Weg met het leenstelsel, de basisbeurs is terug - Hoofdinhoud
Onlangs sprak de Tweede Kamer over de herinvoering van de basisbeurs. Dit was mijn bijdrage:
Volgens de katholiek-sociale leer is de mens geen individu maar een persoon, een mens in relatie tot de ander — de ‘ander’ met een kleine letter en wat mij betreft ook met een grote letter. Een mens is onlosmakelijk verbonden met de mensen om zich heen. Mensen zijn gemaakt om rekening met elkaar te houden en samen een gemeenschap te bouwen. We worden geboren als hulpeloze wezens en groeien uit tot sociale wezens die gelukkig worden door er voor elkaar te zijn. Dit heet ‘mens worden’.
Het onderwijs speelt daar een belangrijke rol in. Het onderwijs is dan ook geen individuele zaak. Het is dan ook geen efficiënte leerroute richting een diploma. Onderwijs is in zijn bedoeling verheffing en emancipatie. Deze notie dreigen we nogal eens uit het oog te verliezen in barre neoliberale tijden, in tijden waarin rendements- en efficiencydenken een prominente rol heeft gekregen. In dat liberale denken past het leenstelsel: onderwijs als investering in jezelf, met als beloning straks een hoger salaris. In dat liberale denken was het leenstelsel zo gek nog niet. Een investering die loont, geld dat geïnvesteerd wordt in hopelijk beter onderwijs. Meer waar voor je geld dus, en dat onder gunstige voorwaarden. Een op papier goede businesscase dus, zeker voor studenten met rijke ouders. Het is niet vreemd dat liberale partijen — D66, VVD, Partij van de Arbeid en GroenLinks — het leenstelsel hebben ingevoerd. Men spreekt achteraf van de zogenaamde ‘pechgeneratie’, maar met pech heeft het eigenlijk niks te maken. Het was een bewuste keuze, het was een liberale keuze en een keuze waar we nu op terugkomen, en dat is maar goed ook.
Voor het CDA was het van het begin af aan duidelijk: van jongeren vragen om zich in de schulden te steken, nog voor hun werkzame leven begint, is geen goed idee. Koop dan nog maar eens een huis. Een geforceerd lage rente maakt de staat bovendien tot pinautomaat, met maximale schulden voor mensen die met dat geld kunnen beleggen of er hun vakantie van betalen. Het was ieder voor zich en de staat voor ons allen. Het leenstelsel was kortom een bevlieging met liberale vleugels. We zijn blij dat we ervan af zijn of er althans van af dreigen te komen vandaag.
Dat het leenstelsel een liberale bevlieging was waarvan ik liever had gehad dat partijen een aantal jaren geleden tot bezinning zouden zijn gekomen, en wel voordat men eraan begon, lijkt me duidelijk. Maar dat wil niet zeggen dat we het met terugwerkende kracht helemaal ongedaan gemaakt kunnen krijgen. Ik begrijp de roep om meer tegemoetkoming voor studenten, maar — en daar ben ik duidelijk in — er gaat wat het CDA betreft vandaag niet meer gebeuren dan de voornemens zoals opgenomen in het wetsvoorstel. Ongedekte cheques worden niet uitgeschreven. Dit is geen begroting; dit is ook geen voorjaarsnota. En nog los van uitvoeringskwesties — sommige studenten hebben geleend, andere niet; sommige zijn niet eens gaan studeren enzovoort — de oude Drees gaf na het invoeren van de AOW ook niet met terugwerkende kracht iedereen van boven de 65 zijn gemiste inkomsten.
Het kan altijd beter, maar vooral zijn wij dik tevreden met wat hier nu ligt. Dat zijn we vooral ook omdat in dit wetsvoorstel ook de motie van CDA en D66 verwerkt is, waarin de halvering van het collegegeld afgeschaft werd ten voordele van een aanvullende beurs voor studenten uit middeninkomens in het hoger onderwijs. Door meer mensen in aanmerking te laten komen voor een aanvullende beurs, worden middeninkomens geholpen en mensen voor wie dat duidelijk niet nodig was, niet. Dat lijkt me prima. We zijn tenslotte een schild voor degenen die het nodig hebben. Daar hoort onze solidariteit te liggen, en daar hoort een generieke maatregel voor iedereen dan weer wat minder bij.
Er gebeuren meer goede dingen met dit wetsvoorstel. Zo worden er maatregelen genomen waardoor de studiefinancieringsstelsels van het mbo en het hoger onderwijs meer op elkaar gaan lijken, bijvoorbeeld door het tegengaan van het niet-gebruik van de aanvullende beurs, het afschaffen van de bijverdiengrens en het gelijktrekken van de terugbetaalvoorwaarden. Ook wordt dankzij de motie van het CDA de 1 februariregeling voor mbo’ers afgeschaft. Daarmee lopen mbo-studenten geen financiële risico’s meer als ze aan het einde van hun eerste studiejaar stoppen met hun opleiding. Tot nu toe moesten ze dan hun volledige studiebeurs terugbetalen.
We zijn tevreden, maar we hebben vanzelfsprekend naar de toekomst toe nog wel wat aandachtspunten. Zo hebben we het door de afschaffing van de halvering van het collegegeld mogelijk gemaakt om de inkomensgrens voor de aanvullende beurs te verhogen naar € 70.000, maar het zou niet meer dan terecht zijn als deze inkomensgrens ook voor studenten in het mbo naar € 70.000 gaat? Hiervoor moeten we nog zoeken naar een geschikte dekking. Na het invoeren van het leenstelsel is uiteindelijk de kinderbijslag aangepast, zodat ouders van 17-jarigen weer een tegemoetkoming ontvingen. Wordt er nu naar gekeken om deze regeling weer om te draaien? Zou de minister bereid zijn om in het kabinet te bespreken of deze middelen ingezet kunnen worden voor de aanvullende beurs van mbo-studenten? Stel, er zouden middelen gevonden zijn. Dan zou de wet misschien aangepast moeten worden. Zou het dan niet verstandig zijn om dat nu alvast te regelen, bijvoorbeeld in lagere regelgeving, of kan het in de wet die ‘begroting’ heet in november?
Een mens komt ter wereld als een hulpeloos schepsel, om na verloop van tijd op eigen benen te staan. Daar hoort voor veel mensen de mogelijkheid tot het kopen van een woning bij. Daarvoor is een hypotheek nodig. Dat er gekeken wordt naar schulden, is één ding, maar dat er niet gekeken wordt naar de actuele stand van de studieschuld, is een ander ding. Studenten die versneld extra afgelost hebben ondervinden daarvan een onterecht nadeel. De regering is voornemens om in 2024 over te stappen naar een nieuwe methodiek. Wij zijn benieuwd naar de concrete uitwerking. Wij houden vanzelfsprekend de vinger aan de pols, maar we willen alvast helder zijn: het is wat het CDA betreft niet de bedoeling dat de studieschuld op een andere plek dan bij DUO geregistreerd gaat worden.
Een ander punt dat de minister op ons verzoek nog aan het onderzoeken is, gaat over de rentepercentages. Dat is een onderdeel waarvoor het CDJA zich hard heeft gemaakt. Zodra een student gaat studeren en lenen, wordt er een studieschuld opgebouwd. Boven op die schuld komt de rente. Zolang een student studeert, wordt het rentepercentage steeds voor één jaar vastgezet. Het kan dus het ene jaar hoger zijn en het andere jaar lager zijn of gelijk blijven. Zodra een student klaar is met studeren, wordt het rentepercentage steeds voor vijf jaar vastgezet. DUO is dus al gewend om met twee systemen te werken om die rente vast te zetten. Het CDA wil graag weten of het mogelijk is om voor afgestudeerden het rentepercentage van vijf jaar te blijven hanteren, tenzij het rentepercentage daalt, want dan zou de rente dat jaar omlaag moeten gaan. Graag wil ik weten wanneer we de uitkomsten van dit door het CDJA via mij gevraagde onderzoek kunnen verwachten.
Wat volgens mij ook aandacht nodig heeft, is duidelijke communicatie. Waarom is er nog geen tool op de website van DUO waarmee iedereen zicht kan krijgen op waar hij of zij wel of geen recht op heeft? Is de minister bereid dit op korte termijn op te tuigen?
Al eerder we hebben gesproken over de vraag of het mogelijk gemaakt kan worden dat studenten hun reistijd flexibel kunnen starten en stopzetten gedurende de periode waarin er recht op studiefinanciering bestaat. We willen dus dat dit losgekoppeld kan worden van de andere studiefinancieringsproducten. Deze wens leeft bij de CDA-fractie nog steeds. Ik heb er begrip voor dat DUO nu eerst aan de slag moet met de invoering van de basisbeurs, want dat geeft natuurlijk echt wel uitvoeringsproblemen. DUO is heel druk, maar ik wil graag van de minister weten of hij bereid is om hiermee aan de slag te gaan. Graag een reactie.
Ik wil graag eindigen met de grootste zorg die ik heb, en die gaat over de financiële houdbaarheid van het studiefinancieringsstelsel. In 2015, toen de basisbeurs werd afgeschaft, waren er zo’n 30.000 EER-studenten. In 2021 waren dit er zo’n 65.000. Dat is meer dan een verdubbeling en het lijkt erop dat Nederland de komende jaren nog meer studenten kan verwachten. Deze studenten kunnen, als ze 56 uur werken in Nederland, aanspraak maken op studiefinanciering. We gaan hier het debat over de internationalisering van een tijdje terug niet overdoen, maar ik wil er wel bij stilstaan, aangezien het toch de nodige zorgen oproept, om te beginnen omdat het bij financiële tegenvallers in principe de regel is dat die binnen het ministerie van OCW opgelost worden. Daarom wil ik graag van de minister weten hoe goed de prognoses van OCW zijn om in te schatten hoeveel studenten er naar Nederland gaan komen. Kunnen deze wellicht nog beter worden gemaakt?
Nu al blijkt in de wet opgenomen te zijn dat studenten geen recht hebben op studiefinanciering in Nederland als ze ook van een ander land studiefinanciering ontvangen. Maar dit lijkt vooralsnog een dode letter, want de minister doet er niks mee, zo gaf hij aan in de antwoorden op onze vragen. Zo wordt aan studenten niet gevraagd of ze in een ander land gebruikmaken van studiefinanciering. Ook wordt dit niet gecontroleerd. Een grondslag daarvoor ontbreekt. Is de minister bereid om met voorstellen te komen om te voorkomen dat studenten dubbel studiefinanciering ontvangen, dus in het land van herkomst en hier nog een keer? Wil hij ten minste in de aanvraag van de studiefinanciering de vraag opnemen of studenten in een ander land al aanspraak op studiefinanciering maken?
EER-studenten die 56 uur werken, kunnen aanspraak maken op het ov-reisproduct, de basisbeurs en de aanvullende beurs. Voor een deel van die studenten zal gelden dat de inkomensgrens van € 70.000 voor de aanvullende beurs betekent dat hun ouders in het land van herkomst geen middeninkomen verdienen, maar een hoog inkomen hebben. De verhoging van de inkomensgrens voor de aanvullende beurs was voor het CDA bedoeld om studenten met ouders met een middeninkomen wat meer te ontlasten. Daarom wil ik dat onderzocht gaat worden of voor EER-studenten gekeken kan worden of deze ouders relatief gezien, dus naar de maatstaven van het land waar ze vandaan komen, tot de middeninkomens behoren. Wat zou de minister ervan vinden als we intussen met een amendement alvast een haakje in de wet opnemen, zodat indien blijkt dat dit mogelijk is, dit in lagere regelgeving uitgewerkt kan worden?
Afsluitend. Het leenstelsel leek een goede deal, een liberale deal. Investeren in je eigen individu, met als beloning een hoger loon later. Rendement dus. Met het geld dat vrijkwam: beter onderwijs. Een beter product dus. Ik noem het de mythe van het economisme. Dat is het terugbrengen van alle vraagstukken tot een financieel-economische kwestie. Dat is een impliciete ideologie die gedeeld werd door veel partijen hier in de Kamer. Ik hoop dat daar na dit debat een einde aan komt.