Bepalingen inzake zelfstandige bestuursorganen (1997-1999) - Hoofdinhoud
Op 19 september 1997 dienden minister van Algemene Zaken/premier Wim Kok i en de minister van Binnenlandse Zaken Hans Dijkstal i een voorstel in tot wijziging van de Grondwet om de positie van zelfstandige bestuursorganen (ZBO) i daarin vast te leggen.
Het voorstel betrof een wijziging van de artikelen 134 i en 135 i Grondwet, en het laten vervallen van artikel 136 i Grondwet. Doel was de Grondwet op die manier te laten aansluiten bij de inrichting van het Nederlandse openbaar bestuur, omdat de ZBO's wel in praktijk bestonden, maar niet in de constitutie.
Op 1 februari 1999 werd het voorstel in eerste lezing ingetrokken, omdat er brede kritiek op het voorstel bestond in de Tweede Kamer.
Inhoudsopgave
In het wetsvoorstel zouden de artikelen 134 en 135 gewijzigd worden op de volgende manier:
Artikel 134
-
1.Bij of krachtens de wet kunnen zelfstandige bestuursorganen en organen van publiekrechtelijke beroeps- en bedrijfsorganisatie worden ingesteld.
-
2.De wet regelt de inrichting, samenstelling en bevoegdheden van zelfstandige bestuursorganen en organen van publiekrechtelijke beroeps-en bedrijfsorganisatie, alsmede de openbaarheid van hun vergaderingen. Binnen bij de wet te bepalen grenzen kan bij de wet aan organen van publiekrechtelijke beroeps- en bedrijfsorganisatie en aan zelfstandige bestuursorganen verordenende bevoegdheid worden verleend.
-
3.De wet regelt het toezicht op zelfstandige bestuursorganen en organen van publiekrechtelijke beroeps- en bedrijfsorganisatie. Vernietiging van hun besluiten kan alleen geschieden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 135
De wet geeft regels ter voorziening in zaken waarbij twee of meer provincies, gemeenten, waterschappen of andere openbare lichamen. Daarbij kan in de instelling van een nieuw openbaar lichaam worden voorzien, in welk geval artikel 134, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing is.
Artikel 136 Grondwet zou in het voorstel komen te vervallen
Een ZBO is een een bestuursorgaan van de centrale overheid dat niet onder een minister i valt. ZBO's zijn "bekleed met openbaar gezag". Dat wil zeggen dat ze bevoegd zijn bepaalde taken uit te voeren en daarvoor ook instrumenten tot hun beschikking hebben.
Bij de algehele grondwetsherziening van 1983 achtte de regering de tijd nog niet rijp voor het opnemen van de ZBO's in de Grondwet, maar door de ontwikkeling van deze organen tussen 1983 en 1997 achtte de regering de tijd in 1997 wel rijp voor het opnemen van deze bepaling in de Grondwet. Omdat ZBO's overheidsgezag uitoefenen tegenover burgers, vond de regering het belangrijk dat ook in de Grondwet aandacht voor deze organen kwam. In de Grondwet zijn immers de hoofdzaken van de staatsinrichting geregeld.
Vanuit de Raad van State en de Tweede Kamer kwam echter kritiek op het plan. De Raad van State stelde in het adviesrapport bij het wetsvoorstel dat de discussie over de positie van ZBO's nog niet was uitgekristalliseerd, waardoor het niet verantwoord was om de grondwettelijke verankering al te regelen. Verschillende partijen in de Tweede Kamer hadden dezelfde kritiek als de Raad van State. Andere partijen vonden dat de regering te mager had gereageerd op het advies van de Raad van State, en waren daarom kritisch over het wetsvoorstel.
Deze discussie resulteerde in het intrekken van het wetsvoorstel in eerste lezing op 1 februari 1999.