Memorie van antwoord - Goedkeuring van het op 13 oktober 2021 te Tel Aviv tot stand gekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Staat Israël inzake de status van hun strijdkrachten (Trb. 2021, 135)

Deze memorie van antwoord i is onder nr. B toegevoegd aan wetsvoorstel 36021 - Goedkeuring van het Verdrag tussen Nederland en Israël inzake de status van hun strijdkrachten i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Goedkeuring van het op 13 oktober 2021 te Tel Aviv tot stand gekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Staat Israël inzake de status van hun strijdkrachten (Trb. 2021, 135); Memorie van antwoord
Document­datum 04-07-2023
Publicatie­datum 04-07-2023
Nummer KST36021B
Kenmerk 36021, nr. B
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2023

Vergaderjaar 2022-

36 021

Goedkeuring van het op 13 oktober 2021 te Tel Aviv tot stand gekomen Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Staat Israël inzake de status van hun strijdkrachten (Trb. 2021, 135)

MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 29 juni 2023

Inleiding

Wij danken de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking van de Eerste Kamer der Staten-Generaal voor haar verslag van 31 mei 2023 met betrekking tot het wetsvoorstel tot goedkeuring van het verdrag tussen Nederland en Israël inzake de status van hun strijdkrachten (hierna te noemen: statusverdrag). Met belangstelling is kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie en de SP-fractie. In deze memorie van antwoord beantwoorden wij de vragen.

Wenselijkheid en redenen voor samenwerking

De leden van de SP-fractie vragen wat de ratio en aanleiding was voor het sluiten van een statusverdrag met Israël en of het verzoek om een statusverdrag destijds van de zijde van Israël is gekomen. Ze vragen of het klopt dat een en ander in 2014 plaatsvond, waarom het zo lang geduurd heeft voordat deze overeenkomst werd gesloten en wat de knelpunten waren in de onderhandelingen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of nader kan worden toegelicht waarom Nederland wenst samen te werken met een krijgsmacht die bezetting tot een van haar hoofdtaken heeft?

Vooropgesteld dient te worden dat militaire samenwerking met Israël paste en past binnen het kabinetsbeleid om op tal van niveaus en gebieden goed samen te werken met Israël. Zoals is aangegeven in eerdere stukken, draagt de defensiesamenwerking met Israël bij aan de versterking en innovatie van de Nederlandse krijgsmacht. Israël beschikt over waardevolle kennis en technologie op het gebied van defensie. Daarnaast beschikt Israël over oefenfaciliteiten waar Nederland gebruik van kan maken.

kst-36021-B ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2023

Zoals beschreven in de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2021/22, 36 021, nr. 3) verplicht een SOFA niet tot samenwerking. In mei 2014 heeft de Minister van Defensie de intentie uitgesproken nadere afspraken met Israël te willen maken op het gebied van defensiesamenwerking (Kamerstukken II 2013/14, 23 432, nr. 372). Dit ging niet om een verdieping van de samenwerking, maar om het maken van afspraken om de samenwerking, op hetzelfde niveau, voort te zetten. Het sluiten van een statusverdrag is hier onderdeel van. Dit statusverdrag wordt met meerdere landen afgesloten en is voor Defensie vooral van belang met het oog op personeelszorg. Wanneer defensiepersoneel gebruik maakt van Israëlische oefenfaciliteiten of voor kennisuitwisseling in Israël aanwezig is, zijn juridisch verbindende afspraken over de status van het personeel benodigd. Dit biedt rechtszekerheid.

In 2014 is de wens om een statusverdrag te sluiten medegedeeld aan de Kamer (Kamerstukken II 2013/14, 23 432, nr. 372 en nr. 375). Verdragson-derhandelingen nemen doorgaans jaren in beslag. De onderhandelingen over het statusverdrag met Israël zijn daarnaast wegens beperkte capaciteit pas medio 2019 begonnen. De ondertekening vond vervolgens plaats in oktober 2021.

Bezette Palestijnse gebieden en Israëlische krijgsmacht

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering hoe wordt aangekeken tegen het gegeven dat de krijgsmacht in Israël in belangrijke mate is gericht op het in stand houden van de bezetting van Palestijns gebied. De leden van de SP-fractie vragen hierover of de regering het eens is dat de Israëlische krijgsmacht niet gesplitst kan worden in een deel dat wel en een deel dat niet betrokken is bij de bezetting die nu reeds bijna 56 jaar voortduurt.

Nederland spreekt Israël consequent aan op diens verplichtingen als gevolg van de bezetting van de Palestijnse gebieden. De defensiesamenwerking met Israël vindt altijd plaats binnen de internationaal erkende grenzen van Israël van voor 1967. Dat wil zeggen dat op geen enkele manier samen wordt gewerkt in de door Israël bezette gebieden. Het statusverdrag met Israël ziet op de juridische status van militairen op elkaars grondgebied en faciliteert deze samenwerking.

Defensiesamenwerking en voorwaarden

De leden van de GroenLinks-fractie willen graag inzicht krijgen in hoe de militaire samenwerking tussen Nederland en Israël afgelopen jaren is vormgegeven en vragen om een concreet, uitputtend overzicht van de samenwerking vanaf 2014 tot nu. De leden van de SP-fractie vragen welke concrete samenwerkingsactiviteiten tussen de Nederlandse en de Israëlische strijdkrachten hebben plaatsgevonden sinds de ondertekening van het MOU (oktober 2021). En of het klopt dat ook al voor het MOU uit 2021 sprake was van militaire samenwerking tussen Nederland en Israël, en zo ja, waaruit die samenwerking bestond.

Vanaf 2014 tot op heden hebben verschillende activiteiten plaatsgevonden in de defensiesamenwerking tussen Israël en Nederland. Zo informeren de landen elkaar op de belangrijkste ontwikkelingen binnen de krijgsmacht en zijn er verschillende bezoeken geweest van onder andere KMA-cadetten. Ook vindt er kennisuitwisseling plaats op verschillende onderwerpen en is er wederzijdse deelname aan cursussen, en conferenties. De aanschaf van defensiematerieel en de Nederlandse deelname aan missies in het gebied zijn hier niet in meegenomen. Hierover bent u geïnformeerd via de daarvoor geëigende procedures.

Samenwerkingsactiviteiten met ISR (m.u.v. materieel):

  • • 
    Jaarlijkse military-to-military talks: elkaar informeren op de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van de Krijgsmacht en bespreken van huidige en evt. toekomstige samenwerking.
  • • 
    Jaarlijks bezoek Nederlandse KMA-cadetten aan Israël (sinds 2018).
  • • 
    ISR deelname aan Nederlandse trainingen op het gebied van; de fysiologische aspecten van vliegen, ontsnappen uit een onderzeeër & onderzeebootcommandantencursus (sinds 2015).
  • • 
    Kennisuitwisseling op gebied van:
  • Active protection of tanks, armoured vehicles (2013) and personnel (sinds 2017, bv VOSS Smart Vest)
  • Counter Unmanned Aerial Systems (UAS) en (sinds 2014)
  • Robotics and Autonomous Systems (RAS)
  • Ballistic Missile Defense (sinds 2015)
  • • 
    Nederlandse deelname aan de 1st IDF International Innovation Conference (Sep 2022).
  • • 
    Nederlandse deelname aan de International Liaison Course (tussen 2017 en 2019).
  • • 
    Nederlandse deelname als observer in de oefening BLUE FLAG (2021).
  • • 
    Wederzijdse deelname aan medische cursussen, congressen en seminars (sinds 2014); inhoud variërend van delen van concepten en doctrines, CBRN medische aangelegenheden en mental health courses.

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de militaire samenwerking tussen Nederland en Israël sinds het sluiten van het MOU en de SOFA geïntensiveerd of van aard veranderend is.

De defensiesamenwerking tussen Nederland en Israël is sinds het ondertekenen van het statusverdrag niet geïntensiveerd of van aard veranderd. De ratificatie van het statusverdrag leidt niet tot een uitbreiding van de samenwerkingsmogelijkheden met Israël, maar zorgt voor het beter juridisch waarborgen voor Nederlands defensiepersoneel bij aanwezigheid op Israëlisch grondgebied. Ook is de defensiesamenwerking tussen Nederland en Israël vallend onder het MoU niet geïntensiveerd of van aard veranderd.

Zoals beschreven in de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2021/22, 36 021, nr. 3), betekent het aangaan van het statusverdrag niet dat er bij voorbaat toezeggingen worden gedaan over de aard en de invulling van (toekomstige) samenwerking; het biedt enkel het juridisch kader voor samenwerkingsactiviteiten, als Partijen daartoe besluiten. Daarnaast omvat ook het MOU geen opsomming van (concrete/mogelijke) activiteiten die onderwerp van samenwerking kunnen zijn.

De leden van de SP-fractie vragen welke door Nederland eventueel gewenste militaire samenwerking met Israël na ratificatie van de SOFA met Israël (beter) mogelijk zal zijn die nu nog niet mogelijk is. Is er nu al sprake van, of is er in het verleden ooit sprake geweest van wederzijds gebruik van trainings- en oefenfaciliteiten en/ of bestaat er enig voornemen om dit in de toekomst te doen? Klopt het dat de gesloten SOFA mede bedoeld is om dergelijke (toekomstige)samenwerking te faciliteren?

De ratificatie van het statusverdrag leidt niet tot een uitbreiding van de samenwerkingsmogelijkheden met Israël, maar zorgt voor dat het beter juridisch waarborgen voor Nederlands defensiepersoneel bij aanwezigheid op Israëlisch grondgebied. Zonder statusverdrag kan de samenwerking ook plaatsvinden. Er worden in dat geval afzonderlijk en per keer afspraken gemaakt over de aanwezigheid van Nederlandse militairen op Israëlisch grondgebied. Deze afspraken zijn echter niet juridisch bindend en bieden een minder solide bescherming dan wanneer er wel een statusverdrag is.

In het verleden is sprake geweest van gebruik van Israëlische oefenfaciliteiten door Nederland. Het Korps Commando Troepen heeft in het verleden gebruikgemaakt van een oefenterrein in Israël, ter voorbereiding op uitzending naar Mali. Er liggen op dit moment geen concrete plannen om dit in de toekomst weer te doen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of inzichtelijk kan worden gemaakt hoe is uitgesloten dat de samenwerking die reeds heeft plaatsgevonden, heeft bijgedragen aan bezetting en schendingen. En hoe wordt voorkomen dat toekomstige samenwerking bijdraagt aan voortgaande bezetting en verdere schendingen. Deze leden vragen of de regering specifiek kan aangeven hoe wordt voorkomen dat kennisuitwisseling en training bijdragen aan schendingen van het internationaal recht of onderdrukking van Palestijnen. In dit verband vragen de leden van de SP-fractie ook of, en zo ja, hoe de regering kan garanderen dat de militaire samenwerking tussen Nederland en Israël de bezetting van de Palestijnse gebieden door Israël niet faciliteert of versterkt. De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe dit precies wordt gemonitord.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of het mogelijk is militaire samenwerking met Israël voorwaardelijk te maken aan het tegengaan van straffeloosheid door Israël.

Het kabinet hecht eraan dat de defensiesamenwerking tussen Israël en Nederland - juist met het oog op respect voor het internationaal recht en mensenrechten - verbonden is aan strenge voorwaarden, op basis van staand kabinetsbeleid. Elke vorm van samenwerking wordt daarom zorgvuldig en afzonderlijk afgewogen. Die samenwerking is gericht op kennisuitwisseling waarbij ook gebruik gemaakt kan worden van elkaars faciliteiten. De samenwerking omvat geen gezamenlijke Nederlands-Israëlische trainingen in gevechtshandelingen, en vindt altijd plaats binnen de internationaal erkende Israëlische grenzen van voor 1967. Dat wil zeggen dat op geen enkele manier samen wordt gewerkt in de door Israël bezette gebieden. Deze kaders vormen voor Nederland het uitgangspunt. Nederland hecht in deze samenwerking ook aan het belang van het tegengaan van straffeloosheid. De brede bilaterale relatie met Israël en de hieruit voorkomende continue dialoog biedt hiervoor ruimte.

MOU en jaarlijkse samenwerkingsplannen

De leden van de SP-fractie verzoeken de regering, met beroep op artikel 68 van de Grondwet, het MOU tussen de Ministers van Defensie van Nederland en Israël aan hen te verstrekken. [Zij zijn zich ervan bewust dat dit verzoek ook vanuit de Tweede Kamer is gedaan en dat de regering dit weigert omdat het Ministerie van Defensie MOU's als vertrouwelijk beschouwt. Maar het is de leden van de SP-fractie niet duidelijk of hierbij de regering ook een beroep doet op het belang van de staat in de zin van Artikel 68 Gw. Zo ja, dan vragen deze leden om een precieze onderbouwing hiervan.]

Op grond van artikel 91 van de Grondwet worden verdragen, zoals een statusverdrag, voorgelegd aan de Staten-Generaal ter goedkeuring (behoudens uitzonderingen zoals genoemd in artikel 7 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen). Voor een niet-juridisch verbindend beleidsinstrument, zoals bi- en multilaterale Memoranda of

Understanding (MOUs) en andere (onderliggende) internationale (beleids)afspraken (zoals implementing arrangements), bestaat geen verplichting tot voorlegging aan het parlement. Dergelijke afspraken zien toe op uitvoering en zijn vooral van technische en administratieve aard. Er wordt hierin niet afgeweken van nationale wet- en regelgeving en de afspraken zijn juridisch niet bindend.

Deze internationale (beleids)afspraken worden door de bevoegde autoriteiten binnen de grenzen van hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden gemaakt op basis van staand kabinetsbeleid. Internationale (beleids)afspraken worden, met het oog op de internationale en diplomatieke belangen, niet openbaar gemaakt. Dit zijn belangen die een reden kunnen vormen om informatie «in het belang van de staat» niet openbaar te maken.

Voorts vragen zij of er jaarlijkse samenwerkingsplannen zijn opgesteld voor 2022 en 2023 en of deze eveneens met hen gedeeld kunnen worden, en zo nee, waarom niet.

Er zijn jaarlijkse samenwerkingsplannen opgesteld voor 2022 en 2023. Deze zijn aan veranderingen onderhevig. Net als hierboven gemeld worden deze met het oog op internationale en diplomatieke belangen niet openbaar gemaakt.

Materieel

Ook vragen de leden van de SP-fractie in hoeverre de SOFA ook verband houdt met mogelijke defensiecontracten met Israël. Hierbij vragen deze leden de regering specifiek of er een verband bestaat met de voorgenomen aanschaf van een Israëlisch raketsysteem. Zal de SOFA de uitvoering van deze defensiedeal met Israël vergemakkelijken? Bestaan er op dit moment voornemens van de zijde van de Nederlandse regering om in de nabije toekomst nog meer Israëlische wapens te verwerven?

Het sluiten van een statusverdrag met Israël en de aanschaf van defensiematerieel, en specifiek het Israëlische PULS systeem, staan los van elkaar. Een statusverdrag met Israël is niet nodig voor de aanschaf van het PULS systeem (Kamerstukken II 2022/23, 27 830, nr. 392) en vergemakkelijkt de levering hiervan aan Nederland niet. Het is in het belang van de veiligheid van Nederland, het bondgenootschap en ons personeel dat de krijgsmacht het best mogelijke materieel inkoopt binnen de beschikbare middelen. Zoals in betreffende Kamerstukken gemeld leveren hoogtechnologische systemen uit Israël al een grote bijdrage aan de veiligheid en bescherming van onze militairen. De Kamer wordt conform de afspraken in het Defensie Materieelproces (Kamerstukken II 2022/23, 27 830, nr. 379) geïnformeerd over nieuwe behoeftestellingen en de voortgang van lopende projecten.

Statusverdragen

De leden van de SP-fractie vragen welke overige NAVO- en/of EU-lidstaten een dergelijke SOFA met Israël overeengekomen zijn.

Zoals is meegedeeld in de Nota naar Aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2021/22, 36 021, nr. 6) zijn andere EU-lidstaten met wie Israël een dergelijk verdrag heeft gesloten Griekenland en Cyprus. Andere NAVO-landen met wie Israël een dergelijk verdrag heeft gesloten zijn de Verenigde Staten en Griekenland.

Voorts vragen de leden van de SP-fractie de regering een compleet overzicht (dus niet slechts een aantal voorbeelden) te geven van alle andere landen waarmee Nederland een Status of Forces Agreement (hierna SOFA) heeft gesloten. Heeft de regering de intentie om nog met meer landen een SOFA af te sluiten? Zo ja, met welke? Zijn er in het algemeen criteria waaraan een land moet voldoen, wil de Nederlandse Staat een SOFA met dat land overwegen?

De statusverdragen die Nederland heeft gesloten zijn openbaar en worden bekendgemaakt in het Tractatenblad. Ze zijn te raadplegen via de Verdragenbank (https://verdragenbank.overheid.nl/).

Met de volgende landen zijn bilaterale statusverdragen gesloten die momenteel in werking zijn: Belize (Trb. 2017, 197), Burkina Faso (Trb. 2015, 96), Duitsland (Trb. 1998, 124), Gabon (Trb. 2014, 214), Jordanië (Trb. 2014, 175 laatstelijk verlengd in 2022) (Trb. 2022, 88), Kirgizië (Trb. 2002, 107), Koeweit (Trb. 2004, 40), Qatar (Trb. 2021, 147), Rwanda (Trb. 2009, 114), Senegal (Trb. 2010, 320), Tadzjikistan (Trb. 2002, 207), Verenigde Staten van Amerika (Voor Nederland: Trb. 1955,13; voor Curagao: Trb. 2020, 50) en Zuid-Afrika (Trb. 2007, 167).

Met de volgende landen zijn bilaterale statusverdragen gesloten die nog niet in werking zijn getreden: Frankrijk (treedt per 1 augustus 2023 in werking: Trb. 2022, 10), Israël (2021, 135), en Marokko (Trb. 2013, 96). Ingevolge artikel 1 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen wordt ieder kwartaal een lijst van in onderhandeling zijnde verdragen aangeboden aan de Staten-Generaal en de Staten van Aruba, Curagao en Sint Maarten. Daarop staan ook alle statusverdragen waarover momenteel onderhandeld wordt. Ook is het gebruikelijk dat de regering jaarlijks aan de Staten-Generaal een overzicht verstrekt van tot stand gekomen verdragen, waarbij partij worden van het Koninkrijk tot de reële mogelijkheden behoort, maar die nog niet ter goedkeuring zijn ingediend. Een opgave van de stand van zaken met betrekking tot de voorbereiding van de parlementaire goedkeuring wordt dan eveneens gegeven. Een en ander geschiedt in het kader van het door parlement en regering gewenste streven naar een vlottere voorbereiding van de goedkeuring van verdragen. Momenteel zijn er geen bilaterale statusverdragen die al wel tot stand zijn gekomen, maar nog niet parlementair zijn goedgekeurd.

Met de volgende landen zijn onderhandelingen gaande of net begonnen over een bilateraal statusverdrag: Bahrein, Ghana, Ivoorkust, Jordanië, Kenia, Libanon, Togo, Tsjaad, en Oeganda.

Nederland beoogt het defensiepersoneel wereldwijd te beschermen door de juridische status vast te leggen in een verdrag wanneer zij in een gastland aanwezig zullen zijn in het kader van militaire activiteiten. Er zijn geen criteria waarop landen worden uitgesloten. De wens om statusverdragen af te sluiten wordt per geval beoordeeld. Nederland staat hier in beginsel positief tegenover, omdat een verdrag de gelegenheid biedt om de status voor het eigen defensiepersoneel op voorhand en structureel vast te stellen voordat het defensiepersoneel aanwezig is op het grondgebied van een andere staat.

Klopt het, zo vragen de leden van de SP-fractie, dat als deze SOFA van kracht wordt, Israël de enige bezettingsmacht is waar Nederland een SOFA mee heeft? Maakt het voor de regering geen enkel verschil of een staat waarmee een SOFA wordt gesloten of wordt overwogen stelselmatig internationaal recht en mensenrechten schendt? Zo, nee waarom niet? Zo ja, waarom heeft dit in het geval van Israël dan niet tot een andere afweging geleid?

In beginsel streeft Nederland ernaar om met zo veel mogelijk landen een statusverdrag af te sluiten, omdat dat de beste bescherming biedt voor Nederlands defensiepersoneel mocht het zich voor militaire activiteiten op het grondgebied van de ontvangende staat bevinden. Daarnaast gaat het voorliggende statusverdrag niet over de inhoudelijke militaire samenwerking tussen Nederland en Israël, maar regelt het de juridische status van militairen op elkaars grondgebied.

Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie of de voorliggende SOFA met Israël op een of meerdere punten wezenlijk verschilt van (de meeste andere) bestaande SOFA's tussen Nederland en andere staten? Zo ja, op welke punten?

Qua aard kunnen (status)verdragen onderling van elkaar verschillen: bi- of multilateraal, kort- of langlopend, en eenzijdig of wederkerig. Daarnaast kan het zo zijn dat het statusverdrag alleen ziet op militaire activiteiten zoals training en opleiding. De onderwerpen die in statusverdragen aan bod komen, kunnen ook variëren maar zien feitelijk op het faciliteren van militaire samenwerking, mocht daartoe gezamenlijk worden besloten en mee worden ingestemd door de bevoegde autoriteiten van de ontvangende staat. De exacte inhoud en bewoording per artikel is het resultaat van onderhandelingen. Er wordt in ieder geval altijd naar gestreefd om duidelijke afspraken te maken over de geldende rechtsmacht. Daarnaast zijn andere vaak voorkomende onderwerpen binnenkomst en vertrek, de rol van wet- en regelgeving van de ontvangende staat, (vrijstelling van) heffingen en belastingen, uniform- en wapendracht/-gebruik/-opslag, erkenning van rijbewijzen, vorderingen en aansprakelijkheid, het gebruik van communicatiemiddelen, medische zorg, procedures bij overlijden etc. In het statusverdrag met Israël wordt ook ingegaan op onderwerpen zoals onderzoek naar voorvallen op elkaars grondgebied, bescherming van het milieu, beveiliging en bescherming (en openbaarmaking) van informatie, opsporing en redding, en uitlevering aan derde landen.

Internationaal recht en mensenrechten

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of samenwerking met Israël, gelet op artikel 90, Grondwet, niet juist in gaat tegen de Nederlandse belangen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen daarnaast of de militaire samenwerking op een of andere manier voorwaardelijk is gemaakt aan respect voor het internationaal recht.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering het met hen eens is dat het risico bestaat dat hier tegenover de internationale gemeenschap mogelijk een verkeerd signaal vanuit zal gaan, juist vanuit een land, Nederland, dat zegt het internationale recht en de mensenrechten hoog in het vaandel te voeren. Heelt de regering met het sluiten van deze overeenkomst met staat Israël - gekoppeld aan de intentie om te komen tot (verdergaande) militaire samenwerking op basis van de MOU - ook rekening gehouden met een eventuele impact hiervan op de relatie met Palestina (de Palestijnse Autoriteit) en op de positie van de Palestijnen? En hoe worden, concreet, de rechten van Palestijnen geborgd in dit verdrag?

Het statusverdrag gaat niet over de inhoudelijke samenwerking tussen Nederland en Israël op het gebied van defensie, maar regelt de juridische status van militairen op elkaars grondgebied. Dit verdrag druist niet in tegen art. 90 van de Grondwet, of de Nederlandse grondhouding ten aanzien van het internationaal recht en mensenrechten. Samenwerking met andere landen vindt altijd plaats binnen de kaders van het internationaal recht en de door Nederland aangegane verdragsverplichtingen. Als het gaat over de inhoudelijke militaire samenwerking tussen

Nederland en Israël, hecht het kabinet eraan dat die samenwerking - juist met het oog op respect voor het internationaal recht en mensenrechten -verbonden is aan strenge voorwaarden, op basis van staand kabinetsbeleid. Elke vorm van samenwerking wordt daarom zorgvuldig en afzonderlijk afgewogen.

In samenhang met bovenstaande vragen de leden van de SP-fractie ook hoe de voorliggende SOFA, en de juridische bescherming die het biedt aan militairen van de zogenaamde Zendstaat (Israël) zich precies verhoudt tot de jurisdictie van het Internationale Strafhof met betrekking tot door Israëlische militairen in Palestijnse gebieden (mogelijk) gepleegde oorlogsmisdaden. Kan de regering garanderen dat het eerste op geen enkele manier met het tweede interfereert?

Ook vragen de leden van de SP-fractie in hoeverre van oorlogsmisdaden verdachte Israëlische militairen ook welkom zijn op Nederlands grondgebied in het kader van de (voorgenomen) militaire samenwerking. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering aan te geven of het klopt dat Israëlische militairen die (mogelijk) verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen of oorlogsmisdaden kunnen deelnemen aan de militaire samenwerking, dat er geen beleid is opgesteld om dit te voorkomen. Om welke reden is een dergelijke toetsing niet toegepast op de samenwerking met Israël? Zou dergelijke toetsing alsnog geïntroduceerd kunnen worden, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie.

Er is geen interferentie tussen het statusverdrag en de jurisdictie van het Internationaal Strafhof (ISH). Zoals staat beschreven in artikel V van het statusverdrag zien de bepalingen inzake strafrechtelijke rechtsmacht alleen op vergrijpen die in voorkomend geval zouden plaatsvinden tijdens een aanwezigheid ten behoeve van militaire activiteiten in de ontvangende staat. Mogelijk door militairen gepleegde oorlogsmisdrijven en handelingen van Israëlische militairen, zoals die in de Palestijnse gebieden, vallen buiten het kader van de SOFA. Overlevering aan het ISH voor die gedragingen is mogelijk.

Net zoals bij samenwerking met andere landen is toetsing van deelnemers voorafgaand aan de samenwerking niet aan de orde. Het Israëlische Ministerie van Defensie is verantwoordelijk voor het eigen personeel.

De leden van SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de bepaling in de SOFA dat militairen van de Zendstaat niet uitgeleverd kunnen worden, beperkt is tot derde landen en dat dus het Internationale Strafhof hier niet onder valt. Betekent dit dan ook dat in voorkomende gevallen van oorlogsmisdaden verdachte Israëlische militairen die in het kader van de militaire samenwerking tussen Nederland en Israël zich op het Nederlandse grondgebied bevinden door Nederland gearresteerd kunnen en zullen worden teneinde hen over te dragen aan het Internationale Strafhof? In hoeverre speelde dit punt - met betrekking tot de verplichtingen die voor Nederland voortvloeien uit het Statuut van Rome

  • - 
    een rol in de onderhandelingen met Israël? Heeft Israël pogingen ondernomen naar Nederland uitgezonden militaire personeel (in het kader van de militaire samenwerking) te vrijwaren van vervolging door het Internationale Strafhof?

Zoals beschreven in de Nota naar Aanleiding van het Verslag (Kamerstukken II 2021/22, 36 021, nr. 6) ziet dit verdrag niet op vrijstelling van mogelijke vervolging door het Internationaal Strafhof en sluit - inderdaad

  • overlevering aan het Internationaal Strafhof niet uit voor handelingen die buiten het kader van de SOFA vallen, zoals mogelijk door Israëlische militairen gepleegde oorlogsmisdrijven. In artikel XIII inzake uitlevering is bepaald dat defensiepersoneel van de zendstaat, dat aanwezig is op het grondgebied van de ontvangende staat, of aan boord is van een schip of vliegtuig dat geregistreerd is in de ontvangende staat, zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de zendstaat, door de ontvangende staat niet kan worden uitgeleverd of anderszins kan worden overgedragen aan andere landen, om welke reden dan ook. De bepaling is door Nederland tijdens de onderhandelingen uitdrukkelijk beperkt tot uitlevering aan andere landen en niet aan derden in het algemeen, onder meer vanwege de situatie waarin het Koninkrijk gehouden is te voldoen aan zijn verplichtingen uit hoofde van het op 17 juli 1998 tot stand gekomen Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 1999, 13).

De Minister van Defensie,

K.H. Ollongren

De Minister van Buitenlandse Zaken,

W.B. Hoekstra

Eerste Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 36 021, B 9


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.