Vragen SP over het artikel: ‘De rechtspraak is kennelijk alleen openbaar voorzover het de rechter behaagt’

Kamer Tweede Kamer
Kamerleden M. (Michiel) van Nispen i
partijen Socialistische Partij i
gevraagd aan Justitie en Veiligheid i
beantwoord door Justitie en Veiligheid i
status beantwoording beantwoord
vraag datum 6 december 2022
antwoord datum 3 juli 2023
antwoordduur in dagen 209
aantal dagen overtijd 188

1.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2022-2023    Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3109

Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het gebrek aan openbaarheid in de rechtspraak (ingezonden 6 december 2022).

Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 3 juli 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022-2023, nr. 1187. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023-2023, nr. 1311.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «De rechtspraak is kennelijk alleen openbaar voorzover het de rechter behaagt»?1

Antwoord 1 Ja.

Vraag 2

Wat vindt u van het voorbeeld dat in het artikel wordt aangehaald waarbij iemand geen inzage krijgt in een rechterlijke uitspraak?

Antwoord 2

Het is niet aan een bewindspersoon om te bepalen of een rechterlijke uitspraak wordt verstrekt aan iemand anders dan een procespartij of advocaat. Dit is aan de onafhankelijke rechtspraak.

Het in het artikel aangehaalde voorbeeld was een verzoek tot verstrekking van een vonnis op basis van artikel 365 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering. In gemeld wetsartikel staat openbaarheid centraal. Wel maakt de rechter steeds een afweging of de belangen van degene ten aanzien van wie het vonnis is gewezen of van de derden die in het vonnis worden genoemd zich verzetten tegen het verstrekken van het vonnis aan iemand anders. In het gegeven voorbeeld heeft de voorzitter van de rechtbank geoordeeld dat daarvan geen sprake was. Bij het indienen van een klacht hierover werd de verzoeker vervolgens door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard.

1 NRC, 1 december 2022, De rechtspraak is kennelijk alleen openbaar voorzover het de rechter behaagt (www.nrc.nl/nieuws/2022/12/01/de-rechtspraak-is-kennelijk-alleen-openbaar-voorzover-het-de-rechter-behaagt-a4150116).

ah-tk-20222023-3109 ISSN 0921 - 7398 's-Gravenhage 2023

Vraag 3

Waarom is het volgens u belangrijk dat uitspraken openbaar worden gemaakt?

Antwoord 3

Openbaarheid van de rechtspraak is een belangrijk beginsel van onze rechtsstaat.1 Dit houdt in de eerste plaats in dat rechtspraak in het openbaar plaatsvindt. In de tweede plaats wordt aan betrokken procespartijen de uitspraak verstrekt. De uitspraak kan daarnaast ook aan anderen worden verstrekt. In de derde plaats kunnen uitspraken worden gepubliceerd. Dat is het voor het publiek toegankelijk maken van uitspraken door opname op rechtspraak.nl. De voorzitter van de Raad voor de rechtspraak heeft laten weten, dat de rechtspraak het streven heeft om het merendeel van de rechterlijke uitspraken online te gaan publiceren. Op die manier wordt de toegankelijkheid van uitspraken vergroot. Dat past in het streven van het kabinet om de toegang tot het recht te versterken.2

Vraag 4

Wat vindt u in dat kader van het weigeren van het verstrekken van een uitspraak omdat iemand onvoldoende belang daarbij zou hebben?

Antwoord 4

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 2. Vraag 5

Is dit volgens u de openbaarheid van rechtspraak zoals die door de wetgever is bedoeld?

Antwoord 5

De wetgever legt het oordeel over het verstrekken van een uitspraak aan anderen dan direct betrokkenen uitdrukkelijk bij de rechter, onder meer in het in antwoord 2 vermelde artikel 365 lid 4 Wetboek van Strafvordering. Openbaarheid in ruimere zin wordt bereikt door de publicatie van uitspraken op rechtspraak.nl.

Vraag 6

Welke ambities zijn er voor wat betreft het publiceren en verstrekken, indien daarom wordt verzocht, van rechterlijke uitspraken?

Antwoord 6

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de antwoorden op vraag 2 en vraag 3.

Vraag 7

Bent u bereid om met de Raad voor de Rechtspraak in gesprek te gaan om duidelijkheid te verschaffen over het publiceren en verstrekken van rechterlijke uitspraken om vergelijkbare situaties in de toekomst te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 7

Met de Raad voor de rechtspraak ben ik op reguliere basis in gesprek over het programma «Meer en verantwoord publiceren». Over dit onderwerp zal ik uw Kamer schriftelijk nader informeren in het eerste kwartaal van 2023.

Nader antwoord

Op 20 januari 2022 heb ik vragen beantwoord van het lid Van Nispen over het gebrek aan openbaarheid in de rechtspraak (ingezonden 6 december 2022).3 Met deze brief informeer ik uw Kamer over een correctie op de beantwoording van vraag 2. In de laatste zin is vermeld dat de voorzitter van de rechtbank geoordeeld heeft dat er sprake is van het gegeven voorbeeld van het nieuwsartikel en dat daarna in een klachtenprocedure dit oordeel is bekrachtigd. De klacht is echter niet-ontvankelijk verklaard door de rechtbank en daarna ook niet bekrachtigd in een klachtenprocedure.

In deze versie van de beantwoording van de Kamervragen is het antwoord op vraag 2 hierop aangepast.

Ik verzoek uw Kamer de laatste zin van het bovenstaande antwoord van vraag 2 als niet-geschreven te beschouwen. Ter rectificatie van het antwoord op vraag 2 in mijn gemelde brief van 20 januari 2023 verzoek ik uw Kamer de volgende tekst in aanmerking te nemen als het correcte antwoord op vraag 2: (...) In het gegeven voorbeeld heeft de voorzitter van de rechtbank geoordeeld dat daarvan geen sprake was. Bij het indienen van een klacht hierover werd de verzoeker vervolgens door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, Aanhangsel 3

1

   O.a. art. 121 Grondwet, art. 28 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en art. 6 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de burgerlijke vrijheden.

2

   Kamerstuk29 279 i, nr. 706 i.

3

   Kamerstukken 2022/23, Aanhangsel nr. 1311.