We koersen af op de-industrialisatie van Europa - Hoofdinhoud
De energie-intensieve sector krijgt harde klappen als het kabinet niet sneller ingrijpt, waarschuwen Laurens Dassen en Pieter Omtzigt.
De huidige energiecrisis kan tot de-industrialisatie van Europa leiden. Door de lakse houding van het kabinet bepaalt straks de markt welke sectoren er in de toekomst nog in Nederland en Europa bestaan. Industriële bedrijven die basisgoederen produceren, een sleutelrol spelen bij de energie- of klimaattransitie én die technieken ontwikkelen die de basis vormen van de economie van de toekomst, dreigen door de hoge energieprijzen hun productie naar de VS of China te verplaatsen, waar de energieprijzen maar een fractie zijn van de energieprijzen in Europa. Als het kabinet én de Europese Commissie nalaten regie te nemen en strategische keuzes te maken, verliezen we dit kapitaal voorgoed.
Onlangs kondigde Hak aan de productie stil te leggen als gevolg van de energieprijzen. Ook het industriecluster Chemelot en het metaalbedrijf Nyrstar, een van de eerste elektrische smelters ter wereld, staan (gedeeltelijk) stil. Het zijn slechts enkele voorbeelden van energie-intensieve sectoren die direct de consequenties voelen van de gestegen gasprijzen. Prijzen die in landen als China en de VS vijf keer lager liggen. Dit leidt tot verschuivingen van productielijnen. Tot begin dit jaar had bijvoorbeeld de Europese chemiesector een surplus op de handelsbalans met de VS, nu is dat omgedraaid. Of zoals de voorman van Cefic, koepelorganisatie van chemiebedrijven, in het FD liet opteken: „Sinds maart importeren we als sector meer dan we exporteren, op volume en qua waarde. Dit is geen probleem voor één jaar, maar voor drie, vier jaar. Wie gaat er nog in Europa investeren? Dit gaat over de toekomst van onze economie.”
Geopolitieke gevolgen
In de coronacrisis werd onze afhankelijkheid van buitenlandse spelers pijnlijk duidelijk. De pandemie toonde ons de noodzaak van strategische autonomie. In het coalitieakkoord staat: „We zetten in op open strategische autonomie van de EU en stimuleren innovatiekracht en slimme industriepolitiek.” Maar juist het vertrek van de basisindustrie en de groene maakindustrie bedreigt deze hang naar strategische autonomie. Toch lijken het kabinet en de Europese Commissie nog niet van de urgentie doordrongen.
Een kabinet dat spreekt van een oorlogseconomie enerzijds, kan de broodnodige harde politieke keuzes anderzijds niet blijven ontwijken. We koersen ziende blind en horende doof op de de-industrialisatie van Europa. Veel bedrijven en sectoren trekken terecht aan de bel. Nederland en Europa maken zichzelf zo op langere termijn nóg kwetsbaarder en dat besef lijkt niet op de radar van onze premier te staan, met mogelijk grote geopolitieke gevolgen. We halen dan wel de klimaatdoelen, maar doen dat doordat we alles importeren uit andere gebieden.
Het kabinet moet zich realiseren dat de tijd van vooruitschuiven voorbij is. Wij roepen het kabinet op om met een heldere definitie en afbakening van sectoren te komen die van belang zijn voor voedselzekerheid, energiezekerheid en strategische autonomie. Daarnaast willen we dat het kabinet voor eind november met uitgewerkte beleidsopties komt om ervoor te zorgen dat cruciale sectoren niet permanent uit Europa verdwijnen. Als we de markt zijn gang laten gaan, is de kans te groot dat we vitale en essentiële bedrijven kwijtraken aan de VS en China. Dat kunnen we ons met het oog op de klimaat- en energietransitie, ons toekomstig verdienvermogen en onze onafhankelijkheid niet permitteren.