Vragen CDA, PvdA, SGP, SP, CU, PvdD, JA21, BBB over duizenden gezinnen die al jarenlang leven van een inkomen onder het niveau van een bijstandsuitkering omdat de regelingen niet op elkaar aansluiten
status beantwoording | beantwoord |
---|---|
vraag datum | 6 maart 2023 |
antwoord datum | 29 maart 2023 |
antwoordduur in dagen | 23 |
aantal dagen overtijd | 2 |
Inhoudsopgave
- AH 2062 2023Z03788
- Vraag 1
- Antwoord op vraag 1
- Vraag 2
- Antwoord op vraag 2
- Vraag 3
- Antwoord op vraag 3
- Vraag 4
- Antwoord op vraag 4
- Vraag 5
- Antwoord op vraag 5
- Vraag 6
- Antwoord op vraag 6
- Vraag 7
- Antwoord op vraag 7
- Vraag 8
- Antwoord op vraag 8
- Vraag 9
- Antwoord op vraag 9
- Vraag 10
- Antwoord op vraag 10
- Vraag 11
- Antwoord op vraag 11
- Vraag 12
- Antwoord op vraag 12
- Antwoord op vraag 13
- Vraag 14
- Antwoord op vraag 14
- Vraag 15
- Antwoord op vraag 15
- Vraag 16
- Antwoord op vraag 16
- Vraag 17
- Antwoord op vraag 17
- Vraag 18
- Antwoord op vraag 18
- Vraag 19
- Antwoord op vraag 19
- Vraag 20
- Antwoord op vraag 20
- Vraag 21
- Antwoord op vraag 21
- Vraag 22
- Antwoord op vraag 22
- Vraag 23
- Antwoord op vraag 23
- Vraag 24
- Antwoord op vraag 24
- Vraag 25
- Antwoord op vraag 25
- Vraag 26
- Antwoord op vraag 26
- Vraag 27
- Antwoord op vraag 27
- Vraag 28
- Antwoord op vraag 28
- Vraag 29
- Antwoord op vraag 29
- Vraag 30
- Antwoord op vraag 30
- Vraag 31
- Antwoord op vraag 31
- Vraag 32
- Antwoord op vraag 32
- Vraag 33
- Antwoord op vraag 33
- Vraag 34
- Antwoord op vraag 34
- Vraag 35
- Antwoord op vraag 35
- Vraag 36
- Antwoord op vraag 36
- Vraag 37
- Antwoord op vraag 37
- Vraag 38
- Antwoord op vraag 38
- Vraag 39
- Antwoord op vraag 39
- Vraag 40
- Antwoord op vraag 40
- Vraag 41
- Antwoord op vraag 41
- Vraag 42
- Antwoord op vraag 42
Antwoord van minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen), mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretarissen van Financiën (ontvangen 29 maart 2023)
Heeft u kennisgenomen van het artikel 'Al jaren in armoede, door een fout van de overheid'?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe in 2023 de bruto/netto berekening eruitziet voor de bijstandsuitkering voor een (echt)paar (beiden tussen de 21 en 66 jaar)? Kunt u dus aangeven wat het netto jaarbedrag per persoon is, wat het bruto jaarbedrag per persoon is en hoe die berekening tot stand komt?
De bijstandsnormen zijn nettobedragen en worden ieder halfjaar van rechtswege aangepast. De normbedragen worden bekend gemaakt via publicatie in de Staatscourant2 en de normenbrief voor gemeenten3.
Voor gehuwden (tussen 21 jaar en de AOW-leeftijd, zonder kostendelende medebewoners) bedraagt de netto-normuitkering per 1 januari 2023 € 1.708,08 per maand, inclusief vakantiegeld. Per 1 juli 2023 wordt deze norm bijgesteld als gevolg van de halfjaarlijkse indexatie van het wettelijk minimumloon die van invloed is op de hoogte van de bijstandsuitkering. De regeling waarin de indexatie van het minimumloon per 1 juli 2023 wordt geregeld, is nog niet beschikbaar. Daarom wordt in de beantwoording van de voorliggende Kamervragen geabstraheerd van de indexatie per 1 juli 2023. Voor jaarbedragen wordt zodoende gerekend met twaalfmaal de bijstandsnorm per 1 januari 2023, inclusief vakantiegeld.
De netto-bijstandsnorm wordt berekend op basis van artikel 37 van de Participatiewet, volgens de systematiek van het referentieminimumloon. Het uitgangspunt is het bruto wettelijk minimumloon, inclusief de minimumvakantiebijslag van 8%. Dit is een bruto inkomen van € 2089,16 per maand en € 25.06921,92 per jaar. Voor de berekening van de loonheffing op basis van het tabelloon, dient het jaarloon voor het belastbaar inkomen een veelvoud van 544 te zijn, waarbij—in het voordeel van de belastingplichtige—naar beneden afgerond wordt: € 25.05622 bruto. Om tot het (netto) referentieminimumloon te komen, wordt uitgegaan van de loonheffing via de groene tabel (geen arbeidskorting), waarbij 1,6 maal de algemene heffingskorting wordt toegepast.5 De loonheffing bedraagt € 4.573 per jaar of € 381,08 per maand.6
Het referentieminimumloon is dan € 1.708,08 per maand.7 De bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld, voor een (echt)paar is 100% van dit referentieminimumloon. De algemene bijstand wordt uitbetaald aan ieder van de rechthebbende in het (echt)paar voor de helft dan wel op hun gezamenlijk verzoek aan een van hen voor het geheel.
Op jaarbasis komt de netto-bijstandsnorm voor de genoemde gehuwden als huishouden uit op € 20.496,96. Dit komt overeen met € 10.248,48 netto per lid van een paar. Het brutobedrag kan worden berekend door de netto-norm per persoon te verminderen met de algemene heffingskorting (in 2023 maximaal € 3.070) en het resultaat te delen door 1 minus het geldende tarief in de eerste belastingschijf (in 2023 36,93%). De bruto-bijstandsuitkering bedraagt per 1 januari 2023 naar huidig inzicht zodoende € 11.381,77 per persoon voor de genoemde gehuwden, of € 22.763,54 in totaal voor hun huishouden.
Hoe hoog is dus de bruto bijstandsuitkering voor het (echt)paar tussen 21 en 66 jaar?
De bruto-bijstandsuitkering bedraagt per 1 januari 2023 (op basis van de januaribedragen) zodoende € 11.381,77 per persoon voor gehuwden (tussen 21 jaar en de AOW-leeftijd, zonder kostendelende medebewoners), en in totaal voor het echtpaar € 22.763,54.
Kunt u aangeven wat de waarde is van de tegemoetkomingen waar een (echt)paar in de bijstand gemiddeld recht op heeft in 2023 in bijvoorbeeld de stad Utrecht? Dit zijn zaken als kwijtschelding gemeentelijke lasten en waterschapslasten, bijzondere bijstand, U-pas, energietoeslag?8
Hieronder vindt u een begrotingsschets, op maandbasis, voor verschillende huishoudtypes op basis van het minimabeleid van de gemeente Utrecht. Op jaarbasis kunnen de verschillende huishoudtypes gebruik maken van minimaregelingen met een totale gemonetariseerde waarde van maximaal € 3.204, € 3.864 of € 4.248.
Tabel 1 Begrotingsschets minimaregelingen opgesteld door de gemeente Utrecht (netto in euro per maand).9
(echt)paar met bijstand |
(echt)paar met bijstand en 1 kind |
(echt)paar met bijstand en 2 kinderen |
||
1 |
Bijstand per maand |
1.622 |
1.622 |
1.622 |
2 |
Huurtoeslag |
298 |
361 |
361 |
3 |
Zorgtoeslag Kindgebonden budget en |
265 |
265 |
265 |
4 |
kinderbijslag |
0 |
288 |
565 |
5 |
Bijzondere bijstand |
0 |
0 |
0 |
6 |
Individuele inkomenstoeslag Kwijtschelding gemeentelijke |
56 |
80 |
80 |
7 |
belastingen |
44 |
44 |
44 |
8 |
U-pas |
20 |
52 |
84 |
9 |
Zorgverzekering U-polis |
38 |
38 |
38 |
10 |
Energietoeslag |
108 |
108 |
108 |
11 |
Totaal |
2.452 |
2.858 |
3.167 |
Waarvan totaal
12 minimaregelingen Utrecht 267 322 354
Het gaat hier om de theoretische maximale aanspraak op minimaregelingen. Dus bijzondere bijstand én middelen voor sociale participatie in de gemeente Utrecht. Bij de meeste gemeenten zijn dit de individuele bijzondere bijstand, de individuele inkomenstoeslag, de participatiepas en een bijdrage in zorgkosten eventueel in combinatie met een gemeentepolis. De doelgroep van het minimabeleid van de gemeente Utrecht betreft huishoudens met een inkomen van 125% van het sociaal minimum10. Dit zijn ruim 23.000 huishoudens. Het gemeentelijk minimabeleid en de hierbij gehanteerde inkomensgrenzen verschillen van gemeente tot gemeente.
Het uitgangspunt van bovenstaande tabel is dat de minimaregelingen volledig benut worden en de vraagstelling naar de waardebepaling heeft tot gevolg dat een 'monetarisering' van het gebruik van de minimaregelingen moet worden toegepast. In de tabel wordt ervan uitgegaan dat het gezin daadwerkelijk alles aanvraagt waar recht op is.
Kunt u aangeven hoeveel bruto arbeidsongeschiktheidsuitkering een persoon van een fiscaal stel moet hebben om netto de netto bijstandsuitkering voor een echtpaar te kunnen ontvangen? (NB: de andere partner heeft geen inkomen in dit voorbeeld)
Om uit te komen op netto-inkomen van € 20.496,96 (overeenkomend met het netto-inkomen van een bijstandspaar) moet een alleenverdiener stel met één partner met een arbeidsongeschiktheidsuitkering een bruto-uitkering hebben van € 28.16223. Bij de beantwoording van deze vraag is ervan uitgegaan dat de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet wordt ingehouden door de uitkeringsverstrekker.
Wilt u een vergelijking maken tussen de volgende huishoudens:
-
a.Een echtpaar met een bijstandsuitkering
-
b.Een echtpaar met een partner die de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft als onder vraag 5 en een zieke partner zonder inkomen
-
c.Een echtpaar met een partner die een arbeidsongeschiktheidsinkomen heeft van 40.000 euro en een zieke partner zonder inkomen?
Ja, zie het antwoord op vraag 8.
Wilt u bij de vergelijking uitgaan van de bewoning van een sociale huurwoning met een huur van 720 euro per maand en van een eigen vermogen onder de grens voor de huurtoeslag?
Ja, zie het antwoord op vraag 8.
Wilt u een tabel maken voor elk van de drie huishoudens (in kolommen) en voor elk van de drie huishoudens vermelden
-
a.Het bruto inkomen
-
b.De loonbelasting (schijftarief)
-
c.De algemene heffingskorting
-
d.Het netto inkomen na belastingen (a-b+c)
-
e.Het recht op huurtoeslag
-
f.Het recht op zorgtoeslag
-
g.De netto waarde van de tegemoetkomingen (onder vraag 4)
-
h.De totale inkomsten (d + e + f + g)?
Onderstaande tabel toont de gevraagde voorbeelden, hierbij is uitgegaan van de situatie per 1 januari 2023. In de tabel is de gemeentelijke minima-ondersteuning gesplitst in tegemoetkomingen die als inkomen aan het huishouden worden verstrekt (energietoeslag, individuele inkomenstoeslag) en tegemoetkomingen die de uitgaven van het huishouden verlagen (kwijtschelding gemeentelijke lasten, U-pas en zorgverzekering U-polis). De gemeentelijke minima-ondersteuning is door de incidentele energietoeslag van 1.30011 euro die gemeenten aan kwetsbare huishoudens kunnen verstrekken in 2023 hoger dan dat deze structureel zou zijn. Omdat het hier ondersteuning betreft die specifiek geldt in de gemeente Utrecht zijn de rijen (h) t/m (j) in deze tabel niet maatgevend voor huishoudens in andere gemeenten, of huishoudens in de gemeente Utrecht die niet al van het gehele instrumentarium aan minima-ondersteuning gebruikmaken. Ook geldt dat gemeenten niet altijd dezelfde inkomensgrens hanteren. Het is daarom onduidelijk hoe vaak de situaties zoals bij huishoudens b. en c. voorkomen en dus hoe representatief deze voorbeelden zijn. Voor andere huishoudens of huishoudens in andere gemeenten kunnen de uitkomsten dus verschillen.
a. Bijstands uitkering |
|
uitkering van €40.000 |
||
Bruto inkomen |
(a) |
22.764 |
40.000 |
|
Loonbelasting |
(b) |
8.407 |
10.400 |
14.772 |
Algemene heffingskorting |
(c) |
6.140 |
2.735 |
2.013 |
Netto inkomen na belastingen |
(d = a- b+c) |
20.497 |
20.497 |
|
Huurtoeslag |
(e) |
4.241 |
3.648 |
970 |
Zorgtoeslag |
(f) |
3.182 |
2.760 |
1.145 |
Netto inkomen plus toeslagen |
(g = e+f) |
|||
Gemeentelijke minima-ondersteuning verstrekt als inkomen |
(h) |
1.972 |
1.972 |
|
Totale inkomsten |
(i = g+h) |
|||
Gemeentelijke minima-ondersteuning verstrekt als natura of tegemoetkoming kosten |
(j) |
1.224 |
1.224 |
Heeft u een politiek oordeel over de verschillen bij h?
In dit voorbeeld maken mensen gebruik van verschillende regelingen binnen de stelsels van sociale zekerheid, fiscaliteit en toeslagen. Deze losse regelingen zijn bewust zo vormgegeven dat ze hun uitwerking hebben op de inkomensondersteuning en de mate waarin werken loont. Het voorbeeld laat zien dat waar mensen deze gebruiken er sprake is van een complexe samenloop. Door deze samenloop komt het voor dat huishoudens van alleenverdieners met een loongerelateerde uitkering12 minder toeslag ontvangen dan een vergelijkbaar paar met bijstandsuitkering en daarom minder te besteden heeft. Deze samenloop wordt in het antwoord op vraag 21 nader toegelicht.
Dit is een ongewenste uitkomst van deze stelsels. Wij realiseren ons dat de samenloop en de complexiteit de meest kwetsbare mensen raakt, die juist vaak een beroep doen op meerdere en verschillende regelingen. Zelfs wanneer regelingen samen lopen zoals bedoeld, vraagt ons complexe stelsel van mensen dat zij de weg weten te vinden naar inkomensondersteuning. En dat geeft problemen. Daar komt een samenloop van regelingen bovenop die nadelig uitpakt voor mensen. Het is pijnlijk te constateren dat dit het geval is voor een grote groep huishoudens met een inkomen op het sociaal minimum.
We willen er alles aan doen om hier een oplossing voor te vinden. Wij onderzoeken daarom de oplossingsrichting waarin een aanvullende bijstandsuitkering door de gemeente betaald kan worden, terwijl het toetsingsinkomen van het huishouden ongewijzigd blijft.13 Dit zou ertoe leiden dat voor huishoudens die zonder de aanvullende bijstandsuitkering de maximale toeslag zouden ontvangen, dit met de aanvullende bijstandsuitkering (tot de netto-bijstandsnorm) zo blijft. Ook wordt onderzocht of het mogelijk is om aan huishoudens die in een vergelijkbare situatie zitten toch de maximale toeslag te verstrekken of langs andere weg tot dit bedrag aan te vullen.
Klopt het dat het echtpaar onder 6b geen wettelijk recht heeft op een bijstandsuitkering en dat ook echtparen die daar vlak boven zitten wel een netto inkomen na belastingen hebben dat hoger is dan in de bijstand, maar dat zij door lagere toeslagen (soms ver) onder het niveau van de bijstandsuitkering (inclusief toeslagen) uitkomen?
In de situatie van het paar onder 6b is sprake van een netto-inkomen op de bijstandsnorm.
Daarom is er geen sprake van een aanvulling uit de algemene bijstand. Ondanks dat het netto-inkomen op de netto-bijstandsnorm ligt, is er sprake van een toetsingsinkomen waarbij geen recht bestaat op het maximale bedrag voor bijvoorbeeld huur- of zorgtoeslag. Deze situatie komt inderdaad voor bij paren met een hoger netto-inkomen, zoals ook blijkt uit het antwoord op vraag 18. Hoewel dit echtpaar gebruik kan maken op minimaregelingen van hun gemeente, is bovenstaande wat ons betreft de kern en het onbehagen van deze problematiek, ook omdat veel echtparen in deze situatie waarschijnlijk niet weten dat zij gebruik kunnen maken op gemeentelijke minimaregelingen.
Hoeveel inkomstenbelasting betaalt het derde echtpaar uit vraag 6 (40.000 euro arbeidsongeschiktheidsuitkering) en hoeveel euro zit dit echtpaar de facto boven het echtpaar met een bijstandsuitkering? Acht u dit redelijk?
In de situatie van het paar onder 6c wordt € 12.758 inkomstenbelasting betaald. In de situatie van het paar met bijstandsuitkering onder 6a wordt € 2.267 inkomstenbelasting betaald. Dit paar onder 6c heeft een netto-inkomen plus toeslagen van € 1.439 meer dan het paar met bijstandsuitkering onder 6a. Als ook de gemeentelijke minima-ondersteuning die de gemeente Utrecht als inkomen kan verstrekken wordt meegenomen heeft het paar onder 6a €534 meer te besteden dan het paar onder 6c. Dit is een situatie die geldt in de gemeente Utrecht in 2023, voor huishoudens in de gemeente Utrecht die deze minima-ondersteuning niet (volledig) ontvangt. Voor huishoudens in andere gemeenten kan dit verschillen. In 2023 vormt de energietoeslag van €1.300 een belangrijk onderdeel van de gemeentelijke inkomensondersteuning.
Deze uitkomst wordt veroorzaakt door het verschil in belastingdruk, de harde inkomensgrens die wordt gehanteerd bij gemeentelijke armoede-ondersteuning en de marginale druk die het gevolg is van het samenspel van het tarief in de eerste schijf van de Inkomstenbelasting, de inkomensafhankelijkheid van de algemene heffingskorting en de inkomensafhankelijke afbouw van toeslagen. Hierin speelt mee dat bij het paar onder 6c het uitkeringsinkomen door één van de partners wordt verdiend, de andere partner heeft geen inkomen. Hierdoor kan slechts eenmaal algemene heffingskorting in mindering worden gebracht op de te betalen Inkomstenbelasting. Bij 6a is sprake van een bijstandsuitkering die voor de helft wordt toegekend aan beide partners. Dit beperkt de belastingdruk op huishoudniveau doordat beide partners een inkomen hebben waartegen ze hun individuele recht op algemene heffingskorting kunnen verzilveren.
Het voorbeeld van het paar onder 6c illustreert scherp dat een alleenverdiener met een bovenmodale arbeidsongeschiktheidsuitkering toch rond het bestaansminimum uitkomt. Dit betekent dat deze huishoudens mogelijk langdurig zelfs in de situatie verkeren waarin ze moeilijk rond komen. Als ook gekeken wordt naar minima-regelingen heeft dit huishouden, als gevolg van de incidentele energietoeslag in 2023, potentieel minder te besteden dan een vergelijkbaar paar in de bijstand. Hierbij geldt wel dat de overige voorwaarden strenger zijn in de bijstandsuitkering, bijvoorbeeld ten aanzien van vermogen.
Bent u bereid de berekening uit vraag 2 t/m vraag 8 te herhalen voor een echtpaar met drie kinderen in de leeftijd 12-18 jaar en daarin dan ook de kindregelingen mee te nemen?
Onderstaande tabel toont de gevraagde voorbeelden. Hetzelfde voorbehoud als bij de beantwoording van de vragen 6 tot en met 8 geldt hierbij.
Bij de beantwoording van deze vragen is uitgegaan van huishoudens met in totaal 3 kinderen van 12, 15 en 17 jaar. Voor de kinderbijslag is uitgegaan van de bedragen per 1 januari 2023 zoals vermeld op de website van de SVB. In de bedragen voor de gemeentelijke minima-uitkering van de gemeente Utrecht is geen verbijzondering gemaakt voor regelingen die specifiek op gezinnen met kinderen zijn gericht.
|
|
|
||
Bruto inkomen |
(a) |
22.764 |
40.000 |
|
Loonbelasting |
(b) |
8.407 |
10.400 |
14.772 |
Algemene heffingskorting |
(c) |
6.140 |
2.735 |
2.013 |
Netto inkomen na belastingen |
(d = a-b+c) |
20.497 |
20.497 |
|
Huurtoeslag |
(e) |
4.603 |
4.010 |
1.332 |
Zorgtoeslag |
(f) |
3.182 |
2.760 |
1.145 |
Kinderbijslag |
(g) |
4.624 |
4.624 |
4.624 |
Kindgebonden budget |
(h) |
5.727 |
5.727 |
5.727 |
Netto inkomen plus toeslagen |
(i = d+e+f+g+h) |
38.633 |
37.618 |
40.070 |
Gemeentelijke minima-ondersteuning verstrekt als inkomen |
(j) |
1.972 |
1.972 |
|
Totale inkomsten |
(k = i+j) |
40.605 |
39.590 |
40.070 |
Gemeentelijke minima-ondersteuning verstrekt als natura of tegemoetkoming kosten |
(l) |
1.224 |
1.224 |
Vraag 13
Bent u ervan op de hoogte dat het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) van mening is dat gezinnen in de bijstand met kinderen tussen de 12 en 17 jaar niet kunnen rondkomen van een bijstandsuitkering?14
Ja, wij zijn op de hoogte van dit rapport van het Nibud. Kinderen hebben zelf geen invloed op de financiële situatie waarin zij opgroeien, terwijl opgroeien in armoede gevolgen heeft voor het hele leven. Dit maakt kinderarmoede zo schrijnend, en daarom hebben wij als kabinet in het Coalitieakkoord afgesproken om het aantal kinderen dat opgroeit in armoede te halveren in deze kabinetsperiode.
Het kindgebonden budget is daarom door dit kabinet en haar voorgangers al aanzienlijk beleidsmatig verhoogd om beter recht te doen aan de lastige positie van grotere gezinnen.
Daarnaast doet de Commissie sociaal minimum op dit moment onderzoek naar wat een aantal huishoudtypen, waaronder gezinnen met kinderen, minimaal nodig heeft om rond te kunnen komen. Op basis van de uitkomsten van dit rapport kan het gesprek worden gevoerd over wat huishoudens nodig hebben, ook voor deze gezinnen.
Hoe beoordeelt u dus het feit dat het mogelijk is voor een gezin met kinderen om nog ver onder het niveau van de bijstand (inclusief toeslagen) uit te komen, zoals ook beschreven in het NRC artikel 'Al jaren in armoede door een fout van de overheid'?15
Zoals ook bij het antwoord op vraag 9 is aangegeven komt het door complexe samenloop van de stelsels van sociale zekerheid, fiscaliteit en toeslagen voor dat huishoudens van alleenverdieners met een loongerelateerde uitkering minder toeslag ontvangen dan een vergelijkbaar (echt)paar met een bijstandsuitkering en daarom minder te besteden hebben. Tegelijkertijd zorgt de vormgeving van de kinderbijslag en het kindgebonden budget ervoor dat gezinnen met kinderen in deze situatie geen verminderd recht op kindregelingen hebben. Desondanks heeft deze groep minder te besteden dan een vergelijkbaar paar met een bijstandsuitkering. Wij vinden dit een ongewenste uitkomst. We realiseren ons dat het beleid het doel heeft bestaanszekerheid te bieden. We weten dat juist de meest kwetsbare mensen vaak een beroep doen op meerdere en verschillende regelingen. Het is dan pijnlijk om te constateren dat het complexe stelsel en de samenloop van regelingen nadelig kan uitpakken voor een aanzienlijke groep, ook bij het gebruik van alle beschikbare inkomensondersteuning. Mensen met een bruto inkomen tot modaal, waaronder gezinnen komen op het besteedbaar inkomen (netto-inkomen plus toeslagen) lager uit dan een vergelijkbaar paar met een bijstandsuitkering.
Bent u bekend met het feit dat iemand ook onder het netto bedrag van de bijstand (inclusief toeslagen) kan komen door
-
-betaling van kinderalimentatie
-
-betaling van partneralimentatie
-
-inkomen uit partneralimentatie (waar je dan zelf ook nog Zorgverzekeringswet (Zvw)-premie over moet afdragen)
-
-inkomen uit een particulier arbeidsongeschiktheidspensioen (waar je dan zelf ook nog Zvw-premie over moet afdragen)?
Ja, daarmee zijn wij bekend.
Hoeveel alleenstaanden, alleenstaande ouders en gezinnen met en zonder kinderen leven er naar uw schatting onder het niveau van een bijstandsuitkering (inclusief alle daarbij horende toeslagen)?
De Belastingdienst heeft in 201916 een analyse gemaakt voor het jaar 2023. Uit dit onderzoek volgt dat circa 5.700 huishoudens met een loongerelateerde uitkering (zoals WIA of WW) en aanvullende bijstand tot de netto-bijstandsnorm voor paren minder toeslag ontvangen dan een vergelijkbaar paar dat enkel bijstand ontvangt. Deze huishoudens hebben daarom minder te besteden dan een vergelijkbaar paar met bijstand. Het onderzoek van de Belastingdienst houdt geen rekening met de vermogenstoets in de Participatiewet, hierdoor kan het werkelijk aantal huishoudens met deze problematiek lager liggen.17 In deze groep zitten zowel huishoudens die enkel als gevolg van de aanvullende bijstandsuitkering minder toeslag ontvangen dan het maximale toeslagbedrag als huishoudens bij wie de aanvullende bijstandsuitkering tot een extra vermindering van het toeslagbedrag leidt. In deze laatste groep zitten huishoudens die zonder aanvullende bijstandsuitkering een bruto-inkomen hoger dan WML hebben, maar zonder aanvullende bijstandsuitkering een netto-inkomen lager dan netto-bijstandsnorm voor paren hebben. In de analyse is het gevraagde onderscheid naar huishoudsamenstelling niet gemaakt. Deze gegevens zijn dus niet beschikbaar.
Buiten de groep huishoudens met een aanvullende bijstandsuitkering die in het onderzoek van de Belastingdienst naar voren komt, is er bij een bredere groep alleenverdieners sprake van een netto-inkomen gelijk aan of hoger dan dat van een (echt)paar met een bijstandsuitkering, maar met een lager toeslagbedrag (in gelijke omstandigheden). Dit is een uitwerking van het niet-gelijk lopen van de afbouwpaden van de AHK bij de fiscale overdraagbaarheid en bij de bijstandssystematiek. Deze groep huishoudens zit netto op de netto-bijstandsnorm voor paren (en krijgt dus geen aanvullende bijstandsuitkering), maar ontvangt (anders dan een paar met bijstandsuitkering) niet het maximale toeslagbedrag door een hoog toetsingsinkomen. Het kan ook voorkomen dat huishoudens met een inkomen hoger dan de netto-bijstandsnorm en een hoog toetsingsinkomen, inclusief toeslagen minder te besteden hebben dan een paar met bijstandsuitkering. Deze groep huishoudens was geen onderdeel van de analyse van de Belastingdienst uit 2019. Op basis van data uit het inkomenspanelonderzoek van het CBS is een ruwe, voorlopige inschatting dat dit circa 4.500 huishoudens zou kunnen treffen die een lager besteedbaar inkomen overhouden dan een vergelijkbaar paar met bijstandsuitkering. Met het huidige inzicht komt de totale omvang uit op circa 10 duizend huishoudens.
Kunt u uitrekenen wat volgens u het maximale bedrag is aan misgelopen toeslagen ten opzichte van het bijstandsniveau (de indieners van de vragen denken dat dit optreedt met een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering omdat de uitkeringsgerechtigde dan ook nog zijn eigen Zvw-premie moet afdragen)?
Onderstaande tabel toont de gevraagde voorbeelden. Hetzelfde voorbehoud als bij de beantwoording van de vragen 6 tot en met 8 en 12 geldt hierbij.
In lijn met de suggestie van de vraagstellers is gekeken naar de situatie waarin een alleenverdiener met een AO-uitkering zelf de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (IAB Zvw) afdraagt. Dit in tegenstelling tot de situatie waarin een werkgeversheffing voor de Zorgverzekeringswet wordt afgedragen door de uitkeringsverstrekker. In geval van een IAB Zvw draagt de burger 5,43% af van het inkomen tot het maximumbijdrage-inkomen van € 66.956 in 2023. Door deze bijdrage komt het netto-inkomen lager uit. Hierdoor moet sprake zijn van een hogere bruto-AO-uitkering (namelijk € 31.12930) dan bij situatie 12b om op de netto-bijstandsnorm voor paren uit te komen. In de praktijk is dit de situatie met het hoogste bruto-inkomen waarbij het huishouden op de netto-bijstandsnorm uitkomt, omdat het huishouden enkel eenmaal algemene heffingskorting ontvangt en zelf IAB Zvw afdraagt. Onderstaande tabel toont deze situatie, hierin is zichtbaar dat het ontvangen bedrag aan huurtoeslag en zorgtoeslag in 2023 € 2.076 lager is dan dat bij een paar met een bijstandsuitkering.
a. Bijstandsuitkering |
|
|||
Bruto inkomen |
(a) |
22.764 |
||
ZVW-premie |
(b) |
1.690 |
||
Loonbelasting |
(c) |
8.407 |
11.496 |
|
Algemene heffingskorting |
(d) |
6.140 |
2.554 |
|
Netto inkomen na belastingen |
(e = a-b-c+d) |
20.497 |
20.497 |
|
Huurtoeslag |
(f) |
4.241 |
2.991 |
|
Zorgtoeslag |
(g) |
3.182 |
2.355 |
|
Netto inkomen plus toeslagen |
(h = e+f+g) |
|||
Gemeentelijke minima-ondersteuning verstrekt als inkomen |
(i) |
1.972 |
1.972 |
|
Totale inkomsten |
(j = h+i) |
|||
Gemeentelijke minima-ondersteuning verstrekt als natura of tegemoetkoming kosten |
(k) |
1.224 |
1.224 |
Kunt u uitrekenen wat het bedrag is dat bij partners aan arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov)-uitkering (waarop Zvw-premie wordt ingehouden) moet binnenkomen om netto gelijk uit te komen bij de bijstandsgerechtigden (inclusief het recht op toeslagen en tegemoetkomingen) in de situatie dat de uitkering bij één partner komt en de ander geen inkomen heeft?
In de situatie van een alleenverdiener met een AO-uitkering die zelf de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (IAB Zvw) afdraagt, zoals beschreven in vraag 17, moet de uitkering bruto circa €44.000 bedragen om netto inclusief toeslagen gelijk uit te komen met een paar met bijstandsuitkering. Zoals toegelicht bij vraag 2 is bij de beantwoording van deze vragen uitgegaan van een jaarbedrag dat overeenkomt met 12 maal de bijstandshoogte per 1 januari 2023. De indexatie per 1 juli 2023 is hier dus niet in meegenomen. Omdat de gemeentelijke minima-ondersteuning, zoals ook toegelicht in de beantwoording van vragen 4 en 8, verschilt van gemeente tot gemeente, is hier geen rekening mee gehouden in de beantwoording van deze vraag.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep - de hoogste rechtbank in sociale zekerheidszaken - van 27 september 2022, die oordeelde dat in dit soort situaties: "Door de samenloop van regelingen die niet goed op elkaar zijn afgestemd, bevinden appellanten zich in de zeer bijzondere situatie dat zij bijstand ontvangen die aanvult tot de norm voor gehuwden, maar toch over onvoldoende middelen beschikken om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan van gehuwden te kunnen voorzien. Het kan appellanten, gelet op de gebrekkige afstemming van de regelingen en het feit dat zij pas achteraf met de effecten daarvan werden geconfronteerd, niet worden verweten dat het lagere recht op toeslagen en kindgebonden budget niet eerder is onderkend. Er is daarom sprake van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat wordt afgeweken van het uitgangspunt dat in beginsel geen (hogere) bijstand met terugwerkende kracht wordt toegekend"?18
Ja, wij hebben kennisgenomen van deze uitspraak.
Kunt u aangeven hoe groot de groep mensen is die als gevolg van deze uitspraak in 2022 en 2023 een beroep kunnen doen op bijzondere bijstand omdat zij geen recht hebben op de volledige toeslagen?
Technisch gezien ziet de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) enkel op de situatie van de appellant. Daarnaast gelast de CRvB dit te compenseren via algemene bijstand, waarbij de gemeente de brutering voor zijn rekening neemt. Het is echter bekend dat dezelfde situatie speelt bij meer huishoudens (zie ook het antwoord op vraag 16).
Kunt u heel precies omschrijven wie er volgens u door deze uitspraak recht hebben op bijzondere bijstand? Hoe zullen deze mensen geïnformeerd worden door gemeenten, door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en/of door de rijksoverheid?
De uitspraak van de CRvB gaat over een alleenverdienerhuishouden waarbij één persoon een lage loongerelateerde uitkering van het UWV (in dit geval een arbeidsongeschiktheidsuitkering) ontvangt. De partner heeft geen of zeer beperkt inkomsten. Als de loongerelateerde uitkering een beperkte hoogte heeft, wat kan worden veroorzaakt doordat het verzekerd inkomen al lager was, bijvoorbeeld door parttime werk, dan kan het UWV de uitkering via de Toeslagenwet (TW) aanvullen tot maximaal brutominimumloon (bruto-WML). Het UWV kan deze uitkering via de Toeslagenwet (TW) aanvullen tot maximaal brutominimumloon (bruto-WML).19
De loongerelateerde uitkering komt inclusief TW-aanvulling netto lager uit dan de netto-bijstandsnorm voor paren. Dit komt doordat de alleenverdiener eenmaal algemene heffingskorting (AHK) in mindering kan brengen op het inkomen, terwijl in de bepaling van de netto-bijstandshoogte wordt gerekend met 1,6 maal AHK. Dit verschil komt door het niet-gelijk verlopen van de afbouwpad van de overdraagbaarheid van de AHK met het afbouwpad van de dubbele AHK in het referentieminimumloon van de bijstand.20
Dit huishouden ontvangt van de gemeente een aanvullende bijstandsuitkering tot de netto-bijstandsnorm voor paren. Deze aanvullende bijstandsuitkering leidt er echter toe dat het bruto-inkomen van het huishouden stijgt (tot meer dan bruto-WML).
De appellant heeft in de beschreven situatie door deze samenloop te maken met een hoger toetsingsinkomen voor toeslagen (zorg-, huurtoeslag etc.) waardoor deze in het afbouwtraject van de toeslagen terecht komt. Deze mensen ontvangen daardoor lagere toeslagen dan een vergelijkbaar paar met een bijstandsuitkering dat wel de maximale toeslagen ontvangt.
Dit huishouden komt volgens de uitspraak in aanmerking voor een compensatie van het verminderde bedrag aan toeslagen verstrekt door de gemeente op een manier zodanig dat de compensatie zelf niet leidt tot een vermindering van de ontvangen toeslagen in het lopende toeslagjaar.
Technisch gezien ziet de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) enkel op de situatie van de appellant. Het is echter bekend dat dezelfde situatie speelt bij meer huishoudens (zie ook het antwoord op vraag 16). Dat de situatie zich voor kan doen dat het huishouden van een alleenverdiener minder kan besteden dan een vergelijkbaar paar met bijstandsuitkering is ongewenst. Gelet op de lange looptijd (in zeven jaar is nog niet gekomen tot een passende oplossing), de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 27 september 202221 en de omvang van de groep huishoudens is een passende oplossing daarom dringend wenselijk en nodig. Het raakt ons en het is frustrerend dat we in die zeven jaar nog niet tot een oplossing zijn gekomen. We willen er alles aan doen om hier een oplossing voor te doen. In het antwoord op vraag 9 geven wij aan welke stappen wij zetten om tot een oplossing te komen. In samenwerking met gemeenten en uitvoeringsorganisaties (UWV, Dienst Toeslagen) wordt bezien hoe huishoudens van alleenverdieners die door verminderde toeslagen minder te besteden hebben dan een vergelijkbaar paar met bijstandsuitkering kunnen worden geïdentificeerd en geïnformeerd.
Kunt u via een goedkeurend beleidsbesluit, dat het gelijkheidsbeginsel borgt en ervoor zorgt dat mensen in gelijke omstandigheden gelijk behandeld worden, duidelijk maken dat een ieder zich op deze zeer bijzondere situaties zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid Participatiewet kan beroepen?
Dit is een van de structurele oplossingen die worden onderzocht, namelijk tegemoetkoming voor verminderde toeslagen door een aanvulling via algemene bijstand waarbij wordt voorkomen dat deze aanvulling gevolgen heeft voor toeslagen. Deze oplossing zou aanpassing vereisen van fiscale wet- en regelgeving en de Participatiewet. Over de uitvoering van deze mogelijke oplossing gaan wij in gesprek met gemeenten en de betrokken uitvoeringsinstanties. Wij zullen hen betrekken bij de vormgeving en daarna ook vragen om een Uitvoeringstoets.
We weten daarnaast dat er ook huishoudens zijn bij wie de bijstandsuitkering niet de enige reden is voor een toeslagvermindering of die zonder een aanvullende bijstandsuitkering ook niet de maximale toeslag zouden ontvangen. Voor deze huishoudens vormt de route via de aanvullende bijstandsuitkering mogelijk geen sluitende oplossing. Daarom verkennen we meerdere wegen voor een maatwerk-route via bijvoorbeeld Dienst Toeslagen of gemeenten die deze huishoudens bereikt en waarmee huishoudens in specifieke gevallen bij een te hoog toetsingsinkomen toch het bedrag ter waarde van het maximale toeslagbedrag ontvangen. De verwachting is dat dit een intensief handmatig proces vergt, we zijn in gesprek met de betrokken partijen over de mogelijke vormgeving en uitvoerbaarheid hiervan.
Hoe komt het dat uw oplossingen in een rapport, zoals aangekondigd in de brief van 15 mei 2020 nog niet zijn verschenen?22
In het antwoord op de Kamervragen van de leden Leijten en Jasper van Dijk (beiden SP) van 15 mei 2 0 2 0 23 is opgenomen dat "het kabinet de mogelijkheden wil verkennen die ervoor zorgen dat huishoudens met een inkomen op het sociaal minimum altijd het maximale toeslagenbedrag aan de voor hen relevante toeslagen ontvangen. Belangrijke randvoorwaarde is uiteraard dat dit wel uitvoerbaar moet zijn. Bij deze verkenning wordt dan ook de uitvoeringsorganisaties betrokken.
Het kabinet hoopt uw Kamer hier voor het einde van 2020 nader over te informeren.". Deze toezegging is ingevuld met de fiches bij de reactie op de motie Lodders/Van Weyenberg uit 2021.24 De verkenning bestond uit de mogelijkheid om door UWV een gelijk netto-bedrag te verstrekken aan alle TW-ontvangers met een partner (fiche 12A), het door Toeslagen ambtshalve toekennen van maximale zorg- en huurtoeslag voor de maanden waarin recht op TW bestaat (fiche 12B1) en het op aanvraag van het individu toetsen door Toeslagen of gelet op individuele huishoudsituatie het passend is om maximale huur- en zorgtoeslag te verstrekken (fiche 12B2). Deze opties zijn destijds door Toeslagen en UWV als onuitvoerbaar gekwalificeerd, met name omdat dit een handmatig proces vergt dat veel druk legt op de beperkte capaciteit van de uitvoeringsorganisatie.
Heeft u juridisch advies (intern, extern) gevraagd over deze uitspraak (rechtsgevolgen, reikwijdte en eventueel andere vragen)? Zo ja, aan wie en kunt u die adviezen aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom laat u een uitspraak van de hoogste rechtbank die een systeemfout blootlegt, zo passeren?
Hoewel de uitspraak van de CRvB ziet op een individueel geval, is onze opvatting dat een oplossing voor deze problematiek dringend nodig is. Wij zijn daarom opnieuw op zoek gegaan naar een passende en uitvoerbare oplossing. Ambtenaren vanuit verschillende disciplines, waaronder de juridische, hebben naar aanleiding van de uitspraak overleg gevoerd om ons te kunnen adviseren over de oplossingsrichtingen. Juridisch was wel duidelijk dat de individuele regelingen op zichzelf juridisch juist worden toegepast, maar dat de samenloop ervan tot niet gewenste uitkomsten kunnen leiden. Daarvoor heeft de CRvB in het betreffende geval zelf een voorziening getroffen.
Zoals wij u hebben geïnformeerd in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Maatoug25, en zoals eerder in deze set antwoorden naar voren komt, is er bij een bredere groep alleenverdieners sprake van een netto-inkomen gelijk aan of hoger dan dat van een (echt)paar met een bijstandsuitkering, maar met een lager toeslagbedrag (in gelijke omstandigheden). Deze groep wordt onderzocht. Hierbij wordt ook nagegaan in welke mate de CRvB-uitspraak van toepassing is op deze groep, aangezien deze groep niet bijstandsgerechtigd is of is geweest. Deze vraag wordt ook voorgelegd aan externe experts.
Op welke wijze en tot welk punt in tijd - in rechtsoverweging 4.10 van de uitspraak staat expliciet dat het terugwerkende kracht heeft - kunnen en zullen mensen gecompenseerd worden voor de afgelopen jaren? Op welke wijze zal daar bekendheid aan worden gegeven?
Voor compensatie voor deze misgelopen toeslagenbedragen in eerdere jaren dan het lopende jaar onderzoeken wij de mogelijkheden. Hiervoor wordt onder meer gekeken naar (algemene of bijzondere) bijstand26 of een aparte compensatieregeling. Voor de vormgeving en een toets op de uitvoerbaarheid betrekken wij hier ook gemeenten en uitvoeringsinstanties bij.
Deelt u de mening dat door deze uitspraak de regelingen aangepast dienen te worden zodat dit mensen niet langer kan overkomen?
De uitspraak van de CRvB in deze zaak laat pijnlijk zien dat de samenloop van sociale zekerheid, fiscaliteit en toeslagen in het geval van de appellant anders uitpakt dan beoogd.
Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Maatoug27 zijn verschillende pogingen ondernemen om door aanpassing van regelingen tot een passende oplossing te komen voor de getroffen huishoudens. Dit leidde destijds niet tot een passende oplossing, omdat de oplossingsrichtingen het toetsingsinkomen raken en daarmee zelf tot verminderde toeslagen leiden, gepaard gingen met grote negatieve inkomenseffecten, forse gevolgen voor de Rijksbegroting of negatieve gevolgen voor de uitvoering, of ze de arbeidsdeelname voor minstverdienende partners ontmoedigden. Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen 9 en 21 werken wij aan een oplossing zodat de aanvullende bijstandsuitkering bij deze huishoudens niet leidt tot verminderde toeslagen. Ook wordt onderzocht of het mogelijk is om aan huishoudens die in een vergelijkbare situatie zitten toch de maximale toeslag te verstrekken of langs andere weg tot dit bedrag aan te vullen.
Welke stappen heeft u ondernomen sinds de uitspraak om deze mensen tegemoet te komen (met terugwerkende kracht) en om mensen naar de toekomst te compenseren? Acht u die stappen voldoende gezien de vergaande aard van de uitspraak en het feit dat er bijna een half jaar verstreken is?
Mede door de CRvB-uitspraak en gelet op de lange looptijd is een passende oplossing dringend wenselijk en nodig. Wij willen dit recht zetten en voorkomen dat dit nog eens kan gebeuren. Dit is uw Kamer ook gemeld in de reactiebrief op de brief van de LOSR.28 Wij verkennen daarom nogmaals de mogelijkheden om de mensen om wie het gaat, te helpen. Ook maken de getrokken lessen uit de recente toeslagenaffaire en recente ervaring met het verstrekken van netto-tegemoetkomingen (aan kwetsbare huishoudens met hoge uitgaven aan energie) dat voor- en nadelen bij eerdere oplossingsrichtingen nu anders gewogen kunnen worden.
In deze verkenning is ook onderzocht hoe uitvoering kan worden gegeven aan de oplossing van de CRvB. Hierbij is vastgesteld dat het zodanig uitkeren van in ieder geval aanvullende algemene bijstand zodat dit niet meetelt voor het toetsingsinkomen juridisch mogelijk kan worden gemaakt. Dit vergt aanpassing van wet- en regelgeving. Dit biedt een sluitende oplossing voor huishoudens waarbij de bijstandsuitkering de enige oorzaak voor de toeslagvermindering is en helpt huishoudens bij wie de aanvullende bijstandsuitkering tot een verdere vermindering van toeslagen leidt. Wij gaan in gesprek met gemeenten en UWV over de uitvoerbaarheid van deze oplossing. Bij de uitwerking betrekken wij ook experts zoals sociaal raadslieden en mensen die in deze situatie zitten.
We weten daarnaast dat er ook huishoudens zijn bij wie de bijstandsuitkering niet de enige reden is voor een toeslagvermindering of die zonder een aanvullende bijstandsuitkering ook niet de maximale toeslag zouden ontvangen. Voor deze huishoudens vormt de route via de aanvullende bijstandsuitkering mogelijk geen sluitende oplossing. Daarom verkennen we meerdere wegen voor een maatwerk-route via bijvoorbeeld Dienst Toeslagen of gemeenten die deze huishoudens bereikt en waarmee huishoudens in specifieke gevallen bij een te hoog toetsingsinkomen toch het bedrag ter waarde van het maximale toeslagbedrag ontvangen. De verwachting is dat dit een intensief handmatig proces vergt, we zijn in gesprek met de betrokken partijen over de mogelijke vormgeving en uitvoerbaarheid hiervan.
Naar aanleiding van de CRvB-uitspraak kijken wij naar ook mogelijkheden voor compensatie van misgelopen toeslagen in eerdere jaren voor deze huishoudens. We zullen uw Kamer vóór juni 2023 informeren over de vorderingen.
Deelt u de mening dat oplossing van dit probleem een verdergaande hervorming van de fiscaliteit en de sociale zekerheid (inclusief toeslagen) vergt met waarschijnlijk lagere heffingskortingen, geen afbouw heffingskortingen, een lagere arbeidskorting of een vergelijkbare korting voor niet-werkende mensen en een vorm van toeslag voor een niet-werkende partner zonder inkomen -zoals een uitkeerbare algemene heffingskorting?
De aanleiding van deze situatie is gelegen in de afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting (AHK) aan de minstverdienende partner in relatie tot de afbouw van de dubbele AHK in het referentieminimumloon van de bijstand. Op het moment dat de overdraagbaarheid van de AHK aan de minstverdienende partner als de dubbele AHK in het referentieminimumloon geharmoniseerd zijn verdwijnt deze situatie. Dit is in 2035 het geval, als de dubbele AHK in het referentieminimumloon volledig is afgebouwd. Deze afbouw zorgt ervoor dat de netto bijstandshoogte minder stijgt. De overdraagbaarheid van de AHK is sinds 2023 volledig afgebouwd.
We onderzoeken de mogelijkheid om, tot het moment dat deze afbouwpaden gelijk lopen en de problematiek verdwijnt, te zorgen dat de aanvullende bijstandsuitkering voor deze ontvanger niet meetelt voor het toetsingsinkomen. Dit vergt een aanpassing van de Participatiewet in combinatie met de introductie van een eindheffing in de fiscaliteit (zie ook het antwoord op vraag 33). Dit voorkomt dat een aanvullende bijstandsuitkering leidt tot verminderde toeslagen. Hiermee wordt echter niet voorkomen dat alleenverdieners die door de hoogte van hun loongerelateerde uitkering (bruto) al in het afbouwtraject van de toeslagen zitten, bij een netto-inkomen op de netto-bijstandsnorm voor paren minder toeslag ontvangen dan een vergelijkbaar paar met bijstandsuitkering. Deze huishoudens lopen mee in het onderzoek naar mogelijkheden om huishoudens met een hoog toetsingsinkomen in bepaalde gevallen toch de maximale toeslag te verstrekken of langs andere weg tot dit bedrag aan te vullen.
Dit probleem illustreert - zoals kabinet en uw Kamer ook al eerder geconstateerd hebben - dat vereenvoudiging van de stelsels van fiscaliteit, sociale zekerheid en toeslagen dringend gewenst is. Daarom zetten we ons in om tot vereenvoudigingen te komen. Via de SZW-
vereenvoudigingsagenda die we afgelopen zomer met de Stand van de Uitvoering hebben meegestuurd bent u geïnformeerd over de lopende trajecten en de stand van zaken. Aanvullend heeft het kabinet in 2022 opdracht gegeven tot het uitvoeren van een IBO vereenvoudiging sociale zekerheid. Het is nodig om over de domeinen heen tot vereenvoudiging te komen. In de kabinetsreactie op het IBO dat voor de zomer aan uw Kamer wordt aangeboden gaan we hier verder op in.
Klopt het dat mensen met een niet-werkende partner en een toeslag onder de Toeslagenwet te maken (gehad) hebben met deze problematiek?
Ja, deze mensen hebben ook met deze situatie te maken. In vraag 30 wordt hierop nader ingegaan.
Kunt u aangeven hoeveel een kostwinner (wederom met een partner zonder inkomen) met een (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-), Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikte (WGA-) of Werkloosheids (WW-))uitkering en een aanvulling onder de Toeslagenwet op dit moment ontvangt door een vergelijkbare berekening als onder 8 te maken voor dit voorbeeld?
Onderstaande tabel toont het gevraagde voorbeeld. Hetzelfde voorbehoud als bij de beantwoording van de vragen 6 tot en met 8, 12 en 17 geldt hierbij. Deze tabel is een uitwerking van de in de beantwoording van vraag 21 beschreven situatie. Hierbij laat situatie b het bruto-nettotraject zien van een alleenverdiener met een UWV-uitkering inclusief TW-aanvulling tot bruto-WML. In situatie b komt het netto-inkomen onder de netto-bijstandsnorm voor paren uit (ter illustratie laat situatie a een vergelijkbaar bijstandspaar zien). Dit is ter illustratie, dit huishoudens heeft (als zij voldoen aan de eisen van de Participatiewet) recht een aanvullende bijstandsuitkering tot de netto-bijstandsnorm voor paren. In situatie c krijgt het huishouden uit situatie b deze aanvullende bijstandsuitkering. Hierdoor stijgt het bruto-inkomen (en toetsingsinkomen) waardoor het huishouden in het afbouwtraject van de toeslagen komt. Zodoende ontvangt het huishouden in situatie c minder toeslag dan een vergelijkbaar bijstandspaar (situatie a).
a. |
b. |
|
||
Bijstands- |
Alleenverdiener |
verdiener |
||
uitkering |
met AO- |
met AO- |
||
uitkering, TW- |
uitkering, |
|||
aanvulling |
TW- |
|||
zonder |
aanvulling |
|||
aanvullende |
met |
|||
bijstand |
aanvullende bijstand |
|||
Bruto-inkomen door AO-uitkering en TW-aanvulling |
(a) |
22.764 |
||
Bruto-inkomen door aanvulling bijstand |
(b) |
2.426 |
||
Loonbelasting |
(c) |
8.407 |
9.258 |
10.154 |
Algemene heffingskorting |
(d) |
6.140 |
2.923 |
3.154 |
Netto inkomen na belastingen |
(e = a-b+c+d) |
20.497 |
18.735 |
20.496 |
Huurtoeslag |
(f) |
4.241 |
4.241 |
3.788 |
Zorgtoeslag |
(g) |
3.182 |
3.182 |
2.851 |
Netto inkomen plus toeslagen |
(h = e+f+g) |
|||
Gemeentelijke minima-ondersteuning verstrekt als inkomen |
(i) |
1.972 |
1.972 |
1.972 |
Totale inkomsten |
(j = h+i) |
29.106 |
Gemeentelijke minima-ondersteuning verstrekt als natura of tegemoetkoming kosten
(k)
1.224
1.224
1.224
Kunt u de Toeslagenwet zo aanpassen dat de toeslag zo wordt vastgesteld dat mensen met een recht onder de Toeslagenwet niet onder het niveau zakken van een bijstandsuitkering inclusief het recht op toeslagen?
Om te bereiken dat de TW voor alleenverdieners tot een inkomen op de netto-bijstandsnorm voor paren leidt, moet de bruto-TW-norm voor paren worden verhoogd. Een hogere bruto-TW-norm zou echter leiden tot een hoger toetsingsinkomen van (het huishouden van) de TW-ontvanger, waardoor dit huishouden in het afbouwtraject van de toeslagen komt. Het is dus niet mogelijk om de situatie waarin een TW-ontvanger huur- of zorgtoeslag misloopt te voorkomen door aanpassing van de bruto-TW-norm voor paren.
Hoe beoordeelt u het feit dat er mensen zijn met werknemersuitkeringen, die een inkomen hebben dat de facto een stuk lager ligt dan het bijstandsniveau?
Het doel van de werknemersverzekeringen is om de inkomensderving als gevolg van een verzekerd risico op te vangen, zijnde werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid. Wanneer een werknemer vóór intreden van het risico reeds een individueel inkomen genoot dat lager lag dan het sociaal minimum, zal de werknemersverzekering alleen dit inkomensverlies compenseren. Dit komt overeen met de verzekeringsgedachte van deze werknemersverzekeringen. Het UWV kan verder aanvullen tot maximaal bruto-WML via de Toeslagenwet.
De (aanvullende) algemene bijstand vormt het algemene sociale vangnet waar Nederlandse huishoudens op terug kunnen vallen voor een aanvulling tot het sociaal minimum. De gemeente kan bij een laag netto-inkomen, en binnen de voorwaarden van de Participatiewet, het huishoudinkomen aanvullen tot de relevante netto-bijstandsnorm. Dit is ook gebeurd bij de zaak waarin de CRvB uitspraak heeft gedaan. Door complexe samenloop van de stelsels van sociale zekerheid, fiscaliteit en toeslagen komt het echter voor dat huishoudens van alleenverdieners met een loongerelateerde uitkering minder toeslag ontvangen dan een vergelijkbaar bijstandspaar en daarom minder te besteden hebben. Dit is een ongewenste uitkomst.
Het is erg pijnlijk dat ondanks verschillende momenten waarop is gepoogd deze situatie te verhelpen dit tot op heden niet is gelukt. We realiseren ons dat mensen hierdoor moeilijk rond kunnen komen en geldzorgen hebben. Een passende oplossing is daarom dringend wenselijk en nodig. We willen dit recht zetten en voorkomen dat dit nog eens kan gebeuren. Wij onderzoeken mogelijkheden om te bereiken dat deze huishoudens toch de maximale toeslag ontvangen die zij zouden hebben gekregen als een vergelijkbaar (echt)paar met een volledige bijstandsuitkering of langs andere weg tot dit bedrag aan te vullen.
Kunt u de Kamer binnen drie maanden - voor 10 juni 2023 - informeren over de stappen om dit structureel op te lossen, zodat eventueel eerste stappen gezet kunnen worden in het komende belastingplan en de komende begroting?
We zullen uw Kamer vóór juni 2023 informeren over de voortgang.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Nationale ombudsman al in 2016 hiervoor waarschuwde29, het feit dat collega's Leijten en Kwint hier Kamervragen over gesteld hebben30, dat de rechters dit als buikpijndossier hebben aangegeven in het jaarverslag31, dat de sociaal raadslieden gewaarschuwd hebben en dat de regering iedere keer geen oplossing vond?
Door de hoge complexiteit van het probleem, die veroorzaakt wordt door de samenloop van verschillende uitkeringen en de fiscaliteit, is een passende oplossing tot nu toe uitgebleven. Dat betreuren wij. De mensen die het betreft, zijn afhankelijk van de overheid voor hun bestaanszekerheid. Deze groep mensen met een inkomen op het sociaal minimum ontvangt niet het maximale bedrag aan toeslagen32— geld dat zij hard nodig hebben. Dit is een ongewenst gevolg van overheidsbeleid, waarvoor de overheid in zeven jaar niet tot een passende oplossing is gekomen. Wij vinden het daarom pijnlijk dat mensen tot aan de hoogste rechter hebben moeten procederen om hiervoor compensatie te krijgen. Daarnaast kunnen de complexiteit, benodigde inspanning en de terugvorderingen waarmee de betrokkenen zijn geconfronteerd het bredere vertrouwen in en het gebruik van inkomensondersteunende regelingen aantasten. Het kabinet wil niet-gebruik juist terugdringen, om de bestaanszekerheid te vergroten en de zekerheid van een voldoende en voorspelbaar inkomen te bevorderen.
Herinnert u zich dat u recent op Kamervragen van Omtzigt en Leijten33 op deze problematiek aangaf dat de minister voor Rechtsbescherming in zijn brief abusievelijk dit dossier vergeten was34, maar dat het signaal zal worden meegenomen in het traject Participatiewet in balans, maar dat in die lange brief die hele problematiek niet genoemd wordt?35
Ja, het signaal is destijds opgepakt in het traject Participatiewet in balans. Dit traject bevat meerdere sporen. In de brief van 28 november 2022 waarnaar u in uw vraag verwijst, worden de maatregelen toegelicht die in het kader van het zogenoemde spoor 1 zo snel mogelijk worden ingevoerd. Daarnaast geeft de brief een stand van zaken weer voor spoor 2, waarin verbeteringen worden verkend die van fundamentelere aard zijn en het terrein van de Participatiewet overstijgen. De problematiek valt binnen het thema bestaanszekerheid van spoor 2. Dit thema richt zich juist op de huidige complexiteit van en de daaruit voortvloeiende fragiliteit van het bestaansminimum. In de brief wordt een eerste schets van de inhoud en vervolgstappen gegeven, zonder dat nog ingegaan kon worden op specifieke onderwerpen of beoogde maatregelen, omdat de uitwerking meer tijd kost.
Kunt u het signaal dat op 30 november aan de Raad voor de rechtspraak is doorgegeven met de Kamer delen?36
Ja. De reactie op het signaal bedoeld in vragen 35 en 36 is op 30 november 2022 op ambtelijk niveau per e-mail gedeeld vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid met de Raad voor de rechtspraak. Wat betreft de problematiek luidt deze reactie: SZW meldt dat de signalen bekend zijn en worden onder andere meegenomen in het traject Participatiewet in balans. De Kamer heeft hierover eergisteren een brief ontvangen: [Kamerbrief stand van zaken Participatiewet in balans | Kamerstuk | Riiksoverheid.nl].
Waarom is deze problematiek na het kinderopvangtoeslagschandaal niet opgepakt, toen de plechtige belofte gedaan werd vergelijkbare dossiers op te lossen?
Nadat de problematiek eind 20 1 637 voor het eerst onder de aandacht werd gebracht door de Nationale ombudsman (NO) hebben in 20 1 738 , 2 0 2 0 39 40 41 en 202140 41, opeenvolgende kabinetten mogelijke oplossingsrichtingen in beeld gebracht die erop waren gericht te zorgen dat huishoudens met een netto-inkomen op het sociaal minimum altijd het maximale bedrag aan de voor hen relevante toeslagen ontvangen. Uw Kamer is daarover geïnformeerd. De verkenning die in 2020 is toegezegd in de beantwoording van Kamervragen is in 2021 ingevuld met de fiches bij de reactie op de motie Lodders/Van Weyenberg. De oplossingsrichtingen zijn intensief onderzocht en gewogen, maar steeds bleek er geen oplossingsrichting te vinden zonder vergaande nadelen.
Gelet op de lange looptijd, de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 27 september 2022 en de omvang van de groep huishoudens, buigt het kabinet zich over een structurele oplossing.
Hoeveel gezinnen en hoeveel mensen hebben sinds het eerste signaal in 2016 op enig moment onder het sociaal minimum (de bijstandsnorm inclusief het recht op toeslagen) geleefd?
Dit aantal huishoudens en personen is niet bekend. Wat betreft het aantal betrokken huishoudens met aanvullende bijstand houden wij rekening met een aantal in de orde van grootte van 5.000 huishoudens op jaarbasis, gebaseerd op een analyse van de Belastingdienst uit 20 1942 waarin een inschatting wordt gemaakt voor het jaar 2023. Daarbij kan het ieder jaar om andere huishoudens gaan, doordat uitkeringsposities van huishoudens kunnen veranderen. De Belastingdienst schatte in dat in 2023 circa 5.700 huishoudens te maken zouden hebben met deze afbouw van de algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner, daarnaast aanvullende bijstand ontvangen, hierdoor een lager toeslagbedrag beschikt krijgen en dientengevolge minder te besteden hebben. Dit is een maximum waarin geen rekening is gehouden met de vermogenstoets in de Participatiewet.43 De Belastingdienst gaat deze analyse actualiseren.
Buiten de groep huishoudens met een aanvullende bijstandsuitkering die in het onderzoek van de Belastingdienst naar voren komt, is er bij een bredere groep alleenverdieners sprake van een netto-inkomen gelijk aan of hoger dan dat van een (echt)paar met een bijstandsuitkering, maar met een lager toeslagbedrag (in gelijke omstandigheden). Dit is een uitwerking van het niet-gelijk lopen van de afbouwpaden van de AHK bij de fiscale overdraagbaarheid en bij de bijstandssystematiek. Deze groep huishoudens zit netto op de netto-bijstandsnorm voor paren (en krijgt dus geen aanvullende bijstandsuitkering), maar ontvangt (anders dan een bijstandspaar) niet het maximale toeslagbedrag door een hoog toetsingsinkomen. Het kan ook voorkomen dat huishoudens met een inkomen hoger dan de netto-bijstandsnorm en een hoog toetsingsinkomen, inclusief toeslagen minder te besteden hebben dan een bijstandspaar. Een eerste inschatting, op basis van een steekproef die wordt gebruikt bij de berekening van de koopkrachtontwikkeling, komt op circa 4.500 huishoudens in 202344.
Kent u artikel 20 van de Grondwet die stelt:"1. De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid. 2. De wet stelt regels omtrent de aanspraken op sociale zekerheid. 3. Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege."?
Ja.
Deelt u de mening dat het derde lid van artikel 20 de opdracht geeft dat niemand onder de bijstandsnorm zakt (behalve bij schuldsanering wanneer een strengere norm geldt?)
Het derde lid van artikel 20 GW bevat een opdracht aan de wetgever om bij wet een recht op bijstand te creëren voor Nederlanders die niet zelf in hun bestaan kunnen voorzien. Dit sociaal grondrecht vestigt geen rechtstreekse aanspraak voor individuen op bijstand en bevat evenmin de opdracht om een bijstandsnorm in het leven te roepen die voor elke rechthebbende onder alle omstandigheden en te allen tijde toereikend moet zijn.
Aan deze bepaling heeft de wetgever uitvoering gegeven door het in het leven roepen van (thans) de Participatiewet, die regelt dat iedere in Nederland woonachtige Nederlander (en de met de Nederlander gelijkgestelde), met onvoldoende middelen, recht heeft op bijstand van overheidswege. De bijstandsnormen die in de Participatiewet zijn opgenomen, worden geacht in principe toereikend te zijn voor de noodzakelijke kosten van het bestaan. De Participatiewet kent echter ook, in aanvulling op de bijstandsnormen, de mogelijkheid om aanvullende algemene en bijzondere bijstand toe te kennen aan degenen voor wie de bijstandsnorm vanwege bepaalde omstandigheden ontoereikend is om alle noodzakelijke kosten te kunnen dragen. Daarnaast kennen we in Nederland het toeslagenstelsel en kan er bijvoorbeeld kwijtschelding van gemeentelijke belastingen worden verleend.
Is de Grondwet geschonden? Hoe komt u tot die conclusie?
Het is een gegeven dat de Participatiewet uitvoering geeft aan de grondwettelijke opdracht tot wetgeving, zoals wij hebben toegelicht bij vraag 40. Daaraan doet deze problematiek niet af. Als, ten gevolge van conflicterende regelingen, burgers onder de bijstandsnorm uitkomen met hun besteedbaar inkomen, dan biedt de Participatiewet als vangnetregeling ook de mogelijkheid om tot aanvulling over te gaan. De uitspraak van de CRvB geeft dan ook geen aanleiding te veronderstellen dat van een schending van de Grondwet sprake zou kunnen zijn.
Wilt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Gelet op de noodzaak om de uitvoerige set vragen zorgvuldig te beantwoorden, ontvangt u de beantwoording helaas buiten de termijn van drie weken. Voor uw overzicht is tweemaal gebruik gemaakt van een tabel waarmee meerdere vragen worden beantwoord.
NRC, 28 februari 2023, 'Al jaren in armoede, door een fout van de overheid',
(https://www.nrc.nl/nieuws/2023/02/28/al-iaren-in-armoede-door-een-fout-van-de-overheid-a4158294)
Meest recente publicatie: Staatscourant 2022, 32251 I Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl)
Meest recente normenbrief: Normenbrief 1 januari 2023 - informatie voor gemeenten I Publicatie I Rijksoverheid.nl
Het tabelloon geeft het belastbaar maandinkomen in stappen van € 4,50, dit is € 4,50 * 12 = € 54 op jaarbasis.
Dit is de stand van de afbouw van de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon per 1 januari 2023. De toepassing van de dubbele algemene heffingskorting in de berekening van de netto bijstandsnorm wordt sinds 2012 afgebouwd. Onder huidig beleid bouwt de dubbele heffingskorting af naar een enkele heffingskorting in 2035, met 2,5 procentpunt per halfjaar.
Loonbelasting en premie volksverzekeringen (afronden naar beneden): 36,93% * € 25.05622 = € 9.253. Algemene heffingskorting, waarbij de afbouw naar beneden wordt afgerond: 3070 - 6,095% * (€ 25.05622 - € 22.661) = € 2.925. 1,6 maal de van toepassing zijnde algemene heffingskorting geeft € 4.680.
De loonheffing is dan € 9.253 - € 4.680 = € 4.573 per jaar, of € 381,08 per maand.
bruto wettelijk minimumloon, inclusief de minimumvakantiebijslag, op maandbasis, minus de loonheffing op maandbasis: € 2089,16 - € 381,08 = € 1.708,08
Gemeente Utrecht, 'Geld en hulp bij rondkomen', (https://www.utrecht.nl/werk-en-inkomen/geld-en-hulp-bii-rondkomen/)
Ad 1. Dit betreft algemene bijstand volgens de gehuwdennorm per 1 januari 2023, exclusief vakantiegeld van €85,40 per maand. (€1.622,68 + €85,40 = €1.708,08 per maand.)
Ad 2. Huurtoeslag: Dit is berekend op basis van de hoogte van de huur bij sociale woningbouw. Het Nibud rekent voor de gemeente Utrecht in de Minima Effect Rapportage met een gemiddelde sociale huur van €563,-per maand voor alleenstaanden en voor (echt)paren zonder kinderen en met een gemiddelde sociale huur van €659,- per maand in situaties met kinderen voor zowel alleenstaanden als (echt)paren.
Ad 3. Zorgtoeslag: de zorgtoeslag bedraagt €265,-. Bij een toetsingsinkomen boven de €25.00037 per jaar treedt een geleidelijke daling op. Het toetsingsinkomen bijstand is lager dan €25.00037 dus per definitie de maximale zorgtoeslag.
Ad 4. Dit betreft kindgebonden budget en kinderbijslag.
Ad 5. In de Minima Effectrapportage van het Nibud voor de gemeente Utrecht wordt individuele bijzondere bijstand niet mee genomen als structurele vorm van maandelijkse inkomsten, omdat individuele bijzondere bijstand verstrekt wordt bij onvoorziene, bijzondere kosten.
Ad 6. Individuele inkomenstoeslag: €673/12 voor (echt)paar zonder kinderen. Aanname in de gemeente Utrecht is dat het (echt)paar langer dan 3 jaar (= referteperiode) in armoede verkeert. €954/12 voor een (echt)paar en 1 kind. (>12 jr) en €954/12 voor (echt)paar en 2 kinderen (>12 jr).
Ad 7. Hoogte bedrag kwijtschelding gemeentelijke- en waterschapsbelastingen: Afvalstoffenheffing € 366,25, Watersysteemheffing €98,99 en Zuiveringsheffing € 63,94. Voor meerpersoonshuishoudens.
Ad 8. U-pas= tegoed €120,- per persoon x 2 (boven 18 jaar) + €385,- per kind > 12 jaar.
Ad 9. Zorgverzekering U-polis= €19,- per persoon x 2 per maand.
Ad 10. Energietoeslag verschilt per gemeenten. In de gemeente Utrecht: € 1.300/12.
Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen werkenden en uitkeringsgerechtigden.
Een deel van de energietoeslag in 2023 (500 euro) mocht al in 2022 uitgekeerd worden, waardoor de energietoeslag in 2023 ook 800 euro kan bedragen afhankelijk van de invulling van gemeentes. Gemeente Utrecht keert in 2023 1.300 euro uit.
Ook wel bekend als loondervingsuitkering. Het kan bijvoorbeeld gaan om uitkeringen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Ziektewet (ZW), Werkloosheidswet (WW) en de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW).
Dit is technisch gezien mogelijk door de bijstandsaanvulling als eindheffingsbestanddeel aan te wijzen en aan de ontvanger uit te keren. Eindheffingsbestanddelen tellen niet mee voor het toetsingsinkomen van de ontvanger. Over het eindheffingsbestanddeel wordt wel belasting betaald, in dit geval door de uitkeringsverstrekker (de gemeente).
Nibud, 2 november 2020, 'Nibud: Verhoog bijstand en minimumjeugdloon', (https://www.nibud.nl/nieuws/nibud-verhooa-biistand-en-minimumieuadloon/)
NRC, 28 februari 2023, «Al jaren in armoede, door een fout van de overheid»,
fhttps://www.nrc.nl/nieuws/2023/02/28/aHaren-in-armoede-door-een-fout-van-de-overheid-a4158294)
Rapport Kamervragen SP - afbouw heffingskorting in relatie tot toeslagen van 13 december 2019, bijlage bij antwoord op schriftelijke vragen van de leden Leijten en Jasper van Dijk, zie Antwoord op vragen van de leden Leijten en Jasper van Dijk over het verminderde recht op toeslagen als effect van de afbouw van de algemene
heffingskorting | Tweede Kamer der Staten-Generaal
Indien sprake is van een vermogen boven deze grens, is het niet mogelijk om een aanvulling uit de Participatiewet te krijgen. Er is dan sprake van een netto-inkomen onder de bijstandsnorm, maar niet van gederfde huur- of zorgtoeslag. Hier staat tegenover dat het huishouden financiële draagkracht heeft in de vorm van vermogen.
ECLI:NL:CRVB:2022:1952
Of tot het laatstverdiende loon, indien dit lager was dan bruto-WML.
Tot 2008 was in beide gevallen sprake van tweemaal AHK. Destijds werd bij alleenverdieners de (niet zelfstandig verzilverde) AHK van de minstverdienende alsnog uitbetaald als de meestverdienende partner genoeg belasting betaalde. Dit werd de overdraagbaarheid van de AHK genoemd. Deze overdraagbaarheid is in de periode 2008-2023 geleidelijk afgebouwd. Sinds 2012 wordt de dubbele AHK in de bijstandssystematiek geleidelijk afgebouwd totdat op termijn rekening wordt gehouden met eenmaal AHK. Per 1 januari 2023 wordt in de bijstandssystematiek gerekend met 1,6 maal AHK. De afbouw van de dubbele AHK in de bijstandssystematiek is volgens de huidige wet- en regelgeving voltooid in 2035.
ECLI:NL:CRVB:2022:1952
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019-2020, nr. 2819
Antwoord van 15 mei 2020 op schriftelijke vragen van de leden Leijten en Jasper van Dijk, zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, Aanhangsel van de handelingen 2819, Antwoord op vragen van de leden Leijten en Jasper van Dijk over het verminderde recht op toeslagen als effect van de afbouw van de algemene
heffingskorting I Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vervolgbrief staatssecretaris Toeslagen en Douane van 30 november 2021 op de reactie op de motie Lodders/Van Weyenberg, zie Kamerbrief over inventarisatie knelpunten en oplossingen in het huidige toeslagensysteem I Kamerstuk I Rijksoverheid.nl en Fichebundel vervolgbrief motie Lodders-Van Weyenberg I Kamerstuk I Rijksoverheid.nl
Antwoord van 20 maart 2023 op vragen van het lid Maatoug over "Reactie op brief LOSR over samenloop regelingen en effect op toeslagen", zie Kamerstukken II, vergaderjaar 2022-2023, Aanhangsel van de handelingen, 1929. Antwoord op vragen van het lid Maatoug over "Reactie op brief LOSR over samenloop regelingen en effect op toeslagen" I Tweede Kamer der Staten-Generaal
Waarbij wordt voorkomen dat deze aanvulling via de (bijzondere) bijstand gevolgen heeft voor toeslagen.
Antwoord van 20 maart 2023 op vragen van het lid Maatoug over "Reactie op brief LOSR over samenloop regelingen en effect op toeslagen", zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, Aanhangsel van de handelingen, 1929. Antwoord op vragen van het lid Maatoug over "Reactie op brief LOSR over samenloop regelingen en effect op toeslagen"
Nationale ombudsman, 19 december 2016, brief nr. 201630963,
(,https://www.nationaleombudsman.nl/svstem/files/biilaae/Brief%20aan%20staatssecretaris%20Sociale%20Za
ken%20en%20Werkaeleaenheid%20%2819%20december%202016%29.pdf)
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019-2020, nr. 2819
Raad voor de rechtspraak, 11 mei 2022, 'Rechters: knellende wetgeving leidt tot onrechtvaardige situaties', (,https://www.rechtspraak.nl/Oraanisatie-en-contact/Oraanisatie/Raad-voor-
derechtspraak/Nieuws/Paainas/Rechters-knellende-wetaevina-leidt-tot-onrechtvaardiae-situaties.aspx)
Afhankelijk van de huishoudsituatie kan een bedrag worden misgelopen in de volgende toeslagen: huurtoeslag, zorgtoeslag en voor de jaren voor 2020 kindgebonden budget.
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022-2023, nr. 1400
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022-2023, nr. 1400, antwoord 3
Brief Nationale ombudsman van 19 december 2016 aan de Staatssecretaris SZW, kenmerk 201630963, zie Brief aan staatssecretaris Sociale Zaken en Werkgelegenheid (19 december 2016).pdf (nationaleombudsman.nl)
Reactie Staatssecretaris SZW van 4 april 2017 op brief Nationale ombudsman, 2018Z14684, zie Afschrift reactie op de brief van de nationale ombudsman over ongewenste effecten van wet en regelgeving | Tweede Kamer der Staten-Generaal
Kamerstukken II, 2020-2021, 31 06643 nr. 89844, zie Kamerstuk 3106643, nr. 89844 | Overheid.nl >
Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl)
Kamerstukken II, 2020-2021, 31 06643 nr. 89844, zie Kamerstuk 3106643, nr. 89844 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl)
Kamerstukken II, 2021-2022, 31 06643 nr. 92745, zie Kamerstuk 3106643, nr. 92745 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl)
Rapport Kamervragen SP - afbouw heffingskorting in relatie tot toeslagen van 13 december 2019, bijlage bij antwoord op schriftelijke vragen van de leden Leijten en Jasper van Dijk, blg-933284, zie Informatie over Bijlage 933284 I Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl)
Indien sprake is van een vermogen boven deze grens, is het niet mogelijk om een aanvulling uit de Participatiewet te krijgen. Er is dan sprake van een netto-inkomen onder de bijstandsnorm, maar niet van gederfde huur- of zorgtoeslag door aanvullende bijstand. Hier staat tegenover dat het huishouden financiële draagkracht heeft in de vorm van vermogen.
In deze berekening is geen rekening gehouden met huishoudens die geen recht op toeslagen hebben doordat het vermogen boven de relevante vermogensgrenzen ligt.
- 1.Pieter Omtzigt (1974) is vanaf 3 juni 2003 lid van de Tweede Kamer. In de periode 2003-2021 was hij lid van de CDA-fractie, die hij verliet om in 2023 deel te nemen met het door hem opgerichte Nieuw Sociaal Contract. De heer Omtzigt studeerde economie en statistiek in Exeter en Rome en promoveerde in 2003 in Florence op een proefschrift, getiteld 'Essays on cointegration'. Daarnaast was hij actief bij de jongerenorganisatie van het CNV. De heer Omtzigt was onder meer woordvoerder financiën, belastingen en pensioenen.
- 2.Christine Teunissen (1985) is sinds 31 maart 2021 lid van de Tweede Kamerfractie van de Partij voor de Dieren. Daarvoor was zij van 12 maart 2019 tot 31 maart 2021 Eerste Kamerlid. Eerder was zij dat van 9 juni 2015 tot 11 oktober 2018. In 2018 verving zij tijdelijk Marianne Thieme als Tweede Kamerlid. Mevrouw Teunissen was persvoorlichter van de Tweede Kamerfractie van de Partij voor de Dieren en een half jaar medewerker van de Eerste Kamerfractie. Verder was zij gemeenteraadslid (fractievoorzitter) in Den Haag. Als Kamerlid houdt zij zich onder meer bezig met klimaat, economie, biodiversiteit, vrijhandelsverdragen, ontwikkelingssamenwerking, buitenlandse zaken, Europese zaken, defensie en onderwijs. Tijdens het verlof van Esther Ouwehand (2022-2023) was zij fractievoorzitter.
- 3.Van jongsaf politiek betrokken SP-politica, die zes jaar politiek leider van haar partij was. Stapte daarmee in de voetsporen van haar vader Jan Marijnissen. Werd al op zeer jonge leeftijd tot gemeenteraadslid in Oss gekozen en moest enige tijd wachten voor zij zitting kon nemen. Was later onder meer cao-onderhandelaar voor Abvakabo FNV en later FNV. Werd al na een half jaar fractievoorzitter. Was sinds haar aantreden als Kamerlid in maart 2017 tevens woordvoerder zorg van de SP-fractie. Bepleitte onder meer succes een parlementair onderzoek naar dienstverlening van en fraudebestrijding door overheidsdiensten. Vriendelijk Kamerlid, dat echter fel oppositie voerde tegen in haar ogen doorgeschoten marktwerking.
- 4.Chris Stoffer (1974) is sinds 11 april 2018 lid van de Tweede Kamerfractie van de SGP en sinds 5 september 2023 fractievoorzitter. Sinds augustus 2023 is hij politiek leider van de SGP. De heer Stoffer was directeur netwerkmanagement bij Rijkswaterstaat, een organisatie waar hij daarvoor diverse functies bekleedde. Daarnaast was hij raadslid (fractievoorzitter) in de gemeente Nunspeet. Als Kamerlid houdt hij zich onder meer bezig met het algemene regeringsbeleid, buitenlandse zaken, onderwijs, cultuur, jeugd, infrastructuur en waterstaat, fiscale zaken en digitalisering.
- 5.Uit Overijssel afkomstige christendemocrate. Was voor haar Tweede Kamerlidmaatschap werkzaam als zelfstandig ondernemer, onder meer op het terrein van vastgoed en als adviseur op het gebied van aanbestedingen. Actief in het CDJA. Had verder zitting in de gemeenteraad van Kampen (tevens fractievoorzitter). Hield zich in de vierenhalf jaar dat zij CDA-Kamerlid was vooral bezig met arbeidsmarktbeleid en integratie en met medisch-ethische zaken. Op de regio gerichte afgevaardigde, die met een initiatiefnota kwam over familiebedrijven.
- 6.Wybren van Haga (1967) was van 31 oktober 2017 tot 6 december 2023 lid van de Tweede Kamer. Tot 13 mei 2021 maakte hij deel uit van de FVD-fractie, daarna vormde hij met twee anderen de Groep-Van Haga. Eerder, op 24 september 2019, werd hij uit de VVD-fractie gezet, na voor een derde keer in opspraak te zijn geraakt. De heer Van Haga vormde daarna een eenmansfractie, maar trad per 1 december 2020 toe tot de fractie van FVD. Hij werkte voor Shell in onder meer Gabon, Schotland en Oman en was bestuurder van diverse ondernemingen. Hij was voorts zeven jaar gemeenteraadslid in Haarlem. In augustus 2021 richtte hij de partij BVNL (Belang van Nederland) op, waarmee hij in 2023 zonder succes deelnam aan de verkiezingen.
- 7.Nicki Pouw (1991) was van 31 maart 2021 tot 1 september 2023 lid van de Tweede Kamerfractie van JA21. Op 1 september 2023 stapte zij over naar de Tweede Kamerfractie van de BBB, waarvan zij tot 6 december 2023 deel uitmaakte. Van 10 maart tot 30 juni 2022 was zij met zwangerschaps- en bevallingsverlof. Hiervoor was zij van 11 juni 2019 tot 31 maart 2021 lid van de Eerste Kamer. Tot 30 november 2020 maakte mevrouw Pouw daar deel uit van de FVD-fractie, daarna van de Fractie-Van Pareren, later Fractie-Nanninga). Eerder was zij werkzaam in de thuiszorg en in ziekenhuizen. In 2023 promoveerde zij aan de VU op een onderzoek naar reuma. Mevrouw Pouw was verder Statenlid in Utrecht. Als Tweede Kamerlid hield zij zich vooral bezig met onderwijs, cultuur en wetenschap, volksgezondheid, welzijn en sport en sociale zaken en werkgelegenheid.
- 8.In 2021 de verrassende lijsttrekker van 50PLUS, die echter twee maanden na haar verkiezing met die partij brak en als eenpersoonsfractie verder ging. Zij werkte eerder als manager en adviseur op het gebied van personeelswerving, was directeur van COC Nederland en directeur-bestuurder van ouderenorganisatie ANBO. Voorts zat zij in de Sociaal-Economische Raad en was zij gemeenteraadslid voor Progressief Woerden. Als Kamerlid pleitbezorger van de belangen van ouderen en van mensen met een beperking. Vond het politieke bedrijf te populistisch. Vanaf 1 november 2023 bekleedde zij een bestuursfunctie in een instelling voor kwetsbare ouderen.
- 9.Pieter Grinwis (1979) is sinds 31 maart 2021 lid van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie. Hij was eerder fractievoorzitter van Christenunie/SGP in de gemeenteraad van Den Haag en beleidsmedewerker van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie. De heer Grinwis maakte ook deel uit van de verkiezingsprogrammacommissie voor 2021. Als Tweede Kamerlid houdt hij zich bezig met wonen en ruimtelijke ordening, belastingen, financiën, toeslagen, economische zaken, water, klimaat en energie, landbouw, natuur en voedselkwaliteit en stikstof.
- 10.Barbara Kathmann (1978) is sinds 31 maart 2021 Tweede Kamerlid. Tot 27 oktober 2023 was dat voor de PvdA en sindsdien is zij lid van de Tweede Kamerfractie van GroenLinks-PvdA. Mevrouw Kathmann was van juli 2018 tot februari 2021 wethouder voor economie, wijken en kleine kernen van Rotterdam. Eerder was zij lijsttrekker en fractievoorzitter van PvdA Rotterdam en werkte zij onder meer bij omroep LLink. Als Kamerlid houdt mevrouw Kathmann zich bezig met digitalisering en privacy. Verder was zij lid van de parlementaire enquêtecommissie Aardgaswinning Groningen.
- 11.Caroline van der Plas (1967) is sinds 31 maart 2021 lid en voorzitter van de Tweede Kamerfractie van BoerBurgerBeweging (BBB). Zij komt uit Deventer en was werkzaam als journalist voor tijdschriften in de agrarische sector. Omschreef zichzelf als 'boerin zonder boerderij'. Behalve met het algemene regeringsbeleid houdt mevrouw Van der Plas zich als Kamerlid bezig met landbouw, natuur, visserij, voedselzekerheid, praktijk- en beroepsonderwijs, arbeidsmigratie en regio. Sinds 2024 is zij voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken.
- 12.Het Christen-Democratisch Appèl (CDA) is een christelijk geïnspireerde partij in het centrum van het politieke spectrum. Henri Bontenbal is momenteel politiek leider van het CDA. De partij werd opgericht op 11 oktober 1980 als fusie van Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Christelijk-Historische Unie (CHU) en Katholieke Volkspartij (KVP).
- 13.De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 14.De SGP is een behoudende christelijke (reformatorische) partij aan de rechterkant van het politieke spectrum, die strikt volgens Bijbelse normen politiek wil bedrijven. Politiek leider van de SGP is Chris Stoffer. De partij werd opgericht op 24 april 1918 en is daarmee de oudste nog bestaande partij van Nederland.
- 15.De ChristenUnie is een christelijke partij, met op sociaal en ecologisch gebied progressieve en op ethisch gebied behoudender standpunten. Politiek leider van de ChristenUnie is sinds januari 2023 Mirjam Bikker. De partij ontstond in januari 2000 als samenwerkingsverband tussen het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) en de Reformatorische Politieke Federatie (RPF). Per 22 januari 2000 zijn de partijen gefuseerd.
- 16.De Partij voor de Dieren (PvdD) beschouwt dieren als de allerzwaksten in de samenleving en wil dierenwelzijn terugbrengen op de politieke agenda. Politiek leider van de Partij voor de Dieren is Esther Ouwehand . De partij werd opgericht in 2002.
- 17.JA21 is een conservatief-liberale en nationalistische partij. De naam staat voor ‘het Juiste Antwoord’ maar ook voor de voorletters van Joost Eerdmans en Annabel Nanninga. Zij richtten op 18 december 2020 de partij op, nadat zij eerder FVD hadden verlaten. Joost Eerdmans is de politiek leider.
- 18.De BoerBurgerBeweging (BBB) is een politieke partij die zich expliciet focust op mensen buiten de Randstad. De partij werd op 1 november 2019 opgericht. Politiek leider is Caroline van der Plas .
- 19.Het ministerie is onder meer belast met het algemeen sociaaleconomisch beleid, met name voor het werkgelegenheidsbeleid, arbeidsaangelegenheden en voor het inkomens- en vermogensbeleid. Het ministerie draagt ook zorg voor de sociale zekerheid in Nederland.
- 20.Dit ministerie speelt een centrale rol bij het vertalen van het algemeen regeringsbeleid in financieel beleid. Daarnaast coördineert het de openbare uitgaven en zorgt het ministerie voor de inning van de belastinggelden. Het ministerie is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de financiën van lagere overheden als provincies en gemeenten. Het monetaire beleid is eveneens een zorg van dit ministerie. Het ministerie behartigt de Nederlandse, financiële belangen in Europa en de rest van de wereld.
- 21.25069 - Onderzoeksopdracht inzake Srebrenica
- 22.25056 - Bevordering integere besluitvorming openbaar bestuur
- 23.28162 - Interpellatie-Rietkerk - Gevangeniswezen
- 24.27241 - Toezicht op financiële conglomeraten
- 25.27919 - Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN)
- 26.26905 - Wijziging van de termijn van vaststelling van het hoger onderwijs- en onderzoeksplan
- 27.29357 - Wijziging van het Reglement voor de Stenografische dienst van de Staten-Generaal in verband met het toevertrouwen van de zorg voor de Stenografische Dienst aan de Tweede Kamer, het instellen van een gemengde commissie van beroep, en wijziging van de naam van de dienst in Dienst Verslag en Redactie
- 28.29891 - Interdepartementaal Beleidsonderzoek: Open bestel in het hoger onderwijs en de bve-sector
- 29.28877 - Financiële relaties tussen gemeenten en organisaties van betaald voetbal
- 30.31129 - Evaluatie Wet op het notarisambt
- 31.25843 - Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering (enige delegatiebepalingen in het kader van de regeling van de terbeschikkingstelling)
- 32.27815 - Overeenkomst tussen de Benelux en Estland betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen
- 33.25070 - Gesubsidieerde Arbeid
- 34.26157 - Verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake de Nationale ombudsman
- 35.27134 - Wijziging begroting Justitie 1999 (samenhangende met de slotwet)
- 36.28129 - Wijziging begroting Defensie 2001 (Najaarsnota)
- 37.25000 - Miljoenennota 1997
- 38.34352 - Uitvoering en evaluatie Participatiewet
- 39.Brief regering; Reactie op brief LOSR over samenloop regelingen en effect op toeslagen - Uitvoering en evaluatie Participatiewet
- 40.29279 - Rechtsstaat en Rechtsorde
- 41.Brief regering; Reactie op verzoek commissie over het jaarverslag Rechtspraak 2021 - Rechtsstaat en Rechtsorde
- 42.Brief regering; Stand van zaken Participatiewet in balans - Uitvoering en evaluatie Participatiewet
- 43.31066 - Belastingdienst
- 44.Brief regering; Reactie op de motie Lodders/Van Weyenberg over verdere quick fixes om het toeslagenstelsel te verbeteren (35572-49) - Belastingdienst
- 45.Brief regering; Vervolg reactie op de motie Lodders/Van Weyenberg over verdere quick fixes om het toeslagenstelsel te verbeteren (35572-49) - Belastingdienst