omdat men er anders niet voor in aanmerking komt. We zijn graag bereid om dat nog eens een keer wat uitgebreider op een rijtje te zetten, want dat was volgens mij ook de concrete vraag. Of dat kan leiden tot een Europese aanpak, durf ik niet te zeggen. We kunnen natuurlijk altijd aftasten. Het staat niet op de fiscale agenda van de Europese Commissie, omdat verschillende EU-lan-den verschillende systemen hebben en het op dit moment geen prioriteit heeft.

Wat betreft de ramingen: daar hebben we al vrij uitgebreid op gereageerd. Ik heb daar nog een behoorlijke tekst over. Ik ben graag bereid om die uit te spreken, maar in de kern komt die eigenlijk op het volgende neer. Wat betreft de ramingen hebben wij gekeken naar het gemiddelde van de afgelopen tien jaar van de 25 grootste beursfondsen. Naar schatting is dat wat betreft inkoop 15,3 miljard. Vervolgens is bepaald wat de opbrengst zou zijn wanneer deze omvang volledig zou worden doorgezet. Dan zou dat een budgettaire opbrengst kunnen opleveren van 2,7 miljard. Echter, in die raming wordt er al rekening mee gehouden dat niet alles wordt doorgezet maar dat uiteindelijk 20% zal worden doorgezet. Een ander deel zal namelijk gaan via de reguliere dividenduitkering, zijnde 40%, terwijl wat betreft de overige 40% wordt verondersteld dat die bedrijven ofwel hun zetel verplaatsen ofwel naar andere structuren zoeken. Ik wijs dan op het bijstorten op aandelen in de vorm van agio, het vervolgens omzetten van die agio in aandelenkapitaal en het vervolgens terugbetalen van aandelenkapitaal, wat onder bepaalde voorwaarden fiscaal onbelast is. Een en ander leidt tot een totaal gedragseffect in de orde van grootte van 814 miljoen, gerekend op de raming van 2025. Uitgaande van het prijspeil van 2023 is het 770 miljoen. Daar zitten onder meer die verschillen in.

De voorzitter:

Mevrouw Geerdink voor haar interruptie.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik moet er een kiezen, voorzitter. Mijn vraag is of wij deze macro-economische effecten per brief kunnen ontvangen.

Staatssecretaris Van Rij: Ja.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik hoor de staatssecretaris daarop nu ja zeggen. Dan mijn tweede vraag. Aangezien ik denk dat het noodzakelijk zal zijn in het kader van ons level playing field, is mijn verzoek aan de staatssecretaris om die coördinatie of harmonisatie van de belastingheffing over inkoop eigen aandelen op de agenda te zetten in Europees verband.

Staatssecretaris Van Rij:

Ja en ja. Wij zullen sowieso wat ik nu even kort heb weergegeven, uitgebreid schriftelijk aan u doen toekomen én we gaan dit in Brussel aan de orde stellen, waarover ik dan terug zal rapporteren aan de Eerste Kamer en overigens ook aan de Tweede Kamer in nieuwe samenstelling.

Dan had de heer Martens nog een vraag over de dividendbelasting en adviseurs. Ik denk dat het dan met name gaat om dividendstripping, omdat dat in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen zit. De bewijspositie van de inspecteur gaat nu verbeterd worden. Ik kan niet op concrete zaken ingaan, maar de fiscus speurt natuurlijk altijd naar situaties van dividendstripping. Dat is qua bewijsrecht niet altijd even makkelijk, omdat er vaak internationale componenten aan zitten. Het is natuurlijk niet bevorderlijk voor de moraliteit, waar het echt om belastingontduiking gaat. Er zijn immers ook situaties, zoals we in het wetsontwerp hebben aangegeven, waarin er gewoon goede redenen zijn waarom het juridische en economische eigendom gesplitst is, bijvoorbeeld bij custodians en bepaalde pensioenfondsen. We moeten dus ook niet het kind met het badwater weggooien.

Aan de andere kant is het wel zo dat als het om belastingadviseurs gaat ... De heer Martens heeft gepleit voor een regulering van het beroep. Als een belastingadviseur zijn boekje te buiten gaat in strafrechtelijke zin, kan er een ver-grijpboete worden opgelegd. Er kan ook sprake zijn van een strafrechtelijke veroordeling. Een vergrijpboete kun je bijvoorbeeld krijgen als je medepleger bent in strafrechtelijke zin. Die wordt ook openbaar gemaakt. Dat is tien jaar geleden al, geloof ik, een besluit van de Belastingdienst geweest. Zoals ik al zei, kan er ook sprake zijn van strafrechtelijke overtredingen of misdrijven. Dan komt het Openbaar Ministerie natuurlijk om de hoek kijken. Dat kan leiden tot een vrijheidsstraf of een tijdelijk beroepsuitoefeningsverbod. Daarnaast is er natuurlijk tuchtrecht, onder meer bij de organisatie die eerder vandaag genoemd is, maar ook bij andere beroepsorganisaties. Sinds 2018 is er ook de zogenaamde DAC6-EU-richtlijn voor adviseurs en advocaten om bepaalde belastingregelingen en grensoverschrijdende constructies aan de plaatselijke belastingdiensten te melden, die vervolgens de verzamelde informatie in de hele EU moeten delen, via automatische uitwisseling.

Voorzitter. Dan ga ik naar de BOR. Het antwoord op de vraag van de heer Heijnen is: artikel 35 verwijst naar lid 3, ja. Zullen de indieners van het amendement direct én indirect rendement bedoeld hebben, maar het niet zo opgeschreven hebben? Dat ligt wel in de lijn der verwachting. Wij zullen dit nog een keer met de indieners van het amendement opnemen. Verder heb ik eerder vandaag al gezegd dat er een uitvoeringstoets komt. Een en ander zal ongetwijfeld in het Belastingplan 2025 terugkomen; dat geldt ook voor de budgettaire consequenties. Die laatste zullen waarschijnlijk al eerder terugkomen, bij de Voorjaarsnota.

Voorzitter. Dan over de BOR nog de vraag van de heer Van Apeldoorn: waarom wordt de BOR niet afgeschaft? Mag ik verwijzen naar onze kabinetsappreciatie op het rapport van het Centraal Planbureau? Ik zie dat meneer Van Apeldoorn zeer welwillend is, dus qua tijd gaat dat ook goed.

Voorzitter. Dan ben ik bij mijn zevende blokje: fbi, vbi en fonds voor gemene rekening. De heer Heijnen vraagt om een nader onderzoek naar invoering van de verscherpte aandeelhouderseis. In opdracht van het ministerie van Financiën heeft de Stichting Economisch Onderzoek onder andere de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het fbi-regime beoordeeld. Daaruit zijn twee heffingslekken voortgevloeid. De Stichting Economisch Onderzoek beschrijft verschillende oplossingsrichtingen. Het kabinet is tot de conclusie gekomen — dat blijkt ook uit het verloop van het hele proces: de evaluatie, onze appreciatie en het voorstel dat we in internetconsultatie hebben gedaan en dat nu voorligt — dat het het meest effectief is als het de fbi niet langer is toegestaan om direct in Nederlands vastgoed te beleggen. Het kabinet heeft niet voor de door SEO voorgestelde aanscherping van de aandeelhouderseis gekozen, omdat in dat geval een van de twee heffingslekken zou blijven voortbestaan. Het betreft meer specifiek het heffingslek dat bestaat bij een buitenlands beleggingsfonds dat Nederlands vastgoed direct houdt. Als dit buitenlandse beleggingsfonds belegt in Nederlands vastgoed, heeft deze beleggingsinstelling een vaste inrichting in Nederland. Door de fbi-status is op de inkomsten uit het vastgoed een tarief van 0% van toepassing. Nederland kan over de verplichte dividenduitkering geen dividendbelasting heffen. Het gevolg is dat Nederland zijn heffingsrecht op de winsten uit het Nederlandse vastgoed niet of niet volledig kan effectueren, terwijl de hoofdregel in het internationale belastingrecht toch het situsbeginsel is: het land waar het vastgoed ligt, mag heffen en heft. Als gevolg daarvan zou bij het kiezen voor een verscherpte aandeelhouderseis een aanvullende maatregel moeten worden genomen om ook dat tweede heffingslek te dichten, om substantiële budgettaire derving te voorkomen.

Ook zou een verscherpte aandeelhouderseis de vraag oproepen of dit ook geldt voor effecten-fbi's. Dat laatste willen we niet, want dat zou overkill betekenen. CEO heeft ook de vastgoedmaatregel als oplossingsrichting voorgesteld, hetgeen afschaffing van de vastgoed-fbi in zijn geheel zou inhouden. Daar hebben we dan weer niet voor gekozen. Via overgangsrecht hebben we het mogelijk gemaakt dat indirect beleggen in Nederlands vastgoed mogelijk blijft. Met name voor de Nederlandse pensioenfondsen is dat van belang.

Vanwege het voorgaande zie ik op dit moment geen aanleiding om opnieuw onderzoek te doen naar de optie van de verscherpte aandeelhouderseis. Wat we wel kunnen doen, is toch nog een keer alle plussen en minnen van een REIT-regime op een rij zetten. Maar dat is dan natuurlijk een geheel nieuw regime. Dat kunnen we niet op de korte termijn doen. Daar hebben we al wel eerder naar gekeken. Dat was ook een vraag van de heer Heijnen. Ik ben daar wel toe bereid. Daarbij kunnen we de andere vraag van de heer Heijnen meenemen, namelijk of we in het kader van het investerings- en vestigingsklimaat wel of niet een concurrerend regime willen hebben.

Dan ga ik naar de bpm-Mulderzaken. Ook daar vroeg de heer Heijnen naar: kan de staatssecretaris toezeggen het amendement niet in werking te laten treden voor het gedeelte van de Mulderboetes, de verkeersboetes? Dat kan helaas wetgevingstechnisch niet. Als de wet het mogelijk had gemaakt, zouden we dat wel hebben kunnen doen, maar dit is via amendement erin gekomen. De datum van inwerkingtreding is in het wetsvoorstel bepaald. De minister voor Rechtsbescherming spreekt sowieso, onder andere in het kader van de monitoring, met de verschillende partijen. Hij zal de impact monitoren en neemt daarbij het WODC-onderzoek mee. De ketenpartners verwachten geen knelpunten.

Volgens mij was er ook nog de vraag — ik zeg het even in gewoon Nederlands — hoe het zit als de boete nog in dit jaar is opgelegd. Ik moet nu zelf even goed opletten, want het ligt weer net iets genuanceerder dan menigeen denkt. De wijziging van het amendement geldt alleen voor dat deel van de procedure dat geheel in 2024 plaatsvindt. Ik zal het verduidelijken aan de hand van een voorbeeld. Een verkeersboete is opgelegd in november 2023. De burger stelt in december 2023 administratief beroep in. De officier van justitie beslist op het administratief beroep in januari 2024 en vervolgens doet de kantonrechter in beroep uitspraak in juni 2024. De wijzigingen van dit wetsvoorstel gelden dan alleen voor de proceskostenvergoeding voor de procedure bij de kantonrechter; niet voor het traject daarvóór. Voor een eventuele proceskostenvergoeding in administratief beroep blijft de oude regeling gelden, omdat het beroep is gericht tegen de primaire boetebeschikking uit 2023. Met dank aan het ministerie van Justitie en Veiligheid, want dit is eigenlijk de portefeuille van de minister voor Rechtsbescherming.

De voorzitter:

Daarmee is het bijna 15.30 uur, staatssecretaris. Het is zelfs exact 15.30 uur. Ik ga nu schorsen in verband met een aantal geplande commissievergaderingen, tot 16.00 uur.

De vergadering wordt van 15.30 uur tot 16.00 uur geschorst.

Voorzitter: Kox De voorzitter:

We gaan verder met de beantwoording van de kant van de regering. Het woord is aan de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, voor het vervolg van zijn betoog.

Staatssecretaris Van Rij:

Dank u wel, voorzitter. Ik ga door met het onderwerp WOZ, bpm en de Muldercasuïstiek. De heer Heijnen vroeg mij of ik kan toezeggen dat de sector op korte termijn een beschrijving van de betaalinformatie ontvangt en of ik daarover op korte termijn in overleg ga met de sector. We hebben al eerder aangegeven dat we uiteraard het wetsvoorstel gaan monitoren. Uiteraard worden de gevolgen voor de leasemaatschappijen daarin meegenomen. We zijn inderdaad bereid om op zeer korte termijn in overleg te treden met de leasemaatschappijen en de branchevereniging van leasemaatschappijen over de gevolgen van dit onderdeel van het wetsvoorstel.

Voorzitter. De heer Schalk vroeg of dit wetsvoorstel niet ten koste gaat van de rechtsbescherming en mensen met een smalle beurs. Uiteraard vinden wij het heel belangrijk dat de overheid naast burgers met een kleine beurs staat en dat er laagdrempelige mogelijkheden zijn om bezwaar en beroep in te stellen. Het blijft dus zeer nadrukkelijk mogelijk om bezwaar en beroep in te stellen. Ik was vorige week bij het samenwerkingsverband Deventer. Misschien zijn zij wel the best in class, het beste jongetje of meisje in de klas, maar zij zijn daar zeer proactief in het voortraject met burgers bezig, zodat die niet eens bezwaar hoeven te maken. Daar is nog een wereld te winnen. Die WOZ-beschikking is één, maar in dat voortraject bij de totstandkoming van die WOZ-beschikking — als daar de eerste vragen over zijn — was ik zeer onder de indruk van de ser-vicegerichtheid en de goede ideeën daar. Wij komen overigens nog met nadere voorstellen op dit punt. Die toegang wordt dus door dit voorstel niet beperkt.

Als het toch op procederen aankomt, mogen burgers en bedrijven dat altijd. Ze hebben helemaal geen gemachtigde nodig, maar het staat of valt ook met goede communicatie met de gemeente en met de toegankelijkheid van de informatie et cetera. Als een bezwaar of beroep gegrond wordt verklaard, krijgt de belanghebbende een tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand. Die vergoeding wordt met dit wetsvoorstel verlaagd, omdat er sprake is van overcompensatie. Onder voorwaarden kan er natuurlijk altijd aanspraak worden gemaakt op gesubsidieerde rechtsbijstand. Voor mensen met een smalle beurs is er bovendien een mogelijkheid om een vrijstelling van griffierecht te krijgen. Daarnaast krijgt de rechterlijke macht hierdoor meer ruimte; dat wil ik toch ook wel benadrukken. Eerder dit jaar was ik op werkbezoek bij het gerechtshof Amsterdam. Ik leerde daar dat door de enorme tsunami van dit soort zaken fiscale raadsheren — dat is mannelijk en vrouwelijk — niet meer toekomen aan de normale zaken. De rechterlijke macht wordt dus overstelpt door die "no cure, no pay"-praktijken. Dit als antwoord op de vraag van de heer Schalk.

De heer Baumgarten (JA21):

Ik zou van de staatssecretaris willen weten in hoeveel procent van de gevallen een beroep dat via een "no cure, no pay"-bureau wordt ingezet, succesvol was.

Staatssecretaris Van Rij:

Wat verstaat u onder "succesvol": dat uiteindelijk de rechter in hoogste instantie alsnog de belastingplichtige gelijk heeft gegeven of dat zaken al in een eerder stadium tot een oplossing gekomen zijn?

De heer Baumgarten (JA21): Dat eerste.

Staatssecretaris Van Rij:

Oké, ik zal u die gegevens in tweede termijn verstrekken. Dat kan ik nu niet uit mijn hoofd doen.

Voorzitter. Dan ga ik over naar het onderdeel Fraude Signalering Voorziening en selectie aan de poort. Mevrouw Geerdink stelde met name de vraag waarom is gekozen voor deze bijzondere wijze van berekenen van de hoogte van de FSV-compensatie. Het gaat om de situaties bij selectie aan de poort. Even voor de goede orde: dat gaat om ongeveer een kleine 10.000 gevallen die allemaal handmatig zijn bekeken. Daarbij is de aangifte uitgeworpen door selectie aan de poort, omdat er een afwijking was in vergelijking met andere jaren. Het is gebruikelijk dat de Belastingdienst dan gaat kijken. In 70% van de gevallen was de correctie terecht. Het was op basis van fiscale gronden. In 30% van de gevallen was dat niet op basis van fiscale gronden, maar op basis van andere selectiecriteria. Voor die situatie willen we met deze wettelijke grondslag een compensatie geven. Dan is altijd de vraag: wat is dan de compensatie? Uiteindelijk is het voorstel om als iemand €500 giftenaftrek had op basis van een niet-fiscaal selectiecriterium — dus een selectiecriterium waarbij het schuurt of dat in strijd is met de grondrechten — die €500 alsnog te compenseren. Je zou kunnen zeggen: fiscaal heb je toch nooit 100%? 100% is 100%. De gemiddelde belastingdruk is 40%. Echter, in heel veel van dit soort situaties speelt hier precies die marginale druk. Dat betekent dat in heel veel situaties die 80%-90% geldt en soms is het zelfs boven de 100%. Er zit dus een stukje ondercompensatie en overcompensatie.

Voorzitter. Ik moet natuurlijk wel toegeven aan mevrouw Geerdink dat als het niet €500, maar €2.000 is, je dus €2.000 terugkrijgt. We moeten het ook kunnen behappen en afwerken. We hebben hier nu voor gekozen. Op basis van deze wet gaat het uiteindelijk om een groep van 3.000. Als de wet wordt aangenomen, kunnen we vanaf 1 januari starten met de communicatie en tot afhandeling overgaan. Dat is wel steeds mijn inzet geweest. Dit was een van de twee grote dossiers die ik aantrof, waarbij toch wel sprake was van op zijn zachtst gezegd bovengemiddelde activiteit. Ik neem het woord "crisis" niet in de hand. Deze dossiers waren box 3 en de fraudesignalering. Dan is het heel belangrijk dat we dat herstel doen en dat we dat op tijd doen. Als we dit hebben afgehandeld, komen we uiteraard nog bij uw Kamer terug op de casusposities waar minnelijke schuldsanering op verkeerde gronden is geweigerd. Ik hoop dat we dat dan kunnen afronden.

Dan kom ik op de volgende vraag van mevrouw Geerdink. Ze vroeg: dit toch nooit meer? Dat is precies hoe ik er zowel bij het ene onderwerp als bij het andere onderwerp in sta. Laten we vooral proberen om de fouten die de overheid, in dit geval de Belastingdienst, heeft gemaakt in het herstel van het vertrouwen tussen de burger en in dit geval de Belastingdienst, tijdig, goed en zorgvuldig op te lossen. Vervolgens moeten we voorkomen dat het weer gebeurt. Dat betekent dat de geldende processen fout waren, want er waren geen waarborgen, checks-and-balances en good governance. Dat is nu allemaal ter hand genomen. De Belastingdienst is veel acties gestart om herhaling te voorkomen. Die zien natuurlijk vooral op de risicoselectie, waarbij we ook het College voor de Rechten van de Mens hebben ingeschakeld. Wij volgen de adviezen op die zij hebben gegeven. Het gaat om handhaving en inclusiviteit. Het gaat ook om verbetering van de cultuur en de processen bij de Belastingdienst zelf.

Dat waarborgenkader is nu opgesteld in een pilotvorm. Het wordt uitgerold. Daarmee kan de Belastingdienst de rechtmatigheid en de transparantie van de risicoselectie beter garanderen. Aan medewerkers is gevraagd om kritisch te kijken naar de gebruikte selectieprocessen, om processen die mogelijk ongelijk uitwerken te identificeren. Er is ook gestart met een moreel beraad binnen de Belastingdienst, waar casuïstiek wordt besproken en bewuste en onbewuste vooroordelen aandacht krijgen. Dat heb ik ook geadresseerd in de brief van 31 mei vorig jaar, die over institutioneel racisme ging. Daarnaast hebben we het programma Leiderschap en cultuur verdiept en besteden we aandacht aan een inclusief werkklimaat. De Belastingdienst wil alle processen vanaf eind 2024 ... Ook dat heb ik geprioriteerd. Daarover word ik eens in de drie è vier weken heel gestructureerd bijgepraat. Dat betreft de AVG-compliantie, dus alles rondom de privacy.

Verder is natuurlijk de behandeling stopgezet van de risico-signalen die vroeger in de fraudesignalering werden geregistreerd. Dat betreft die zwarte lijsten. Dat is nog door een van de ambtsvoorgangers gedaan, in 2019. Deze signalen worden op een gefaseerde wijze herstart. Hiervoor is een programma opgericht. Het doel is om een juiste balans te vinden tussen het spoedig herstarten van de behandeling van de externe melding binnen deze informatiestromen en het waarborgen van de persoonsgegevens van burgers en bedrijven. We zijn daar heel zorgvuldig in, ook omdat we als Belastingdienst vorig jaar natuurlijk een behoorlijke boete van de Autoriteit Persoonsgegevens hebben gekregen. Ook met de Autoriteit Persoonsgegevens zitten we regelmatig om tafel. De eerste twee signaalstromen die stillagen, zijn eind dit jaar weer opgestart. Dit was in antwoord op de vragen van mevrouw Geerdink.

Dan ga ik over naar een van de laatste onderwerpen. Ik heb er nog twee. Dat is de Wet minimumbelasting, ook wel Pijler 2. Verschillende leden hebben vragen gesteld over dit wetsvoorstel, ook wel bekend als Pijler 2. Naar de mening van het kabinet is het belangrijk om een minimumbelasting in te voeren in een zo groot mogelijk internationaal verband. Dat is overigens aangespoord door de Tweede Kamer, in meerdere moties, door een grote meerderheid. In dat opzicht is het akkoord dat twee jaar geleden in OESO-ver-band bereikt is, door ons omarmd. Vervolgens hebben we natuurlijk gezien, wat wel vaker gebeurt, dat als de OESO multilateraal bepaalde afspraken maakt, de EU die wel of niet overneemt in de vorm van een ontwerprichtlijn. In dit geval is dat wel gebeurd. Die ontwerprichtlijn is eind vorig jaar vastgesteld. Dat kan alleen bij unanimiteit. Het heffen van directe belastingen behoort tot de soevereiniteit van de lidstaten, tenzij alle EU-lidstaten van oordeel zijn dat op het punt van de directe belastingen iets via een richtlijn geregeld kan worden. Een richtlijn is geen vraag of je je ergens aan onderwerpt of niet. Een richtlijn heb je uit te voeren. Als je die niet uitvoert of niet op tijd uitvoert, krijg je boetes en dwangsommen. Als je het helemaal op z'n beloop laat, kan je een infractieprocedure krijgen.

Wij hebben het volgende dus gedaan, ook vanwege de zorg over de minimumbelasting die vanaf het begin af aan bij het bedrijfsleven bestond. Overigens, voor de goede orde, een minimumbelasting past precies bij het tegengaan van belastingontwijking. Je hebt een minimumtarief van 15% als effectief tarief. Dat is bedoeld om het verschuiven van winsten naar lager belaste jurisdicties, met 5%, 6% of 7%, tegen te gaan. De gedachte daarachter past dus eigenlijk in een langjarig Nederlands beleid van verschillende kabinetten. Nogmaals, een grote meerderheid in de Tweede Kamer heeft ons ook gevraagd daar proactief in te zijn. Omdat het bedrijfsleven zorgen had over de administratieve lasten, hebben wij gezegd: laten we zo snel mogelijk en zo goed mogelijk met een wetsvoorstel komen en dat in internetconsultatie brengen. Dit betrof een van de vragen van onder meer mevrouw Bakker. Het bedrijfsleven en beroepsorganisaties hebben zeer goed gebruikgemaakt van de internetconsultatie. Dat heeft ook geleid tot aanpassingen in het voorstel.

Een van de andere vragen is: wat doen andere landen? Alle EU-lidstaten zullen dit moeten implementeren. Duitsland, Ierland, België, Denemarken, Hongarije en Frankrijk zijn al heel ver met hun parlementaire proces. De andere hebben zich daaraan geconformeerd. Ik heb vorige week met mijn counterpart gesproken in Londen. Het Verenigd Koninkrijk zal het parlementaire proces in februari hebben afgerond. Maar ook landen als Indonesië, Japan en Zuid-Korea, dus in Azië, zijn ermee bezig.

Het is inderdaad juist dat de Verenigde Staten hier nogal kritisch op zijn, maar dat heeft vooral met de interne politieke situatie in de Verenigde Staten te maken. De Bidenad-ministratie heeft Pillar Two omarmd. De minister van Financiën Yellen was de eerste die deze omarmde toen de G20 hier overeenstemming over had en er in OESO-verband een akkoord was. Maar we kennen de politieke situatie in de Verenigde Staten, namelijk dat de republikeinen een meerderheid hebben in het Huis van Afgevaardigden en de democraten in de Senaat, en dat er presidentsverkiezingen aan komen volgend jaar.

Het is dan ook niet zonder reden dat met name in de Verenigde Staten de verwachting is dat de Verenigde Staten na die presidentsverkiezingen — hoewel niemand natuurlijk weet wat de uitkomst van die presidentsverkiezingen zal zijn — in 2026 niet alleen op het punt van Pillar Two, maar vooral ook wat betreft eigen nationale wetgeving ... Er is in 2018 wetgeving ingevoerd die met name tot een forse reductie van het eigen vennootschapsbelastingtarief en de fiscale faciliteit heeft geleid. In 2026 loopt die achtjaarsperi-ode af. De verwachting is dus dat de Verenigde Staten dan zullen moeten kiezen, natuurlijk ook op basis van hoe de politieke verhoudingen zijn. De EU is hier vrij duidelijk over en buiten de EU zijn ze dat ook.

Wij hebben dit dus gemeend en hebben tot onze eigen toch ook wel aangename verrassing het volgende gehoord. Toen ik in september in de Verenigde Staten was en onder meer hierover sprak met de counterparts bij Treasury, het ministerie van Financiën, maar ook met mensen uit de praktijk in New York, hoorde ik dat veel Amerikaanse bedrijven het juist interessant vinden dat wij die wetgeving wél op tijd doen en op orde hebben, omdat ze dan zekerheid krijgen. Dat kan in Nederland, want je kan hier een ruling over sluiten; ook dat hebben we al bekendgemaakt in juli. Die zekerheid en die voorspelbaarheid zijn een heel groot goed in vergelijking met de onzekerheid die er nog in heel veel landen is.

Een tweede element waar ik op wil wijzen, is dat sommige landen, zoals de Verenigde Arabische Emiraten, die een heel laag tarief hadden, inmiddels ook naar 15% gaan. Daaraan zie je dus dat de 15% minimumbelasting wel haar werk doet.

Is het een makkelijke vorm van wetgeving? Nee. Is het complex? Ja, het is zeer complex. Ik werk nu 40 jaar. Ik zeg in alle eerlijkheid: het is de meest complexe wetgeving die ik ooit gezien heb. Hier gaan nog hele generaties fiscalisten en accountants, zowel bij de Belastingdienst als bij kantoren en grote bedrijven, mee bezig zijn. Het is overigens wel voor de grote bedrijven. Over het algemeen zijn die dat wel gewend, maar die zullen hier mee bezig zijn. Ik doe daar dus niet lichtvaardig over. Maar je kan maar beter in het eerste rijtuig zitten, want dan doe je ook de eerste ervaringen op. Zoals ik al zei, heeft dat ook nog onverwachte positieve kanten. Maar ook in OESO-verband wordt hier natuurlijk steeds werkende weg verder over gesproken.

Voorzitter. Mevrouw Geerdink stelde een zeer terechte vraag. Daar ben ik het heel erg mee eens. Ze zei dat de invoering van deze minimumbelasting eigenlijk ook directe aanleiding is om nog eens een keer heel zorgvuldig en op korte termijn tegen het licht te houden wat de gevolgen zijn van bepaalde belastingfaciliteiten die wij hebben. Eerder is het succes van de Wbso aan de orde geweest, maar ook het succes van de Innovatiebox. Ik ga niet te veel de techniek in, maar als het effectieve belastingtarief berekend moet worden, dan zijn er een teller en een noemer. De teller gaat om de belastingen. Als je dan bijvoorbeeld de Innovatiebox hebt, die natuurlijk via de fiscale winst in de vennootschapsbelasting gaat, en als die dan je teller verlaagt, dan kan dat in bepaalde situaties ertoe leiden dat je effectieve belastingtarief onder de 15% zit. Dan moet er bijgeheven worden. De noemer gaat om het inkomen. In die noemer zitten subsidies, maar ook bepaalde tax credits. Nou wordt het even technisch, maar de Amerikanen maken altijd heel veel gebruik van tax credits, met name de refundable unqualified tax credits, maar ook de transferable marketable tax credits. Dat is in hun systeem eigenlijk cash. Toen ik de allereerste keer naar de Verenigde Staten keer ging, tuitten mijn oren ook. In hun beleving is dat letterlijk cash, die je ook nog kunt overdragen aan een derde partij. Dat zit niet in de teller, maar in de noemer.

In antwoord op de vraag van mevrouw Geerdink: wij moeten als Nederland heel goed kijken, niet alleen naar de gevolgen voor de bestaande fiscale faciliteiten, maar ook naar wat wij willen. Willen wij innovatie bijvoorbeeld via subsidie of willen wij ook dit soort vormen van Amerikaanse tax credits gaan invoeren? Dat moet je nu heel snel in kaart brengen, maar dat wordt natuurlijk wel getriggerd door het feit dat je ook met deze wetgeving te maken hebt. Dus wat mevrouw Geerdink vroeg, zou ik graag willen omarmen. Ik heb de inhoud niet gezien want, nogmaals, de ambtelijke commissie voor de bouwstenen is onafhankelijk, maar ik kan hier al zeggen dat dit in de bouwstenennotitie wordt uitgewerkt. Die komt al begin volgend jaar, dus dan is het aan een nieuw kabinet, of aan ons als wij toch wat langer zouden moeten zitten. Dan komen we er ongetwijfeld met de Kamer nog verder over te spreken.

De voorzitter:

Staatssecretaris, mag ik iets vragen? Was u al bijna aan het einde toe?

Staatssecretaris Van Rij:

Ja, dat klopt. Ik heb alleen nog de varia.

De voorzitter:

Dat klinkt sympathiek, maar zou dreigend kunnen zijn. Dan houden we het op varia, maar binnen een bepaalde tijd. Kan dat?

Staatssecretaris Van Rij:

Ik had tien vragen over dit onderwerp, dus ik hoop dat ik ze afdoende beantwoord heb, en anders hoor ik het graag in tweede termijn.

Dan de varia. Ik zal het heel beknopt doen. Kan de staatssecretaris toezeggen een kabinetsreactie te geven op de rapporten Global Tax Evasion van professor Zucman en The State of Tax Justice 2023? Dat was een vraag van de heer Martens. Het antwoord is ja. Dat scheelt alweer wat papier.

Voorzitter. De heer Van Apeldoorn vroeg: erkent de staatssecretaris dat het volgend kabinet door moet gaan met het tegengaan van de mogelijkheden om belasting te ontduiken? Hebben wij, omdat we dat suggereerden, betere cijfers als het om profit shifting gaat? We monitoren natuurlijk de gevolgen van de maatregelen die we genomen hebben. Dat gaat altijd via De Nederlandsche Bank. Daar blijkt overigens uit dat we vrij effectief zijn. De eerstvolgende versie daarvan willen we ook delen in onze jaarlijkse monitorings-brief. Overigens, de allerlaatste was van oktober dit jaar. Dat zijn onze gegevens.

Voorzitter. Mevrouw Bakker-Klein vroeg of de overheid een betrouwbare partner moet zijn. Dat moet ze altijd zijn. Het idee is dat wetgever en Belastingdienst zich houden aan convenanten die worden gesloten. We doen dat inderdaad. We hebben het horizontaal toezicht. Dat gaat via convenanten, zowel voor de grote ondernemingen als de middelgrote ondernemingen, alsook met brancheorganisaties. Inmiddels zitten we in de variant horizontaal toezicht 3.0. Dat geeft veel stabiliteit aan ondernemers, omdat ze van tevoren weten op welke punten de Belastingdienst met name naar welke risico's kijkt. Dat zullen we blijven voortzetten. Uiteindelijk is het parlement natuurlijk verantwoordelijk voor de wetgeving. Belangenorganisaties mogen met adviezen komen, maar wetgeving zal op voorstel van de regering hier worden vastgesteld.

Mevrouw Moonen had nog vragen over de onduidelijke geldstromen van brievenbusmaatschappijen. De inzet van dit kabinet is heel nadrukkelijk dat wij in de EU graag een richtlijn zien op Unshell. Er ligt een ontwerprichtlijn. Ik ben ook heel eerlijk. Ik heb er recent nog over gesproken met Brussel: het vlot niet erg. Ik heb in de Tweede Kamer overigens wel gezegd dat, mocht dat nou toch niet lukken, we in nauwe samenspraak met Tweede en Eerste Kamer zullen moeten overwegen om toch nog unilateraal maatregelen te nemen. Dat heeft absoluut niet mijn voorkeur. Het is veel effectiever om het in Europees verband te doen. Maar ja, it needs more than two for a tango daar.

Voorzitter. Ik ben echt behoorlijk tempo aan het maken. Kan de Belastingdienst Pijler 1 aan? Dat was een vraag van mevrouw Geerdink. De volgende vraag was: hoe staat het met Pijler 1? Er is op zichzelf overeenstemming over een concept, maar laat ik heel eerlijk zijn: ook dat zie ik vanwege de eerder door mij uitgelegde Amerikaanse politieke situatie niet snel tot een akkoord komen. Je ziet een aantal landen die al zelfstandig een Digital Services Tax hebben. Uiteraard blijven wij coöperatief en constructief meewerken in OESO-verband. Het zou in Nederland om ongeveer honderd bedrijven gaan.

Voorzitter. Mevrouw Moonen vroeg nog hoe we de 100%-doelstelling elektrische voertuigen halen, als het gaat om de nieuwe verkopen in 2030. Op basis van het huidige beleid wordt verwacht dat in 2030 60% van de nieuwe verkochte auto's een elektrisch voertuig is. Dit volgt uit de Klimaat-en Energieverkenning 2023. Gegeven de demissionaire status is het aan een volgend kabinet om te besluiten of er, en zo ja welke, aanvullende maatregelen genomen moeten worden.

De heer Hartog heeft nog gevraagd of het kabinet kan reflecteren op de accijnsmethodiek. Accijns is inderdaad net zoals btw al een Europees geharmoniseerde belasting. Voor alle accijnsgoederen ofwel de goederen waarop accijns mag worden geheven geldt dat de manier waarop de accijns wordt berekend Europees is vastgesteld. Ik heb eerder al aangegeven dat er minimumtarieven zijn. Uit het overleg met Duitsland en België blijkt dat daar nog grote verschillen in zitten.

De heer Hartog heeft ook gevraagd wanneer de Kamer de toegezegde brief over de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken kan verwachten. De Tweede Kamer heeft een motie hierover aangenomen. Wij hopen uiterlijk eind maart met de brief te komen, waarin we echt diep ingaan op de contouren en de planning van het wetsvoorstel conform de motie die in de Tweede Kamer is aangenomen.

Mevrouw Visseren had nog een vraag die iets verder ging. Ja, het klopt. Stel dat we de wetgeving die vorig jaar is aangenomen en nu wordt ingevoerd niet zouden willen, even los van het feit dat dat op z'n zachtst gezegd bijna onmogelijk is tenzij de Eerste Kamer me terug zou sturen op dit punt, dan slaan we een gat van €365 mln. Even los daarvan denk ik dat we in de brief echt moeten ingaan op de vragen die u heeft gesteld en heel nadrukkelijk ook op de differentiatie voor de suikerhoudende dranken. Toen ik vorige week in Londen was, heb ik ook gezien dat de Engelsen heel succesvol zijn geweest met het invoeren van een belasting. Dat nemen we uiteraard mee.

Voorzitter. Volgens mij begin ik nu echt bij een einde te komen, hoewel het blokje varia maar blijft doorgaan.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Nog even over die 1 januari 2025. U zegt dat het bijna onmogelijk is, behalve als de Eerste Kamer u met huiswerk terugstuurt. Wat zijn de mogelijkheden daarin? Hoe zou zo'n proces eruitzien als we met z'n allen besluiten dat we de invoering van de wetgeving per 1 januari '25 onwenselijk vinden? Hoe zou zo'n proces eruitzien? Zou dat reparatiewetgeving zijn? Gaat dat per AMvB? Zou u mij dus willen meenemen in de technische mogelijkheden van wat er mogelijk is voor 1 januari?

Staatssecretaris Van Rij:

Ja, dat is echt aan de Eerste Kamer. Die wet is overigens al aangenomen. Die wordt hier niet meer in stemming gebracht, dus dat wordt superingewikkeld. Dat kan dus niet bij novelle of zo. Als het een wetsontwerp was dat nu voorlag, dan zou ik teruggestuurd kunnen worden, eerst naar de ministerraad, dan naar de Raad van State en dan naar de Tweede Kamer, en zou ik daarna weer bij u terugkomen. Het is inmiddels 12 december. Dat zou dus heel ingewikkeld worden. Maar dat kan hier niet eens, omdat deze wet vorig jaar al is aangenomen. Ik stel daarom voor dat we de discussie aan de hand van de door mij toegezegde brief hervatten. De Tweede Kamer zit hier overigens ook bovenop. We hebben gezegd: op z'n vroegst 1 januari 2026. Dat heeft sowieso met het wetgevingstraject te maken, maar uiteraard ook met de systemen. Maar ja, het is compleet duidelijk wat de Tweede en de Eerste Kamer willen op dit punt.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Kunt u nog even met me meedenken? Ik begrijp dat het ingewikkeld wordt voor 1 januari '24, maar "ingewikkeld" is geen "nee". Dat maakt het nog niet onmogelijk. Een tweede optie zou zijn om zo snel mogelijk de angel uit de wet te halen. Wat zouden we kunnen doen voor 1 januari '26 om de pijn uit deze wetgeving te halen totdat we een degelijke wetgeving met elkaar behandelen? We gaan namelijk echt een ongewenste situatie tegemoet, waarin we ...

De voorzitter:

De staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Rij:

Ja, kort. Laat ik heel duidelijk zijn: voor 1 januari kan er echt niks meer. Dat lukt niet. Wij gaan als demissionair kabinet niet met een initiatief komen. Dat zeg ik even voor alle duidelijkheid voor de parlementaire behandeling, ook voor de vastlegging. Wij gaan de motie-Grinwis uitvoeren en komen met de brief in maart. Daar zit een heel wetgevingsvoorstel in. Dat doen we als demissionair kabinet, omdat de Tweede Kamer ons daartoe heeft opgeroepen. We gaan dus niet zeggen: dat doen we niet, omdat er formerende partijen zijn. Ook hier in de Eerste Kamer ligt het heel duidelijk. Die wetswijziging, die nieuwe wet, die hopelijk beter voldoet aan de wensen van beide Kamers, kan op zijn vroegst op 1 januari 2026 worden ingevoerd.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Voorzitter, de staatssecretaris heeft mijn vraag niet beantwoord, dus dit is nog steeds mijn tweede vraag. Wat zou u kunnen doen om in de tussentijd, dus in de tijd tot 1 januari '26, de pijn te verlichten?

Staatssecretaris Van Rij:

Daar ga ik nu geen uitspraken over doen. Ik denk dat we dat ook meenemen in de brief. Dan kunnen we altijd bekijken of we nog iets bij het Belastingplan 2025 kunnen doen. Maar ik ga daar niet op vooruitlopen.

Mevrouw Bakker-Klein (CDA):

Onze fractie mist nog een antwoord op de vraag die we gesteld hebben over het instellen van een vereenvoudigings-commissie.

Staatssecretaris Van Rij:

Die komt nog. Die zit nog in varia.

Mevrouw Bakker-Klein (CDA):

Ik dacht dat u net de varia had afgerond. Excuses.

Staatssecretaris Van Rij:

Nee, nee, nee. Ik zei nog: het is dit nog. Ik kan nu meteen het antwoord geven. Dank voor de vraag. De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen waardoor de Tweede Kamer zelf een commissie in gaat stellen. Dat is nieuw. Dat is aan de nieuwe Tweede Kamer. Ik heb al uitgelegd dat wij met de bouwstenennotitie komen. Ik heb ook al uitgelegd wat wij gedaan hebben als het gaat om de inventarisatie van fiscale regelingen en dat we de eerste stappen hebben gezet voor vereenvoudiging. Dit demissionaire kabinet gaat niet nu nog eens een vereenvoudigingscommissie instellen. Het is aan een volgend kabinet om te kijken hoe ze straks met de door de Tweede Kamer ingestelde commissie omgaan. Dat is het antwoord.

Voorzitter. Dan de e-sigaretten. Kunnen die op grond van de Europese richtlijn tabaksaccijns worden belast met accijns? Bij de behandeling van het Belastingplan 2024 is ook de motie-Van Weyenberg cum suis aangenomen, waarin wordt verzocht om voor het zomerreces een wetsvoorstel in te dienen om de verbruiksbelasting in te voeren. Aan die motie zal uitvoering worden gegeven. Daarbij merk ik wel het volgende op. Het reguliere wetstraject moet natuurlijk doorlopen worden. Daaronder vallen een uitvoeringstoets en een advies van de Raad van State. Het is heel nadrukkelijk het streven — dat heb ik ook in de Tweede Kamer toegezegd — om dat voor het zomerreces aan te bieden. Als wij er dan niet meer zitten, heeft het volgende kabinet in ieder geval een wetsontwerp. Het kost dan gewoon 18 tot 24 maanden om het te introduceren. Dan zal de invoering zijn op 1 januari 2026. Ook dat heb ik in de Tweede Kamer gemeld.

Voorzitter. De heer Martens heeft een vraag gesteld over onafhankelijke hoogleraren. De demissionair minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 30 november met de rectoren van de universiteiten hierover gesproken. Er is ook gesproken over de balans tussen bijzondere en gewone hoogleraren, met en zonder nevenfunctie of externe financier. De demissionair minister van OCW stuurt hierover binnenkort een brief aan de Tweede Kamer. Ik zal vragen of er ook een afschrift van die brief naar de Eerste Kamer gaat.

Voorzitter. Mevrouw Moonen had nog een vraag over de bouwstenen. Ik verwijs naar de opdrachtbrief en de bouwstenen. Ik ga ervan uit dat de onafhankelijke ambtelijke werkgroep aan de slag gaat met de door haar genoemde onderwerpen.

Voorzitter. Mevrouw Visseren zei dat het kabinet bij de interpretatie van brede welvaart een denkfout lijkt te maken. "Natuur en dieren krijgen ook een plek. Hoe willen zij de intrinsieke waarden van natuur en dieren integreren in het concept van de brede welvaart en in de Miljoenennota?" Brede welvaart is uiteraard breder; het gaat niet alleen om economische groei, maar ook om natuur en klimaat. Het kabinet heeft de motie-Hammelburg opgepakt, net als de adviezen van de Raad van State en de Algemene Rekenkamer. Brede welvaart is onderdeel geworden van de begrotingssystematiek. Ik weet dat de minister van Financiën daar zeer nauw bij betrokken is en erop toeziet dat dat ook gebeurt. Zijn we waar we moeten zijn? Nee. We zijn ermee begonnen. We moeten het integreren. Die besluitvorming is nog in ontwikkeling. Dat kan beter. De planbureaus, het Centraal Planbureau, het Sociaal Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving, ontwikkelen een analyse-instrumentarium om de gevolgen op termijn van het beleid voor de brede welvaart beter in kaart te brengen.

Dan de allerlaatste vraag, voorzitter. Dan ben ik wat mijn eerste termijn betreft tot een afronding gekomen. Dat is een vraag van de heer Van den Oetelaar. Veel Nederlanders hebben, behalve pensioengeld, ook een belegging: één, twee of misschien drie panden. Heel kort over de overbrug-gingswetgeving. Het volgende heb ik in de brief van 4 oktober geschreven en ook anderszins gecommuniceerd. Als een belastingplichtige, een belegger, van oordeel is dat zijn werkelijke totale rendement, waar ik eerder op ingegaan ben, lager is dan het forfait, is het aan die belastingplichtige en belegger c.q. adviseur om een bezwaar in te dienen. Als het om rendement gaat, gaat het wel om direct en indirect rendement. Straks zal de Hoge Raad uitspraak doen. Dan weten we uiteraard meer. Als het aan dit kabinet ligt, zullen dat soort belastingplichtigen veel beter af zijn in het nieuwe stelsel, want dan betalen ze alleen maar belasting over de huur minus de kosten minus de rente die ze in een jaar hebben genoten, wat fair is, tenzij u vindt dat er helemaal geen belasting betaald moet worden. Heel veel mensen begrijpen dat je toch wel belasting moet betalen, ook als je direct rendement hebt gemaakt. Je betaalt alleen belasting over het gerealiseerde indirecte rendement.

Tot slot noemde de heer Heijnen de drie E's. Het moest eenvoudig en eerlijk zijn, maar dat is precies altijd het probleem in de belasting, want we dachten er met eenvoud te zijn met een forfait. En kijk waar we nu zijn. Als je het eerlijk en rechtvaardiger doen, wordt het toch een stukje ingewikkelder, zoals ik net heb uitgelegd met het systeem van de belastingheffing op vastgoed. En dan moet het ook nog efficiënt zijn.

Voorzitter. Dat was mijn eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik bedank de staatssecretaris en de ministers voor hun uitgebreide beantwoording in de eerste termijn. Dat helpt misschien om de tweede termijn wat korter te maken. Maar hoe dan ook gaan we nu naar de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan meneer Heijnen.

De heer Heijnen (BBB):

Dank u wel, voorzitter. In de eerste plaats hartelijk dank aan de staatssecretaris en beide ministers voor alle antwoorden en reacties. Ik zie dat de heer Jetten ook teruggekomen is; welkom! Het was inderdaad zeer uitgebreid. Ik heb nog wel een aantal antwoorden gemist, maar daar ga ik in mijn verhaal op in.

Ik vond het heel goed dat de staatssecretaris zijn verhaal in blokjes opdeelde. Dat heb ik dus ook gedaan. Ik heb er vijf blokjes van gemaakt: het Belastingplan, de Klimaatwet, de Wet WOZ/bpm, de fiscale beleggingsinstellingen en de Wet minimumbelasting. Laten we beginnen.

Ik ben heel blij met de toezegging van de staatssecretaris dat hij een nadere analyse zal maken van het globale evenwicht van box 2 en box 3, maar desalniettemin zouden we daar wel graag een motie over indienen. Die heb ik hier bij me. Ik kan de motie voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de per 1 januari 2024 geldende tarieven voor inkomsten in box 2 en box 3 additioneel met 2 procentpunten worden verhoogd als gevolg van het aangenomen amendement-Van der Lee c.s. (Kamerstukken II 2023/2024, 36418, nr. 11);

constaterende dat hiermee het hoogste tarief in box 2 wordt verhoogd van 31% naar 33% en dat hiermee het tarief in box 3 wordt verhoogd van 32% naar 36%;

overwegende dat beide tariefsverhogingen zeer schadelijk zijn voor de economie en dan met name ook voor onze mkb-ondernemers;

overwegende dat dit mogelijk tot ongewenste gedragseffecten zal leiden;

overwegende dat dit soort ingrijpende wijzigingen en tariefsverhogingen altijd in een groter fiscaal verband beoordeeld moeten worden;

overwegende dat het zeer reëel is dat een ondernemer een lager toptarief ib verschuldigd is in vergelijking met werknemers;

overwegende dat de regering momenteel een heroverweging maakt van de belastingheffing van inkomsten in box 3, al dan niet noodgedwongen vanwege een te verwachten uitspraak van de Hoge Raad;

verzoekt de regering in 2024 een nadere analyse te maken van alle effecten van beide tariefsverhogingen en deze analyse te delen met de Kamer;

verzoekt de regering om in het Belastingplan 2025 de uitkomsten van deze analyse mee te nemen en de tarieven box 2 en box 3 vast te stellen rekening houdende met deze uitkomsten, waarbij het globale evenwicht tussen de dga-ondernemer enerzijds en de ib-ondernemer anderzijds hersteld wordt en tevens rekening wordt gehouden met het ondernemersrisico van ondernemers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heijnen, Geerdink, Bakker-Klein, Baumgarten, Van Rooijen en Schalk.

Zij krijgt letter K (36418).

De heer Heijnen (BBB):

Dit is een motie van BBB, maar mede namens de VVD, het CDA, JA21, 50PLUS en de SGP

De voorzitter:

Dan vraag ik nog formeel of deze motie voldoende ondersteuning heeft. Dat zat er dik in. U vervolgt uw betoog.

Motie

De heer Heijnen (BBB):

Op de tweede plaats wat betreft het Belastingplan zijn we erg blij met de toezeggingen van de staatssecretaris over het evaluatieonderzoek naar de grenseffecten van de accijnsverhogingen op alcohol en tabak. Wij snappen dat hij op dit moment niet echt kan aangeven wat de vervolg-maatregelen zullen zijn, maar wij vertrouwen erop dat als uit dat onderzoek blijkt dat nadere actie noodzakelijk is, de regering of een volgende regering deze zal nemen.

Dan ga ik naar mijn tweede blokje: de klimaatwetten. Ook voor de glastuinbouw hebben we een motie en die betreft met name de industriële wkk's. De heer Jetten heeft al toegelicht dat het vrij moeilijk is om voor industriële wkk's een uitzondering te maken in verband met EU-staatssteun. Desalniettemin willen we daar toch in een motie om verzoeken. Ik zal de motie voorlezen.

Deze motie is voorgesteld door de leden Heijnen, Geerdink, Bakker-Klein, Baumgarten, Van Rooijen, Van Strien en Schalk.

Zij krijgt letter L (36418).

De heer Heijnen (BBB):

Ook dit is een motie die door meerdere partijen is ondertekend. Naast BBB is dat door VVD, CDA, JA21,50PLUS, PVV en SGP

De voorzitter:

De motie wordt voldoende ondersteund. Ik wijs u erop, meneer Heijnen, dat uw spreektijd inmiddels in het rood staat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de geleidelijke beperking niet alleen geldt voor de glastuinbouw maar ook voor elektriciteitsproduce-rende installaties in bijvoorbeeld de energiesector en industrie;

constaterende dat het in totaal 112 wkk's betreft, met een opgesteld vermogen van 3 GW;

overwegende dat ook de regering het belang van de bijdrage van deze installaties aan het flexibele productievermogen in Nederland erkent;

overwegende dat de inzet van een wkk bijdraagt aan het vermijden van C02-uitstoot;

overwegende dat beperken van de vrijstelling leidt tot meer gebruik van het stroomnet door de betrokken industriële bedrijven;

overwegende dat grote delen van Nederland kampen met netcongestie en dat dit de eerstkomende jaren niet opgelost kan worden;

overwegende dat de door de regering genoemde alternatieven nog onvoldoende ontwikkeld zijn om op middellange termijn een oplossing te bieden;

verzoekt de regering een impactanalyse te doen van de afbouw van de vrijstellingen op (1) netcongestie; (2) de bijdrage die wkk-installaties kunnen leveren aan de flexibilisering van het stroomnet; (3) de reële alternatieven die industriële bedrijven hebben voor decarbonisatie vóór 2030; (4) de impact op de C02-emissies; (5) de kosten voor de afnemers van industriële wkk's, en deze analyse uiterlijk in het tweede kwartaal 2024 aan de Kamer te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

De heer Heijnen (BBB):

Ik zie het. Ik heb nog drie moties.

De voorzitter:

Wilt u zich dan beperken tot het voorlezen van de motie, want dan moeten we er toch een eind aan maken.

De heer Heijnen (BBB):

Ja, dat is goed. Ik heb nog een motie over afschaffing vrijstellingen voor metallurgische en mineralogische procedés.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de impactanalyse van Trinomics en BlueTerra duidelijk stelt dat de afschaffing van de vrijstellingen voor metallurgische en mineralogische procedés tot een hoog weglekrisico leidt en dat de verduurzamingsmo-gelijkheden alsmede het handelingsperspectief voor de industrie beperkt zijn;

overwegende dat de gebudgetteerde opbrengsten van deze maatregelen hoogst onzeker en waarschijnlijk te hoog ingeschat zijn;

overwegende dat in de Tweede Kamer de motie-Erkens c.s. (Kamerstukken II 2023/2024, 36418, nr. 114) vraagt om een analyse van de stapeling van alle maatregelen die de industrie gaan raken, en de gevolgen daarvan op het totale weglekrisico in kaart te brengen;

verzoekt de regering om nader overleg te voeren met de betrokken industrieën, om zeker te stellen dat de gehanteerde uitgangspunten juist zijn en dat deze analyse volledig en juist is;

verzoekt de regering om de voorgenomen analyse van naar voren te halen, de uitkomsten daarvan met de Kamer te delen en op basis van deze evaluatie met een alternatief voorstel in het Belastingplan 2025 te komen dat minder schadelijk uitpakt voor de economie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heijnen, Geerdink, Bakker-Klein, Van Rooijen, Baumgarten, Van Strien en Schalk.

Zij krijgt letter M (36418).

De heer Heijnen (BBB):

Ook deze motie is door een aantal partijen ondertekend. Naast BBB is dat VVD, CDA, 50PLUS, JA21, PVV en SGP

De voorzitter:

Ik zie hier ook voldoende ondersteuning in de zaal. U had nog twee moties?

De heer Heijnen (BBB):

We zijn er bijna, voorzitter.

De voorzitter:

Een beetje snelheid nu.

De heer Heijnen (BBB):

Ja, nog sneller. De volgende motie gaat over de hardheidsclausule in de energiebelasting. De staatssecretaris gaf aan dat hij dat niet adviseert. Desalniettemin willen we daar een motie over indienen.

constaterende dat circa 8.000 bedrijven in de wachtrij staan voor een aansluiting op het stroomnet;

constaterende dat TenneT slechts 75% van de in 2030 benodigde netverzwaring kan realiseren;

overwegende dat bedrijven die willen verduurzamen dat niet kunnen doordat de overheid de randvoorwaarden zoals een aansluiting op het stroomnet niet altijd op orde heeft;

overwegende dat deze bedrijven tegen onvermijdbare extra kosten aanlopen, die ten koste gaan van hun transitie-investeringscapaciteit;

verzoekt de regering een voorstel uit te werken voor een hardheidsclausule in de energiebelasting op gas, gericht op bedrijven zonder handelingsperspectief, zulks te implementeren in het Belastingplan 2025 met terugwerkende kracht naar 1 januari 2024,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heijnen, Geerdink, Baumgarten en Van Strien.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter N (36418).

Dank u wel. Dan de laatste motie, meneer Heijnen.

De voorzitter:

Wilt u zich nu beperken tot het voorlezen van de motie, want u bent al ruim over de tijd?

De heer Heijnen (BBB):

De laatste motie en die gaat over rechtshulp burgers bij verkeersboetes.

De heer Heijnen (BBB):

Ik weet dan niet hoeveel tijd ik heb gekregen, maar goed, ik heb de volgende motie, die is meeondertekend door de VVD, JA21 en de PVV.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de invoering van de in het Belastingplan 2023 opgenomen verhoging van 500 miljoen euro aan energiebelasting op gas met één jaar is uitgesteld;

constaterende dat de energiebelasting op gas derhalve per 1 januari 2024 wordt verhoogd met 500 miljoen euro om zo bedrijven te prikkelen om de overstap naar elektriciteit te bevorderen in het kader van de verduurzaming van de industrie;

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er bij de behandeling van het wetsvoorstel Herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm, zonder zorgvuldige parlementaire behandeling, een wijziging is aangebracht aan de wet-Mulder, inzake de proceskostenvergoeding voor verkeersboetes;

overwegende dat wijziging van de wet-Mulder ertoe leidt dat de vergoeding die resteert voor rechtshulpverleners die burgers bijstaan in hun proces bij onterechte opgelegde verkeersboetes (de proceskostenvergoeding) met 75% tot 90% wordt verlaagd, terwijl de werkbelasting die van toepassing is op gespecialiseerde Mulderzaken zich niet verhoudt tot geautomatiseerde WOZ-claims en deze vorm van rechtshulp voor gewone burgers daardoor zal verdwijnen;

overwegende dat het WODC momenteel onderzoek verricht naar de vraag hoe groot de werkbelasting is per rechtsgebied en of er oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van proceskostenvergoedingen en dat dit onderzoek begin 2024 wordt afgerond;

overwegende dat de vermeende toename van administratieve beroepen tegen (onterecht) opgelegde boetes en daarmee de druk op de rechtsketen vanuit het proportionaliteitsbeginsel nooit mag leiden tot inperking van de rechtsmogelijkheden van de burger;

overwegende dat uit beschikbare data blijkt dat er geen sprake is van een forse toename van het totale aantal administratieve beroepen en dat er ten opzichte van 2017 zelfs sprake is van een lichte daling en de druk op de rechtsketen niet gelegen is in administratieve bezwaren op verkeersboetes;

overwegende dat de uitvoering van de gewijzigde wet-Mulder complicaties met zich meebrengt doordat zo'n 1,3 miljoen voertuigen geregistreerd zijn bij leasemaatschappijen en kentekens niet overeenkomen met de specifieke overtreder en daarmee niet op korte termijn uitvoerbaar is;

verzoekt de regering om, vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid, proportionaliteit en uitvoerbaarheid, het betreffende amendement inzake de proceskostenvergoedingen voor verkeersboetes niet in werking te laten treden, het daarover ingestelde WODC-onderzoek af te wachten en hierover overleg te voeren met de sector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Heijnen.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter O (36418).

Dank u wel. U bent hiermee gekomen aan het eind van uw termijn.

De heer Heijnen (BBB):

Dank u wel voor de extra tijd, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, het was uw maidenspeech, maar ik wijs u erop dat u van de opgegeven vijf minuten uiteindelijk elf minuten heeft gemaakt. Ik hoor u nu zeggen dat u vijftien minuten had opgegeven. Dan is hier iets verkeerd gegaan, want hier staat vijf minuten. Maar dan heeft u het geweldig gedaan, meneer Heijnen. Dan complimenteer ik u.

Ik geef het woord aan mevrouw Moonen.

tweetal moties. Eén motie gaat over de 30%-expatregeling en zal straks worden voorgelezen door mevrouw Geerdink van de VVD. D66 is tevens mede-indiener van een motie over een meerjarige wetgevingsagenda, die straks zal worden ingediend en voorgelezen door de heer Martens van de PvdA-GroenLinksfractie.

Voorzitter. We hebben het vandaag en gisteren gehad over koopkracht, over armoede, over de betekenis van banken, over de betekenis van bedrijven, over klimaat, over solidariteit, over het doen van giften en over sociaal handelen. Als ik al die woorden door mijn gedachten laat gaan, kom ik — het is bijna Kerstmis — bij een kerstverhaal, dat ik u graag in het kort wil vertellen. Ik neem u mee naar de heer Raiffeisen. Hij was de oprichter van de Boerenleenbank. Hij is geboren in 1818 en leefde dus in de negentiende eeuw. Hij kwam als een van de eersten op het idee om de armste burgers van zijn gemeente te ondersteunen. Dat deed hij door een bank op te richten, de Raiffeisenbank in Duitsland. Hij was ook burgemeester en ondernemer; dat mocht allemaal nog gecombineerd worden. Aan zijn eerste spaarders beloofde hij dat het spaargeld dat zijn nieuwe bank ontving, ooit zou worden terugbetaald; hij zei niet wanneer, maar het zou ooit goed komen. Solidariteit was het uitgangspunt.

Wat gebeurde er? Gefortuneerde inwoners stalden hun overschot op zijn bank en het werd herverdeeld onder de minder gefortuneerden, onder de armere mensen in de dorpen en steden eromheen, om voor zichzelf en hun huishoudens een beter bestaan op te bouwen en deel te nemen aan het economisch proces in de eigen regio. Hij was ook een voorstander van aandacht hebben voor het milieu en de sociale gevolgen van investeringen en leningen. Uiteindelijk werd iedereen beter van deze werkwijze. Interessant is ook dat het woordje "zelf" veel bij hem voorkwam. Hij vond dat je zelf verantwoordelijk was voor je leven en voor de verbeteringen in je leven. Een tweede woord komt ook veel voor bij Raiffeisen en dat is het woord "sociaal", want het helpt wel als je het samen kunt doen.

Laat dit een bron van inspiratie zijn voor vandaag en ook voor de bouwstenen van een nieuw belastingplan. Zo is het dus ooit begonnen. Hier zitten waardevolle beginselen in, die we, denk ik, levendig moeten houden.

Ik eindig met het bedanken van minister Schouten. Dat had ik al eerder gedaan en dat past heel mooi in dit verhaal. Mede door haar inspanningen zitten we nog steeds op het pad om de armoede te halveren. Ik dank ook minister Jetten, want mede door zijn inspanningen zitten we nog steeds op het pad om de klimaatdoelen te halen. Dat is weer die bron van inspiratie, met aandacht voor milieu en duurzaamheid. Het is heel knap dat we op dat pad zitten. Daar wordt heel hard aan gewerkt en daar heeft de fractie van D66 zeer veel waardering voor. Ik wil eindigen met staatssecretaris Van Rij. Dat is een klasse apart. Ik heb de afgelopen jaren iedere keer ontzettend genoten van uw bekwaamheid. Dat is een heel mooi iets. Dat sluit ook aan bij het verhaal van Raiffeisen; dat was ook een vakman. Vakman of vakvrouw zijn in de politiek is, denk ik, een weldaad voor iedereen.

Mevrouw Moonen (D66):

Dank, voorzitter. Ik wil graag de leden van de regering bedanken voor het beantwoorden van alle vragen van de fractie van D66. Als D66 ben ik ook mede-indiener van een

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Moonen, voor dit kerstverhaal en de kwalificaties van onze bewindspersonen, die heel bekwaam zijn, heb ik begrepen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Holterhues van de ChristenUnie.

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Dank u, voorzitter. De fractie van de ChristenUnie dankt de regering voor de uitgebreide beantwoording van alle vragen van de Kamer. We hebben in de eerste termijn van bijna alle partijen gehoord dat deze Kamer er op z'n zachtst gezegd niet blij van wordt om in sneltreinvaart zeventien wetsvoorstellen met een enorme hoeveelheid amendementen te behandelen. De fractie van de ChristenUnie begrijpt het antwoord van de staatssecretaris in dezen en is verheugd om te horen dat ook hij vindt dat dit niet voor herhaling vatbaar is. Onze fractie roept het komende kabinet op om dit te voorkomen, omdat dit echt niet goed is voor een zorgvuldige parlementaire behandeling en voor de kwaliteit van de wetgeving. We kunnen zo onze rol als Eerste Kamer niet goed uitvoeren. Tegelijkertijd moeten we de hand in eigen boezem steken. We moeten eerder actie ondernemen en bij de behandeling van de Voorjaarsnota kijken naar de fiscale wetgevingsagenda.

Voorzitter. De staatssecretaris stelt ons gerust over de Belastingdienst, maar wat ons betreft is dit een gevalletje glas halfvol/halfleeg. We zijn daarom benieuwd naar het jaarverslag van de Belastingdienst. We zijn met name bezorgd over de impact van het tekort op de arbeidsmarkt op de Belastingdienst.

We danken met mevrouw Moonen van D66 minister Schouten voor haar inspanningen om armoede in Nederland te bestrijden. Mijn fractie is met name verheugd over de structurele maatregelen die getroffen zijn om armoede terug te dringen. Mijn fractie roept het kabinet op om een verdere verhoging van de marginale druk te voorkomen. Mijn fractie ziet de keuze die is gemaakt om de arbeidskor-ting te verhogen, met name om de werkende armen tegemoet te komen. We zien die keuze, maar ondersteunen ook de inzet op een meer doelgerichte aanpak. Wel blijven we bij onze zorg dat het verhogen van de arbeidskorting kan zorgen voor een verdere tweedeling in de samenleving, met name voor hen die mantelzorg verlenen.

Onze fractie dankt de staatssecretaris voor het antwoord op onze vragen over het verhogen van de accijns op e-sigaretten en vapes.

Dan het Belastingplan BES eilanden 2024. In de eerste termijn heeft mijn fractie vragen gesteld over artikel 4, onderdeel f van het Belastingplan BES eilanden 2024, het onderdeel over de aanpassing van het gebruikelijk loon van 70% naar 90% van het vergelijkingsloon. We begrijpen dat er behoefte is aan stroomlijning met de Nederlandse wetgeving in dezen, maar zijn toch bezorgd over de impact op met name kleine ondernemers. De staatssecretaris heeft onze vragen hierover beantwoord, maar we vinden dat beter onderzoek gedaan moet worden. Derhalve de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging, constaterende dat de in het Belastingplan BES-eilanden voorgestelde verhoging van het percentage van het vergelijkingsloon van 70% naar 90% ter berekening van het gebruikelijk loon leidt tot een achteruitgang in 2024 ten opzichte van 2023 van het netto-inkomen van kleine ondernemers met een bv of nv die met hun loon en een bescheiden winstuitkering rond het bestaansminimum leven;

overwegende dat armoedebestrijding in Caribisch Nederland prioriteit heeft;

overwegende dat in Caribisch Nederland anders dan in Europees Nederland kleine ondernemingen veelvuldig in de vorm van een bv of nv worden gedreven;

verzoekt de regering om onderzoek te doen naar de koopkrachteffecten van de voorgestelde verhoging vanuit het perspectief van het netto-inkomen van kleine ondernemers met een bv of nv op de BES-eilanden bestaande uit een gebruikelijk loon en een winstuitkering en deze te toetsen aan het bestaansminimum,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Holterhues, Hartog, Bakker-Klein en Van Apeldoorn.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter P (36418).

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Dan onze zorgen over de impact van het wetsvoorstel Fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw op met name kleine ondernemers. Onze vragen daarover zijn afdoende beantwoord door minister Jetten. We juichen het toe dat de minister nauw contact heeft met de sector, waarbij we er met name voor pleiten om de positie van de kleinere tuinder in ogenschouw te nemen. De zorg was een beetje dat met name de grote ondernemers aan tafel zitten, maar heb ook aandacht voor de kleinere tuinders.

Voorzitter. Onze fractie blijft erbij dat er dringend behoefte is aan een structurele hervorming van het belastingstelsel: simpeler en rechtvaardiger. We roepen het komende kabinet op om daar prioriteit aan te geven.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Holterhues. Ik geef het woord aan meneer Van Strien namens de PVV-fractie.

De heer Van Strien (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Hartelijk dank aan de ministers en de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording van de vragen en voor de discussies die we over onze geschilpunten mochten voeren. Die discussies hebben naar ik meen vooral geleid tot verduidelijking van de standpunten eerder dan tot overeenstemming. Dat betekent dat ik met overtuiging mijn fractie ga adviseren om volgende week tegen de Wet aanpassing BOR en vooral ook tegen de Wet fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw en de Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit te stemmen. Die laatste twee wetten gaan het volgens mijn berekeningen, als de VVD zich tenminste inmiddels voldoende heeft losgemaakt van het D66-keurslijf, niet halen. Voor het geval dat dat losmaken nog niet is afgerond en deze wetten het toch halen, heb ik een aantal moties van de heer Heijnen ter mitigatie van de gevolgen van deze wetten medeonder-tekend. Over de overige wetsvoorstellen zal ik mijn fractie adviseren om voor te stemmen.

Rest mij de ministers en de staatssecretaris nogmaals te danken voor hun, naar ik aanneem, laatste belastingdebat in deze Kamer.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Strien. Dan gaan we nu luisteren naar meneer Martens namens de fractie van GroenLinks-PvdA, mede namens de fractie OPNL.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Even bij mijn punt komen. Ik dank de bewindspersonen voor hun antwoorden, en de ambtenaren die hen daarin hebben bijgestaan, ook bij de schriftelijke antwoorden.

Kijk, ik begrijp goed dat de hoeveelheid amendementen en wetten ons voor uitdagingen stelt. Ik denk dat het belangrijk is om als Eerste Kamer goed binnen de staatsrechtelijke verhoudingen te blijven zoals die voor ons gelden. Dat betekent dat een amendement een wetsvoorstel is op het moment dat het is aangenomen. Het moment waarop wij als Eerste Kamer in het geweer zouden moeten komen, is met name bij cruciale uitvoeringsproblemen, waarvoor wij op diverse punten aandacht hebben gevraagd. En ook wanneer er door niemand voorziene gevolgen ontstaan, zouden wij gezamenlijk naar oplossingen moeten zoeken. Maar over het algemeen moeten wij grote terughoudendheid betrachten om amendementen of wetten op andere manieren ter discussie te stellen. Daarmee zouden wij namelijk een onduidelijke of onmogelijke situatie creëren.

Ik heb een motie over een meerjarige wetgevingsagenda fiscaliteit, die hiervoor bevorderend kan zijn.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging, constaterende dat:

  • met betrekking tot de behandeling van het belastingpak-ket in het parlement regelmatig geluiden te horen zijn dat de veelheid aan wetsvoorstellen een goede behandeling belemmert;
  • de Raad van State kanttekeningen plaatst bij de noodzaak bepaalde fiscale wetsvoorstellen tegelijk met het Belastingplan te behandelen;

overwegende dat:

  • de fiscale wetgevingsagenda stevig gevuld zal blijven met zowel onderhoudsaanpassingen als waarschijnlijk maatregelen voor hervorming van het belastingstelsel;
  • hervorming van het belastingstelsel een meerjarig proces is, soms over regeerperiodes heen;
  • het kabinet goede stappen heeft gezet met het spreiden van fiscale wetgeving en de zogenaamde wetgevingsmatrix, die inzicht biedt in de grootste trajecten;
  • voortbouwen hierop wenselijk is gezien de nog te grote hoeveelheid wetgeving in het najaarsmoment en het niet benutten van het voorjaarsmoment;

spreekt uit dat:

  • 1. 
    het wenselijk is dat kabinetten werken met een meerjarige fiscale wetgevingsagenda voor de duur van voorgenomen hervormingen die de behandeling van wetsvoorstellen meerjarig spreidt, op basis waarvan de Kamer in gesprek kan met de bewindspersoon;
  • 2. 
    ook een moment in het voorjaar wordt benut om fiscale wetgeving te behandelen die in mindere mate samenhangt met de begrotingsbesluitvormig zoals traditioneel geldt voor het Belastingplan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Martens, Moonen, Heijnen, Geerdink en Van der Goot.

Zij krijgt letter Q (36418).

Dank u wel, meneer Martens. Het is duidelijk dat deze motie voldoende ondersteuning geniet. U vervolgt uw betoog.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel. Dan ga ik nog kort in op een aantal punten, wellicht met minder structuur dan andere sprekers. Ik heb dat met veel bewondering aangehoord.

Ik kom nog even terug op de bankenbelasting. Ik kijk met verwondering naar hoe fel er ook vanuit het veld op gereageerd wordt. Het is 150 miljoen op een halfjaarwinst van 8 miljard. Als we dat extrapoleren naar de jaarwinst van de top drie van grootste banken, dan is dat nog geen procent. Dus we moeten dat ook niet overdrijven. We moeten ons ook niet bang laten maken door grote banken die hiermee nog helemaal geen zware belastingdruk hebben. Wij zien de bankenbelasting nog steeds als een soort verzekeringspremie. Die is volkomen gerechtvaardigd boven op de Vpb, gezien het oligopoliese stelsel van banken in Nederland met beperkte toetreding. Dat zie je ook aan de spaarrente die u op uw bankrekening krijgt. Die is veel lager dan de rente die de banken zelf ontvangen bij de ECB.

Ik ben ook ingegaan op het punt van draagvlak zoeken. Dit had ik beter even omkledend bij de motie kunnen noemen. Het lijkt mijn fractie zeer aanbevelenswaardig om in het voorjaar draagvlak te zoeken om een brede basis in het parlement te vinden voor fiscale wetgeving, ook om te voorkomen dat we te maken krijgen met wankele fiscale wetgeving die bij het minste of geringste over de kop gaat. Dat zou dan in mei of juni kunnen gebeuren. Ik laat het verder aan het kabinet om een heldere jaarcyclus te produceren voor financiële begrotingswetgeving. Volgens mij is dat dan weer niet aan de Kamer, maar misschien aan het kabinet en misschien in het bijzonder aan de minister van Financiën.

Ik ben ingegaan op de gebrekkige onafhankelijkheid van hoogleraren Belastingrecht. Ook op dit punt dank ik de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Ik noem er graag nog een paar cijfers over die ik helemaal nog niet heb genoemd. Slechts 13% van de hoogleraren Belastingrecht is op dit moment onafhankelijk. 65% heeft een commerciële betrekking bij een adviesbureau. Van de speciale leerstoelen zijn 20 van de 25 niet onafhankelijk. Dat kan op de lange termijn niet. Ik zie de brief van de minister van Onderwijs dus met anticipatie tegemoet, want we moeten dit probleem oplossen. In de samenleving bestaat de toestand dat mensen steeds minder vertrouwen hebben in bijvoorbeeld de universiteit of de overheid. Dat heeft te maken met dit soort zaken. Het is sluipenderwijs ontstaan. We moeten dat niet normaliseren. Een hoogleraar hoort in principe onafhankelijk te zijn. Op een faculteit hoort in ieder geval een stevig percentage dat gewoon te zijn.

Ik dank het kabinet dat het heeft toegezegd om in te gaan op het internationale rapport over belastingontwijking dat ik heb genoemd. Ik dank het kabinet ook voor het onderzoek dat wordt gedaan naar de blokverwarmingen. Ik benadruk nog dat in de ogen van onze fractie een register daarvoor uiteindelijk onvermijdelijk is. De staatssecretaris reageerde daar ook positief op. Het is ook heel bevorderlijk voor de transitie naar duurzame collectieve warmtevoorzieningen. Dat is iets waar we op korte termijn niet meer omheen kunnen. Volgens mij moeten we daar dus aan gaan werken.

Tot slot ga ik nog in op de minimumbelasting. Mijn fractie was wel positief over de beantwoording daarop. Volgens mij moeten we als Nederland vooruitlopen op dit dossier, ook als andere landen er wellicht eerst nog voor kiezen om niet voorop te lopen. Uiteindelijk is dit een van de oplossingen voor internationale belastingontwijking en vooral voor een race to the bottom, zoals dat wordt genoemd. We moeten de oplossing niet op voorhand stuk problematiseren. Volgens mij is dit een goede, noodzakelijke stap om te nemen.

Ik zei "tot slot", maar dit is dan tot slot. Excuus daarvoor. De Partij voor de Dieren dient een motie in over de verbruiksbelasting. Wij hebben die motie medeondertekend. Die leg ik in mijn woorden nu zo uit dat wij zo snel mogelijk die ontstane situatie moeten oplossen waarbij ook plantaardige melk en mooie, gezonde producten, zoals vruchtensap, onder deze als suikerbelasting bedoelde heffing terecht zijn gekomen. Dat is slecht voor het draagvlak van de belastingheffing in Nederland. Dat snappen mensen niet. Volgens mij moeten we dat zo snel mogelijk oplossen. Ik begrijp dat de motie dat als volgt verwoordt: zo snel als dat uitvoeringstechnisch mogelijk is. In mijn ogen problematiseerde de staatssecretaris dat toch verder dan dat gerechtvaardigd is.

Dan wil ik graag nog de bewindspersonen die hier zijn ...

Ik neem aan dat we ze wellicht niet allemaal hier nog een keer weerzien, maar ik sluit toch niet helemaal uit dat we hier volgend jaar weer zo staan. Ik zie dat als een aanmoediging. Ik begrijp dat we nu eerst anderhalve maand gaan praten over in hoeverre de Grondwet toch nog belangrijk is voor ons. Daar zou ik ook meegeven: die is belangrijk; daar hoef je niet zo lang over te praten. Ik laat me nu enorm afleiden door mijzelf. Ik wil graag de staatssecretaris en beide ministers bedanken voor hun inzet voor het openbaar bestuur. Ik sluit mij aan bij de complimenten die daarover zijn gemaakt.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Martens. Dan gaan we nu luisteren naar meneer Van Rooijen namens de 50PLUS-partij.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. De gang van zaken van vandaag toont aan dat we niet bezig zijn met een zorgvuldige behandeling van het Belastingplan en het Belastingpakket. De voorzitter liet ons vanmiddag aan het begin van de hervatting weten dat we uren achterliepen op het schema, en dat terwijl de staatssecretaris van Financiën, die het Belastingplan heeft ingediend en dat hier behandelt, pas enkele blokken had afgewerkt. Er zouden nog vele blokken volgen, zo bleek. In het debat met minister Jetten is veel tijd gebruikt inzake klimaat, hoe belangrijk overigens ook. Ik dank hem ook voor zijn grote inzet. Die kans krijg ik niet vaak. Hier wreekt zich wel dat bij de behandeling van het echte Belastingplan belendende percelen veel tijd vergen, en vandaag hebben gevergd. We hebben zelfs met de voorzitter moeten afspreken, op zijn verzoek, dat per fractie vanmiddag nog maar één interruptie was toegestaan. Voorzitter, mijn fractie vindt dit geen zorgvuldige behandeling van het Belastingplan. Ik heb u dat voorafgaand aan de middagvergadering en in aanwezigheid van de collega-woordvoerders hier ook gezegd, waarvan akte.

Voorzitter. Dan kort over de eerdere indiening van het Belastingplan. Ik heb daarop al bij interruptie gereageerd op de staatssecretaris. De staatssecretaris merkte op dat de troonrede nu eenmaal een traditie is — dat ben ik met hem eens — en hij niet ziet gebeuren dat daar verandering in komt. Ik zie dat overigens ook niet. Dat hoeft ook niet. Ik was blij dat hij in dit debat wel een soort verhuld advies gaf voor de kabinetsformatie over de wenselijkheid van een fiscale meerjarenagenda. Mijn fractie steunt de herhaalde oproep om die meerjarenagenda tijdig met de Tweede en de Eerste Kamer te bespreken, zodat het kabinet in staat is om tot een betere spreiding van wetgeving te komen. Een aantal eigenstandige fiscale wetsvoorstellen kunnen daar namelijk nog in het voorjaar aan worden toegevoegd. De staatssecretaris noemde zelf al de verzamelwet en wetgeving als gevolg van Europese regelgeving. De staatssecretaris, maar ook minister Schouten, vindt dat moet worden gewacht tot de laatste raming, de zogenaamde augustusra-ming, om tot goede besluitvorming over de koopkracht te komen. Maar ik gaf in eerste termijn al aan dat met aanvullingen op het eerder ingediende Belastingplan, in het voorjaar, koopkrachtaanpassingen nog steeds mogelijk zijn. Ik denk aan tarieven, schijven, opbouwpercentages,

afbouwpercentages en andere parameters, zoals de staatssecretaris het noemde. Ik blijf zeggen: zoveel verandert er normaal gesproken niet tussen juni en augustus.

De staatssecretaris merkte naar aanleiding van de internet-consultaties op dat dat uiteraard leidt tot vertraging van de indiening, waardoor er minder tijd is voor de behandeling van het wetsvoorstel. Hij voegde daar iets heel leuks aan toe. Dat vond ik althans. Hij zei: de leden van de Eerste Kamer kunnen toch alvast meelezen? Ja, dat is waar. Ik doe dat ook. Bij de Pensioenwet heb ik dat zelfs jarenlang moeten doen. Maar dat doet natuurlijk niet af aan het feit dat er voor de behandeling van het wetsvoorstel bij het definitief worden alsmaar heel weinig, te weinig, tijd overblijft.

Ik dank de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, alsmede de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst voor hun uitvoerige beantwoording. Ik moet nog wennen aan die laatste naam. Vroeger heette het gewoon "de staatsecretaris voor de belastingen".

De voorzitter:

Er is een interruptie van meneer Schalk.

plan, met dit jaar 30 voorstellen en de laatste jaren ook iedere keer tig, soms zelfs ook over zaken die er niets mee te maken hadden; denk aan de motie-Hoekstra hier. Ik zou de motie dus willen handhaven. Maar misschien kan de staatssecretaris toezeggen dat hij in ieder geval, in aansluiting op uw vraag, die andere wetsontwerpen in de toekomst zo veel mogelijk eerder in het jaar indient.

Overigens wil ik van de gelegenheid gebruikmaken, als dat mag, voorzitter, om collega Schalk te steunen in en te danken voor de strijd die hij al heel lang, sinds 2015, voert voor de eenverdiener. Daarin blijf ik hem steunen.

De voorzitter:

De heer Schalk op het thema, stel ik voor.

De heer Schalk (SGP):

Wat betreft dat laatste: daar kan ik niet op tegen zijn. Maar wat betreft dat eerste: ik denk dat we ook goed moeten luisteren naar het antwoord op de vraag of het inderdaad mogelijk is. Want het is ontzettend interessant om een motie in te dienen, maar de heer Van Rooijen wil ongetwijfeld ook voorkomen dat die onmogelijk is.

De heer Schalk (SGP):

Even op het vorige punt nog ...

De voorzitter:

Wilt u de microfoon nog een keer indrukken?

De heer Schalk (SGP): Is dit beter?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Naar mijn gevoel is die niet onmogelijk, want de motie richt zich specifiek op het belastingplan in het vroege voorjaar. Nergens staat dat alle belastingvoorstellen, los van de miljoenennota en de troonrede, op Prinsjesdag moeten worden ingediend. Dat gebeurt ook niet. We krijgen regelmatig belastingvoorstellen tussendoor. Ik zou dus niet weten waarom hét belastingplan niet ook naar eerder kan. Dat heeft niets te maken met de traditie van de troonrede en de miljoenennota.

De voorzitter:

Werkt de microfoon nu?

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Schalk (SGP):

Ik drukte alle knoppen in die ik kon vinden. Ik begin helemaal opnieuw. Ik kijk of deze beter is. Ja. Ik kom even terug op de vraag die ik zojuist stelde aan de heer Van Rooijen. De hele begrotingscyclus omgooien is best ingewikkeld. Dat geeft hij zelf ook al aan, hoewel hij dat eigenlijk nu min of meer in zijn motie en in de eerste termijn al heeft gevraagd. Zou het niet helpen als er een toezegging kwam dat al die wetsvoorstellen die er niet per se aan annex zijn en er niet per se bij hoeven, in ieder geval niet meer meegestuurd worden met deze hele bups? Kan hij zijn motie intrekken als dat wordt toegezegd? Dat is eigenlijk mijn eerste punt. Dat helpt meneer Van Rooijen voor de komende jaren ook vooruit.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik ben dankbaar dat collega Schalk dit noemt. Ik heb ook in mijn betoog genoemd dat inderdaad de meeste van al die andere wetsontwerpen die er vandaag ook zijn — een stuk of vijftien naast het Belastingplan — op welk moment dan ook veel eerder in het jaar zouden kunnen worden ingediend. Maar dan nog vind ik dat het cruciale echte belastingplan ook naar het voorjaar moet. Dat is ook nog een groot

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, voorzitter. Ik moet even kijken waar ik was. Ik dank de minister; dat heb ik gezegd. Ik stel het zeer op prijs dat mijn fractie geen goedkeurig kan verlenen aan het Belastingplan. Dat heb ik aan het begin van mijn betoog al aangeven. Dat oordeel is na de eerste termijn niet gewijzigd. Ik ben op de hoofdlijn van mijn kritiekpunten niet overtuigd door de beantwoording het kabinet. Mijn fractie kijkt onder andere fundamenteel anders naar wat evenwichtig is voor de categorie gepensioneerden. De minister wees op de pun-tenwolken die alles inzichtelijk maken voor alle huishoudens tezamen. Daar zit de relatief kleine groep van de gepensioneerden dan in. De minister laat een plaatje zien voor 10 miljoen mensen en zegt: daar zitten ook die 3 miljoen ouderen bij; dat kun je alleen niet zien en is verreweg de kleinste groep.

De beleidsfocus van politiek en media richt zich echter vrijwel volledig op de meestgebruikte — nou komt ie! — boxplot, waarin gepensioneerden met slechts een of maximaal twee categorieën inzichtelijk worden gemaakt. Mijn punt is dat het kabinet zich net als de partijen die meedoen aan Keuzes in Kaart, te veel richt op een evenwichtige uitkomst voor de categorieën die expliciet in de meest gebruikte boxplot terugkomen. Het doel wordt dan een evenwichtige uitkomst in de boxplot in plaats van een daadwerkelijk evenwichtig koopkrachtbeeld en -beleid. Het paard wordt zo achter de wagen gespannen, want in mijn visie is een boxplot slechts een hulpmiddel.

Voorzitter. Ik weet niet hoe het met de kijkers moet, maar dat is dit stuk. De bewindslieden kennen het. Ik laat het ook niet uitdelen. Hier zitten alle Nederlanders in, maar hierin kan je niet zien hoe het voor de categorieën is. Ik blijf pleiten voor meer categorieën voor de gepensioneerden, net als voor de werkenden: minstens vijf.

Voorzitter. Ik ben nog steeds ongelukkig met het antwoord van de staatssecretaris ten aanzien van de beperking van de inflatiecorrectie. Ik zei dat ik eigenlijk ontzettend verbijsterd was over zijn antwoord. Want het wetsvoorstel voor het Belastingplan — ik ben daar misschien heel formeel in, maar ook staatsrechtelijk zuiver — is alleen ondertekend door staatssecretaris Van Rij; door niemand anders. Vroeger tekende de minister van Financiën nog wel mee, maar niet het hele kabinet. Dat betekent dat hij verantwoordelijk is en het debat moet voeren met de leden van de Eerste Kamer. Naar onze mening kan hij niet wegduiken of zich verschuilen voor die verantwoordelijkheid door te wijzen naar minister Schouten en de besluitvorming van het gehele kabinet. Moeten wij anders hier ook de premier gaan roepen, omdat de staatssecretaris zegt: dat hebben we besloten in het kabinet, en daar is de premier de voorzitter van? Dan moeten we hier volgend jaar ook de nieuwe premier gaan laten komen, vrees ik.

Ik heb een vraag daarbij. Vindt de staatssecretaris dat de inflatiecorrectie conform de wet moet worden toegepast? En vindt hij ook dat andere fiscale maatregelen als dekking moeten worden overwogen, bijvoorbeeld op het terrein van de arbeidskorting en tarieven? Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wet op de inflatiecorrectie tot doel heeft de belastingheffing zo reëel mogelijk te houden door automatische aanpassing van de aangrijpingspunten van de tarieven;

overwegende dat de ontwikkeling van prijzen geen invloed mag hebben op de ontwikkeling van de reële belastingdruk;

overwegende dat de inflatie niet mag leiden tot stijging van de belastingdruk;

overwegende dat de wet op de inflatiecorrectie dient als bescherming van de belastingbetaler en derhalve een fundamenteel beginsel is en onderdeel is van ons belastingstelsel en van de wet op de inkomstenbelasting;

spreekt uit dat de inflatiecorrectie onverkort moet worden toegepast, en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Rooijen.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter R (36418).

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Kortheidshalve een motie over de hervorming van het belastingstelsel en de vermogensaanwasbelasting die daar ook onderdeel van zou kunnen gaan uitmaken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de belastinghervorming mede beoogt uit te gaan van het werkelijke rendement;

overwegende dat in de internetconsultatie over deze hervorming een concept voor een vermogensaanwasbelasting is opgenomen;

overwegende dat een vermogensaanwasbelasting niet gebaseerd is op het werkelijk behaalde rendement, en niet gerealiseerde waardestijgingen als werkelijk behaald rendement worden beschouwd;

overwegende dat in de voorbereiding van een nieuw stelsel het werkelijk behaalde rendement uitgangspunt dient te zijn;

overwegende dat een vorm van vermogenswinstbelasting het meest aansluit bij dit uitgangspunt;

verzoekt het kabinet primair de vermogenswinstbelasting onderdeel te laten zijn van de belastinghervorming,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Rooijen.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter S (36418).

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. Mijn fractie kijkt met grote interesse naar de vorming van een nieuw kabinet — ik had niet de indruk dat ik de enige ben — en uiteraard de opstelling van een nieuw regeerakkoord voor de komende vier jaar. Ik ga niet zo afdwalen van mijn eigen benadering, maar je kunt niet uitsluiten dat een of meer van de bewindslieden hier ons nog blijven helpen voor de goede toekomst van jong en oud in Nederland. Mijn fractie kijkt dus met grote interesse naar die vorming. Ik hoop dat het proces niet te veel tijd in beslag neemt, maar ik heb er ook wel begrip voor dat de partijen zich tot aan de feestdagen beperken tot enkele verkenningen. De uitslag rechtvaardigt een korte periode van aftasten. Wij hopen snel voortgang te zien na 1 januari.

Het spreekt voor zich dat mijn fractie graag ziet dat de relevantie van ouderen en gepensioneerden op alle dossiers wordt erkend en wordt meegenomen. Die indruk heb ik allerminst tot dusver. Een minister voor ouderenbeleid — dat kan zonder portefeuille — zien wij graag op het bordes staan. Er is al een bewindsman voor jeugdzorg. Wat 50PLUS betreft is een bewindsman die de zorg voor ouderen op alle relevante terreinen bewaart en versterkt, al jarenlang een grote wens waar we voor zullen blijven strijden. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het ouderenbeleid, mede door de vergrijzing van onze bevolking, toenemende aandacht vraagt van de overheid;

overwegende dat het ouderenbeleid beter tot zijn recht moet komen in het totale overheidsbeleid;

spreekt uit dat voor een goede borging van het overheidsbeleid een minister voor ouderenbeleid geboden is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Rooijen.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter T (36418).

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter, een hartenkreet die eindigt met een vraag. Over de kwaliteit van de doorrekening van het Planbureau wil ik graag nog het volgende toevoegen. Na de publicatie van Keuzes in Kaart 2023 is er een stevige discussie losgebarsten over de kwaliteit van de doorrekeningen op dit moment. Econoom Bas Jacobs uit zijn bezorgdheid dat het Centraal Planbureau zich met deze doorrekening in de vingers snijdt. Partijen kunnen nu echt gratis bier — daar hebben we 'm weer — in de doorrekening zetten en het CPB disciplineert de partijen niet meer. Daardoor raakt het hele idee van de doorrekening beschadigd. Jacobs vindt het niet alleen kwalijk dat de partijen die plannen voorstellen, maar ook dat het Centraal Planbureau er niet met een grote rode pen doorheen is gegaan. De gebruikelijke CPB-doorrekening van verkiezingsprogramma's komt nu onder vuur te liggen, niet primair van populisten of anderen die het allemaal maar niks vinden, maar juist van opinieleiders die de doorrekening altijd heel erg belangrijk vinden. Hier zal de komende jaren een strijd over losbarsten die relevant zal zijn voor de ontwikkeling van de programma's in de toekomst. U ziet, 50PLUS kijkt met u vooruit. De "tax and spend" bias in de modellen van het Centraal Planbureau is naar de smaak van mijn fractie veel te ver doorgeschoten. Graag een reactie van misschien wel alle drie of die bewindsman of bewindsvrouw die zich geroepen voelt op deze vraag te antwoorden.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan geef ik nu het woord aan meneer Hartog namens Volt.

De heer Hartog (Volt):

Dank u, voorzitter. Ik sluit me allereerst aan bij de complimenten aan de vertegenwoordigers van het kabinet voor de beantwoording van onze vragen gisteren en vandaag en ook in de schriftelijke ronde. We hebben gisteren en vandaag uitgebreid gedebatteerd over de belastingvoorstellen van de regering voor 2024. Bij mijn fractie blijft het gevoel van tijdsdruk. Ik denk dat we ook zelf moeten kijken hoe we bepaalde discussies in het jaar naar voren kunnen schuiven. Eerdere sprekers gaven dit ook al aan.

In de tweede termijn wil ik mij op slechts één punt richten: de internationale samenwerking, nodig om ongewenste verschuivingseffecten tussen landen te voorkomen. Ik zei in eerste termijn al dat we daar waarschijnlijk een aantal uren aan gingen besteden, en dat is denk ik ook gebeurd. Op bijvoorbeeld de punten van de expatregeling en de inkoop van eigen aandelen heeft de staatssecretaris aangegeven dat internationale samenwerking nodig is, maar tegelijkertijd ook moeizaam. Bij mij kwam op dat moment mijn jeugdherinnering naar boven aan een vriend die op het voetbalveld kwam met de vraag wie er mee wilde voetballen. Daarbij gooide hij dan een lekke bal op het veld. Is de staatssecretaris het met mij eens dat de besluitvorming bij unanimiteit in EU-verband in feite zo'n lekke bal is? Zouden we niet op z'n minst bij een aantal punten zoals belastingsystematiek en grondslag voor bedrijvenbelasting over kunnen gaan op meerderheidsbesluitvorming?

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Hartog. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Visseren-Hamakers namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Dank, voorzitter. Ik sluit me aan bij de dank aan de ministers en de staatssecretaris voor hun uitvoerige beantwoording. Ik ga nog geen afscheid nemen. Volgens mij zien we bijvoorbeeld minister Jetten volgende week alweer, dus volgens mij is het nog geen tijd voor afscheid.

De heer Schalk overviel me een beetje met de vraag in eerste termijn of die dieren dan ook nog belasting moeten gaan betalen. De heer Bovens had daar in de wandelgangen een heel goed antwoord op dat ik niet zo paraat had, en dat is de hondenbelasting. Ik wilde u dat niet onthouden. Wij beantwoorden alle vragen in deze Kamer. Goed hè? Ik heb zelf een meer filosofisch antwoord. Er wordt heel hard nagedacht door filosofen over mens-dierrelaties. Ik raad iedereen het boek aan van Donaldson en Kymlicka, die echt heel genuanceerd nadenken over onze relatie met verschillende groepen dieren. Dat gaat niet over de hondenbelasting, maar dat zou zomaar kunnen in een volgende versie van hun boek.

Ook wil ik reageren op de eerste termijn van de heer Van den Oetelaar, die zich zorgen maakt over paardenvervoer. Ik deel die zorgen. Het zijn niet alleen paarden die over enorm lange afstanden en in verschrikkelijke omstandigheden worden vervoerd. Per jaar worden 1,4 miljard dieren onder erbarmelijke omstandigheden vanuit de EU naar andere continenten vervoerd. Ook in Nederland worden dieren nog vervoerd tot 30 graden Celsius, dus in enorme hitte. Wellicht kunnen we samen wat aan die erbarmelijke omstandigheden bij het dierenvervoer doen.

Voorzitter. Dan het Belastingplan. Hoorde ik de staatssecretaris een toezegging doen dat hij de laatste vragen over de HIR gaat beantwoorden? Hij kon de vraag niet beantwoorden of die nieuwe veehouderijbedrijven ook zullen moeten voldoen aan de Wet dieren. Daarom hoor ik graag van de staatssecretaris of ik die vraag nog beantwoord krijg, al dan niet schriftelijk. Daarnaast vind ik het een gemiste kans dat er bij de HIR geen duurzaamheids- of dierenwelzijnseisen worden gesteld aan de nieuwe investeringen.

Voorzitter. Dan ga ik over naar de moties. Wij hebben ons als Partij voor de Dierenfractie ingehouden. Wij hebben deze keer maar vier moties voorbereid. Goed, hè? Die zien op de meest belangrijke onderwerpen. De staatssecretaris heeft gereflecteerd op mijn vragen in eerste termijn over hoe het kabinet brede welvaart interpreteert in de Miljoenennota en het Belastingplan. Wij willen via deze motie het debat graag continueren over de interpretatie van dat belangrijke begrip. Hierbij onze eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Miljoenennota en het Belastingplan 2024 een begin maken om het concept brede welvaart te integreren in de begrotingscyclus;

overwegende dat het begrip brede welvaart zoals toegepast in de Miljoenennota en het Belastingplan 2024 geen aandacht schenkt aan de intrinsieke waarde van de natuur en dieren;

overwegende dat de intrinsieke waarde van de natuur en dieren breed wordt erkend in verschillende beleidsterreinen in Nederland en internationaal, en ik verwijs naar een paar referenties;

overwegende dat er internationaal groeiende aandacht is voor de relatie tussen duurzame ontwikkeling en dierenwelzijn, bijvoorbeeld in een UNEP-resolutie uit 2022;

verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken om de intrinsieke waarde van de natuur en dieren, inclusief dierenwelzijn, te integreren in de interpretatie van het concept brede welvaart in het beleid van de rijksoverheid, en de Staten-Generaal hierover uiterlijk in mei 2024 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hama-kers, Van Apeldoorn, Nicolaï en Koffeman.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter U (36418).

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Dan hebben we een motie voorbereid over fossiele subsidies, eigenlijk om de motie-Kröger cum suis in de Tweede Kamer te versterken. Die motie heeft het over een aantal jaartallen, maar het jaar 2025 wordt niet genoemd. Wij willen graag het jaar 2025 noemen om de urgentie van dit beleid te onderschrijven.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet bij de Miljoenennota een inventarisatie heeft gepubliceerd van fossiele subsidies;

constaterende dat deze inventarisatie de fossiele subsidies inschat op — we kennen de aantallen — miljarden euro's per jaar;

constaterende dat de Tweede Kamer een motie heeft aangenomen van het lid Kröger en collega's (32813, nr. 1300) die de regering verzoekt scenario's op te stellen voor het afbouwen van de verschillende fossiele subsidies voor de termijn van twee, vijf en zeven jaar;

overwegende dat de minister tijdens de klimaattop in Dubai het initiatief heeft genomen voor een coalitie van landen die gaan samenwerken om fossiele subsidies af te bouwen;

overwegende dat in het Belastingplan 2024 geen significante stap wordt gezet in het afschaffen van fossiele subsidies;

verzoekt de regering bij het opstellen van de scenario's expliciet aandacht te besteden aan de mogelijkheden voor gedeeltelijke dan wel gehele afbouw van fossiele subsidies in 2025, en de Staten-Generaal hierover uiterlijk in mei 2024 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hama-kers, Van Apeldoorn, Nicolaï en Koffeman.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter V (36418).

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Dan de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken. Wij hebben hier twee moties over, een waar de staatssecretaris waarschijnlijk nerveus van wordt en een waar hij misschien wat minder nerveus van wordt. Wij vinden het belangrijk om ze allebei in te dienen om onze Kamer de mogelijkheid te bieden om de ongewenste situatie die per 1 januari 2024 dreigt te ontstaan, te voorkomen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Belastingplan 2023 een verhoging van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken per 1 januari 2024 omvat;

constaterende dat deze verhoging niet alleen frisdrank betreft maar ook vruchtensappen, groentesappen, alcoholvrij bier, alle andere dranken met minder dan 1,2% alcohol en plantaardige zuivelalternatieven;

overwegende dat deze maatregel verschillende doelstellingen van de overheid kan tegenwerken, onder meer op het gebied van gezondheid, landbouw en het ondersteunen van innovatieve en duurzame bedrijven;

overwegende dat hiermee het voorgestelde beleid belangrijke negatieve neveneffecten heeft;

overwegende dat de Tweede Kamer (II 2023/24, 36418, nr. 87, motie-Grinwis) en Eerste Kamer (36410, F, motie-Koffe-man) verschillende moties hebben aangenomen op het gebied van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken en het suikergehalte van deze dranken;

overwegende dat deze moties pas na de invoeringsdatum van 1 januari 2024 van de veranderingen van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken zullen worden geïmplementeerd;

overwegende dat hiermee vanaf 1 januari beleid met significante negatieve consequenties in werking zou treden;

verzoekt de regering de invoeringsdatum van de nieuwe verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken met een jaar uit te stellen tot 1 januari 2025 zodat ongewenste neveneffecten kunnen worden voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Van Apeldoorn, Nicolaï en Schalk.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter W (36418).

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD): Voorzitter. Dan mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet per 1 januari 2024 een verbruiksbelasting in zal voeren op alcoholvrije dranken zoals frisdrank en alcoholvrij bier;

overwegende dat het kabinet daarmee als oogmerk heeft mensen eerder te laten kiezen voor gezondere dranken;

overwegende dat daarmee producenten van dranken zonder toegevoegde suikers zoals vruchtensappen, granendranken en alternatieven voor alcoholhoudende dranken onevenredig zwaar en onbedoeld getroffen worden;

overwegende dat dit een averechts effect kan hebben op de bedoelingen van de wetgever;

verzoekt de regering per 1 januari 2024 of zo spoedig mogelijk daarna een nultarief in deze verbruiksbelasting in te voeren voor dranken die geen toegevoegde suikers bevatten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Van Apeldoorn, Nicolaï, Schalk en Martens.

Zij krijgt letter X (36418).

U was aan het einde van uw betoog gekomen?

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Hiermee ben ik aan het einde van mijn betoog gekomen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik heb nog niet hele nadrukkelijke signalen van nervositeit bij de staatssecretaris gezien, maar je weet niet wat er allemaal achter die glimlach schuilgaat.

Ik geef nu het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de fractie van de SF!

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank, voorzitter. En dank aan de bewindslieden voor de inhoudelijke beantwoording.

Ik vond het een interessant debat in de eerste termijn. Misschien mag ik een paar reflecties delen. Ik heb soms met enige verwondering naar de bijdragen van de collega's geluisterd en het debat gevolgd. Laat helder zijn dat dit niet ons kabinet is en was, maar wij zien wel een aantal verbeteringen in het pakket dat hier voorligt. Gisteravond en vandaag hebben we de meeste kritiek gehoord van de rechterkant van dit huis, van deze Kamer, en ook vanuit de eigen coalitie, voor zover het nog een coalitie is. Daar kun je inderdaad vraagtekens bij zetten. Er ligt een heel pakket aan moties van hetzelfde rechtse motorblok, om het zo maar even te noemen. Misschien komen er zo nog meer van collega Geerdink. Het zijn volgens mij ook ongedekte moties. Misschien is dat verfrissend, maar toen dit nog een coalitie was, hoorde ik altijd dat deze Kamer dan Tweede Kamertje speelt. Misschien liggen de verhoudingen nu anders.

Er is me ook nog iets anders opgevallen dat me van het hart moet. Tijdens de verkiezingen ging het heel veel over bestaanszekerheid. Dat thema werd onder andere op de agenda gezet door de nieuwe partij NSC, maar mijn partij had het natuurlijk ook al heel lang op de agenda staan. Het is goed dat daarover gesproken werd. Maar nu het in de Eerste Kamer gaat over de behandeling van het pakket Belastingplan, gaat het eigenlijk over iets anders. Dat is namelijk de winstzekerheid van het bedrijfsleven, met name van de grote bedrijven. Dat noemen we dan het vestigingsklimaat. Ik had ook kunnen zeggen dat het niet gaat over de bestaanszekerheid van mensen, maar over de bestaanszekerheid van bedrijven, maar die bestaanszekerheid is eigenlijk helemaal niet in het geding. Die wordt volgens mij helemaal niet bedreigd, en die winstgevendheid ook niet. Vorig jaar is er door het Nederlandse bedrijfsleven namelijk een recordwinst gemaakt van 327 miljard euro.

Dat waren de inleidende beschietingen.

De voorzitter:

Dat lokt een interruptie uit van mevrouw Geerdink.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik voel me toch aangesproken als het gaat over een "rechts motorblok", maar ik wijs u er toch echt op dat wij deze wijze van behandeling hier heel uitdrukkelijk geënt en gestoeld hebben op onze kerntaak, namelijk het toetsen op de uitvoerbaarheid, zorgvuldigheid en doeltreffendheid van de wetten die voorliggen. Ik vraag collega Van Apeldoorn of hij daar ook nog even bij stil wil staan.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Daar sta ik graag bij stil, zeg ik tegen mevrouw Geerdink. Het is natuurlijk ook uw goed recht om moties in te dienen. De SP-fractie zal die zorgvuldig bestuderen, maar ik denk dat wat ik daar tot nog toe van gezien heb onze steun niet zal kunnen wegdragen. Het gaat namelijk niet alleen om de uitvoerbaarheid; het gaat ook een bepaalde richting uit. Ik zie dat de belastingen vooral niet verhoogd moeten worden op bepaalde onderdelen. Ik noem de belastingdruk voor bedrijven, de 30%-regeling en de belastingen in box 3 en box 2. Dat zijn politieke keuzes. Het staat de partijen die daaronder staan natuurlijk geheel vrij om die politieke keuze te maken, maar mijn partij maakt een andere keuze. Wij willen hoge vermogens en hoge winsten juist meer belasten in plaats van minder.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Los van wat u vindt, denk ik dat wij het volgende heel duidelijk hebben aangegeven. Juist met de blik op uitvoerbaarheid en zorgvuldigheid, kunnen op het laatste moment ingediende amendementen, vanwege de tijd en alles wat daarbij meegespeeld heeft, niet door ons op deze wijze beoordeeld worden. Ik blijf erbij dat dat moties zullen zijn die u nog niet eens kent, die we zullen blijven indienen. Mijn vraag aan u is om daar respect voor te tonen.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dat zullen we zeker doen. Over moties die nog ingediend worden, zal ik natuurlijk nog mijn oordeel over vellen, over alle moties. We gaan vandaag nog niet stemmen. Uitvoerbaarheid is altijd een belangrijk punt; ik begrijp dat ook wel. Ik sluit me wel aan bij de eerdere sprekers als het gaat om het volgende punt. De tijd die ons gegeven is om het hele pakket met 17 wetsvoorstellen en 20 aangenomen amendementen, geloof ik, zorgvuldig te behandelen, is te beperkt. Dat wil niet zeggen dat ik vind dat een aantal amendementen inhoudelijk ondoordacht is. Dat is, denk ik, een politieke afweging. Ik ben het met mevrouw Geerdink eens dat wij hier eigenlijk te weinig tijd hebben gehad, maar dat laat onverlet dat ik nu mijn eigen oordeel geef, dat afwijkt van dat van mevrouw Geerdink. Over bijvoorbeeld een van de amendementen over de bedrijfsopvolgingsregeling heeft de staatssecretaris ook gezegd: misschien is dat moeilijk uitvoerbaar, maar we hebben het ermee te doen, want dat zijn de wetsvoorstellen die nu voorliggen en wij kunnen niet terugamenderen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik vervolg mijn betoog in de tweede termijn. Ik heb een groot deel van mijn bijdrage gewijd aan — ik hintte er net al op — het belang van het beginsel dat wij volgens mij met z'n allen delen; ik heb geen enkele partij horen zeggen dat dat niet zo is. Dat is dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Ik blijf er toch vooralsnog bij dat dat gewoon niet het geval is in Nederland, althans niet in de mate waarin dat zo zou moeten zijn. Zeker als je kijkt naar de top van de inkomensverdeling, wordt ons belastingstelsel regressief in plaats van progressief. Met andere woorden, hoe rijker je bent, hoe minder belasting je betaalt. Volgens het CPB heeft de rijkste 1% — dat gaat om 80.000 huishoudens — voor alle belastingen bij elkaar opgeteld, inclusief indirecte belastingen, gemiddeld echt een minder hoge belasting- en premiedruk dan de rest van de Nederlanders. De gemiddelde Nederlander heeft een belastingdruk van 40%. De 8.000 rijkste huishoudens betalen nog eens een keer veel minder belasting. De 800 rijkste huishoudens oftewel de rijkste 0,01% betalen verreweg de minste belasting.

De minister trekt deze cijfers in twijfel of zegt dat hij de aannames betwijfelt. Dat vind ik opvallend. Normaal gesproken wordt het CPB altijd als heel betrouwbaar beoordeeld door een groot deel van deze Kamer en zeker ook door de regering. Maar wij verwelkomen meer recente cijfers en studies. Het is mooi dat de staatssecretaris het CPB de opdracht heeft gegeven om dit nog eens opnieuw uit te zoeken, misschien ook aan de hand van andere cijfers, en te kijken hoe dat beeld verandert als we andere aannames nemen. Dan kun je misschien ook verschillende modellen naast elkaar leggen en dan kunnen we een inhoudelijke discussie voeren over de vraag welke aannames wetenschappelijk wel of niet het meest verantwoord zijn. Die discussie voer ik graag met de staatssecretaris.

Welk model of welke aannames je ook neemt, mijn fractie acht het in ieder geval onwaarschijnlijk, zo niet uitgesloten, dat daar ineens uitkomt dat ons belastingstelsel aan de top van die inkomensverdeling progressief is in plaats van regressief. Want het feit blijft dat het kabinet weliswaar stappen heeft genomen in deze richting om de balans tussen enerzijds de belasting op vermogen en anderzijds de belasting op arbeid beter te maken — dat erkent de SP-fractie zeker ook — maar dat die balans er nog niet is. Het blijft volgens mij dus een feit dat de belasting op arbeid hoger is dan op vermogen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij dit erkent, zeker kijkend naar de hoogste inkomens. Vandaar mijn eerdere vraag: is de staatssecretaris het met ons eens dat een volgend kabinet eigenlijk nog meer zou moeten doen om die balans te herstellen of om hier meer balans in aan te brengen en daarmee ook voor een progressiever belastingstelsel te zorgen? Ik kreeg daar niet echt een antwoord op; ik stel die vraag dus nog maar een keer.

Dan belastingontwijking. Volgens het Global Tax Evasion Report van dit jaar, waar we dus nog een reactie van het kabinet op krijgen, is Nederland goed voor 160 miljard aan profit shifting. Ook op dit punt had ik de staatssecretaris gevraagd of hij het met mij eens is dat een volgend kabinet nog meer moet doen om de belastingontwijking tegen te gaan, nog los van de vraag of dit getal, dit cijfer, klopt of niet. De staatssecretaris trekt dat in twijfel, maar volgens mij is Nederland nog altijd goed voor belastingontwijking, ook in de functie van doorsluisland. Volgens mij is daar dus nog steeds werk aan de winkel.

Nog heel even over de Wet minimumbelasting, waar wij voor zijn. Ik had daar een paar vragen over gesteld die volgens mij niet beantwoord zijn, bijvoorbeeld of die 15% eigenlijk niet te laag is en of het risico niet bestaat dat het in de praktijk voor veel landen een bovengrens wordt. Ik had ook gevraagd naar de gevolgen voor ontwikkelingslanden. Kan de staatssecretaris daar nog op ingaan? Daar horen we namelijk verschillende geluiden over.

Het is heel fijn en heel goed dat de minister voor Armoedebeleid — ik zou zeggen "uiteraard"; ik denk dat zij dat deelt — blijft monitoren hoe de armoedecijfers zich volgend jaar, in 2024, zullen ontwikkelen. Ook kijkend naar de prognoses voor 2025 moeten we dat goed in de gaten blijven houden en moeten we de vinger aan de pols blijven houden. De minister wilde gezien de demissionaire status en omdat dit ook afhangt van de formatie, niet toezeggen dat er aanvullende maatregelen genomen gaan worden. Maar misschien kan de minister wel toezeggen dat zij de alarmbel zal luiden, ook tegenover deze Kamer, op het moment dat blijkt dat de armoedecijfers waarvan het CPB nu zegt dat die volgend jaar op het punt van armoede onder kinderen zullen gaan dalen en in 2025 hopelijk nog verder, weer omhooggaan of op het moment dat duidelijk wordt dat de doelstelling van halvering per 2025 niet gehaald wordt zonder aanvullende maatregelen. Misschien kan de minister die maatregelen niet nemen, als er nog geen nieuw kabinet is, maar ze kan die wel voorleggen aan het parlement. Dan kunnen wij, ofwel vanuit de Tweede ofwel vanuit de Eerste Kamer, misschien zelf met een voorstel komen en ingrijpen. Ik zou het heel erg betreuren als die armoede onnodig weer toeneemt omdat er nog geen nieuw kabinet is, terwijl het misschien wel mogelijk is om tussentijds aanvullende maatregelen te nemen. Misschien kan de minister daarover nog iets zeggen of toezeggen.

Ten slotte nog heel kort voor minister Jetten, maar die is er inmiddels niet meer. Ik blijf er toch bij dat de energiebelasting onnodig omhooggaat voor huishoudens. Die gaat omhoog met 19% als het gaat om de eerste schijf van de belasting op gas. Minister Jetten zegt dat die naar beneden gaat voor elektriciteit en dat dit ook is om verduurzaming te stimuleren. Maar per saldo gaat de energierekening voor heel veel huishoudens toch per 1 januari omhoog. En heel veel mensen hebben helemaal niet de mogelijkheid om dan maar minder gas en meer elektriciteit te gaan gebruiken, en zeker huishoudens aan de onderkant niet, dus mijn fractie ziet dat toch als problematisch. Misschien kan de staatssecretaris daar nog een keer op ingaan. Ik blijf erbij dat het beter zou zijn om ook daar de degressiviteit uit de energiebelasting te halen die er nu nog in hele sterke mate in zit.

Voorzitter, ik rond af door nogmaals dank te zeggen aan de bewindslieden. Alles afwegende zien wij stapjes en soms stappen vooruit in het hele pakket, en dan heb ik het over de zeventien wetsvoorstellen. Ik zal mijn fractie adviseren voor alle wetsvoorstellen, uiteraard inclusief alle amendementen, te stemmen.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Ik geef het woord aan mevrouw Geerdink. Ik vraag de collega's of we gaan proberen deze termijn af te maken vooraleer we aan het eten beginnen. Mevrouw Geerdink, u heeft het woord.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Namens de VVD dank ik de bewindslieden hartelijk voor de uitgebreide beantwoording in eerste termijn. Daarnaast wil ik stilstaan bij de bewonderenswaardige inzet van de ambtenaren van de ministeries van Financiën, EZK en SZW, die er wederom in geslaagd zijn om in het hoge tempo van de afgelopen weken de inbreng van de Eerste Kamer te verwerken. Met uiteindelijk 17 wetsvoorstellen was dat dit jaar een bijna onmogelijke prestatie. Dank en hulde daarvoor.

Ik heb drie punten en ik heb drie moties. Ik begin met de punten. Ik begin bij het wetsvoorstel over de fiscale beleggingsinstelling (fbi). Wij begrijpen dat er een staatssteunri-sico gelopen wordt omdat er onderscheid gemaakt wordt tussen beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde fbi's. In eerste termijn hebben we daar onvoldoende bij stilgestaan. In dat kader verzoek ik de staatssecretaris om ons daarover per brief te informeren, zodat we dat kunnen betrekken bij onze beoordeling volgende week. Mijn verzoek is of hij dat zou kunnen toezeggen. Dat is mijn eerste punt.

Mijn tweede punt gaat over een verzoek dat de BBB-fractie heeft gedaan in relatie tot de Wet minimumbelasting 2024. Zij verzocht om een externe opinie over dit wetsvoorstel. Ook daarover vraag ik de staatssecretaris om ons daar voor de stemmingen van volgende week mee te verblijden. Dat is mijn tweede punt.

Het derde punt betreft iets wat voor mij nieuw was: de Tweede Kamercommissie die gaat over het nieuwe belastingstelsel. Misschien is hierover al iets duidelijk, maar ik weet het in ieder geval niet. Ik vroeg mij af hoe wij als Eerste Kamer worden betrokken bij die commissie over dat nieuwe belastingstelsel. Dat waren mijn drie punten.

Mijn drie moties ga ik voorlezen nadat ik heb opgemerkt dat wij heel gelukkig zijn met een aantal toezeggingen die we hebben gekregen van de bewindslieden. Wij zien uit naar een uitwerking van deze toezeggingen op korte termijn. Zoals ik heb gezegd in de eerste termijn van de behandeling van dit Belastingplan zullen we volgende week de knoop doorhakken en zullen we laten weten welke wetsvoorstellen we zullen steunen. Daarop vooruitlopend dienen we de volgende drie moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het onduidelijk is wat de economische effecten zijn van de voorgenomen maatregel om de inkoop van eigen aandelen per 2025 te belasten;

overwegende dat de mogelijkheid om zonder verschuldigde dividendbelasting eigen aandelen in te kunnen kopen een belangrijk strategisch instrument voor beursfondsen is, en dat omringende landen een dergelijke faciliteit kennen of geen dividendbelasting kennen;

overwegende dat de budgettaire opbrengsten onzeker zijn, en effecten op de overheidsfinanciën zelfs negatief kunnen zijn als een of meer bedrijven besluiten Nederland te verlaten, en dat daarmee de dekking voor de verhoging van het minimumloon onzeker is;

verzoekt de regering om in het Belastingplan 2025 met een alternatief dekkingsvoorstel voor het hogere minimumloon te komen, en de inkoopfaciliteit eigen aandelen te behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geerdink, Heijnen, Van Rooijen, Baumgarten en Schalk.

Zij krijgt letter Y (36418).

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik wilde zeggen "dan ga ik de heer Van Strien verblijden", want we hebben een motie gezamenlijk met D66, maar ja, hij is er nu niet, wat dan heel jammer is.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de bij amendement in de Tweede Kamer (36418, nr. 63) voorgestelde aanpassing van de 30%-rege-ling opbrengsten oplevert;

constaterende dat het voornoemde amendement oproept om deze in te zetten voor de studenten die gestudeerd hebben zonder basisbeurs;

constaterende dat het kabinet aangeeft dat het niet mogelijk is deze studenten op korte termijn te bereiken;

constaterende dat de maatregel vanaf 2025 negatief uitwerkt voor kennismigranten die naar Nederland komen;

overwegende dat de maatregel negatief uitpakt voor het open karakter van de economie in Nederland, terwijl het toekomstige verdienvermogen van Nederland hiervan afhankelijk is;

overwegende dat de maatregelen sectoren raken die afhankelijk zijn van kennismigranten, waaronder bedrijven in de techsector en het hoger onderwijs;

verzoekt de regering om de voorgenomen evaluatie van de 30%-regeling naar voren te halen, en op basis van deze evaluatie met een alternatief voorstel in het Belastingplan 2025 te komen die minder schadelijk uitpakt voor de economie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geerdink, Moonen, Heijnen, Van Rooijen, Baumgarten en Bakker-Klein.

Zij krijgt letter Z (36418).

Mevrouw Geerdink (VVD): Dan de laatste motie.

ring voorgezeten heeft, kan ik hem nu het woord geven voor zijn tweede termijn.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zowel de effectieve belastingdruk op ondernemerswinsten in Nederland volgens de OESO tax database een van de hoogste is in de EU;

overwegende dat een te hoge belastingdruk op winst een rem zet op noodzakelijke investeringen en innovaties die nodig zijn voor de grote transities in onze samenleving en economie;

overwegende dat de invoering van een wereldwijde minimumbelasting in andere landen leidt tot nieuwe fiscale instrumenten om investeringen en innovatie aan te trekken;

overwegende dat de wereldwijde minimumbelasting van de OESO voorziet in mogelijkheden om investeringen en innovatie aan te trekken;

overwegende dat het niet benutten van deze mogelijkheden ertoe zal leiden dat de relatieve aantrekkelijkheid van Nederland voor investeringen en innovatie verder verslechtert;

verzoekt de regering onderzoek te doen naar de gevolgen van de invoering van de minimumbelasting voor het fiscale investerings- en innovatie-instrumentarium, en voorts met welke maatregelen Nederland uit de Europese achterhoede kan komen, en de Kamer daarover in het eerste kwartaal van 2024 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geerdink, Heijnen, Van Rooijen, Baumgarten en Schalk.

Zij krijgt letter AA (36418).

Mevrouw Geerdink (VVD):

Daarnaast steunen wij de moties die door collega-fracties worden ingediend op de andere pijnpunten die wij hebben verwoord in de eerste termijn. Het belangrijkst zijn voorspelbaarheid en betrouwbaarheid. We hebben de staatssecretaris dit letterlijk horen zeggen en dat onderschrijven wij. Mede daarom kijken wij uit naar de reactie van de staatssecretaris in de tweede termijn.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Geerdink. Meneer Baumgarten ziet af van zijn tweede termijn. Dankzij het razendsnelle werk van collega Schalk, die zojuist nog een commissievergade-

De heer Schalk (SGP):

Voorzitter, dank u wel, en natuurlijk ook van harte dank aan de bewindslieden voor de manier waarop zij ons vandaag weer geholpen hebben met alle antwoorden. Mevrouw Visseren verraste mij nu weer door terug te komen op het punt van de brede welvaart, waarbij zij zich afvroeg of de dieren daar ook een plaats in konden krijgen. Toen stelde ik de vraag, een beetje een flauwe vraag natuurlijk, of die ook belasting betalen. Via de heer Bovens kwam toen de hondenbelasting tevoorschijn. Ik zat natuurlijk te zoeken naar een snedig antwoord, maar toen werd ik alweer verder geholpen door de heer Bovens, die zei: er is er nog een, namelijk de vliegbelasting. De vlieg is ook een dier, hè? Dat weet iedereen, denk ik.

Voorzitter, nu even serieus. Ik heb nog een paar reacties op thema's die ik gisteravond heb genoemd en waar we ook vandaag over hebben gesproken. Eerst even iets over de Wet fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw. De heer Jetten is op dit moment niet aanwezig, zie ik, maar de vragen worden ongetwijfeld aan hem doorgespeeld. Het afbouwpad wordt verlengd van vijf naar tien jaar. Dat afbouwpad is gunstig voor de kleine tuinders, maar het wordt wel heel zwaar, met name doordat de energiekosten in 2030 stijgen met 45,1%, waardoor de bedrijfskosten stijgen met 9%. De redenering over de consumentenprijzen kan ik gewoon niet volgen, dus ik vraag minister Jetten om ons daar nog even in mee te nemen. Wie gaat de stijging van de bedrijfskosten dan betalen?

Mijn tweede punt is ook voor de heer Jetten. Dat gaat over de Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit. Die vind ik nog steeds zeer zorgelijk, omdat er iets onmogelijks gevraagd wordt aan de sector. Het energienet is niet in staat om te leveren en groene waterstof is gewoon onvoldoende beschikbaar. De heer Jetten, de minister, heeft uitstekend uitgelegd dat het regionaal wordt aangepakt. Hij gaf daarbij twee voorbeelden: Rotterdam en Tholen. Ik heb nog een concrete vraag aan hem. Op welk moment, in welk jaar, om het nog preciezer te vragen, zal het in Rotterdam nou zodanig op orde zijn dat de industrie daar inderdaad voldoende gebruik kan maken van die netten en van die groene waterstof? En wanneer zal dat in Tholen op orde zijn?

Voorzitter. Dan hebben we nog het probleem van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Ik denk dat de staatssecretaris het probleem wel begrijpt: op het moment dat je ergens puur sap uit perst, zit daar suiker in. Zo werkt het gewoon. In een appel zit ook suiker. Maar goed, de wet is aangenomen; een novelle is niet mogelijk. Ik heb de moties van mevrouw Visseren daarover gesteund. Laat ik een concrete vraag stellen: kan de staatssecretaris, bijvoorbeeld per AMvB, een deel van dit gebeuren uitzonderen? Is dat nog een optie? Stel je voor dat er later iets per wet moet gebeuren, kan dat dan met terugwerkende kracht, zodat de schade beperkt wordt? Want ik begrijp dat er een gat van 350 miljoen geslagen zou worden als alles over dezelfde kam wordt geschoren, als alles wordt losgelaten, maar volgens mij gaat het over een geringer deel, want anders zou het wel een heel groot gedeelte zijn voor deze pure sappen.

Voorzitter. Ik heb gisteren en vandaag opnieuw aandacht gevraagd voor de onevenredig zware belastingen die neerslaan bij specifieke groepen. Daarbij heb ik natuurlijk ook, zoals ik gewend ben, de eenverdiener genoemd. Vroeger vonden sommige partijen namelijk dat iedereen per se aan het werk moest. Dat is natuurlijk allang achterhaald. Het is wel heel gebruikelijk om te werken, maar het is niet voor iedereen weggelegd. Ik zeg dat sommigen dat inderdaad niet willen, omdat ze kiezen voor de zorg voor hun gezin, voor mantelzorg of iets dergelijks. Maar er zijn ook heel veel mensen die niet kunnen gaan werken, bijvoorbeeld omdat ze de zorg hebben voor kinderen met beperkingen, of omdat hun partner een baan heeft waardoor ze op missie gaan. Die mensen worden in feite afgestraft. Minister Schouten gaf aan dat niet bekend is welke redenen er aan het eenverdienerschap ten grondslag liggen. Het is natuurlijk interessant om dat in ieder geval een keer te gaan onderzoeken, zou ik zeggen. Hoe dan ook, we zien nu steeds die grote kloof tussen een- en tweeverdieners. Dat is een. En we zien een absurd hoge marginale druk, juist op wat wij normaal vinden, namelijk het modaal salaris. Ik heb in de eerste termijn ook de dreigende armoede genoemd, dan wel de onmogelijkheid voor mensen met een modaal inkomen om hun huis te financieren enzovoort.

Voorzitter. Nu komt er een bouwstenennotitie met fiscale maatregelen. In het eerste deel van 2024 zou die vermoedelijk komen. Op die bouwstenennotitie is de motie gericht die ik nu ga indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel gezinnen met kinderen te maken hebben met financiële zorgen, hetgeen gemakkelijk tot kinderarmoede kan leiden;

overwegende dat de complexe belastingmaatregelen en het stelsel van toeslagen zorgt voor onevenredig zware belasting van huishoudens waar om moverende redenen eenverdienerschap aan de orde is, zodat de kloof tussen een- en tweeverdieners met een modaal inkomen kan oplopen tot belastingen die bijna tien keer zo hoog zijn voor eenverdieners;

constaterende dat de marginale druk juist in gezinnen tot aan een modaal inkomen kan oplopen tot 92%, waardoor extra inkomsten vrijwel niets opleveren voor de koopkracht van gezinnen, waardoor meer werken te weinig lonend is;

constaterende dat er begin 2024 een bouwstenennotitie met fiscale maatregelen naar de Kamer wordt gestuurd;

verzoekt de regering in de genoemde bouwstenennotitie ook uitvoerbare maatregelen uit te werken waarmee de kloof tussen een- en tweeverdieners wordt verkleind en tevens maatregelen uit te werken waardoor de extreem hoge marginale druk (vooral bij een modaal inkomen) wordt verlaagd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schalk, Van Rooi-jen, Baumgarten, Heijnen, Dessing, Visseren-Hamakers, Holterhues en Bakker-Klein.

Zij krijgt letter AB (36418).

De heer Schalk (SGP):

Het verheugt mij zeer om te kunnen zeggen dat mijn kersverse collega De Vries voor het eerst een motie heeft ondertekend. Ook deze.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Dan rest mij nog om iedereen te bedanken voor dit debat. Ik wens zeker ook de bewindslieden de komende periode van harte sterkte en Gods zegen toe. Ook hele gezegende kerstdagen. Ik ben al heel vroeg, maar dat is vast en zeker de moeite waard.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef nu het woord aan meneer Van den Oetelaar, namens Forum voor Democratie. Ik deel nog even mee dat minister Jetten niet aanwezig is, omdat hij aanzit aan het staatsbanket ter gelegenheid van een bezoek van onze Zuid-Koreaanse vrienden. Dat is een staatsverplichting. Mee-eten is soms een staatsverplichting. Maar naar alles wat in de richting van de minister wordt gezegd, wordt meegeluisterd, en het wordt zo nodig beantwoord. Dan nu meneer Van den Oetelaar.

De heer Van den Oetelaar (FVD):

Dank u, voorzitter. Ik dank ook de staatssecretaris en de ministers voor het beantwoorden van de vragen. De btw-verhoging in de agrarische sector vinden wij nog steeds geen goed idee. Het is weliswaar zo als de staatssecretaris aangeeft, namelijk dat het inderdaad ook mogelijk is om maandelijks btw-aangifte te doen. Maar wij stellen vast dat ook dit weer extra accountantskosten met zich meebrengt en dat de ondernemer in dit geval meer tijd kwijt is aan zijn boekhouding. Dan blijft nog over dat ook in dit geval de cashflow van het bedrijf in het beste geval met twee maanden wordt aangetast. Op een exportwaarde van 122 miljard euro vinden wij het onverantwoord om al dit extra werk te gaan doen voor een potentiële 43 miljoen euro aan inkomsten voor de belasting. Wij zullen dan ook tegen deze wet gaan stemmen.

Ook na de beantwoording van de vragen zijn wij nog steeds van mening dat het afbouwen van de verlaagde energieta-rieven voor glastuinbouw en industrie onverantwoord is. Ik heb zojuist nog contact gehad met wat ondernemers. Zij geven aan dat zij niet opgewassen zijn tegen deze maatregel. Ik wil mijn ambtsgenoten oproepen om komende week ook wat ondernemers te benaderen, want de gevolgen voor deze sectoren, onze economie, de werkgelegenheid en uiteindelijk dus ook de Belastingdienst zijn werkelijk niet te overzien. Wij zijn voornemens voor de moties van de BBB te stemmen, maar tegen deze voorstellen.

De verviervoudiging van de motorrijtuigenbelasting op paardenwagentjes heeft als gevolg dat particulieren straks wel €900 per maand zullen moeten gaan betalen. Dit is voor een particulier enorm veel geld en dit zal tot gevolg hebben dat zij deze wagentjes zullen verkopen en de Belastingdienst dus misgrijpt. Ik geloof de staatssecretaris wanneer hij aangeeft dat er misstanden zijn vastgesteld door mensen die onterecht een voertuig rijden in een kwarttarief. De mensen die hier wél rechtmatig gebruik van maken, kunnen we hier echter niet voor straffen. De fraudeurs dienen gewoon een boete te krijgen en de te weinig betaalde belasting alsnog over te maken.

Dan hebben wij nog een tweetal moties die wij graag willen indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ICT-problemen een verlaging van het btw-tarief op groente en fruit tot voor kort onmogelijk maakten;

overwegende dat er al langer wordt gesproken over een verlaging van het btw-tarief op groente en fruit, dit om gezinnen die moeite hebben om in hun levensonderhoud te voorzien, tegemoet te komen;

overwegende dat goedkopere groente en fruit een stimulerend effect heeft op de volksgezondheid omdat het aanschaffen van groente en fruit hiermee laagdrempeliger wordt;

verzoekt de regering om het btw-tarief op groente en fruit te verlagen naar 5% en de benodigde dekking hiervoor te zoeken bij het departement van Volksgezondheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Oetelaar en Dessing.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter AC (36418).

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voornemens is het kwarttarief motorrijtuigenbelasting voor paardenvervoer te beëindigen;

constaterende dat de regering hiermee slechts 2 miljoen euro aan extra belastinginkomsten genereert en dat daartegenover staat dat deze maatregel de hippische sector onevenredig raakt en dan met name de hobbysector;

overwegende dat men hierdoor op zoek gaat naar goedkopere alternatieven zoals het aanschaffen van een paardentrailer, dat paardentrailers niet worden belast en dat deze manier van vervoer onveiliger en minder diervriendelijk is;

overwegende dat de maximumsnelheid voor een trailer 80 km/u is, dat dit meer overlast zal veroorzaken en meer ruimte inneemt en dat dit de doorstroom op het toch al overvolle wegennet verslechtert;

overwegende dat paardentrailers slechter zijn uitgerust dan paardenwagens op het gebied van dierenwelzijn en veiligheid van de paarden;

verzoekt de regering deze belasting ongewijzigd te laten op het kwarttarief,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Oetelaar en Dessing.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter AD (36418).

Was u aan het einde van uw betoog?

De heer Van den Oetelaar (FVD): Ja.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan als allerlaatste spreker in deze tweede termijn geef ik het woord aan mevrouw Bakker-Klein namens de fractie van het CDA.

U vervolgt uw betoog.

De heer Van den Oetelaar (FVD): Ik heb een volgende motie.

Motie

De Kamer,

Mevrouw Bakker-Klein (CDA):

Voorzitter, ik realiseer me dat ik een enorm beroep doe op de belastbaarheid van u allen. En ik heb ook nog de verkeerde motie meegenomen, zie ik nu. Maar goed, ik begin alvast.

Dank voor de beantwoording van onze vragen door beide ministers en door de staatssecretaris. Ik dank de minister voor Armoedebeleid voor haar openheid over de dilemma's die zich voordoen in ons huidige systeem, onder andere waar het gaat om armoedebestrijding in relatie tot de marginale druk. Hoewel het voor Nederland goed zou zijn

om snel een missionair kabinet te hebben, zijn wij van mening dat het ook goed voor Nederland is dat deze drie bewindspersonen meer doen dan alleen op de handen zitten en op de winkel passen. Daarmee willen wij u echt complimenteren.

Voorzitter. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen zijn we uitgebreid ingegaan op onze visie ten opzichte van bestaanszekerheid. Dat zeg ik ook nog maar eens tegen de heer Van Apeldoorn. In onze bijdrage hebben we toen ook gesproken over de bijdrage voor armoede en de in de Miljoenennota aangekondigde kabinetsmaatregelen. We hebben ons in dit debat beperkt tot de bespreking van belastingmaatregelen. Toch raken beide onderwerpen elkaar wel. Het eerste rapport van de Commissie sociaal minimum laat zien dat mensen met een laag inkomen uit werk of uitkering bij ongewijzigd beleid in de komende jaren tot honderden euro's per maand tekortkomen. In een realistisch scenario komen alleenstaanden en paren zonder kinderen bijna €100 tot €200 per maand tekort. Dat geldt ook voor AOW'ers zonder pensioen. Een paar met een of meerdere kinderen kan te maken krijgen met een tekort van circa €200 tot €500 per maand. Bij eenoudergezinnen met een of meerdere kinderen is het beeld wisselend. Eenoudergezinnen met één kind hebben geen tekorten, maar tekorten ontstaan en lopen op naarmate het aantal kinderen toeneemt.

Voorzitter. Voor de CDA-fractie is het onbestaanbaar dat mensen in ons land onder de armoedegrens leven. De oplossing daarvoor is niet eenvoudig en gaat ook verder dan alleen fiscale oplossingen. Maar de voorgestelde fiscale oplossingen zijn wel nodig. De CDA-fractie dankt de staatssecretaris in dit verband voor zijn heldere en openhartige betoog over de keuzes die zijn gemaakt, onder andere met betrekking tot de inflatiecorrectie en de verantwoordelijkheid die hij daarin heeft genomen. De inflatiecorrectie is niet afgeschaft. De staatssecretaris maande ook terecht dat we voorzichtig moeten zijn met het aanpassen daarvan. Dat principe is voor het CDA van belang. Maar in dit geval steunen we de gekozen eenmalige aanpassing, om daarna iets te kunnen doen voor mensen onder de armoedegrens. Ik heb daar nog wel een vraag over: hoe gaat het kabinet voorkomen dat dit middel dat dus in principe niet gewenst is, voor een volgend belastingplan opnieuw als dekkings-middel wordt ingezet?

Dan de bankenbelasting. De staatssecretaris geeft in de beantwoording van onze vragen over het effect van het verhogen van de bankenbelasting aan dat het CPB inderdaad heeft vastgesteld dat deze maatregel doorwerkt in de rentetarieven voor spaarders en dat er een negatief effect is op de kredietverlening aan het mkb. De maatregel kan bovendien een negatief effect hebben op de vestigings-keuze.

Wij hebben een motie voorbereid met steun van in ieder geval VVD en BBB, waarin we de regering verzoeken om binnen zes maanden met beleidsopties te komen om de bankenbelasting aan te passen. De staatssecretaris geeft nu aan dat hierover naar alle waarschijnlijkheid nog deze maand een advies van de ECB volgt. Wij willen dat advies afwachten en zullen om die reden de motie nu nog niet indienen. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer het advies en de reactie daarop van de regering naar verwachting in onze Kamer zullen worden geagendeerd?

Voorzitter. Ten slotte de giftenaftrek. Vanzelfsprekend vinden wij het goed dat de staatssecretaris zegt dat hij met de goededoelensector aan tafel wil zitten. Dank daarvoor. Maar daarmee raakt de staatssecretaris niet aan ons onderliggend principiële punt dat we met op wantrouwen gebaseerde fiscale maatregelen geen misbruikproblemen oplossen. Helaas hebben we daar in het verleden te veel voorbeelden van gezien. Daarom dienen we nu toch onze motie in. Ik zal de motie voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging, constaterende:

  • dat goede doelen in belangrijke mate en op verschillende manieren een bijdrage leveren aan de samenleving;
  • dat het stimuleren van geven aan goede doelen een van de rijksbrede speerpunten is;
  • dat een uitwerking van dat speerpunt de giftenaftrek is, waarvan het doel is het doen van — al dan niet periodieke
  • giften te stimuleren;
  • dat de bij het Belastingplan voor 2023 voorgestelde aftopping, ondanks het nadere onderzoek naar de effecten daarvan naar aanleiding van de motie-Essers c.s., voor particuliere gevers nog steeds niet ongedaan gemaakt is;
  • dat de argumentatie daarvoor is dat moet worden voorkomen dat vanwege die aftrek het belastbaar inkomen van de gever grotendeels, en in een aantal situaties zelfs tot nul, wordt teruggebracht;

overwegende:

  • dat wantrouwen in burgers in het algemeen geen goed uitgangspunt is als het gaat om fiscale ingrepen in de filantropie;
  • dat het aantal belastingplichtigen dat door de huidige begrenzing van aftrek van periodieke giften naar verwachting wordt geraakt zeer beperkt is, terwijl de nadelige gevolgen ervan voor de goededoelensector onevenredig groot zijn;
  • dat het gevreesde ongewenste gedrag door grote particuliere gevers niet alleen door de overheid als ongewenst wordt gezien, maar ook voor de sector zelf imagoschade oplevert, waardoor er sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid om ongewenst gedrag te voorkomen;

verzoekt de regering om in samenspraak met de goededoelensector te zoeken naar alternatieve maatregelen, bijvoorbeeld leidend tot een betere handhaving van de huidige anbi-regels casu quo proportionele aanscherping van die regels om het gevreesde ongewenste gedrag te voorkomen, waardoor de begrenzing van aftrek van periodieke giften van particulieren boven de €250.000 niet langer noodzakelijk is en de nadelige gevolgen voor de goededoelensector worden weggenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bakker-Klein, Baumgarten, Geerdink, Heijnen, Holterhues, Moonen en Schalk.

Zij krijgt letter AE (36418).

Dat klinkt alsof er ook voldoende ondersteuning in deze zaal is voor deze motie. Had u nog een tweede motie?

Mevrouw Bakker-Klein (CDA): Nee, die dienen we nu dus niet in.

De voorzitter:

Dan dank ik u voor uw termijn. Dat betekent dat we aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de Kamer zijn gekomen. Ik dank u voor uw gedisciplineerde opstelling. Dat heeft wat tijd gescheeld. Ik schors nu voor de dinerpauze.

Sorry, de laatste motie was motie 36418, letter AE.

De vergadering wordt van 18.27 uur tot 19.25 uur geschorst.

De voorzitter:

We zijn aangekomen bij de beantwoording van de regering in tweede termijn. Ik geef als eerste het woord aan de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Mevrouw de minister.

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter, en dank aan de leden. Ik heb nog een paar vragen om te beantwoorden. De moties zullen vervolgens door de staatssecretaris behandeld worden.

Er moet mij nog één ding van het hart. Ik heb in mijn eerste termijn een kleine ontboezeming gedaan. Dat was dat ik altijd een stille wens had om staatssecretaris van belastingen te worden. Maar toen ik de uitleg van de heer Van Rij hoorde over de tax credits en het effect op het "teller en noemer''-effect, dacht ik: die eer zal nooit aan mij ten deel vallen. Het is dus goed dat we de staatssecretaris hebben.

Voorzitter. Ik heb nog een drietal vragen. De eerste vraag is van de heer Van Rooijen en gaat over de boxplots, ook in relatie tot het inzicht wat de effecten voor de gepensioneerden zijn. Ik wil op dat punt nog twee dingen uiteenzetten. Aan de ene kant hebben we de boxplots. Daar zijn veertien categorieën. In elf daarvan worden de gepensioneerden meegenomen. Ik kan mij voorstellen dat de heer Van Rooijen zegt: dat haal ik niet allemaal uit die categorieën en ook niet uit de kwintielen. Die kwintielen maken we ook inzichtelijk, en daarin zitten uiteraard ook de gepensioneerden. Dat is echter niet in één keer daaruit te destilleren. Bij de boxplots hebben we één categorie voor gepensioneerden. Dan wil ik de heer Van Rooijen toch nog even verwijzen naar de voorbeeldhuishoudens die altijd in de SZW-begroting worden opgenomen. Daarbij hebben wij wel degelijk een uitsplitsing gemaakt naar de verschillende huishoudtypes, ook rondom de gepensioneerden. Wij hebben daarbij mensen met alleen AOW, alleenstaanden met alleen AOW en alleenstaanden met €10.000 aanvullend pensioen. Bij de paren hebben we ook nog de €30.000 aanvullend pensioen. Eigenlijk zou ik de heer Van Rooijen willen vragen: kijk naar de boxplots, maar kijk vooral ook naar de voorbeeldhuishoudens, want daarbij is wel degelijk een uitsplitsing opgenomen naar de verschillende categorieën gepensioneerden, waarnaar de heer Van Rooijen ook vroeg.

De heer Van Rooijen heeft ook nog een vraag gesteld over het CPB. Hij vroeg wat wij als kabinet vinden van de modellen van het CPB. Ik heb daar maar één woord bij: onafhankelijkheid. Het CPB is een onafhankelijk instituut. Ik denk dat u ons juist zou kunnen bekritiseren als wij opvattingen zouden hebben over hoe het CPB zijn modellen en berekeningen maakt, want dan komt er daadwerkelijk politieke sturing op iets wat onafhankelijk zou moeten zijn. Het staat wetenschappers daarentegen natuurlijk vrij om hun mening te geven over de modellen en cetera, maar ik zou mij die ruimte niet willen toe-eigenen als kabinet. Dan kunt u namelijk terecht tegen ons zeggen: u stuurt politiek op het werk van een onafhankelijk instituut.

Tot slot heb ik nog de vraag van de heer Van Apeldoorn. Hij zei: ik begrijp dat de minister nog niet echt kan vooruitlopen op alles wat er mogelijk gaat komen ten aanzien van armoedemaatregelen door een nieuw kabinet. Maar hij vroeg wel of ik alarmbellen wil luiden. Ik wil de armoedecij-fers zeker goed in de gaten houden. Die zullen wij uw Kamer ook doen toekomen. Dat zit ook gewoon in de geëigende rapportages, ook weer van dat onafhankelijke CPB. Daarover zullen we u in kennis stellen. Als wij daarin zien dat zaken niet goed gaan, dan kunt u dat natuurlijk zelf al vaststellen, maar dan zullen wij u daar uiteraard ook van in kennis stellen. Dat kan ik zeker toezeggen op deze manier. Dus ja, ik kan u informeren, maar ik denk dat u daar sowieso zelf ook wel het een en ander voor in de gaten zult houden, dus ik weet niet helemaal of het nodig is. Maar die toezegging kan ik wel doen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw de minister. Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, van Financiën.

Staatssecretaris Van Rij:

Dank u wel, voorzitter. Ik zal eerst nog een paar vragen beantwoorden die in de tweede termijn gesteld zijn. De eerste is de vraag van Volt inzake besluitvorming met een gekwalificeerde meerderheid. Het veranderen naar besluitvorming met een gekwalificeerde meerderheid in de besluitvormingssystematiek zou moeten plaatsvinden via het gebruik van de passerelle-bepaling die is opgenomen in de EU-verdragen. Als dat niet tot het gewenste resultaat leidt, dan kan gedacht worden aan verdragswijziging. Dat zijn allebei hele lange trajecten die ook weer unanimiteit vragen. Je ziet dat er op parafiscaal terrein, bijvoorbeeld bij de invoerrechten maar ook bij CBAM, wel met gekwalificeerde meerderheden wordt gewerkt. We hebben in het kabinet afgesproken dat we in ieder geval ambtelijk gaan inventariseren wat eventueel de plussen en minnen zijn van een gekwalificeerdemeerderheidstraject bij de besluitvorming rondom belastingontwijking. Dat komt niet helemaal uit de lucht vallen, want dat is bij anti-money laundering ook het geval.

Voorzitter. Dan heb ik de vraag van mevrouw Visseren-Hamakers over de herinvesteringsreserve. Ik heb daar antwoord op gegeven. De vraag over hoe de wet over de dieren al dan niet in verhouding staat tot de landelijke beëindigings-regelingen — want daar gaat het om — is echt op het gebied van LNV. Ik wil die vraag dus toch echt doorverwijzen naar de minister van LNV, voorzitter, als dat met uw goedvinden is.

De heer Van Apeldoorn heeft het punt weer opgebracht dat de lastendruk op arbeid hoger is dan de lastendruk op vermogen. Hij vroeg: wat gaat het kabinet daarop doen? Het box 1-tarief is 49,5%. Ja, het box 3-tarief is natuurlijk lager. Het box 2-tarief is in de gecumuleerde verhouding, zeker als je met rekening houdt de latentie, ook ietsjes lager. Maar laten we die discussie vooral voortzetten aan de hand van het aanvullende advies dat wij aan het Centraal Planbureau hebben gevraagd, zou mijn voorstel zijn aan de heer Van Apeldoorn.

De voorzitter:

Mevrouw Visseren-Hamakers heeft nog een vraag of een opmerking naar aanleiding van uw beantwoording.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Ik heb een heel praktische vraag; misschien is het mijn nieuwheid als Eerste Kamerlid. U zegt dat u die vraag doorverwijst naar uw collega van LNV. Hoe komt dat antwoord dan terug naar de Eerste Kamer?

Staatssecretaris Van Rij:

Dat zal de collega dan doen. Het is dus niet zo dat dat blijft hangen. U krijgt antwoord van hem. Die toezegging doe ik.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD): Dank u.

Staatssecretaris Van Rij:

Voorzitter. Dan was er nog een vraag van de heer Van Apeldoorn over de energierekening. Die vraag is natuurlijk ook aan de heer Jetten gesteld. De lijn van het kabinet was de energiebelasting op gas te verhogen en op elektriciteit te verlagen. Dat hebben we vorig jaar natuurlijk uitgesteld voor wat betreft de verhoging op gas vanwege de gasprijzen als gevolg van de energiecrisis. Dat hebben we nu wel gedaan. We hebben natuurlijk ook een verhoging van de belastingvermindering. Daar is het amendement nog bovenop gekomen zoals het is aangenomen in de Tweede Kamer. De totale energierekening kent volgend jaar naar verwachting dan ook een gematigde ontwikkeling, uiteraard uitgaande van wat we nu weten. Specifiek voor de energiebelasting geldt dat de lasten voor een huishouden met een gemiddeld verbruik met circa €38 toenemen in 2024. We hebben dat uiteraard gewogen bij de integrale afweging van de koopkrachtplaatjes in augustus.

Voorzitter. Dan was er nog een andere vraag van de heer Van Apeldoorn blijven liggen. Die gaat over de minimum-winstbelasting. Hij vroeg of het minimumtarief van 15%

niet te laag is. Dat is echt internationaal afgesproken bij de OESO, in de EU-richtlijnen en bij dit implementatievoorstel. Ik denk dat we ons daar nu op moeten richten.

De heer Van Apeldoorn had ook nog een andere vraag, namelijk of de ontwikkelingslanden baat bij hebben bij die 15% minimumbelasting. Dat is natuurlijk afhankelijk van het belastingregime in ontwikkelingslanden, maar in veel ontwikkelingslanden zie je natuurlijk een belastingregime waarbij er soms tax holidays gegeven worden. Dan wordt er dus 0% belasting betaald gedurende een x periode door buitenlandse investeerders. Een groot voordeel is ook dat in die OESO-afspraak ook de zogenaamde Subject to Tax Rule is opgenomen. Even in gewoon Nederlands: ontwikkelingslanden mogen ook een hogere bronbelasting gaan heffen. Dat is overigens iets wat Nederland al sinds tien jaar aanbiedt aan in ieder geval de laagste-inkomenslanden als het om ontwikkelingslanden gaat. Ik moet wel zeggen dat het natuurlijk complexe wetgeving is voor de ontwikkelingslanden. Zij zijn, niet allemaal maar wel een groot deel, aangesloten bij OESO en ook bij het Inclusive Framework, maar daar is nog wel heel wat huiswerk te verrichten, ook gezien het feit dat de capaciteit niet altijd aanwezig is om dit soort wetgeving in te voeren. Daar wordt zowel in OESO-verband als in het verband van de Verenigde Naties aandacht voor gevraagd.

Voorzitter. Dan was er nog een vraag van mevrouw Geer-dink over een externe opinie. Het is echt niet gebruikelijk dat we als kabinet een externe legal opinion gaan vragen op een wetsontwerp. Wat we weleens doen, is op een bepaald onderdeel van een wetsontwerp of van een wet een legal opinion vragen. Een voorbeeld: als wij bezig zijn met het wetsontwerp voor het nieuwe box 3-stelsel, dan vragen wij inderdaad aan de landsadvocaat of dit houdbaar is in relatie tot artikel 1 EVRM, het eigendomsrecht. Maar dit wetsontwerp heeft natuurlijk het hele traject doorlopen, inclusief advies van de Raad van State. Wij gaan dat dus niet doen op het hele wetsontwerp, tenzij u op een heel specifiek punt een legal opinion zou willen hebben, maar dat heb ik niet gehoord.

Ik kan aan mevrouw Geerdink wel de brief toezeggen waar ze om gevraagd heeft, over staatssteunaspecten bij de fbi, beursgenoteerde vastgoedvennootschappen. Die brief krijgt u uiteraard voor de stemming volgende week. We zullen echt onze uiterste best doen om dat nog deze week, vrijdag, te doen, maar uiterlijk maandag heeft u die brief.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Als de term "landsadvocaat" valt, dan begrijpt u wat er komt. Ik heb minister Schouten hier al tweemaal gevraagd om een advies van de landsadvocaat. De eerste keer was toen het pensioenakkoord in 2011 werd gepubliceerd. Ik weet dat FNV en VNO het toen wel kregen. Kamp zei toen: "Van Rooijen, dat gaat u toch niet aan mij vragen? Dat is staatsgeheim." Ik zei namelijk: ik heb nog een vraag. Twee leden hebben het wel mogen inzien. Als de staatssecretaris zegt dat er advies aan de landsadvocaat wordt gevraagd over een nieuw voorstel, krijgen wij dat dan nog of moeten we daarom vragen? En als we het niet krijgen, moeten we er dan om blijven vragen?

[Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de uitgesproken tekst niet beschikbaar.]

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik heb nu weer gevraagd om dat advies en dat blijf ik vragen tot ik het heb. Ik heb gevraagd of het vertrouwelijk en eenmalig kan en dat blijf ik vragen.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, ik begrijp dat u het blijft vragen, maar dit werd bij wijze van voorbeeld genoemd. Ik stel voor dat we binnen het thema blijven. U hebt uw punt gemaakt en uw zorg uitgesproken, maar de staatssecretaris noemde het bij wijze van voorbeeld en niet om vervolgens minister Schouten weer het woord te geven. Ik stel voor dat de staatssecretaris zijn betoog voortzet.

Staatssecretaris Van Rij:

Om de heer Van Rooijen gerust te stellen: alle adviezen van landsadvocaten worden tegenwoordig door het kabinet direct naar de Tweede en de Eerste Kamer gestuurd. Het voorbeeld dat ik gaf, ook dat advies van die landsadvocaat over dat onderwerp, heeft u keurig kunnen lezen.

Voorzitter. Mevrouw Geerdink heeft ook nog gevraagd naar de commissie die door de Tweede Kamer ... Althans, bij motie is het besluit genomen door de Tweede Kamer om zelf een commissie in te stellen die een heel onderzoek gaat doen naar de hervorming van het belastingstelsel. Ik heb daar verder ook geen details van. Dat gaat buiten het kabinet om. Het is een besluit van de Tweede Kamer en dat zal een vervolg krijgen. Misschien kan de Eerste Kamer daar contact over opnemen met de Tweede Kamer.

Voorzitter. De heer Baumgarten heeft nog een vraag gesteld over de bezwaren tegen WOZ-beschikkingen. Van de bezwaren op basis van no cure, no pay als het om woningen gaat, is 27,4% succesvol. Van de bezwaren die sowieso zijn ingediend, ook zonder no cure, no pay, is 37,7% dat. Van de verkeersboetes is in administratief beroep 14% vernietigd en in beroep bij de kantonrechter 28%. Hierbij ging het om no cure, no pay. In dezelfde periode blijkt dat van de verkeersboetes van burgers zonder een professioneel gemachtigde in administratief beroep 12% is vernietigd en in beroep bij de kantonrechter 28% vernietigd. 95% van de bpm-bezwaren komt van een "no cure, no pay"-bureau. Vanaf 1 januari aanstaande beschikt de Belastingdienst over een systeem om dit cijfer te kunnen leveren. In het WODC-onderzoek is vastgesteld dat in 2019 38,4% van alle bezwaren volledig of gedeeltelijk is toegewezen. Er is bij bpm geen onderscheid gemaakt: no cure, no pay of niet.

Voorzitter. De heer Schalk heeft nog een vraag gesteld over Tholen en Rotterdam, die eigenlijk voor de heer Jetten bedoeld is. Ik kan daar kort antwoord op geven. Daar zijn geen specifieke data van beschikbaar. Het elektriciteitsnet kent een ander termijn dan de opschaling van de groene waterstof. Het kabinet zal via verschillende trajecten burgers en bedrijven regionaal zo goed mogelijk duidelijkheid hierover bieden.

De heer Schalk (SGP):

Ik heb er natuurlijk begrip voor dat de staatssecretaris niet precies de jaartallen weet ...

Staatssecretaris Van Rij:

Maar die weet de minister ook niet, want dit is het antwoord dat zijn ambtenaren hebben voorbereid.

De heer Schalk (SGP):

Maar dat betekent dat het eigenlijk extra zorgelijk is, want we zijn een heleboel sectoren met iets aan het opzadelen terwijl we niet eens weten op welk moment ze kunnen voldoen aan de verplichtingen en verwachtingen. En ondertussen zijn we hun ondersteuning aan het afschalen.

Staatssecretaris Van Rij:

Dat is uitgebreid aan de orde geweest, ook toen de minister hier nog was. Hij heeft daar ook zijn antwoorden op gegeven. Op deze hele specifieke vraag is dit het antwoord. Ik kan daar verder ook niets aan toevoegen en niks aan afdoen.

De heer Schalk (SGP):

Dat maakt het extra ingewikkeld om zo'n wetsvoorstel te ondersteunen vanuit mijn fractie, geef ik aan.

Staatssecretaris Van Rij:

Oké. De heer Schalk heeft ook nog een heel specifieke vraag gesteld over de verbruiksbelasting, namelijk: kan je die niet per algemene maatregel van bestuur doen? Nee, dat kan niet. De gevraagde aanpassingen vergen een wetswijziging en zijn niet mogelijk per algemene maatregel van bestuur. Terugwerkende kracht ontraad ik echt ten zeerste. De Raad van State is hier zeer kritisch op. Bovendien voorzie ik forse uitvoerings- en handhavingsproblemen. Ik zie ook geen reden voor terugwerkende kracht in dit dossier.

Voorzitter. De heer Schalk heeft ook nog gevraagd: kan de staatssecretaris nog een keer het effect op de consumentenprijzen van de fiscale maatregelen voor de glastuinbouw toelichten? De tuinders produceren voornamelijk voor de export en kunnen gezien de internationale concurrentie de nationale prijsstijgingen naar verwachting niet of slechts in beperkte mate doorrekenen. Daarom verwacht het kabinet weinig tot geen effect op de consumentenprijzen. Vanwege de internationale markt zullen de consumentenprijzen eerder gedreven worden door de internationale ontwikkeling van de energieprijzen, zoals we ook vorig jaar heel duidelijk hebben gezien.

Overigens wil ik graag nogmaals benadrukken dat tegenover de fiscale maatregelen in de glas- en tuinbouw ruime extra subsidiebudgetten staan. Een aantal sprekers hebben daar ook aan gerefereerd. Het is toch de subsidie aan de ene kant en de beprijzing aan de andere kant. Uiteindelijk moet de sector zelf kunnen leven met de uitkomsten van de besluitvorming in de Tweede Kamer. Dat heeft de minister voor Klimaat en Energie ook aangegeven, samen met de minister van LNV, die dat altijd voorzit. Verder houden we samen met de sector zeer nauw in de gaten of het ook de gewenste effecten heeft. Dat nog als antwoord op die vraag.

Voorzitter. Mevrouw Bakker vroeg nog wanneer de Europese Centrale Bank met zijn opinie komt. Wij verwachten die heel snel, nog voor de kerst. Dan sturen we die naar de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. Het is dan aan de Kamer om het te agenderen.

Voorzitter. Ik ga over tot de appreciatie van de moties. Ik begin met de motie op stuk nr. 36418, letter I. Dat is de motie-Van Rooijen c.s. Ik heb al gezegd dat het kabinet een forse stap gemaakt heeft om de begrotingscyclus aan te passen. We hebben, denk ik, heel goed gediscussieerd over de noodzaak van niet alleen de meerjarenfiscalewetgevings-agenda, maar ook de jaarlijkse fiscale wetgevingsagenda, die we bij de Voorjaarsnota sturen. Tussen april en augustus wordt wetgeving uitgewerkt in samenspraak met de Voorjaarsnota, zodat het Belastingplan met Prinsjesdag kan worden ingediend. Het is dus niet mogelijk om het proces van het Belastingplan te versnellen. Verder hebben we duidelijk afgesproken dat we naar een goede spreiding van wetsontwerpen gaan. Ik ontraad de motie.

Dan de motie op stuk nr. 36418, letter K. Daar wordt verzocht om in het Belastingplan 2025 de uitkomsten van de analyse die ik heb toegezegd mee te nemen en de tarieven box 2 en 3 vast te stellen, rekening houdend met de uitkomsten waarbij het globale evenwicht tussen dga-ondernemer enerzijds en de ib-ondernemer anderzijds hersteld wordt en tevens rekening wordt gehouden met de ondernemers-risico's. Ja, we gaan de analyse doen. Ik stel voor dat deze motie wordt aangehouden. Stel dat er in april een nieuw kabinet is. Ik kan mij voorstellen dat hierover dan ongetwijfeld ook in de formatie is gesproken. Misschien is dat niet zo, maar dat zal dan moeten blijken. Dat is aan de fracties die deze motie mede hebben ondertekend en die, naar ik heb begrepen, aan de onderhandelingstafel gaan zitten. Als wij er dan toch nog zitten, dan zullen we iets met de motie moeten doen in het belastingplan. Maar als we er niet zitten, dan is het aan een volgend kabinet. Ik vraag of u de motie wilt aanhouden. We zullen de analyse uiteraard delen met de Kamer. Vervolgens zullen we naar bevind van zaken handelen, afhankelijk van welk kabinet er zit. Ik kan niet over mijn graf heen regeren.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 36426 ... Sorry, ik was even abuis. Ik bedoel de motie op stuk nr. 36418, letter L. Die motie geef ik oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 36418, letter M geef ik ook oordeel Kamer.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 36418, letter N, Nico. Dat heb ik al beargumenteerd. Wij zijn echt geen voorstander van de hardheidsclausule, dus die motie ontraden wij. Ik ga de argumenten niet nog een keer herhalen. Ik dacht dat die in eerste instantie wel duidelijk waren.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 36418, letter O ontraden wij ook. Ik heb aangegeven dat we het niet later in werking kunnen laten treden, ook al zouden we dat willen. Er staat gewoon geen bepaling in de wet die dat mogelijk maakt.

Ik heb wel gezegd dat we direct met de sector in overleg gaan en dat we het WODC-onderzoek meteen serieus zullen nemen.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 36418, letter P, geef ik oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 36418, letter Q behoeft geen oordeel, want dat is een spreekt-uitmotie.

De motie op stuk nr. 36418, letter R, is ook een spreekt-uitmotie, dus die krijgt geen oordeel.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 36418, letter S ontraad ik.

Ik heb aangegeven hoe het wetsontwerp er nu uitziet, na de internetconsultatie. Een vermogenswinstbelasting voor liquide beleggingen is een- en andermaal niet uitvoerbaar. Dat is in allerlei stukken gewisseld met de Tweede Kamer.

De motie op stuk nr. 36418, letter T krijgt geen oordeel.

De motie op stuk nr. 36418, letter U ontraden wij.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 36418, letter V ontraden wij ook.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 36418, letter W ontraden wij ook.

De motie op stuk nr. 36418, letter X ontraden wij ook.

Voorzitter. Wat betreft de motie op stuk nr. 36418, letter Y zou ik het volgende willen voorstelen. We brengen verder in kaart wat de gevolgen zijn. We hebben dat al gedaan, maar we kunnen dat nog verder uitbreiden. Dat heb ik ook in de eerste termijn gezegd. We brengen in kaart wat de gevolgen zijn van de afschaffing van de dividendvrijstelling betreffende inkoop aandelen. Maar wij kunnen niet als demissionair kabinet toezeggen dat we in het Belastingplan met een alternatief dekkingsvoorstel gaan komen, want we weten überhaupt niet of we over het Belastingplan 2025 gaan. Als wij daar wel over gaan, dan gaan we uiteraard iets met deze motie doen. Dat zal wel onderdeel zijn van de totale afweging. Dat is op z'n vroegst bij de aprilbesluit-vorming. Dus ik zou zeggen: aanhouden.

Voorzitter. 36418, letter Z. Ook hier geldt: de evaluatie komt er. In mei zal die er zijn. Op basis van die evaluatie zal het dan zittende kabinet met de Tweede Kamer moeten bekijken: wat kunnen we daar wel en niet mee? Ook dan geldt weer hetzelfde als wat ik daarnet zei: het is ervan afhankelijk of er nog een demissionair kabinet is of niet of de bal bij ons ligt of bij het volgende kabinet. Dus ook hier: aanhouden.

Voorzitter. Dan gaan we naar 36418, letters AA. Die motie wil ik oordeel Kamer geven, met één opmerking. Dat is dat ik de vraag over een onderzoek naar de werking van het fiscale investerings- en innovatie-instrumentarium onder Pijler 2 aan de werkgroep voor de bouwstenennotitie zal meegeven. Dat is dan ook een duidelijk signaal als deze motie aangenomen wordt. Ik heb begrepen dat ze dat sowieso al aan het onderzoeken zijn, maar ik weet niet hoe nauwkeurig. Nog voor kerst, geloof ik, zal de voorzitter in ieder geval een beleefdheidsbezoek afleggen bij mij. Met deze opmerking krijgt de motie oordeel Kamer.

Voorzitter. Dan hebben we 36418, letters AB. Die zouden wij ook oordeel Kamer willen geven.

Voorzitter. Dan ben ik bij 36418, letters AC. Die wordt ontraden.

Hetzelfde geldt voor de motie 36418, letters AD. Ook die is ontraden.

Voorzitter. Dan ben ik bij 36418, letters AE. Ik zou die motie als volgt willen lezen. Wij gaan met de sector in gesprek; dat heb ik al toegezegd. Als we het hebben over de goede-doelensector, dan denk ik dat we het toch over de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie hebben, c.q. anderen. Dan bekijken we inderdaad gezamenlijk wat de nadelen zijn, want die ken ik nog niet, en vervolgens wat alternatieve maatregelen zijn. Maar ik ga nu niet toezeggen dat de begrenzing van de periodieke giftenaftrek eraf gaat, want dat zou een voorschot zijn op een discussie. Ik denk dat we met elkaar in gesprek moeten gaan. Ik wijs er wel op: als het Belastingplan wordt aangenomen, komen we de sector enorm tegemoet, omdat het veel eenvoudiger gemaakt is om giften vanuit een vennootschap te doen aan echte anbi's. Dat hoef je echt niet meer via de omweg van de dividenduitkering en de periodieke giftenaftrek te doen. Met die interpretatie zou ik deze motie oordeel Kamer willen geven.

Dat was het.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer de staatssecretaris. Mevrouw de minister, u wilde nog een korte reactie geven naar aanleiding van een opmerking. Vooraleer dat te doen, gaan we eerst naar meneer Martens luisteren voor een reactie in de richting van de staatssecretaris.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

De voorzitter:

Wilt u de knop van de microfoon nog een keer opnieuw indrukken?

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Ik hoorde mezelf inderdaad niet, en u weet hoe graag ik naar mezelf luister. Grapje. Ik kom graag terug op de motie 36418, letter Q, over de meerjarige wetgevingsagenda fiscaliteit. De staatssecretaris gaf die oordeel Kamer, vanwege de formulering "spreekt uit dat". Sorry, de staatssecretaris gaf die geen oordeel.

Staatssecretaris Van Rij:

Het is een spreekt-uitmotie. We omarmen het overigens helemaal.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Ik wil hier in ieder geval bij zeggen dat wij deze motie als volgt begrijpen. Als die wordt aangenomen, betekent dit dat de Kamer op deze manier wenst te werken. Dat vraagt ook iets van de staatssecretaris, wie die stoel ook vult op dat moment. Dat begrijp ik wel zo.

Staatssecretaris Van Rij:

Ik denk dat de motie goed weergeeft wat we eerder besproken hebben. Aan de andere kant is het van beide: ik heb aangegeven dat ook de Eerste Kamer natuurlijk wel proactief moet zijn. Dat betekent dat als wij een meerjarige wetgevingsagenda sturen, die hier ook echt op tijd besproken wordt bij de behandeling van de Voorjaarsnota — dat geldt ook voor de Tweede Kamer — en dat dan ook aangegeven wordt welk wetsontwerp wanneer aan de orde komt. Dat is prima, maar het lijkt mij een uitstekende doorstart.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Dat is helemaal akkoord, zoals de motie dat overigens ook beschrijft. Voor de Handelingen noem ik ook nog even het tweede punt, namelijk het benutten van een voorjaarsmo-ment voor het behandelen van fiscale wetgeving die niet sterk met de begroting samenhangt.

Staatssecretaris Van Rij: Ja.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen heeft ook nog een laatste opmerking.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, naar aanleiding van de reactie van de staatssecretaris op de motie met de letter S over de vermogenswinstbelasting en het verzoek om die onderdeel te laten zijn van de belastinghervorming. Begrijp ik nu uit zijn reactie dat hij op voorhand discussie over de vermogenswinstbelasting wil uitsluiten door daar in de stukken straks niet de voor- en nadelen van mee te nemen naast de voorkeur die er voorlopig in de consultatie is — maar niet meer dan dat — voor een vermogensaanwasbelasting die wij een papieren tijger op de verkeerde manier vinden?

Staatssecretaris Van Rij:

We zijn een- en andermaal ingegaan op alle plussen en minnen. Mag ik gewoon naar alle Kamerstukken daarover verwijzen in de Tweede Kamer? Die discussie zijn we direct gestart vanaf 2 februari vorig jaar, toen we het eerste debat over box 3 hadden. Dat zijn de brieven van 20 april geweest, het wetgevingsoverleg van 9 mei in de Tweede Kamer, de brief van eind september. Uit-en-te-na is alles gewikt en gewogen. In februari, eerder dit jaar, zijn wij ingegaan op de plussen en de minnen van de vermogenswinstbelasting. Wij ontraden die dus, omdat we helemaal aan het eind van een traject met de Tweede Kamer zaten. Ja, wel vermogenswinstbelasting voor vastgoed, maar niet voor de liquide beleggingen. Dat ligt nu in het conceptwetsontwerp. Uiteindelijk gaat een volgend kabinet daarover. Het kan in de prullenmand gegooid worden of niet. Wij gaan niet nog een keer het hele huiswerk doen dat we de afgelopen anderhalf jaar hebben gedaan.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik had de motie ingediend als lid van de Eerste Kamer. De minister wijst terecht op alle stukken, die ik ook uit mijn hoofd ken, net als de Pensioenwet, maar die zijn allemaal gericht tot de Tweede Kamer. Dat is ook nog de oude Tweede Kamer, waar wij hier ook niet veel meer mee te maken hebben, net als met de vorige Eerste Kamer, zo nodig. Als u met stukken naar de Tweede Kamer gaat, wil mijn fractie absoluut meewegen dat hier in ieder geval van onze kant gevraagd wordt om de voors en tegens integraal bij dat wetsontwerp of althans nog bij een fase daarvóór mee te nemen. Als het hier komt, kunnen wij alleen ja of nee zeggen. Ik weet de uitkomst al, maar dan wordt hier dus nu al vastgesteld dat we een voldongen feit hebben als u of het nieuwe kabinet met dat voorstel komt, tenzij het de prullenmand ingaat, wat ik dan maar hoop.

Staatssecretaris Van Rij:

Nog even voor de goede orde: alle brieven waaraan ik heb gerefereerd, zijn ook naar de Eerste Kamer gegaan. Als u daar een debat over had willen hebben — dat zeg ik tegen de heer Van Rooijen — had u dat kunnen aanvragen en had ik dat heel graag hier willen voeren, maar dat is niet gebeurd.

De voorzitter:

De staatssecretaris heeft namens de regering de appreciatie gegeven. Het staat het Kamerlid Van Rooijen en iedereen vrij om de motie in stemming te brengen. Dan krijgen we een oordeel. Mevrouw de minister, u wilde nog een reactie geven.

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter. U wees er terecht op dat dit debat niet over de Wet toekomst pensioenen gaat, maar ik wil hier wel één ding rechtzetten dat mij stoorde. De suggestie werd gewekt dat ik een andere lijn hanteer dan de staatssecretaris ten aanzien van het openbaren van stukken van de landsadvocaat. Dat is geenszins het geval. De kabinetslijn is dat sinds 2019 de stukken van de landsadvocaat openbaar worden, daarvóór niet. Ik hou mij aan die lijn en dat doet de staatssecretaris ook. Dat wilde ik hier wel even rechtgezet hebben, voorzitter.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw de minister. De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik kom tot afhandeling van de zeventien wetsvoorstellen. Ik leg ze alle zeventien afzonderlijk aan de Kamer voor.

Wetsvoorstel 36418, Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024). Wenst een van de leden stemming over dit wetsvoorstel? Ik zou het zomaar geloven. Ja, daar komt een stemming over. Dan stel ik voor dat er volgende week wordt gestemd over het wetsvoorstel.

Wetsvoorstel 36419, Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan BES eilanden 2024). Wenst een van de leden stemming over dit wetsvoorstel? Ja. Over een week stemming daarover.

Wetsvoorstel 36420, Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2024). Wordt hier stemming over gevraagd? Dat is het geval.

Wetsvoorstel 36421, Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956 in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten

(Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024). Wenst een van de leden stemming? Dat is het geval.

Wetsvoorstel 36422, Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 tot aanpassing van de regeling voor de fiscale beleggingsinstelling (Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling). Wenst een van de leden stemming? Ook daarover wordt gestemd.

Wetsvoorstel 36423, Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot aanpassing van de regelingen voor het fonds voor gemene rekening en de vrijgestelde beleggingsinstelling (Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling). Wenst een van de leden stemming over dit wetsvoorstel? Meerdere leden zelfs. We gaan daarover stemmen.

Wetsvoorstel 36424, Regels ten behoeve van de compensatie voor burgers wegens de selectie van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen waarvan niet aannemelijk is dat die selectie heeft plaatsgevonden op fiscale gronden (Wet compensatie wegens selectie aan de poort). Wenst een van de leden stemming hierover dit wetsvoorstel? Ook hierover wordt stemming gevraagd.

Wetsvoorstel 36425, Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot codificatie en aanvulling van het fiscale kwalificatiebeleid inzake buitenlandse rechtsvormen en tot afschaffing van de zelfstandige belastingplicht van de open commanditaire vennootschap (Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen). Wenst een van de leden stemming hierover dit wetsvoorstel? Ja, ook hierover gaan we stemmen.

We gaan eens kijken hoe het staat met wetsvoorstel 36426, Wijziging van enkele belastingwetten (Wet fiscale Klimaat-maatregelen glastuinbouw). Wenst een van de leden stemming? Dat is het geval.

Wetsvoorstel 36427, Wijziging van de Wet waardering onroerende zaken en de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 in verband met het herwaarderen van de proceskostenvergoeding en vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn (Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm). Wenst de Kamer stemming hierover? Dat is het geval.

Wetsvoorstel 36428, Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de bijzondere regels voor ambtshalve verminderingen (Wet tijdelijke regeling herzien aangifte inkomstenbelasting). Wordt hierover stemming gevraagd? Dat is het geval.

Wetsvoorstel 36429, Verlaging van de eigen bijdrage in de huurtoeslag voor de jaren 2024 en verder (Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag). Wordt hierover stemming gevraagd? Dat is het geval.

Wetsvoorstel 36430, Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2024 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon. Wordt hierover stemming gevraagd? Dat is het geval.

Wetsvoorstel 36431, Wijziging van de Wet op het kindge-bonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning. Wordt hierover stemming gevraagd? Ook dat is het geval.

Wetsvoorstel 36432, Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit). Ik zie dat de Kamer ook daar graag over wil stemmen.

Wetsvoorstel 36342, Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2024). Wordt hierover stemming gevraagd? Dat is het geval.

Tot slot wetsvoorstel 36369, Invoering van een minimumbelasting en wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2523 i van de Raad van 14 december 2022 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie (PbEU 2022, L 328/1) (Wet minimumbelasting 2024). Wil iemand daar stemming over? Dat is het geval.

Ik stel voor dat dan volgende week over een enkel wetsvoorstel gestemd gaat worden. Tevens stel ik voor om volgende week over de ingediende moties te stemmen.

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de vergadering. Ik dank alle leden, de minister en de staatssecretaris, de medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt en de aanwezigen op de publieke tribune en anderen voor hun komst naar de Kamer.

Eerste Kamer

Pakket Belastingplan 2024

12 december 2023 EK 12

12-12-41


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.