Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2023

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 36200 XIV - Vaststelling begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2023 i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2023; Memorie van toelichting; Memorie van toelichting
Document­datum 20-09-2022
Publicatie­datum 20-09-2022
Nummer KST36200XIV2
Kenmerk 36200 XIV, nr. 2
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2022

2023

36 200 XIV

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2023

Nr. 2

MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

Geraamde uitgaven en ontvangsten    3

2.1    Beleidsprioriteiten    7

2.2    Belangrijkste beleidsmatige mutaties    22

2.3    Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven    26

2.4    Openbaarheidsparagraaf    26

2.5    Planning Strategische Evaluatie Agenda    29

2.6    Overzicht risicoregelingen    30

2.7    Overzicht coronamaatregelen    33

Artikel 21 Land- en tuinbouw    35

Artikel 22 Natuur, visserij en gebiedsgericht werken    50

Artikel 23 Kennis en innovatie    66

Artikel 24 Uitvoering en toezicht    73

Artikel 50 Apparaat    78

Artikel 51 Nog onverdeeld    81

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit    82

Artikel 1 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen    88

Bijlage 1: ZBO's en RWT's    96

Bijlage 2: Specifieke uitkeringen per departement    97

Bijlage 3: Verdiepingshoofdstuk    102

Bijlage 4: Moties en toezeggingen    108

Bijlage 5: Subsidieoverzicht    110

Bijlage 6: Strategische Evaluatie Agenda (SEA)    114

Bijlage 7: Rijksuitgaven Caribisch Nederland    127

Bijlage 8: NGF-bijlage    128

Bijlage 9: Overzicht kengetallen en indicatoren    128

Bijlage 10: Europese geldstromen    140

Bijlage 11: Afkortingenlijst    145

GERAAMDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Geraamde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 2.776 mln.

  • 21. 
    Land- en tuinbouw
  • 22. 
    Natuur, visserij en gebiedsgericht werken
  • 23. 
    Kennis en innovatie
  • 24. 
    Uitvoering en toezicht 50. Apparaat 51. Nog onverdeeld

Geraamde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 79 mln.

  • 21. 
    Land- en tuinbouw
  • 22. 
    Natuur, visserij en gebiedsgericht werken
  • 23. 
    Kennis en innovatie
  • 24. 
    Uitvoering en toezicht 50. Apparaat 51. Nog onverdeeld

0    10    20    30    40

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat/begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld en worden de verplichtingen, ontvangsten en uitgaven van verplichtingen-kasagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

  • C. 
    Schouten

De Minister voor Natuur en Stikstof

  • C. 
    Van der Wal-Zeggelink

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN

  • 1. 
    Leeswijzer

Begrotingsstructuur

Beleidsagenda

De beleidsagenda begint met het onderdeel beleidsprioriteiten, waarin de hoofdlijnen van het (budgettair) beleid uiteen worden gezet. Daarnaast zullen de belangrijkste begrotingsmutaties voor zowel de uitgaven als ontvangsten worden weergegeven en toegelicht. In de volgende paragraaf wordt het overzicht getoond van de niet-juridisch verplichte uitgaven. Daarna volgt de openbaarheidsparagraaf, die voor het eerst in de begroting is opgenomen. Daarna volgt een toelichting op de Strategische Evaluatie Agenda en een overzicht van de risicoregelingen. Tot slot is een overzicht van de coronamaatregelen opgenomen.

Beleidsartikelen

Aansluitend op de beleidsagenda volgt de toelichting op de beleidsartikelen. Per beleidsartikel is een algemene doelstelling en een beschrijving van de rol en verantwoordelijkheid van de bewindspersoon opgenomen. De beleidsartikelen bevatten een tabel waarin de meerjarige budgetten voor de financiële instrumenten zijn opgenomen. De financiële instrumenten zijn voorzien van een korte toelichting. Beleidswijzigingen ten opzichte van het voorgaande jaar worden in ieder beleidsartikel separaat toegelicht.

In de beleidsartikelen 21 en 22 van deze begroting worden begrotingsreserves apart toegelicht (conform artikel 2.21, lid 2 Comptabiliteitswet 2016). Het gaat om de reserves Landbouw, Visserij, borgstellingsfaciliteit voor de landbouw, Apurement en Risicovoorziening jonge boeren. Conform de motie Van Veldhoven en Koolmees (Kamerstuk 34 475-XIM, nr. 12) zijn de eventuele aanvullende afspraken over de begrotingsreserves opgenomen. In opvolging van de motie Geurts (Kamerstuk 34 000-XMI, nr. 64) worden de geraamde wijzigingen gedurende het begrotingsjaar in de 1e en 2e suppletoire begroting inzichtelijk gemaakt.

Niet-beleidsartikelen

In de LNV-begroting zijn twee niet-beleidsartikelen opgenomen: artikel 50 «Apparaat» en artikel 51 «Nog onverdeeld». In artikel 50 wordt ingegaan op de personele en materiële kosten van zowel het kerndepartement als de totale apparaatskosten van de NVWA en de begrotingsgefinancierde ZBO's en RWT's. Artikel 51 gaat in op de loonbijstelling, prijsbijstelling en middelen die nog worden verdeeld over de betreffende onderdelen op de LNV-begroting.

Begroting agentschappen

In de Begroting agentschappen is een overzichtstabel van het agentschap de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) opgenomen. Daarnaast wordt in de agentschapsparagraaf verder ingegaan op de begroting van de NVWA, waarbij ook een kasstroomoverzicht en een overzicht van doelmatigheidsindicatoren zijn opgenomen.

Begroting Diergezondheidsfonds (DGF)

De begroting van het DGF bevat een separate leeswijzer waarin de begroting nader wordt toegelicht.

Bijlagen

De bijlagen van de LNV-begroting zijn:

  • Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak;
  • Specifieke uitkeringen per departement;
  • Verdiepingshoofdstuk;
  • Moties en toezeggingen;
  • Subsidieoverzicht;
  • Strategische Evaluatie Agenda (SEA);
  • Rijksuitgaven Caribisch Nederland;
  • NGF-bijlage;
  • Overzicht kengetallen en indicatoren;
  • Europese geldstromen.

Groeiparagraaf

Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften 2022 is aan de LNV begroting 2023 een bijlage Specifieke uitkeringen toegevoegd, waarin voor het Ministerie van LNV wordt aangegeven welke specifieke uitkeringen er uitgekeerd worden en welke voornemens er zijn voor specifieke uitkeringen. Tevens is een NGF-bijlage toegevoegd met daarin een overzicht van de projecten uit het Nationaal Groeifonds die door het Ministerie van LNV worden uitgevoerd. Aan de beleidsagenda is op grond van de RBV 2022 een openbaarheidsparagraaf toegevoegd (paragraaf 2.3 van het Beleidsverslag). In de openbaarheidsparagraaf wordt aandacht besteed aan de beleidsvoornemens inzake de uitvoering van de Wet open overheid (Woo).

Geschatte budgetflexibiliteit in OWB 2023

De huidige informatieverstrekking over budgetflexibiliteit is geplaatst onder model 1.33d budgettaire gevolgen van beleid. Het model 1.32c 'niet-juridisch verplichte uitgaven' is daarmee te komen vervallen. Door het aanbrengen van enige verfijning en deze uiteindelijk ook in meerjarig perspectief te plaatsen, wordt het inzicht in de budgetflexibiliteit vergroot.

 

Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen

Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

=> 50 en < 200

2

4

=> 200 < 1000

5

10

=> 1000

10

20

  • 2. 
    Beleidsagenda

2.1  BeleidsprioriteitenLNV Beleidsagenda 2023

Op het terrein van het Ministerie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit komt een aantal grote maatschappelijke kwesties bij elkaar. Aan de ene kant is het noodzakelijk dat we de natuur herstellen en beschermen. Aan de andere kant willen we ruimte bieden voor economische ontwikkeling, zeker ook van de landbouw, visserij en tuinbouw. Daarvoor is een nieuwe balans nodig. Het kabinet-Rutte IV heeft als een belangrijk speerpunt om de grote en urgente maatschappelijke opgaven in het landelijk gebied rondom natuur, water en klimaat op te lossen. Het kabinet wil dit doen met een integrale, zowel gebiedsoverstijgende als gebiedsgerichte aanpak voor stikstof, water, klimaat en natuur. Hiermee moeten nationaal en internationaal dwingende doelen gerealiseerd worden. Deze aanpak zal onvermijdelijk leiden tot ingrijpende aanpassingen in het landelijk gebied en de agrarische sector. Dit kan alleen een succes worden als we tegelijkertijd zorgen voor nieuw perspectief. Voor boeren, tuinders en vissers, die in en rondom die natuur hun brood verdienen en behoefte hebben aan duidelijkheid en consistent beleid voordat ze noodzakelijke investeringen kunnen doen. Maar het perspectief is ook nodig voor gezinnen die naarstig op zoek zijn naar een huis, voor ondernemers die hun bedrijf duurzaam willen uitbreiden, en voor iedereen die gebruikmaakt van weg of spoor.

Voor de integrale gebiedsgerichte aanpak wordt het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) een belangrijke drager. Het Rijk legt in het NPLG de structurerende, richtinggevende keuzes en (regionale) doelen vast, zodat landelijke doelen onontkoombaar gehaald zullen worden. Het kabinet hecht eraan dat alle sectoren een evenredige bijdrage leveren om de doelen te halen. Zo ligt er in de sectoren industrie, bouw en mobiliteit een grote verduurzamingsopgave. Hier werken Rijk en regio hard aan, onder andere via maatregelen en middelen vanuit nationaal klimaatbeleid of Europese regelgeving, waarmee ook de stikstofuitstoot sterk gereduceerd wordt.

De inzet is om de maatregelen zo vorm te geven dat ze een duurzame, innovatieve en concurrentiekrachtige landbouw in Nederland mogelijk maken, waarin boeren een goed verdienvermogen hebben. Want de landbouw is niet alleen onmisbaar doordat zij voedsel produceert, maar ook doordat zij mogelijkheden biedt om de biodiversiteit te versterken, koolstof vast te leggen, water vast te houden, de landschappelijke kwaliteit, de culturele identiteit en ons erfgoed recht te doen, en een gezonde leefomgeving voor mens en dier te bieden. Het is van groot belang dat agrariërs de gelegenheid krijgen om de benodigde transities zelf mede vorm te geven. Naar aanleiding van een breed gesteunde motie-Klaver ontvangt de Kamer later dit najaar een brief waarin concreter wordt ingegaan op de toekomst van de landbouw, de wijze waarop LNV agrarische ondernemers wil ondersteunen en ook welke rol ketenpartijen daarin spelen.

Het nieuwe beleid krijgt vorm in een continent waar een oorlog gaande is, in een wereld waar de tegenstellingen tussen machtsblokken toenemen, op een planeet waar de effecten van klimaatverandering zich steeds sterker manifesteren. Niet alleen in Nederland is er daarom behoefte aan een toekomstbestendig voedselsysteem en beschikbaarheid van voldoende en betaalbaar voedsel. De urgentie daarvan is het meest aan de orde in minder ontwikkelde landen. In Nederland is de voedselzekerheid niet in het geding. Nederland blijft, binnen gegeven ecologische grenzen, een belangrijke voedselproducent en zal met zijn hoogwaardige kennis en kunde ook elders bijdragen aan verbetering van het voedselsysteem.

  • 2. 
    Integrale aanpak stikstof, water, klimaat en natuur

In 2023 staat de stap naar de uitvoering van de integrale gebiedsgerichte aanpak centraal. Het kabinet werkt samen met provincies en andere betrokken partijen aan de uitvoering van een integrale aanpak die zich richt op stikstof, en de (Europese) normen en opgaven voor de waterkwaliteit, bodem, klimaat en biodiversiteit. Met de integrale aanpak stuurt het kabinet op het onontkoombaar realiseren van de doelstellingen. De integrale gebiedsgerichte aanpak zal leiden tot grote aanpassingen in het landelijk gebied. Doel is de natuur te herstellen, de water- en bodemkwaliteit te verbeteren, de uitstoot van broeikasgassen te verlagen en de vergunningverlening weer op gang te brengen voor maatschappelijke opgaven als woningbouw, mobiliteit, bedrijvigheid, landbouw en de energietransitie. De aanpak bestaat zowel uit landelijke als uit gebiedsgerichte maatregelen. Het NPLG is het beleidskader. Daarin worden richtinggevende, structurerende keuzes en (regionale) doelen op het vlak van stikstof en natuur, klimaat en water vastgelegd als basis voor de integrale gebedsprogramma's van provincies. Provincies stellen met alle lokale belanghebbenden integrale gebiedsprogramma's op, die uiterlijk 1 juli 2023 klaar zijn. Ze doen dat aan de hand van de kenmerken van het gebied, waarbij in het bijzonder bodem en water sturende factoren zijn. Medio 2023 zal het kabinet het ontwerp-NPLG vaststellen, inclusief de definitieve (regionale) doelen en structurerende keuzes. Parallel worden de sectorale stikstofdoelen uitgewerkt voor de andere sectoren zoals mobiliteit en industrie: begin 2023 richtinggevend en vervolgens medio 2023 definitief.

Voor de uitvoering van goedgekeurde gebiedsplannen kunnen provincies vanaf 2024 financiële middelen toegekend krijgen uit het Transitiefonds. In aanvulling op bestaande middelen gaat het hierbij om 24,3 miljard euro tot en met 2035 voor de aanpak van stikstof, water en klimaat in het landelijk gebied. Voor het Transitiefonds wordt een Instellingswet ingediend, opdat het fonds per 1 januari 2024 operationeel is.

Op verzoek van de minister voor Natuur en Stikstof hebben de provincies in het voorjaar van 2022 voorstellen ingediend om de integrale gebiedsgerichte aanpak versneld van start te laten gaan. De versnellingsvoorstellen moeten vooruitlopend op de gebiedsprogramma's in de jaren 2022 en 2023 bijdragen aan de doelen in de integrale gebiedsgerichte aanpak: natuur (inclusief stikstof), water en klimaat. De voorstellen voorzien in de aankoop van onder andere bedrijven, de afwaardering van gronden, innovatie, kennisontwikkeling, het vergroten van maatschappelijke betrokkenheid en het uitvoeren van KRW-, natuur- en stikstofmaatregelen. Op het budget Specifieke uitkering wordt in 2023 in totaal €275 mln. vanuit het Transitiefonds vrijgemaakt voor de Provinciale Uitvraag die voortbouwt op het eerdere traject van 2022.

Met de oprichting in 2022 van de regieorganisatie transitie landelijk gebied (RTLG) stelt het kabinet het Rijk, provincies en andere overheden in staat om te komen tot een succesvolle en slagvaardige uitvoering van de transitie van het landelijk gebied volgens de in het NPLG opgenomen doelen. De regieorganisatie ondersteunt en adviseert de provincies bij de transitie-sprocessen. Namens de Minister voor Natuur en Stikstof is RTLG belast met vrijgeven van middelen op basis van een gezamenlijk afgesproken toetsingskader en met het monitoren en zo nodig bijsturen van de integrale gebiedsprogramma's op doelbereik.

De implementatie van het bronmaatregelenpakket zoals besloten binnen de structurele aanpak stikstof ten tijde van het vorige kabinet Rutte -III wordt onder het huidige kabinet doorgezet. Bij de implementatie is inmiddels wel geconstateerd dat er zowel sprake is van vertraging als van tegenvallende prognoses. Bovendien zijn aanvullende maatregelen nodig om de doelstellingen uit huidige Coalitieakkoord voor 2030 en verder te halen. Daarom wordt doorlopend gekeken naar opties voor intensivering en uitbreiding van het bronmaatregelenpakket zodat enerzijds bijsturing kan plaatsvinden binnen het huidige maatregelenpakket indien nodig en anderzijds de ambities van het kabinet Rutte-IV kunnen worden behaald. In 2023 zal in ieder geval gekeken worden naar:

  • • 
    Het vormgeven van de maatregelen die onderdeel zijn van de klimaat-opgave, maar ook stikstofreductie realiseren;
  • • 
    Maatregelen die het huidige pakket vervlechten met de maatregelen die voortkomen uit de gebiedsplannen.

Deze maatregelen worden zo veel mogelijk integraal opgepakt. Verder wordt gewerkt aan continue voortgangsbewaking van de implementatie van de bronmaatregelen en geacteerd op signalen die daar uit voortkomen.

Om meer zekerheid en duidelijkheid te bieden aan initiatiefnemers en het bevoegd gezag, werkt LNV samen met vertegenwoordigers van bevoegde instanties aan het aanscherpen en verduidelijken van het beleid en aan het instrumentarium van toestemmingverlening. De beleidslijn die in de Hoofdlijnenbrief (Kamerstukken 33576, nr. 265) en in de concrete uitwerking daarvan in de Kamerbrief over de toestemmingsverlening zijn daarbij het uitgangspunt. Het kabinet blijft breed zoeken naar mogelijkheden om zo snel als mogelijk de PAS-melders te legaliseren.

Het kabinet stelt voor 2023 € 250 mln. beschikbaar voor de legalisatieopgave van de PAS-melders. Met deze middelen worden de provincies in staat gesteld om de benodigde maatregelen te treffen om de problematiek van de PAS-melders versneld op te lossen. De middelen kunnen door provincies worden ingezet voor maatregelen om een reductie van stikstofdepositie te bewerkstelligen waarmee stikstofruimte wordt gegenereerd om PASmelders te legaliseren door het verlenen van toereikende natuurvergun-ningen en/of additionele maatregelen. Met deze middelen is het zodoende voor de provincies mogelijk om het noodzakelijke maatwerk te bieden.

Om natuur effectief en efficiënt te herstellen is een robuuste kennisbasis van groot belang. Omdat ieder natuurgebied anders is, verschilt ook de opgave per gebied. Via natuurdoelanalyses wordt inzichtelijk gemaakt wat de toestand is van een stikstofgevoelig Natura2000-gebied en of er noodzaak is voor aanvullende bronmaatregelen en/of aanvullende natuur-herstelmaatregelen. Deze informatie wordt opgenomen in de integrale gebiedsprogramma's. De natuurdoelanalyses worden uiterlijk in het eerste kwartaal van 2023 afgerond.

In de tweede helft van 2022 wordt de Ecologische Autoriteit formeel ingesteld en wordt deze ook operationeel. Deze autoriteit is onafhankelijk en zal zorgdragen voor de wetenschappelijke toetsing van de natuurdoelanalyses en de gebiedsprogramma's. Daarmee zal de Ecologische Autoriteit in 2023 een grote hoeveelheid werkzaamheden moeten gaan verrichten.

De Ecologische Autoriteit richt zich vooralsnog vooral op stikstofgevoelige natuur. In 2023 zal verkend worden of de toetsing kan worden verbreed naar ook advisering op brede ecologische vraagstukken.

  • 3. 
    Natuur beschermen, het verlies van biodiversiteit herstellen en bewegen naar een natuurinclusieve samenleving

LNV werkt in 2023 samen met veel andere partijen verder aan het beschermen en versterken van de natuur. Dit gebeurt door de versnelling van de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland door de provincies (Kamerstukken 33576, nr. 253), door de realisatie van het Programma Natuur, de gezamenlijke Bossenstrategie van Rijk en provincies (Kamerstukken 33576, nr. 202) en de aanpak Grote Wateren. Met deze inzet werkt het kabinet aan het bereiken van de doelen van de Vogel- en Habitatrichtlijn. De rol van LNV hierbij is die van stelselverantwoordelijke voor het natuurbeleid. Het vervult die rol met de inzet van Staatsbosbeheer, het stelsel van monitoring van natuur via het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) en het stellen van doelen voor beschermde gebieden.

LNV draagt verder verantwoordelijkheid voor het nakomen van verplichtingen in EU-verband (zoals de EU-Biodiversiteitstrategie) en op wereldwijd niveau (VN-Biodiversiteitsverdrag CBD). Daarbij beoogt het kabinet een sterkere vertaling van de Europese en internationale afspraken waaraan we ons hebben gecommitteerd naar de uitvoering van het nationale natuurbeleid. Als onderdeel van die EU-Biodiversiteitstrategie is in 2022 het voorstel voor een EU-verordening natuurherstel verschenen. Dit voorstel moet bijdragen aan doorlopend, langdurig en bestendig herstel van diverse en veerkrachtige natuur in de Unie, zowel op land als zee door herstel van ecosystemen, habitattypen en soorten. Het voorstel bevat verschillende bindende natuurdoelen en verplichtingen voor een breed scala aan ecosystemen. Het gaat onder andere om een verdere concretisering van habitattypen en soorten die reeds beschermd worden op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en om een nieuw vereiste dat habitattypen en herstelde leefgebieden van soorten ook buiten Natura2000-gebieden niet mogen verslechteren. Het BNC-fiche over de verordening is toegezegd aan de Kamer voor 9 september 2022. In 2023 (en mogelijk ook 2024) zal op EU niveau onderhandeld worden tussen Commissie, lidstaten en Europees parlement over dit voorstel. Ook andere onderdelen van de EU-Biodiversiteitsstrategie, zoals het voorstel met betrekking gebiedsbescherming, zullen aan de orde komen in de Milieuraad. Op VN-niveau zal in 2023, via een nationale biodiversiteitstra-tegie en actieplan, worden gewerkt aan de eind 2022 overeen te komen afspraken over een wereldwijd raamwerk voor biodiversiteit, in het kader van het VN-Biodiversiteitsverdrag (CBD).

Het programma Natuur richt zich op herstel en versterking van natuurgebieden die gevoelig zijn voor stikstof. Voor dit programma is 2023 het laatste jaar van de eerste fase (2021-2023). Het jaar 2023 staat daarom in het teken van enerzijds de uitvoering van maatregelen, anderzijds het voorbereiden van de tweede fase (2024-2030). De Natuurdoelanalyses en de bouwstenen van de actualisatie doelensystematiek vormen de basis voor het stellen van prioriteiten. Dit gebeurt in nauwe samenhang met andere maatschappelijke opgaven uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied.

Naast de hierboven genoemde gebiedsbescherming werkt LNV in 2023 samen met provincies, IenW/Rijkswaterstaat en andere partijen aan de bescherming van soorten binnen en buiten Natura2000-gebieden op grond van de soorten die de Vogel- en Habitatrichtlijn beschermt. Het Rijk ontwikkelt kaders om ervoor te zorgen dat er bij het realiseren van de energietransitie en woningbouw rekening wordt gehouden met de aanwezige soorten. Waar kennis over de staat van instandhouding van soorten en effectieve mitigerende maatregelen ontbreekt, wordt die aangevuld. In 2023 zal voorts met provincies en betrokken partijen worden gewerkt aan een duurzame benutting van de natuur, waarbij ook jacht en faunabeheer meer gebiedsgericht worden ingezet. Jacht, faunabeheer en schadebestrijding zijn dan mogelijk in gebieden waar het goed gaat met de soort. In EU-verband zet Nederland in op het verminderen van de bijvangst van bruinvissen bij de staand wantvisserij.

Via de Agenda Natuurinclusief, onderdeel van het programma Natuur, werken we aan herstel van de natuur buiten de Natura 2000-gebieden in acht domeinen: bouw, energie, financiële sector, infrastructuur, natuurin-clusieve landbouw, onderwijs, water, vrijetijdseconomie. In 2023 staat er een stevige organisatie en zal voor alle domeinen duidelijk zijn welke uitvoeringsstappen zij al hebben gezet, welke stappen ze nog zullen zetten, en wat zij daarvoor nodig hebben. Ook zal in 2023 onderzocht worden op welke domeinen de agenda verbreed kan worden. Naar verwachting stuurt LNV in het najaar van 2023 een Agenda Natuurinclusief 2.0 naar de Tweede Kamer.

Het realiseren van een natuurinclusieve samenleving vindt niet alleen plaats in landelijk gebied, maar ook in stedelijk gebied. Samen met BZK, IenW en VWS werkt LNV aan natuurherstel in en om de stad via een integrale programmatische aanpak Groen in en om de stad en het programma Groene en Gezonde Leefomgeving, waarbij de diverse opgaven, zoals klimaatadaptatie, gezondheid, woningbouw en isolatieopgave in samenhang worden aangepakt en verbindingen worden gelegd met programma's op die onderwerpen.

Ook voor de grote wateren en de Noordzee zet LNV in op het versterken van natuur in aangewezen natuurgebieden (Natura2000 en Kaderrichtlijn Mariene Strategie) en het verbeteren van biodiversiteit door natuurinclusief ontwikkelen daarbuiten. Voor de Noordzee ligt het accent ook in 2023 op het implementeren van het Noordzeeakkoord en de EU-Biodiversiteitstra-tegie. De ambitie voor Wind op zee krijgt onder andere gestalte in de Partiële Herziening van Programma Noordzee 2022-2027 Uitgangspunt is dat uitbreiding van Wind op zee alleen mogelijk is als dat past binnen de ecologische draagkracht. Natuurinclusief bouwen en het versterken van het ecosysteem van de Noordzee is essentieel. Hieraan geeft LNV met EZK, IenW en andere partijen invulling via het programma Natuurversterking Noordzee.

Voor de grote wateren ligt het accent op voortzetting van de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW). Voorbeelden van PAGW-projecten zijn de aanleg van eilanden zoals de Marker Wadden en de planuitwerking voor de zandsuppletie van de Galgenplaat in de Oosterschelde. Naast de PAGW wordt ingezet op het implementeren van het natuurwinstplan en het aanscherpen van ambities ten behoeve van de te actualiseren Natura 2000-beheerplannen (tussen 2023 en 2025 met Rijkswaterstaat als trekker). Een van de prioriteiten is de verdere uitwerking en implementatie van de trajecten en acties uit het Beleidskader Natuur Waddenzee. Over de hoofdlijnen hiervan zal de Tweede Kamer binnenkort worden geïnformeerd.

Nationale Parken zijn de parels van de Nederlandse natuur en kunnen een belangrijke rol spelen in het natuurbeleid. Het Rijk is systeemverantwoor-delijk voor de Nationale Parken. Het huidige programma nationale parken loopt eind 2022 af. Gezien de rol die de organisaties van de nationale parken kunnen spelen bij het verbinden van natuur met andere functies in de omgeving en de mogelijke rol bij de invulling van de grote ruimtelijke opgaves, werkt LNV samen met de provincies, de parken en de partners aan een nieuw beleidsprogramma, gebaseerd op de evaluatie van het programma nationale parken in 2022. Daarbij neemt LNV mee dat nationale parken een goede rol kunnen vervullen in de gebiedsgerichte uitwerkingen van het nationaal programma landelijk gebied. In 2023 werkt LNV de organisatie en financiering samen met de provincies en de nationale parken verder uit tot nieuwe afspraken. Intussen is voor 2023 geld op de LNV-begroting beschikbaar voor o.a. educatie, kwaliteitsverbetering van parken (de Tijdelijke Regeling Ondersteuning Nationale Parken), ondersteuning van het stelsel door het Nationale Parken Bureau, monitoring, evaluatie, onderzoek en toetsing.

De natuur in Caribisch Nederland staat onder grote druk. Zo gaat bijvoorbeeld het unieke koraal snel achteruit. Om het behoud en de ontwikkeling van natuur zeker te stellen is een Natuur en milieubeleidsplan 2020-2030 (NMBP) opgesteld. De uitvoering van het NMBP en de eilandelijke uitvoe-ringsagenda's wordt in de komende periode met prioriteit aangepakt. In het bijzonder gaat in het NMBP de aandacht uit naar erosiebestrijding, verbetering van de waterkwaliteit, afval, herbebossing, ruimtelijke planvorming, handhaving, landbouw en toerisme. Er is ook aandacht voor de versterking van de uitvoeringscapaciteit van de eilanden. Met de andere landen van het Koninkrijk (Curagao, Aruba en Sint Maarten) wordt onderzocht of verdere samenwerking op het terrein van LNV mogelijk is.

LNV werkt in 2023 verder aan de implementatie van de Omgevingswet door het Digitaal Stelsel Omgevingswet verder te optimaliseren en te vullen met actuele informatie zoals de Aanwijzingsbesluiten N2000 en Toegangsbe-perkende besluiten die via dit stelsel getoond worden.

  • 4. 
    Klimaatopgave landbouw en landgebruik

In 2022 is het reductiedoel in de Klimaatwet aangescherpt: in Nederland moet de broeikasgasuitstoot in 2030 ten minste 55% lager zijn dan de uitstoot in 1990. De beleidsinzet richt zich op een reductie van 60%. Voor de landbouw en het landgebruik zijn nieuwe emissiedoelen bepaald (Kamerstukken 32813, nr. 974). Met het ontwerpbeleidsprogramma klimaat (Kamerstukken 32813, nr. 1049) heeft het kabinet het pakket met maatregelen voor de komende jaren gepresenteerd. De uitvoeringsagenda bij het beleidsprogramma is voor LNV met ingang van 2023 de leidraad voor de uitvoering. LNV zal actief sturen op het te behalen resultaat en een passende instrumentenmix inzetten. De beleidsaanpak verschuift daarmee van stimulerend en faciliterend naar meer sturend en dwingend.

Eind 2022 publiceert de Europese Commissie het voorstel voor de verordening voor de certificering van koolstofverwijdering. In 2023 zal LNV uitwerken wat dit voorstel betekent voor het Nederlandse beleid voor koolstoflandbouw, in het bijzonder de certificering van koolstofvastlegging. De onderhandelingen in Europa over het 'Fit for 55'-pakket zijn of worden afgerond in 2023. Dan is duidelijk welke regels de Europese Commissie stelt en wat hiervan de consequenties zijn voor de landbouw en het landgebruik in Nederland. Nederland moet eind 2023 het Integrale Nationale Energie-en Klimaatplan (INEK) indienen bij de Europese Commissie. LNV geeft in dit plan aan hoe Nederland invulling geeft aan het Europees klimaatbeleid voor de landbouw en het landgebruik. Dit betreft onder meer de wijze waarop Nederland gaat bijdragen aan de Europese ambitie om in 2035 op EU-niveau klimaatneutraal te zijn voor landbouw en landgebruik.

Landelijk gebied

De klimaatmaatregelen die betrekking hebben op het landelijk gebied zijn onderdeel van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). In 2022 is de vervlechting van de klimaataanpak in het NPLG voorbereid. In 2023 zal hier concreet invulling aan worden gegeven.

Verduurzaming Glastuinbouw

Daarnaast ligt er een opgave voor de glastuinbouw om minder broeikasgas uit te stoten. In de Kamerbrief 32627-39 van 22 april 2022 is een pakket maatregelen beschreven waarmee door middel van stimuleren en beprijzen klimaatneutrale glastuinbouw in 2040 wordt gefaciliteerd. Gedurende 2023 zal er specifiek aandacht zijn voor onder meer het individuele sector-systeem, dat de tuinder stimuleert om energiezuinig te produceren én tegelijk de beweging naar een klimaatneutrale productie borgt. Dit krijgt uitwerking in een wetsvoorstel. Verder ontwikkelt EZK een subsidie-instrument, toegesneden op warmtenetten voor de gebouwde omgeving. Bedrijven uit bijvoorbeeld de industrie of de glastuinbouw die in de buurt van zulke warmtenetten gevestigd zijn, kunnen als ankerklant gebruikmaken van deze warmtenetten en zo de business case ervan verbeteren. LNV zal onderzoeken wat voor sec tuinbouwwarmteprojecten het best werkbaar is: inpassing in deze regeling of twee naast elkaar staande regelingen. Voorstellen hiervoor zullen worden uitgewerkt. Ook faciliteert LNV CO2-levering aan de glastuinbouw door middel van maatwerksubsidie voor een CO2-vloeistofmaker en verkent LNV de mogelijkheden om de glastuinbouw ook onder de energiebesparingsplicht te laten vallen.

  • 5. 
    Een toekomstbestendige landbouwsector

Toekomst landbouw

De agrarische sector staat voor stevige verduurzamingsopgaven. De richting is duidelijk: het coalitieakkoord bevestigt dat de agrarische sector een omslag moet maken naar kringlooplandbouw. Met kringlooplandbouw wordt het gebruik van schaarse grondstoffen en milieubelastende hulpmiddelen vermeden en wordt gezorgd voor een sterke natuur, waarvan onze voedselvoorziening afhankelijk is. Daarnaast gaat het bij kringlooplandbouw om respect voor dieren. Boeren hoeven deze omslag niet alleen te maken: de hele keten én de overheid, maar ook de consument hebben daarbij een onmisbare en belangrijke rol te vervullen. Een krachtige sector, die economisch sterk genoeg is om de transitie te maken, is een randvoorwaarde bij het behalen van de natuur- en milieudoelen. Als agrarische ondernemers in staat worden gesteld om emissies te verminderen en bij te dragen aan natuur en landschap, zijn zij onderdeel van de oplossing.

Het toekomstperspectief verschilt per agrarische onderneming en is afhankelijk van zowel persoonlijke ambities van de ondernemer als de (gebiedsspecifieke) omstandigheden van de onderneming. Naar aanleiding van een breed aangenomen motie van de Kamer (Kamerstuk 33 576, nr.

  • 29
    zal begin september 2022 een brief aan de Kamer aangeboden worden waarin wordt ingegaan op de noodzaak van verduurzaming, de toekomst van de landbouw per sector en wat er voor nodig is om dit toekomstbeeld te bereiken. De concrete uitwerking hiervan zal plaatsvinden in de gebieds-processen. Het bereiken van dit toekomstbeeld vraagt om verantwoordelijkheid van ketenpartijen om bij te dragen aan een duurzaam inkomen voor de boer en kaders en financiële en bedrijfsgerichte ondersteuning vanuit de overheid om kringlooplandbouw toe te kunnen passen.

Met de agrarische ondernemersagenda blijft LNV boeren steunen in hun verdienvermogen. Dat doet het ministerie door het stimuleren van (nieuw) ondernemerschap, het belonen van publieke diensten, het versterken van de marktmacht van agrariërs en het bevorderen van een gelijker speelveld. Binnen deze randvoorwaarden die de overheid bepaalt, is de agrarische ondernemer zelf verantwoordelijk voor zijn verdienmodel. LNV bewaakt de positie van de ondernemer op de markt. Dat gebeurt door monitoring van de landbouwmarkten en overleg met ketenpartners voor meer transparantie in de kostenverdeling in de keten. Dat laatste gebeurt mede via onderzoek van de ACM dat de margeverdeling voor specifieke producten inzichtelijk maakt.

Voor de transitie in de landbouw is het nodig dat alle schakels in de keten hun verantwoordelijkheid nemen en bijdragen. Het coalitieakkoord spreekt over 'een niet-vrijblijvende bijdrage' en kondigt aan dat ketenpartijen zullen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid in de transitie naar een duurzamer voedselsysteem. Zij kunnen immers het verdienmodel verbeteren voor boeren die willen verduurzamen. LNV maakt daarom met banken, toeleveranciers, de verwerkende industrie en de retail afspraken over het versterken van de positie van de boer in de keten. Mocht in februari 2023 blijken dat acties in de praktijk onvoldoende opleveren, dat de positie van de boer niet verbetert en de duurzaamheidinspanningen van de ketenpartijen achterblijven, dan volgt er bindend juridisch instrumentarium, inclusief wettelijke verplichtingen.

Verduurzaming veehouderij

Voor de verduurzaming van de veehouderij blijven bestaande instrumenten in 2023 beschikbaar. Voor technische innovatie stelt LNV onderdelen van de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en management-maatregelen (Sbv) open. Veehouders kunnen hiermee innovatieve technieken en/of managementmaatregelen ontwikkelen en deze vervolgens breder toepassen. Dit moet resulteren in een vermindering van de uitstoot van ammoniak, methaan, geur en fijnstof, wat ook de biodiversiteit ten goede komt. Daarbij is er ook aandacht voor verbetering van dierenwelzijn en brandveiligheid.

Ook blijft het meerjarige onderzoeks- en innovatieprogramma Integraal Aanpakken Methaan en Ammoniak in de veehouderij bijdragen aan het ontwikkelen van praktische maatregelen om de emissie van methaan en ammoniak te verlagen. LNV werkt naar een nieuw systeem op basis van gemeten emissies om belemmeringen bij innovaties weg te nemen. Dit op grond van het advies van de Taskforce Versnelling Innovatieproces Stalsys-temen uit 2021 en het nog uit te brengen advies van de kwartiermaker. LNV blijft de dierlijke sectoren ondersteunen in de uitvoering van integrale plannen voor verduurzaming. Als extra stimulans tot verduurzaming, zet LNV, samen met andere partijen, in op het vergroten van de vraag naar duurzame dierlijke producten, samen met andere partijen (Marktpro-gramma verduurzaming).

Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv)

Ook voor de ondersteuning van ondernemers die hun bedrijf willen beëindigen is in 2023 instrumentarium beschikbaar. Eén van de instrumenten is de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) (Kamerstukken 33567, nr. 265). Met de Lbv kunnen melkvee-, varkens- en pluimveehouders hun bedrijf of een locatie van hun bedrijf vrijwillig en met subsidie beëindigen. Het doel van de regeling is om stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden te verminderen. Naar verwachting is in 2023 duidelijk welke melkvee-, varkens- en pluimveehouders deelnemen aan de Lbv.

Dierenwelzijn

Onderdeel van het creëren van een langjarig perspectief voor de landbouw is het streven naar een 'dierwaardige veehouderij', waarbij de gedragsbe-hoeften van het dier leidend zijn. Daartoe wordt een convenant afgesloten met diersectoren, ketenpartijen en maatschappelijke organisaties. Alle schakels in de keten worden bij het convenant betrokken. Bij de uitwerking zal er aandacht zijn voor de leefomgeving van dieren, de bedrijfsvoering en het marktperspectief voor producten die voldoen aan hoge standaarden voor dierenwelzijn. Het convenant moet eind 2023 zijn afgesloten. In wetgeving worden elementen van dierwaardigheid nader verankerd.

Ook op Europees niveau geeft LNV invulling aan de beschreven ambitie. In het kader van de herziening van de EU-regelgeving op het gebied van dierenwelzijn zet LNV zich in voor een verbreding en aanscherping van deze regelgeving. De inzet van LNV is dat langeafstandstransporten van slachtdieren en jonge 'ongespeende' dieren, zoals kalveren, niet meer toegestaan zijn en dat er aan langeafstandstransporten van levende dieren over zee en land naar derde landen een einde komt (Kamerstukken 28286, nr. 1255).

Om de fysieke en mentale gezondheid van gezelschapsdieren te verbeteren, richt het beleid zich op de rol en verantwoordelijkheid van de dierhouder en de behoeften van het dier. Dieren moeten niet lijden onder ernstige afwijkingen of ziekten alleen omdat mensen een dier met een bepaald uiterlijk willen hebben. LNV zet fors in op beleid rond het fokken van en handel in dieren, met de focus op hond en kat. Zo verkent LNV een verbod op tentoonstellingen van dieren met ernstige gebreken, werkt het aan het terugdringen van bijtincidenten en aan een huis- en hobbydierenlijst die de behoeften van het dier en de veiligheid van mensen, gelet op zoönotische risico's, meeweegt. Met het oog op verantwoord houderschap richt het beleid zich in de komende jaren op het gedrag van de houder om daarmee het dierenwelzijn beter te borgen..

Diergezondheid

De coronapandemie laat zien hoe ingrijpend de gevolgen van zoönosen kunnen zijn. Het kabinet wil daarom de kans op een volgende pandemie verkleinen. De komende periode staat in het teken van de uitvoering van het actieplan versterken zoönosenbeleid (Kamerbrief 6 juli 2022). Diverse onderdelen van het actieplan worden op dit moment reeds uitgevoerd; de uitvoering van het plan loopt door tot en met 2026. Het doel van het actieplan van VWS en LNV is om de risico's op het ontstaan en de verspreiding van zoönosen in de toekomst verder te verkleinen en voorbereid te zijn op een eventuele uitbraak. Het actieplan strekt zich uit over de volle breedte van One Health (leefomgeving, veterinair en humaan), nationaal en internationaal, en richt zich op preventie, detectie en respons.

De vele uitbraken van vogelgriep, in de periode vanaf oktober 2021 tot in de zomer van 2022, nopen LNV en de pluimveesectoren tot het zoeken naar een langetermijnstrategie om de voortdurende dreiging van het vogelgriepvirus het hoofd te kunnen bieden (Kamerstukken 28807, nr. 246). Binnen deze strategie wordt gewerkt aan verschillende acties: inzet van vaccinatie, vergroten van bioveiligheid op bedrijven en maatregelen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

Het streven naar vermindering van het antibioticagebruik op veehouderijbedrijven wordt voortgezet. Daarbij is het van het grootste belang dat 'kritische antibiotica' toepasbaar blijven. Zij kunnen een laatste redmiddel zijn bij zorg aan mensen. Internationaal draagt LNV het Nederlandse beleid uit om antibioticagebruik te verminderen.

Mest

Bij de transitie naar een duurzame landbouw via het sluiten van kringlopen speelt mest een cruciale rol. Hervorming van het mestbeleid draagt bij aan de verbetering van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater (Kamerstukken 33037, nr. 374 en 33037, nr. 395) en helpt de stikstof- en klimaatdoel-stellingen te halen. Uitgangspunten van het toekomstig mestbeleid zijn een volledig grondgebonden melk- en rundveehouderij in 2032, afvoer en verwerking van alle mest van niet-grondgebonden bedrijven en een gebiedsgerichte aanpak in gebieden waar doelen voor waterkwaliteit niet gehaald worden. Parallel aan de hervorming van het mestbeleid implementeert LNV het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn 2022-2025 en het addendum. Om het gebruik van kunstmest te reduceren zet LNV Europees in op een landenspecifieke oplossing voor het gebruik van hoogwaardige producten uit dierlijke mest. Met een digitale realtime verantwoording van het transport van mest versterken LNV, NVWA en RVO de handhaving.

Europees en internationaal kader

Het kabinet zoekt steeds naar optimale Europese en internationale condities voor de transitie van de landbouw. Dat doet het in de eerste plaats via het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbouwbeleid (GLB), dat per 1 januari 2023 in werking treedt. Het toekomstig GLB kenmerkt zich door meer doelgerichte betalingen in plaats van inkomensondersteuning. Kenmerk van het nieuwe GLB is een sterkere focus op agrariërs die zich inspannen om de omslag te maken naar een duurzame bedrijfsvoering. Ook krijgt het GLB meer gebiedsgericht vorm om zo agrariërs die bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelstellingen, biodiversiteit en versterking van de kwaliteit van het landschap te ondersteunen.

Voor behoud van het verdienvermogen van de landbouwondernemer blijft het van groot belang om de afzetmarkten voor Nederlandse producten optimaal toegankelijk te houden, zowel binnen de EU als daarbuiten. LNV maakt afspraken met overheden van derde landen over het wegnemen van veterinaire en fytosanitaire belemmeringen om zo markten te verkrijgen en te behouden voor Nederlandse agrofoodbedrijven. Nederland zet zich bij handelsakkoorden tussen de Europese Unie en derde landen in voor de belangen van de Nederlandse land- en tuinbouw en voor het bevorderen van een gelijk speelveld, met meer aandacht voor duurzaamheid en dierenwelzijn.

Dat Nederland op allerlei manieren met de rest van de wereld verbonden is, trad voor het voedselsysteem in 2022 weer helder aan het licht. Mondiale schokken op de voedselmarkten als gevolg van de oorlog in Oekraïne en blijvende effecten van aanhoudende droogte of wateroverlast als gevolg van klimaatverandering laten zien hoe nodig weerbare (voedsel)systemen zijn. De voedselzekerheid staat onder druk, bij steeds meer mensen in steeds meer gebieden. Onze landbouw blijft een bijdrage leveren aan de wereldvoedselzekerheid, op een zo duurzaam mogelijke manier. Juist met de kennis van duurzame productiemethoden kan Nederland een koploper-spositie in de wereld innemen. In 2023 werkt LNV dit in de internationale agenda, die in 2022 tot stand is gekomen, verder uit. LNV zal ook, samen met BHOS en met het bedrijfsleven, bekijken hoe de voedselzekerheidssi-tuatie in het Midden-Oosten en Noord- en Oost-Afrika versneld vanuit deze uitgangspunten verbeterd kan worden.

Goed integraal voedselbeleid is van groot belang voor een duurzaam voedselsysteem, waarin zo duurzaam mogelijk wordt geproduceerd en geconsumeerd en zo weinig mogelijk voedsel wordt verspild. Dit draagt bij aan de klimaatdoelen, het milieu en een goede gezondheid. Hiervoor is het nodig om scherpe keuzes te maken en heldere doelen te formuleren.

De transitie van het voedselsysteem vindt zowel binnen Nederland plaats als daarbuiten. Een systeemaanpak met aandacht klimaat, biodiversiteit, water, kennis, verdien- en innovatievermogen, handelsstromen en voedsel is hierbij noodzakelijk. Nederland draagt, met een sterke internationale positie in landbouw en voedsel, bij aan oplossingen voor de mondiale uitdagingen. LNV trekt hierin samen op met andere overheidsonderdelen, het bedrijfsleven, kennisinstellingen en het maatschappelijk middenveld.

7 Toekomst visserij

De visserij heeft te maken met diverse ontwikkeling die haar toekomst raken. Er is een transitie nodig naar een kleinere, duurzamere en meer rendabele vloot. In 2023 bouwen we voor de visserijsector voort op de kottervisie. Met de innovatieagenda en via het Visserij Innovatie Netwerk, krijgen innovaties een impuls. En vanuit het Klimaatfonds zijn extra middelen beschikbaar gekomen voor de transitie in de visserij. Daarnaast is in 2022 een saneringsregeling opengesteld in het kader van de Brexit Adjustment Reserve. Doel hiervan is om de beschikbare vangstcapaciteit in overeenstemming te brengen met de nieuwe gereduceerde vangstmogelijkheden als gevolg van de handelsovereenkomst met het VK. Twee andere Brexit-regelingen (een liquiditeitsregeling en een stilligregeling) zullen mogelijk pas eind 2022 of begin 2023 tot uitvoering komen. In aanvulling op het in gang gezette beleid wordt gewerkt aan een visie op voedselwinning uit de Noordzee en grote wateren, die tot concrete uitwerking moet leiden voor de zomer van 2023 (Brief aan TK 1 juli 2022: Agenda visserij: borgen voedselwinning uit zee en grote wateren). Hierbij zal ook de uitkomst van de sociaaleconomische impactanalyse die begin 2023 wordt verwacht, worden meegenomen. Voorts wordt een start gemaakt met de herziening van het contingentenstelsel. Voor wat betreft de visserijvrije zones (VVZ) is de inzet erop gericht dat de hiervoor benodigde regelgeving per eind 2023 van kracht zal zijn.

  • 8. 
    Kennis en innovatie

Het succes van de Nederlandse land- en tuinbouw is mede te danken aan adequate kennisontwikkeling en -verspreiding. De land- en tuinbouwsector kan ook bij de transitie waarin deze zich bevindt, rekenen op steun van de overheid voor ontwikkeling van kennis die boeren, tuinders en vissers in staat stellen om zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden.

De huidige en toekomstige werkenden in het groene domein zijn de belangrijkste dragers van de transities waarvoor we staan. LNV blijft daarom samen met de andere partners in Groenpact investeren in vernieuwing van onderwijs en scholing, aansluitend bij de maatschappelijke opgaven. Onderwijs gericht op groen ondernemerschap krijgt in 2023 bijzondere aandacht.

Innovatie op het Boerenerf

Het huidige programma Innovatie op het Boerenerf (IohB) brengt kennis zo dicht mogelijk bij de ondernemer. Het programma wordt onderdeel van het Nationaal Strategisch Plan, als implementatie van het nieuwe GLB voor de periode 2023-2027. Naast de bestaande instrumenten van het programma (Subsidiemodule agrarische bedrijfsadvisering en educatie (Sabe)) en het BedrijfsAdviseringsSysteem (BAS)-register voor onafhankelijke advisering) zal een nieuwe innovatieregeling European Innovation Partnership (EIP) van start gaan. De EIP-regeling biedt steun aan samenwerkende ondernemers bij het realiseren van vernieuwingen op het gebied van ketens, technieken of organisaties en bij het realiseren van vernieuwingen in gebieden. De provincies zullen nauw worden betrokken bij de uitwerking van de instrumenten die ook deels gebiedsgericht worden ingevuld.

Kennis en Innovatie voor de transitie

In Europees verband participeert LNV in het programma Horizon Europe. Voor LNV is het missiegebied 'gezonde bodem en voedsel' van belang. Deze missie krijgt vorm in het werkplan Horizon Europe 2023-2024. Verder gaan er vier EU-partnerschappen voor internationaal onderzoek van start op het gebied van agro-ecologie, duurzame voedselsystemen, dierenwelzijn- en gezondheid en digitale landbouw.

Missiegedreven kennis- en innovatiebeleid

Het huidige Kennis en InnovatieConvenant (KIC) is ondertekend door dertig partijen, waaronder zeven departementen. Het vormt de basis van het missiegedreven kennis- en innovatiebeleid en omvat de periode 2020-2023. LNV werkt binnen het KIC met een groot aantal partners, waaronder de topsectoren Agri&Food, Tuinbouw&Uitgangsmaterialen en Water&Maritiem aan de Kennis en Innovatie Agenda Landbouw Water en Voedsel (KIA LWV). In lijn met het coalitieakkoord wordt in 2023 een nieuw KIC opgesteld voor de periode na 2024.

Vanuit de KIA LWV wordt samengewerkt met de topsector Life Sciences & Health (LSH) aan een Roadmap Voeding, Gezondheid en Leefomgeving.

Centraal daarbij staat de synergie tussen ziektepreventie en duurzaamheid, zowel via gezonde eetpatronen als via een gezonde leefomgeving. VWS en LNV werken samen op dit terrein. Om de energietransitie in de glastuinbouw te versnellen worden vanuit de KIA LWV momenteel start ook de samenwerking met de topsector Energie en de topsector Logistiek.

Nationaal Kennisprogramma Stikstof

Het Nationaal Kennisprogramma Stikstof (NKS) heeft als doel de wetenschappelijke onderbouwing van het huidige en toekomstige stikstofbeleid te verbeteren. Dat gebeurt onder andere door het programma Meten op Bedrijfsniveau te starten. Dit programma koppelt lopende kennisprojecten en praktijkprojecten aan elkaar. Mogelijk kunnen hierdoor in de toekomst emissies op stalniveau worden berekend en is het mogelijk van middel-voorschriften naar doelvoorschriften te gaan.

Om de wetenschappelijke robuustheid van het meet- en rekensysteem verder te vergroten wordt in 2022 gestart met het consortium satellietwaar-neming en ensemblemodellering. De ambitie is om in 2023 de eerste resultaten te kunnen verwerken van satellietwaarneming en eerste antwoorden te geven op de vraag in hoeverre satellietwaarneming een zinvolle bijdrage kan leveren aan een robuustere meet- en rekensyste-matiek.

Nationaal Groeifonds

De adviescommissie van het Nationaal Groeifonds doet voor de derde ronde (2022-2023) een aanvullende specifieke oproep om met voorstellen te komen op het gebied van duurzame voedselvoorziening. De commissie ziet uit naar voorstellen op het gebied van klimaatbestendige productie, grootschalige teelt van alternatieve eiwitten en regeneratieve landbouw- en voedselsystemen. LNV zal ook in 2023 bijdragen aan het ontwikkelen van voorstellen op deze terreinen.

  • 9. 
    NVWA en RVO

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

De doelmatigheid, doeltreffendheid en de impact van beleid en regelgeving is mede afhankelijk van uitvoering en toezicht. Met de in het coalitieakkoord beschikbaar gestelde middelen werkt de NVWA aan de balans tussen taken en middelen. Daarbij werkt zij aan het versterken van de basis van de organisatie en aan innovatie van toezicht. Het streven is de groei van het takenpakket van de NVWA zo veel mogelijk te beperken en te werken aan een samenhangend werkpakket met een heldere scope. Dat vraagt om prioritering als zich nieuwe uitvoerings- en toezichttaken voordoen.

Niet alleen de interne organisatie vraagt veel aandacht. Ook de omgeving vraagt dat de NVWA samen met het beleid, naast aandacht voor doelmatigheid en doeltreffendheid, ook meer aandacht geeft aan maatschappelijke waarden. Bij de ontwikkeling van de NVWA zal hier nadrukkelijk aandacht aan besteed worden. De voortgaande ontwikkeling heeft ook betrekking op de herziening van het kostprijsmodel en de retributietarieven en daarnaast op de herziening van het stelsel van keuren en toezicht, in samenhang met de rol van de BV Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector. In afwachting van en in aansluiting op de rijksbrede ontwikkelingen over de rol en positie van de Rijksinspectie wordt het sturingsmodel binnen de driehoek eigenaar -opdrachtgever - opdrachtnemer nader bezien, zodat de NVWA voldoende ruimte krijgt voor de noodzakelijke ontwikkeling en innovatie van toezicht.

De NVWA gaat verder met een risicogerichte aanpak met zichtbaar maatschappelijk resultaat. Dat betekent dat bij het handelen het publieke belang en de publieke waarden van mens, dier en de natuur centraal staan en instrumenten volgend zijn.

De NVWA werkt blijvend aan de professionalisering en het vakmanschap in de organisatie. Dit leidt onder meer tot het versterken van de positie op sectorniveau, de samenwerking met stakeholders en de doorontwikkeling van het Algemeen Interventiebeleid, zodat dit past bij de tijdgeest en de verwachtingen van de samenleving. Ook blijft de NVWA zich op het vlak van digitalisering en de informatievoorziening verbeteren.

Retributies NVWA

De NVWA heeft behoefte aan een solide financiering om haar rol als toezichthouder goed te vervullen. Tot die solide financiering behoort een transparante verdeling van kosten tussen overheid en bedrijfsleven. Daarom zet de overheid vanaf 2023 in op stapsgewijze realisering van volledige kostendekkendheid van de tarieven, voor zover dat moet volgens de vigerende kaders. Tegelijkertijd zorgt de NVWA voor een transparanter kostenmodel waarbij de indeling van de tarieven beter aansluit bij de wensen van het bedrijfsleven. Zo wordt bijvoorbeeld per 1 januari 2023 meer onderscheid gemaakt naar bedrijfsgrootte.

De komende jaren bouwen we samen met het bedrijfsleven verder aan het verbeteren van het tariefgebouw. Dat betekent een ontkoppeling van tarieven voor producten die te maken hebben met slachttoezicht of levend vee en de tijd die de dierenarts daaraan op het bedrijf heeft besteed. Deze loskoppeling is cruciaal om de onafhankelijke positie van de NVWA te versterken en de uitvoering van goed toezicht nog beter te borgen. Bij de aanpassingen in het tarievensysteem hebben we oog voor de politieke en maatschappelijke wens om goed gedrag bij het bedrijfsleven te kunnen belonen. De aanpassingen in het tariefstelsel hebben een grote impact op de gehele keten en iedere stap moet zijn afgewogen ten opzichte van de mogelijke alternatieven en dat maakt dat we verwachten dat de aanpassingen pas in 2025 volledig zijn geïmplementeerd.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

Ook RVO is voor LNV een belangrijke partner in de uitvoering en het toezicht. Het takenpakket van RVO neemt mede als gevolg van de ontwikkelingen in de agrarische sector en natuur toe. De implementatie van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en de ontwikkelingen rond de aanpak van stikstof brengen extra belasting van de RVO-organisatie met zich mee. Gelet op de beheersbaarheid van de organisatie en de schaarste op de arbeidsmarkt is het streven naar een beheerste groei van het takenpakket van RVO. De inzet is een samenhangend werkpakket waarbij de maatschappelijke opgaven van LNV centraal staan. Dit betekent dat er prioriteiten gesteld zullen worden wanneer zich nieuwe uitvoerings- en handhavingstaken voordoen.

Bestemming envelopmiddelen LNV

In het Coalitieakkoord en voor de Aanpak Stikstof zijn voor LNV intensive-ringsmiddelen beschikbaar gekomen. De onderstaande tabel geeft een overzicht hiervan. Daarbij is inzichtelijk gemaakt waar de betreffende middelen voornamelijk zijn geland op de LNV-begroting. Toelichting op de besteding van deze investeringen is terug te vinden in de betreffende beleidsartikelen en in meer detail in de Kamerbrieven over de specifiek e onderwerpen.

Overzicht intensiveringen enveloppes LNV begroting (bedragen in € mln.)

 

Herkomst middelen

Maatregel instrument

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Coalitieakkoord

Caribisch

Nederland

7,8

11,4

15,8

0

0

0

Coalitieakkoord

NVWA

21

29,4

29,4

29,4

29,4

29,4

Coalitieakkoord

Uitvoeringskosten transitiefonds

6

8

8

8

8

8

Overzicht gereserveerde middelen op de aanvullende post (bedragen in € mln.)

 

Herkomst

Maatregel

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Klimaatakkoord

Veenweide

0

10,5

16,5

17

14,5

10

 

Reservering

           

Stikstof

stikstof Cie

Hordijk

0

41

60

7

0

0

 

Landelijke

           

Stikstof

beëindigingsregeling veehouderij

0

0

0

31

197,5

0

 

Verlagen ruw

           

Stikstof

eiwitgehalte

1

3

3,5

2,5

0

0

 

veevoer

           

Stikstof

Stalmaatregelen

0

26,7

16,5

11,5

17,2

27,5

 

Handhaving

(reservering

           

Stikstof

7e

actieprogramma nitraat)

3,4

5,9

0

0

0

0

Stikstof

Bouw en reserve

0

70

50

55

60

75

Coalitieakkoord

Versterking

NVWA

0

0

0

14

28

43

Coalitieakkoord

Transitiefonds

0

181,8

1.192

1.292

3.092

3.132

2.2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

 

Belangrijkste beleidsmatige uitgavenmutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)

Art.

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand begroting 2022 (inclusief NvW)

 

1.940.005

1.513.121

1.407.352

1.439.501

1.343.796

1.298.294

Belangrijkste mutaties

Kasschuif landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties

21

  • 96.000
  • 34.000

130.000

0

0

0

Kasschuif Maatregel Gerichte Aankoop

21

  • 247.475

184.861

61.764

175

475

200

7e Actieprogramma Nitraat (handhaving) inclusief kasschuif

21

9100

22.300

10.500

10.400

0

0

Corona: dierentuinen

21

15.000

         

Corona: nadeelcompensatie vervroegd verbod pelsdieren

21

25.294

         

Corona: ongedekte vaste kosten land- en tuinbouwbedrijven

21

36.340

22.000

       

Land. beëindigingsregeling veehouderijlocaties

21

100.000

138.000

230.000

51.000

2.500

 

Ophoging budget Maatregel Gerichte

Aankoop

21

133.300

         

Stikstofmiddelen (omschakelfonds): uitv.kosten GLB

21

106.400

46.400

       

Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (SBV)

21

 

8.300

18.500

23.500

17.800

7.500

Kasschuif uitvoeringskosten GLB (reserve stikstof)

21

  • 102.176
  • 25.753

27.892

31.484

32.416

36.137

 

Van AP: compensatie Glastuinbouw warmteprojecten

21

0

15.400

4400

2200

   

Van AP: maatwerksubsidie CO2 glastuinbouw

21

0

9.200

9.200

4600

   

BAR visserij

22

45.000

155.000

0

0

0

0

Versterking Noordzee-ecosysteem

22

 

10.200

15.200

18.200

21.700

19.700

Verduurzamen en aanpassen van de visserijsector

22

 

24.900

24.900

24.900

24.900

24.900

Programmakosten DG Stikstof

22

 

14.543

14.543

14.543

12.000

12.000

Caribisch Nederland

22

8.000

11.000

16.000

     

Saldo provinciale uitvraag stikstof

22

 

504.168

       

Kasschuif provinciale uitvraag stikstof

22

229.242

  • 229.242
       

Legalisatie pasmelders

22

30.000

207.000

0

13.000

   

kaschuif Legalisatie pasmelders

22

  • 30.000

43.000

0

  • 13.000
   

WaU bestedingenvoorstel NVWA

24

1.400

12.600

8.400

4.200

2800

 

Bijdrage voor de NVWA

24

21.000

29.400

29.400

29.400

29.400

29.400

Transitiefonds: uitvoeringskosten inclusief kasschuif

50

6.000

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

Loon en Prijsbijstellingstranche 2022    alle    73.919    57276    52.922    54.532    49.724    47.813

Overigemutaties    1.390    28.296    37925    17422    14.027    9.048

Stand ontwerpbegroting 2023    2.305.739    2.775.970    2.106.898    1.734.057    1.559.538    1.492.992

Toelichting

Kasschuif Land beëindigingsregeling veehouderijlocaties Vanuit de Aanvullende Post zijn middelen naar de LNV-begroting overgeheveld ten behoeve van de landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties. Middels deze kasschuif worden de middelen vanuit 2022 en 2023 doorgeschoven naar 2024.

Kasschuif Maatregel Gerichte Aankoop

Met deze kasschuif wordt 184,8 mln. doorgeschoven naar 2023 t.b.v. de tweede tranche van de Maatregel gerichte aankoop (MGA-2). Deze regeling richt zich op het vrijwillig beëindigen van piekbelasters nabij stikstofge-voelige Natura 2000-gebieden via het (gedeeltelijk) aankopen van veehou-derijlocaties.

7e Actieprogramma Nitraat (handhaving)

De middelen zijn al 1e suppletoire begroting (TK 36120 XIV) in 2022 aan de LNV begroting toegevoegd. Op grond van de Nitraatrichtlijn heeft Nederland in december 2021 het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn 2022-2025 bij de Europese Commissie ingediend (Kamerstuk 33037, nr.

431). Op de Aanvullende Post was hiervoor in totaal € 119 mln. gereserveerd. Middels deze mutatie is de eerste tranche met een meerjarig totaal van € 52,3 mln. naar de LNV begroting overgeheveld. De uitwerking en overheveling van de tweede tranche vindt op een later moment plaats.

Corona: dierentuinen

De € 15 mln. aan middelen voor de verplichte sluiting van dierentuinen als gevolg van de coronamaatregelen van eind 2021 en in begin 2022 zijn overgeheveld naar de LNV-begroting.

Corona: nadeelcompensatie vervroegd verbod pelsdieren Bij Najaarsnota 2021 is € 25,3 miljoen euro afgeboekt. In 2022 zijn deze middelen weer toegevoegd aan de LNV begroting ten behoeve van de uitvoering van de nadeelcompensatieregeling vervroegd verbod pelsdier-houderij.

Corona: ongedekte vaste kosten land- en tuinbouwbedrijven Voor de regeling ongedekte vaste kosten land- en tuinbouwbedrijven COVID-19 (OVK) is het budget in het derde en vierde kwartaal 2021 onvoldoende gebleken. Als gevolg hiervan is in 2022 het budget opgehoogd met € 16,3 mln.

Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties Er wordt cumulatief € 521,5 mln. overgeheveld van de Aanvullende Post naar de LNV-begroting ten behoeve van de landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties. Middels deze mutatie worden de middelen in het juiste ritme geplaatst.

Ophoging budget Maatregel Gerichte Aankoop 1 Het betreft hier onderuitputting uit 2021 voor de eerste tranche van de Maatregel Gerichte Aankoop. Deze middelen worden toegevoegd aan het budget voor 2022 op de LNV begroting.

Stikstofmiddelen (omschakelfonds): uitvoeringskosten GLB Voor de uitvoeringskosten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) wordt cumulatief € 159 mln. overgeheveld van de Aanvullende Post (reserve stikstof) naar de LNV-begroting.

Stalmaatregelen (Sbv)

Het betref de overheveling van de middelen die op de Aanvullende Post gereserveerd zijn voor stalmaatregelen. Van de in totaal € 280 mln. wordt er nu € 75,6 mln. toegevoegd aan de LNV-begroting.

Kasschuif uitvoeringskosten GLB (reserve stikstof)

Met de kasschuif worden de middelen voor de uitvoeringskosten Gemeenschappelijk landbouwbeleid in het juiste kasritme geplaatst.

Van AP: ODE compensatie tbv glastuinbouw warmteprojecten De middelen van de ODE-compensatiemiddelen (kamerstuk 30196, nr. 755) van € 11 mln. worden bij Ontwerpbegroting 2023 aan de begroting toegevoegd. Deze middelen worden ingezet voor warmteprojecten in de glastuinbouw. De middelen zijn bedoeld om de aanleg van warmte-infra-structuur te stimuleren.

Van AP: maatwerksubsidie CO2 glastuinbouw De middelen worden bij Ontwerpbegroting aan de LNV begroting toegevoegd. Concreet gaat het om een subsidie voor de onrendabele top van investeringen voor uitbreiding van bestaande CO2-leidingnetwerken bij tuinbouwclusters en een CO2 vloeistofmaker inclusief minigrid.

BAR visserij

Als gevolg van het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie verliest de visserijsector quotum. In dat kader worden nieuwe regelingen voorzien die gefinancierd worden uit de Brexit Adjustment Reserve (BAR). In 2023 is € 155 mln. gereserveerd voor de uitbetaling van de saneringsregeling.

Versterking Noordzee-ecosysteem

Het kabinet streeft er naar de klimaatdoelen te verbinden aan de doelen van het Noordzee milieu- en ecosysteem en daarmee de versterking van de draagkracht van het natuurlijke kapitaal van de Noordzee. De maatregelen zijn gericht op de ontwikkeling van maatregelen in natuurversterking en soortenbescherming binnen en buiten windenergieparken. Tot en met 2030 is hier in totaal € 146,1 mln. uit het Klimaatfonds voor gereserveerd.

Verduurzamen en aanpassen van de visserijsector Onder meer de toename van windenergieparken op zee en de daarmee afnemende ruimte voor overige activiteiten zorgt ervoor dat de visserijsector in aard en omvang moet aanpassen. Zeker nu de sector steeds kleiner wordt, zijn er verdere optimalisaties nodig om de bedrijven en ook de infrastructuur (scholing, visafslagen, gemeenschappen) toekomstperspectief te bieden. Tot en met 2030 is hier in totaal € 198,9 mln. uit het Klimaatfonds voor gereserveerd. Deze middelen bieden de kans om steviger in te zetten op de ontwikkeling van nieuwe technieken, waar nodig en mogelijk vloot-vernieuwing te stimuleren en nieuwe vormen van voedselwinning onder andere in windparken te ondersteunen.

Programmakosten DG Stikstof

De ontwikkeling van de aanpak van stikstof wordt ondersteund met middelen voor beheer, ontwikkeling, advies en actualisatie van het rekeninstrument AERIUS. Ook worden middelen ingezet voor ondersteuning en advies, onder meer via de inzet van RVO op het gebied van ruimtelijke processen en dataverzameling, informatievoorziening en kennisuitwisseling, en worden middelen ingezet voor het Informatiepunt stikstof dat ondersteuning biedt bij vragen van burgers, ondernemers en overheidsinstanties over stikstof en de toepassing van nieuw beleid bij toestemming-verlening. Voor de kosten die samenhangen met het legaliseren van de voormalige PAS-meldingen ontvangen de provincies een eenmalige bijdrage vanuit het Rijk.

Caribisch Nederland

Voor de uitvoering van de eerste fase van het Natuur- en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland wordt cumulatief € 35,0 mln. overgeheveld van de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën naar de LNV-begroting. De middelen zijn onder andere bestemd voor maatregelen op het terrein van erosiebestrijding, koraalherstel, afvalwater, duurzame visserij en landbouwontwikkeling.

Saldo en kasschuif provinciale uitvraag stikstof

De middelen gereserveerd voor de provinciale uitvraag stikstof beslaan voorstellen ingediend om de integrale gebiedsgerichte aanpak versneld van start te laten gaan. De versnellingsvoorstellen lopen vooruit op de gebedsprogramma's in de jaren 2022 en 2023 en dragen bij aan de doelen in de integrale gebiedsgerichte aanpak: natuur (inclusief stikstof), water en klimaat. Hiervoor wordt in totaal € 504 mln. geraamd, waarvan € 229 mln. in 2022 en € 275 mln. in 2023.

Legalisatie PAS-melders

Voor 2023 wordt er voor € 250 mln. toegevoegd aan de LNV begroting voor de legalisatieopgave van de PAS-melders. Dit budget wordt verdeeld over de twaalf provincies en ingezet om de legalisatieopgave versneld te laten verlopen (Kamerstuk 2022Z14127). Met deze middelen worden de provincies in staat gesteld om de benodigde maatregelen te treffen om de problematiek van de PAS-melders versneld op te lossen.

Kasschuif Legalisatie PAS-melders

Middels deze kasschuif worden de middelen voor de legalisatieopgave van de PAS-melders in het juiste ritme geplaatst.

WaU bestedingenvoorstel NVWA

Het betreft de bijdrage voor het LNV deel van de WaU (implementatie Werk aan Uitvoering) bestedingenvoorstel NVWA.

Bijdrage voor de NVWA

Er wordt structureel € 29 mln. overgeheveld van de Aanvullende Post naar de LNV-begroting ten behoeve van de NVWA. Daarnaast wordt er ook structureel € 13 mln. overgeheveld van de Aanvullende Post naar de VWS-begroting ten behoeve van de NVWA. De NVWA kan hierdoor investeren in haar publieke taken.

Transitiefonds: uitvoeringskosten

Vanuit de Aanvullende Post wordt er voor de eerste tranche voor de uitvoeringskosten van het transitiefonds overgeheveld naar de LNV-begroting. Deze middelen worden ingezet voor het opstarten en uitvoeren van het gebiedsgericht werken in het kader van de integrale stikstofaanpak .

Loon- en prijsbijstelingstranche 2022

De loon- en prijsbijstellingstranche 2022 is aan de LNV begroting toegevoegd. De loonbijstelling betreft de vergoeding voor de stijging van de contractloonontwikkeling en de stijging van de sociale lasten voor de overheidswerkgever. De prijsbijstelling is bestemd voor de verwerking van de stijging van de diverse prijsindexen.

Overige mutaties

Dit betreffen diverse ontvangstenmutaties op de begroting.

Belangrijkste beleidsmatige ontvangstenmutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)

 

Art.

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand begroting 2022 (inclusief NvW)

 

92.314

78.432

73.224

68.820

66.176

64.523

Belangrijkste mutaties

Mutatie VVK naar Borgstellingsfaciliteit

21

46.000

-

-

-

-

-

RVO Uitvoeringskosten EMFAF

22

2.322

-

-

-

-

-

RVO desaldering uitvoering NAGW LIFE IP

22

1.500

-

-

-

-

-

Overige mutaties

 

1.720

264

69

-

-

-

Stand ontwerpbegroting 2023

 

143.856

78.696

73.293

68.820

66.176

64.523

Mutatie VVK naar Borgstellingsfaciliteit

Door deze technische mutatie wordt op de LNV begroting het budget voor de risicovoorziening vermogensversterkende kredieten (VVK als onderdeel van de BL-module) integraal zichtbaar gemaakt bij de Borgstellingsfaciliteit en beleidsinstrumenten op artikel 21. Hierdoor nemen de ontvangsten op dit begrotingsartikel toe.

2.3 Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven

Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven en bestemming (bedragen x €1.000)

Art. Naam artikel (€ tot. uitg. art.)    Juridisch verplichte uitgaven Niet-juridische verplichte Bestemming van de niet uitgaven    juridisch verplichte uitgaven

... Naam artikel (...)    ... (...%)    ... (...%)

Totaal aan niet verplichte uitgaven maken naar een meer open departement dat zo veel mogelijk transparantie biedt in het handelen, de besluitvorming en de verantwoording. Deze omslag is een lang traject, wat continu in ontwikkeling blijft.

Verbetering informatiehuishouding

De versnelde inhaalslag om de informatiehuishouding op orde te brengen is een stap in de juiste richting. Het Departementaal Actieplan Informatiehuishouding vormt het kader voor deze inhaalslag, waarin de belangrijkste doelstellingen zijn opgenomen. Relevante kaders zijn daarnaast: de I-Strategie EZK/LNV, Versnelling Digitale Agenda onder programma Werk aan uitvoering, het CIO-kader en de routekaarten voor de informatievoorziening.

In 2023 ligt de focus op de volgende activiteiten:

  • • 
    Berichtenapparchivering. Er worden strakkere richtlijnen doorgevoerd voor het archiveren en verwijderen van berichtenapps. Hiervoor wordt een campagne opgezet binnen de organisatie.
  • • 
    E-mailarchivering. Met de implementatie van de nieuwe richtlijn emailarchivering wordt een volgende stap gemaakt in het eenvoudiger ontsluiten en in context bewaren van e-mails.
  • • 
    Webarchivering. Binnen het concern worden vervolgstappen ondernomen voor de verdere inbedding van het websitebeheer volgens de juridische eisen.
  • • 
    Nieuwe Archiefwet. Met de nieuwe archiefwet wordt de overbrengingstermijn teruggebracht van 20 naar 10 jaar voor gericht en eenduidig archiveringsbeleid.
  • • 
    Ontwikkeling Informatiesysteem. Het in 2022 geïmplementeerde informatiesysteem, SIRIS, zal in 2023 verder worden ontwikkeld om sneller, gerichter en gebruiksvriendelijker informatie te kunnen opslaan, verwerken en terugvinden.
  • • 
    Aansluiting Platform Open Overheidsinformatie (PLOOI). Binnen het concern wordt verder gewerkt aan de technische aansluiting van PLOOI voor het actief openbaar maken van informatie onder de Woo. In een later stadium geldt deze technische aansluiting ook voor de openbaarmaking van alle overheidsinformatie.
  • • 
    Intuïtieve tooling. Er wordt extra ingezet op het gebruik van intuïtieve tooling om sneller en gebruiksvriendelijker te werken met informatie. Een prioriteit hierin is het breed implementeren van Woo-tooling.
  • • 
    Data en Algoritme. Op verschillende plekken in de organisatie wordt in samenwerking gekeken hoe data en algoritme op een veilige en verantwoorde manier kunnen bijdragen aan betere beleidsvorming en dienstverlening.
  • • 
    Risicodossiers. Risicodossiers zijn dossiers waarbij we op voorhand veel aandacht vanuit politiek en samenleving verwachten. Voor passieve openbaarmaking rondom deze dossiers werken we aan een aanpak, waarbij voor geselecteerde risicodossiers de basis op orde wordt gebracht. Zodat er sneller gehandeld wordt bij informatieverzoeken op deze dossiers.

Actieve openbaarmaking

Actieve openbaarmaking houdt in dat de overheid uit eigen beweging informatie openbaar maakt voor de samenleving en politiek. Dit is een thema dat in ontwikkeling is en waarbij we zo goed mogelijk willen aansluiten op de behoefte van samenleving, politiek en media.

In 2023 ligt de focus op de volgende activiteiten:

  • • 
    Beleidslijn Actieve Openbaarmaking Beslisnota's. Vanaf september 2022 gaat een nieuwe fase in en wordt bij alle Kamerstukken een beslisnota meegestuurd aan de Eerste en Tweede Kamer. In 2023 ligt de focus op het begeleiden van medewerkers bij het schrijven van beslisnota's, het evalueren en waar nodig bijstellen van de werkwijze en instructies. Aandachtspunt blijft dat de beslisnota's ook daadwerkelijk meer inzicht bieden in het handelen van het ministerie. Hier wordt interdepartementaal actief op ingezet.
  • • 
    Actieve openbaarmaking onder de Woo. Belangrijk onderdeel van de Woo is de actieve openbaarmaking van diverse categorieën informatie. De categorieën zijn opgenomen in de wet, waarbij per Koninklijk Besluit de fasering voor de openbaarmaking wordt beslist. Afhankelijk van de exacte fasering wordt gewerkt aan de openbaarmaking van nieuwe categorieën.
  • • 
    Fundamenteel andere aanpak openbaarmaking. Naast de verplichtingen op openbaarmaking vanuit de Woo en de Beleidslijn Actieve Openbaarmaking Beslisnota's, verkennen we ook andere manieren van openbaarmaking. Op basis van pilots en een verkenning naar best practices, werken we toe naar nieuw beleid in 2023.
  • • 
    Agenda's en bestuurskosten bewindspersonen. Van de bewindspersonen worden de wekelijkse agenda's en bestuurskosten actief openbaar gemaakt.
  • • 
    Het gesprek met media en burger. In 2023 zetten we verder in op het gesprek met de media en burger over de informatievoorziening vanuit de overheid.

Passieve Openbaarmaking

Passieve openbaarmaking is openbaarmaking van informatie op verzoek.

Dit kan een specifieke vraag naar informatie zijn via Burgercorrespondentie of een verzoek om informatie in documenten op basis van de Woo, een Woo- verzoek.

In 2023 ligt de focus op de volgende activiteiten:

  • • 
    Terugbrengen afhandeltermijnen Woo-verzoek. Het niet halen van de afhandeltermijnen van de Woo-verzoeken is een groot aandachtspunt. Voortbouwend op de optimalisatieslag op het proces voor de afhandeling van Woo-verzoeken in 2022, wordt ook in 2023 gewerkt aan het beter en sneller afhandelen van de Woo-verzoeken. Dit gebeurt door en extra capaciteit, ondersteunende tooling, een sneller proces met duidelijke taakverdeling, meer contact met de verzoeker, meer sturing op managementniveau en het op orde brengen van de informatiehuishouding.
  • • 
    Contactpersoon Woo. In 2022 is voor iedere organisatie binnen het concern een contactpersoon Woo georganiseerd, zoals dat verplicht is gesteld. In 2023 bouwen wij hier op voort, zodat burgers en media sneller van informatie worden voorzien.

Overkoepelende inspanningen

Naast bovenstaande activiteiten op de drie onderdelen werken we overkoepelend aan:

  • • 
    Inzet extra capaciteit. De inspanningen op informatiehuishouding en openbaarheid vragen veel tijd en energie van medewerkers. Met een integrale aanpak op capaciteit zorgen we voor extra ondersteuning in de organisatie in samenhang met betere informatiehuishouding, optimalisatie van processen en tooling.
  • • 
    Communicatie en Begeleiding. We zetten in op het goed informeren en begeleiden van medewerkers door gerichte communicatie, het ontwikkelen van instructies en het organiseren van trainingen en opleidingen op de verschillende onderdelen. Zo zorgen we dat elke professional in het bezit is van de juiste kennis en competenties.

Financiële toelichting

De activiteiten op het gebied van openbaarmaking en verbetering van de informatiehuishouding worden deels gefinancierd uit de POK-gelden (vanaf 2021) en Woo-gelden (vanaf 2022) en deels uit eigen middelen van het departement.

De Woo-gelden zijn reeds meerjarig toegekend. De vaststelling en toekenning van de POK-gelden voor 2023 vindt in het najaar van 2022 plaats. Er is een Planning, Monitoring & Control-cyclus ontwikkeld voor de interne allocatie van POK- en Woo-gelden richting dienstonderdelen en afzonderlijke directies binnen het kerndepartement. Onderdeel hiervan is de monitoring en verantwoording op inhoudelijke en financiële voortgang.

In samenhang met de POK- en Woo-gelden worden voor 2023 door dienstonderdelen van LNV plannen ontwikkeld voor het thema Versnelling Digitale Agenda binnen de WAU.

De activiteiten op deze thema's worden bij de ministeries EZK en LNV in samenwerking uitgevoerd door de directies Bedrijfsvoering, Wetgeving en Juridische Zaken, Communicatie, Bureau Bestuursraad, Bestuurlijke en Politieke Zaken, CIO-Office, de beleidsdirecties, de dienstonderdelen, Programma Informatiehuishouding van de Toekomst en Programma Transparantie in Informatie.

2.5 Planning Strategische Evaluatie Agenda

De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) laat zien hoe LNV de komende jaren werkt aan het voortbrengen van inzichten over de (voorwaarden voor) de doeltreffendheid en doelmatigheid van ons beleid. Door voldoende (goed) evaluatieonderzoek te programmeren neemt het aantal bruikbare inzichten toe, en daarmee onze kennis over het bereiken van onze departementale missie en onderliggende doelstellingen.

Missie en hoofdthema's

Het ministerie van LNV staat voor duurzaam voedsel, waardevolle natuur en een vitaal platteland.

Onder de departementale missie onderscheiden we drie thema's. Dat zijn:

  • • 
    Land- en tuinbouw
  • • 
    Natuur, visserij en gebiedsgericht werken
  • • 
    Kennis en innovatie.

Planning (synthese)onderzoeken hoofdthema's

Conform afspraak met de Kamer wordt periodiek (indicatie 4-7 jaar) per thema verantwoording afgelegd over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid. Dit gebeurt via een periodieke rapportage (voorheen: beleidsdoorlichting). Hieronder is de planning van deze synthe-seonderzoeken opgenomen.

 

Planning Strategische Evaluatie Agenda

Thema

Type onderzoek

Afronding

Toelichting onderzoek

Begrotingsartikel

Land- en tuinbouw

Periodieke rapportage

 

2025 Ter voorbereiding op periodieke rapportages voor de thema's binnen dit begrotingsartikel zal LNV in 2022 vaststellen welke aanvullende evaluaties en andersoortige onderzoeken in de komende jaren nodig zijn.

21, 24

Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

Periodieke rapportage

Uiterlijk 2028

In de eerste helft van 2022 zijn er beleidstheorieën opgesteld voor de drie subthema's van dit begrotingsartikel. In de tweede helft van 2022 zullen deze beleidstheorieën verder uitgewerkt worden en hierop volgend wordt er geïnventariseerd voor welke subthema's er nog aanvullend onderzoek wenselijk is.

22, 24

Kennis en innovatie

Periodieke rapportage

 

2024 Voor het onderdeel Kennis en innovatie is er een beleidstheorie opgesteld om te inventariseren of de huidige evaluatieplanning het gehele thema dekt. De conclusie was dat de huidige evaluatieplanning voldoende dekkend is.

23

Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda (SEA)

Voor een verdere onderbouwing van de departementale strategische evaluatie agenda zie «Bijlage 6: Strategische Evaluatie Agenda (SEA). Het meest recente overzicht van eerder afgeronde beleidsdoorlichtingen is te vinden op rijksfinanciën.nl/beleidsevaluatie.

2.6 Overzicht risicoregelingen

 

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

 

Geraamd

Uitstaande

Ger?amCUitstaande

Garan-

Geraamd te

verlenen

2023

GerfamCUitstaande

Garan-

Totaal plafond

Omschrijving

garanties

2021

LC    IC

verlenen vervallen 2022    2022

garantiestieplafond 2022 2022

LC

vervallen

2023

garantiestieplafond 2023    2023

Borgstelling MKB- Landbouwkredieten (BL, BL plus en landbouwinnovatie)

318.178

28.000

32.000

314.178

78.200

28.000

32.000

310.178

78.200

 

Vermogens Versterkend Krediet (BL-VVK)

4.006

8.000

400

11.606

18.000

0

1.200

10.406

18.000

 

Borgstelling MKB- Landbouwkredieten Corona (BL-C)*

46.502

6.000

17.000

35.502

 

0

23.000

12.502

 

180.000

Borgstelling MKB-landbouwkredieten, onderdeel Werkkapitaal Omschakeling Duurzame Landbouw (BL-O)

0

1.000

0

1.000

 

1.000

200

1.800

 

6.000

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

284.912

 

20.071

264.841

   

19.818

245.023

 

264.841

Klimaatfonds Groenfonds garantie

12.557

20.800

2.512

30.845

 

20.800

 

51.645

 

56.000

Totaal

666.155

63.800

71.983

657.972

96.200

49.800

76.218

631.554

96.200

506.841

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

 
 

Stand

   

Stand

     

Stand

     

Stand

 

Omschrijving

risico-

UitgaveO ntvangsten risico-

Saldo

UitgaveO ntvangsten risico-

Saldo

UitgaveO ntvangsten risico-

Saldo

voorziening 2021

2021

voorziening

2021

2022

2022

voorziening

2022

2023

2023

voorziening

2023

 

2020

   

2021

     

2022

     

2023

 

Borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL, BL plus en landbouwinnovatie)

25.687

1.103

5.293

29.877

4.190

2.000

1.200

29.077

  • 800

2.000

1.200

28.277

  • 800

Vermogens Versterkend Krediet (BL-VVK)

71.017

0

29

71.046

29

0

70

71.116

70

0

0

71.116

0

Borgstelling MKB-Landbouwkredieten Corona (BL-C)*

28.334

0

136

28.470

136

1000

60

27.530

  • 940

1.000

0

26.530

  • 1.000

Borgstelling MKB-

landbouwkredieten,

onderdeel

Werkkapitaal

Omschakeling

Duurzame Landbouw

(BL-O)

0

0

1.400

1.400

1.400

0

20

1.420

20

0

20

1.440

20

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

0

   

0

0

               

Klimaatfonds Groenfonds garantie

0

0

324

324

324

0

0

324

0

0

0

324

0

Totaal

125.038

1.103

7.182

131.117

6.079

3.000

1.350

129.467

  • - 
    1.650

3.000

1.220

127.687

  • - 
    1.780

Toelichting risicoregelingen Artikel 21 Land- en tuinbouw

Borgstelling Landbouwkredieten (BL) voor de begroting 2023 Met deze garantieregeling kunnen banken een borgstelling aan land- en tuinbouwondernemers verstrekken indien deze bedrijven voor leningen onvoldoende zekerheden bieden aan de bank. Het knelpunt dat met deze borgstelling wordt bestreden, is het verschijnsel dat in de kern gezonde bedrijven - met voldoende zicht op rentabiliteit en continuïteit - niet of onvoldoende in hun kredietbehoefte kunnen voorzien door een tekort aan zekerheden (onderpand). De borgstelling voor een onderneming kan bijvoorbeeld 70% van € 1,2 mln. bedragen (standaard BL, ad 1 hieronder). De borgstellingslening is maximaal 2/3 van de benodigde investering, waardoor de borgstelling maximaal 46,6% (70% x 66,67% = 46,6%) van de benodigde financiering bedraagt. De borgstelling wordt alleen verleend voor «fresh money»: nieuwe leningen ten behoeve van de (door-)ontwik-keling of overname van een bedrijf.

De BL bestaat uit vijf modules:

  • 1. 
    Borgstellingskrediet voor de landbouw (BL): de overheid staat borg voor 70% van een borgstellingskrediet van maximaal € 1,2 mln. per onderneming. Het aandeel van het borgstellingskrediet in het totale krediet mag niet meer zijn 2/3.
  • 2. 
    Borgstellingskrediet voor de landbouw Plus (BL Plus): deze borgstelling is bedoeld voor glastuinders of veehouders die duurzaam en milieuvriendelijk willen investeren in gecertificeerde kassen en stallen. De overheid staat borg voor 70% van een borgstellingskrediet van maximaal € 2,5 mln. per onderneming. Het aandeel van het borgstellingskrediet in het totale krediet mag niet meer zijn 2/3.
  • 3. 
    Landbouwinnovatie: de overheid staat borg voor 70% van een borgstel-lingskrediet van maximaal € 2,5 mln. per onderneming ten behoeve van investeringen in een duurzaam nieuw concept, product of productieproces. Het aandeel van het borgstellingskrediet in het totale krediet mag niet meer zijn 2/3.
  • 4. 
    Vermogensversterkend Krediet (VVK): de overheid staat borg voor 90% van een borgstellingskrediet van maximaal € 2,5 mln. per onderneming voor investeringen in duurzame bedrijfsvoering binnen 3 jaar na de start of overname van een land- of tuinbouwbedrijf. Het aandeel van de borgstellingskrediet in het totale krediet mag niet meer zijn dan 2/3.
  • 5. 
    Borgstelling MKB-landbouwkredieten, werkkapitaal Omschakeling Duurzame Landbouw (BL-O). De BL-O is de vijfde module binnen de BL, hierin gebracht in het kader van het Omschakelprogramma Duurzame Landbouw (Kamerstuk 35334, nr. 126). De module heeft als doel financiering mogelijk te maken van de voorzienbare dip in de kasstroom van een omschakelend bedrijf, die het gevolg is van tijdelijke extra kosten en/of tijdelijk mindere opbrengsten tijdens de omschakeling naar een integraal duurzame bedrijfsvoering. Deze module is gestart in 2022 en loopt, net als de pilot Investeringsfonds Duurzame Landbouw, vooralsnog voor de periode van een jaar. De maximale borgstellings-omvang per ondernemer kan € 1,2 mln., of € 2,5 mln. ingeval van BL-Plus, bedragen. De overheid staat hierbij borg voor 70% over 2/3 van het totale werkkapitaalkrediet. Bij aanvang van de BL-O is € 1,4 mln. in de borgstellingsfaciliteit gestort ter dekking van mogelijke verliesdecla-raties.

De BL, BL Plus, VVK en BL-O mogen gecombineerd worden.

De provisie voor deze BL modules bedraagt eenmalig 3% van het te lenen bedrag of 1% indien het een starter of een overnemer betreft. Jaarlijks worden de premieontvangsten/provisie-inkomsten en een bijdrage van LNV in de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit gestort. Het gereserveerde geld uit deze begrotingsreserve wordt gebruikt om mogelijke verliesdecla-raties (als gevolg van faillissement) te betalen. Voor alle bovenstaande varianten van de BL tezamen, inclusief de LNV garantstelling voor het Klimaatfonds, is het jaarlijkse garantieplafond € 120 mln. Dit plafond is het maximale bedrag waarvoor LNV jaarlijks nieuwe garanties voor deze onderdelen mag aangaan.

De risicoreservering van de Borgstelling Landbouwkredieten (BL) wordt ook bij artikel 21 als aparte begrotingsreserve gepresenteerd (de Borgstellingsfaciliteit).

Artikel 22 Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

Klimaatfonds Groenfonds Garantie

Met de Garantstelling van 80% van € 70 mln. aan het Nationaal Groenfonds trekt het Groenfonds extra geld aan voor de financiering van projecten die een bijdrage leveren aan de klimaatdoelstellingen van de sector Landbouw en Landgebruik. Nederland staat voor een grote maatschappelijke opgave op het terrein van klimaat. De uitstoot van broeikasgassen moet fors omlaag. Voor de sector Landbouw en Landgebruik ligt er een taakstelling van ten minste 3,5 Mton en een ambitie van 6 Mton broeikasgasemissiereductie in 2030. Voor het bereiken van de beoogde resultaten zijn innovatieve projecten wezenlijk; zij zorgen voor 'vernieuwing van onderaf' en zijn de successen van morgen. De financiering van deze projecten komt door marktfalen (te) beperkt van de grond. De projecten krijgen bij het reguliere bankwezen geen of zeer moeilijk financiering omdat ze voor banken (nog) te klein, te bewerkelijk/specialistisch en te nieuw (en daarmee te risicovol) zijn, en voor banken een te laag financieel rendement hebben. In dit markthiaat opereert de stichting Nationaal Groenfonds met haar klimaat-fonds. Ze pakt economisch levensvatbare projecten op die banken laten liggen en verstrekt aan deze projecten onder marktconforme voorwaarden risicodragende financieringen (achtergestelde leningen). Door deze risicodragende financieringen daalt het risicoprofiel van de projecten naar een voor banken veelal acceptabel niveau waardoor deze bereid zijn te cofinan-cieren.

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

Het betreft het garant staan voor de leningen die aangetrokken zijn via het Groenfonds voor het realiseren van de EHS-gronden (nieuwe natuur in de Ecologische Hoofdstructuur). Deze gronden zijn opgegaan in het Natuur Netwerk Nederland.

Overzicht verstrekte leningen (bedragen x € 1.000)

 

Artikel    Omschrijving

Uitstaande lening per 31 dec. 2023

Looptijd lening

Rente

Wijze van aflossing

Artikel 23: Kennis en Innovatie    Wageningen Research

13.954

looptijd tot eind 2028

4,5%

Jaarlijks

Wageningen Research

6.458

looptijd tot eind 2030

5,2%

Jaarlijks

Wageningen Research

1.454

looptijd tot eind 2031

5,0%

Jaarlijks

Artikel 23 Kennis en Innovatie

Het Ministerie van LNV heeft in het verleden leningen verstrekt aan Wageningen Research. Het betreft vier leningen met een looptijd van circa 30 jaar die zijn verstrekt in de periode van 1999 tot en met 2001.

De leningen zijn verstrekt ten behoeve van gebouwen en terreinen die bij de verzelfstandiging van Wageningen Research (destijds Dienst Landbouwkundig Onderzoek, DLO) zijn overgedragen. Een van de leningen is in 2022 volledig afgelost, waardoor nog 3 resteren, zie bovenstaande tabel. Op de overige leningen (zie tabel) met een resterend uitstaand bedrag van € 25.810 per 31-12-2022 wordt conform afspraak in 2023 € 3.944 afgelost.

2.7 Overzicht coronamaatregelen

 

Overzicht Coronamaatregelen op begroting LNV (bedragen x € mln.)

Overzicht coronamaatregelen (bedragen x € 1

Art.    mln)

Omschrijving maatregel

2022

2023

2024

2025

2026

2027 Vindplaats

Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen

68,03

0

0

0

0

Kamerstuk 35

0 420, nr. 105

Bestrijding COVID-19 in de pelsdierhouderij

37,39

1

0

0

0

Kamerstuk 28 286, nr. 1124, Kamerstuk 35 539, nr. 2 en Kamerstuk 35

0 633, nr. 6

Regeling ongedekte vaste kosten land- en tuinbouw COVID-19

60,34

22

0

0

0

Kamerstuk 35

0 420, nr. 349

Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen

In 2022 zijn er twee openstelling van de regeling tot betaling gekomen.

Het beschikbaar budget voor de tweede openstelling bedroeg € 53 mln. inclusief uitvoeringskosten. De tweede openstelling van de regeling zag toe op de tweede en derde periode van verplichte sluiting van dierentuinen; van 9 t/m 18 november 2020 en van 15 december 2020 t/m 5 juni 2021. De derde openstelling van de regeling zag toe op de vierde periode van verplichte sluiting van dierentuinen; van 19 december 2021 t/m 25 januari 2022. Voor de derde openstelling was een budget beschikbaar van € 15 mln. inclusief uitvoeringskosten.

Bestrijding COVID-19 in de pelsdierhouderij

In 2020 is voor € 73,6 mln. aan middelen beschikbaar gekomen op de begroting van LNV t.b.v. de bestrijding van COVID-19 in de pelsdierhouderij. In 2023 zijn geen uitgaven meer voorzien in het kader van de bestrijding.

Regeling ongedekte vaste kosten land- en tuinbouw COVID-19 De regeling Ongedekte vaste kosten land- en tuinbouw (OVK) heeft als doel om de maxima van het steunpakket voor de primaire landbouwbedrijven gelijk te trekken met die van niet-landbouwbedrijven. De regeling is op 7 juli 2021 opengesteld en heeft een looptijd tot en met 31 maart 2022. Het kabinet reserveert € 22 mln. voor de financiële afwikkeling van deze regeling in het uitvoeringsjaar 2023.

  • 3. 
    Beleidsartikelen

Artikel 21 Land- en tuinbouw

A.    Algemene doelstelling

De Minister van LNV streeft naar een weerbaar, veerkrachtig en veilig functionerend land- en tuinbouw- en voedselsysteem, dat internationaal concurrerend is, met aandacht voor dierenwelzijn, waarbinnen zorgvuldig wordt omgegaan met natuurlijke hulpbronnen en waar opbrengsten en reststromen zo efficiënt en hoogwaardig mogelijk worden (her)benut.

B.    Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het zorgdragen voor een in ecologisch, maatschappelijk en economisch opzicht verantwoord functionerende landen tuinbouw en voedselsector. Hiertoe stelt de Minister regels op en creëert zij voorwaarden die het mogelijk maken om vermijdbaar verbruik van grondstoffen terug te dringen en om de natuurlijke leefomgeving en de natuurlijke hulpbronnen (waaronder dierenwelzijn) te verbeteren.

De Minister (mede)verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  • • 
    Het versterken van de sociaaleconomische positie van de agrarische ondernemer als pijler onder een toekomstbestendige sector.
  • • 
    Het stimuleren van de waardering van voedsel en de productiewijze en herkomst ervan.
  • • 
    Het versterken van kringlopen in de land- en tuinbouw en het bevorderen van circulariteit.
  • • 
    Het stimuleren van verduurzaming van de (dierlijke) productie en de consumptie van duurzame dierlijke en plantaardige producten door middel van nieuwe vormen van ketensamenwerking en nieuwe marktstrategieën.
  • • 
    Het breder toepassen van geïntegreerde gewasbescherming door agrarische ondernemers.
  • • 
    Het borgen en verbeteren van plant- en diergezondheid, dierenwelzijn, duurzaam bodembeheer en klimaatvriendelijk energiebeheer en -gebruik in de land- en tuinbouw.
  • • 
    Het stimuleren van groene economische groei en het bevorderen van transparantie en ketenverantwoordelijkheid in de Nederlandse agro- en voedselketens.
  • • 
    Het door de sterke internationale positie van Nederland in agro en food verduurzamen van het mondiale voedselsysteem.
  • • 
    Het stimuleren van een adequate en duurzame voedselvoorziening, voedselzekerheid en voedselkwaliteit op Europees en mondiaal niveau, evenals het bijdragen aan het Europese en internationale landbouwbeleid.
  • • 
    Het (mede)financieren van ontwikkelingen gericht op verdere verduurzaming van de land- en tuinbouw en veehouderij.
  • • 
    het borgen van diervoederveiligheid en tegelijkertijd bij te dragen aan (een verdere ) verduurzaming van diervoeders.

Regisseren

  • • 
    Het borgen van voedselveiligheid. Producenten en partijen uit de voedselketen zijn primair verantwoordelijk voor de veiligheid van hun producten en productiewijze. De Minister van VWS is verantwoordelijk voor wetgeving voor voedselveiligheid, met uitzondering van wetgeving voor diervoederveiligheid, dierlijke bijproducten, diergeneesmiddelen en het keuren en slachten van dieren en het uitsnijden van vlees, hier is de Minister van LNV voor verantwoordelijk.
  • • 
    De coördinatie en het beheer van het Diergezondheidsfonds.
  • • 
    Het stellen van regelgeving op het gebied van dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn, mest, gewasbescherming, plantveredeling, biologische landbouw en voedselveiligheid.
  • • 
    Het voeren van regie op de nationale inzet in EU-verband en op bi- en multilaterale samenwerkingen rond land- en tuinbouw en voedselkwaliteit.

C. Beleidswijzigingen

Conform de Kamerbrief 'Perspectieven voor agrarische ondernemers' (Kamerstuk 30252, nr. 28) wordt gewerkt aan regelingen en instrumenten om perspectief te bieden aan agrarische ondernemers in de context van de integrale gebiedsgerichte aanpak. Zo kunnen zij voldoen aan nationale en internationale verplichtingen op het gebied van natuur, water, stikstof en klimaat. Hierop wordt ingegaan in de beleidsagenda.

LNV zet in op de verdere ontwikkeling van een veehouderij waarin de behoeften van dieren leidend zijn. Daartoe wordt in 2023 een convenant afgesloten en wordt wetgeving gemaakt. Meer informatie over 'dierwaardige veehouderij' komt terug onder 'Dierenwelzijn' in de beleidsagenda.

Eveneens is in de beleidsagenda ingegaan op het Nationaal Actieplan Versterking Zoönosenbeleid, dat in juli 2022 werd gepresenteerd [Kamerstuk 2022Z14416]. Het kabinet wil de kans op en de impact van een volgende pandemie als gevolg van een zoönotische ziektekiem verkleinen. In 2023 zullen de eerste acties, ter uitvoering van het actieplan, worden opgepakt.

De implementatie van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en de derogatie zal leiden tot aan aanscherping van mestbeleid in 2023 en latere jaren.

Het nieuw geformuleerde voedselbeleid in 2022 gaat in op een duurzaam en gezond voedingspatroon, kopen van duurzaam geproduceerd voedsel en het tegengaan van voedselverspilling. Concrete doelstellingen zijn geformuleerd of herbevestigd en de inzet richt zich op halve-ring van de verspilling, verschuiving van consumptie van dierlijke naar plantaardige eiwitten, vermindering van de totale eiwitconsumptie, het transparant maken van de duurzaamheid van het voedselaanbod en het vergroten van het duurzaam voedselaanbod voor consumenten. Dit is kenbaar gemaakt in een brief aan de Tweede Kamer (kamerstuk 31532, nr. 271). De verdere aanpak wordt op onderdelen in 2022 uitgewerkt en de Kamer wordt hierover nader geïnformeerd.

Voor de biologische landbouw wordt in 2023 de uitvoering opgepakt van het nationaal actieplan biologische landbouw en consumptie dat naar verwachting in het najaar van 2022 aan de Tweede Kamer wordt gezonden.

In 2023 en verder worden middelen aan de LNV begroting toegevoegd voor CO2-levering aan de glastuinbouw. De betreffende € 23 mln. beoogt uitbreiding van bestaande CO2-leidingnetwerken bij tuinbouwclusters en de realisatie van een CO2 vloeistofmaker inclusief minigrid. Daarnaast wordt €11 mln. van de ODE-compensatiemiddelen (kamerstuk 30196, nr. 755) ingezet voor warmteprojecten in de glastuinbouw. Deze middelen zijn bedoeld om de aanleg van warmte-infrastructuur te stimuleren.

De afspraken uit het coalitieakkoord met betrekking tot de klimaattransitie in de glastuinbouw worden met de sector uitgewerkt. Het pakket om toe te werken naar de ambitie van een klimaatneutrale tuinbouw in 2040 is op 22 april 2022 naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstuk 32 627, nr. 39). In het najaar van 2022 zal naar verwachting het Convenant Energietransitie Glastuinbouw met de sector worden ondertekend. Daarin zijn ook afspraken gemaakt over het nieuwe individuele sectorsysteem die het huidige CO2-sectorsysteem zal gaan vervangen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

 

Budgettaire gevolgen van beleid Artikel 21 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

489.627

786.105

708.466

746.320

340.171

293.192

249.063

waarvan garantie verplichtingen

47.421

124.627

124.627

124.627

124.627

124.627

120.000

waarvan overige verplichtingen

442.206

661.478

583.839

621.693

215.544

168.565

129.063

Uitgaven

561.423

618.966

585.884

623.445

286.580

205.341

148.116

waarvan juridisch verplicht

   

72%

       

Subsidies (regelingen)

             

Sociaal economische positie boeren

148.253

109.769

33.847

10.451

7.809

7.938

7.938

Duurzame veehouderij

240.662

147.691

154.655

412.018

139.398

40.498

28.321

Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen

90.334

72.248

77.028

55.093

56.398

46.647

36.650

Mestbeleid

1.710

44.945

60.407

12.603

11.885

42.430

7.344

Diergezondheid en dierenwelzijn

3.976

4.828

4.392

4.367

4.367

4.793

4.873

Voedselzekerheid en internationale agrarische samenwerking

940

1.596

1.541

1.616

1.616

1.616

1.616

Integraal voedselbeleid

4.822

6.013

7.963

7.948

7.948

4.448

4.448

Leningen

Lening Pilot Investeringsfonds Duurzame Landbouw

9.000

0

0

0

0

0

0

Garanties

Bijdrage borgstellingsreserve

5.756

42.627

3.627

3.627

3.627

3.627

3.627

Verliesdeclaraties borgstellingsfaciliteit

1.103

1.805

1.805

1.805

1.805

1.805

1.805

Opdrachten

Sociaal economische positie boeren

430

1.510

2.562

2.918

3.898

3.928

4.128

Diergezondheid en dierenwelzijn

8.007

10.351

14.785

11.767

11.282

10.846

10.876

Voedselzekerheid en internationale agrarische samenwerking

3.111

3.653

3.483

3.408

3.358

3.358

3.358

Integraal voedselbeleid

5.559

2.854

3.531

3.168

3.176

3.299

3.299

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden

3.577

3.016

1.336

1.336

1.336

1.336

1.336

Centrale Commissie Dierproeven

0

116

2.341

2.341

2.341

2.341

2.341

Medebewind/voormalige productschappen

647

687

687

687

687

687

687

Raad voor de Plantenrassen

1.019

1.414

1.414

1.414

1.414

1.414

1.414

Keuringsdiensten

10.140

6.952

1.959

1.459

615

615

615

Bijdrage aan medeoverheden

Specifieke uitkeringen

0

133.451

185.281

62.179

380

475

200

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

FAO en overige contributies

10.850

11.686

11.486

11.486

11.486

11.486

11.486

Storting/onttrekking begrotingsreserve

Storting begrotingsreserve landbouw

2.082

0

0

0

0

0

0

Storting begrotingsreserve apurement

1.282

0

0

0

0

0

0

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Diergezondheidsfonds

8.163

11.754

11.754

11.754

11.754

11.754

11.754

Ontvangsten

81.413

79.170

32.580

30.280

29.080

29.080

29.080

Ontvangsten

Sociaal economische positie boeren

1.078

245

245

245

245

245

245

Agroketens

26.766

513

513

513

513

513

513

Agrarische innovatie en overig

394

0

0

0

0

0

0

Mestbeleid

7.852

7.209

7.209

7.209

7.209

7.209

7.209

Garanties

1.827

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

Weerbare planten en teeltsystemen

902

0

0

0

0

0

0

Diergezondheid en dierenwelzijn

12.516

12.000

11.600

11.600

11.600

11.600

11.600

Voedselzekerheid en internationale agrarische samenwerking

2.738

51.413

5.413

5.413

5.413

5.413

5.413

Onttrekkingen begrotingsreserves

TWeW8e

Kameir6!vfergader?a?0 2022-2&23) 36 200 XlV nr.

2 0

38

ZBO's/RWT's

2.160

2.300 "

2.300

2.300

2.300'

2.300

2.300

Budgetflexibiliteit

Het budget voor 2023 is voor circa € 422 mln. (72%) juridisch verplicht en voor ca. € 76 mln. (28%) bestuurlijk gebonden. Daarnaast is er nog € 88 mln. beleidsmatig gereserveerd. Dit komt door de verplichtingen die rusten op de onderdelen van dit artikel. Zo is er onder subsidies voor o.a. duurzame veehouderij en van de bijdrage aan medeoverheden een groot deel van het budget juridisch verplicht vanwege specifieke uitkeringen. De bestuurlijk gebonden uitgaven hebben hoofdzakelijk betrekking op subsi-dieuitgaven op de post Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsys-temen.

 

Geschatte budgetflexibiliteit

2023

juridisch verplicht

72%

bestuurlijk gebonden

13%

beleidsmatig gereserveerd

15%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

E. Toelichting op de financiële instrumenten Subsidies

Sociaal economische positie boeren

Het subsidiebudget voor 'Sociaal economische positie boeren' is voor 2023 € 33,8 mln. Hiervan is € 5,9 mln. beschikbaar voor landbouwers in de open teelten als gedeeltelijke tegemoetkoming op de premie die zij betalen voor de Brede Weersverzekering. De Brede Weersverzekering verzekert landbouwers tegen schade aan gewassen door extreme en ongunstige weersomstandigheden, zoals storm, hagel, regenval of droogte. De Brede Weerverzekering zal ook in de GLB-periode 2023-2027, met EU-middelen, beschikbaar blijven en valt in een verlaagd btw-tarief. Verder is in 2023 € 3 mln. beschikbaar voor de flankerende maatregelen in het kader van de Wet verbod pelsdierhouderij. De middelen zijn bestemd voor de sloop- en ombouwregeling. In de begrotingsreserve landbouw is er € 13,6 mln. beschikbaar voor de sloop- en ombouwregeling en de overige onderdelen van het flankerend beleid voor de pelsdierhouderij. Voor de subsidievast-stelling van ingediende aanvragen voor de regeling Ongedekte vaste kosten land- en tuinbouw (OVK) is € 22 mln. in 2023 beschikbaar gesteld. Aangezien de OVK opvolgend is aan de regeling tegemoetkoming vaste lasten (TVL) zijn de gestelde indieningstermijnen voor een subsidievaststelling naar achter geschoven en is de regeling daarop aangepast waardoor de afwikkeling in het uitvoeringsjaar 2023 wordt uitgevoerd. De resterende middelen worden onder meer ingezet voor een subsidie ten behoeve van het opzetten van een Kenniscentrum voor bedrijfsopvolging in de tuinbouw en agrarische sectoren. In nauw overleg met het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en andere betrokken partijen wordt uitwerking gegeven aan een businessplan.

Duurzame veehouderij

In 2023 wordt € 154,7 mln. gereserveerd voor ondersteuning gericht op de verdere verduurzaming van de veehouderij en het verminderen van stikstof-depositie met het beëindigen van veehouderijbedrijven. Het gereserveerde bedrag zal onder andere worden ingezet voor:

  • • 
    Voor de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en manage-mentmaatregelen (Sbv) is in totaal € 172 mln. gereserveerd voor de periode 2020-2030. In 2023 is er circa € 29 mln. beschikbaar. Het doel van de Sbv is het ontwikkelen en toepassen van integrale, brongerichte technieken en managementmaatregelen in zowel bestaande als in nieuwe stalsystemen, gericht op de reductie van broeikasgas- en stale-missies, waaronder ammoniak, methaan, lachgas en fijnstof. Dit draagt zowel bij aan de gezondheid en het welzijn van mens en dier als aan de realisatie van klimaat- en milieudoelen.
  • • 
    In 2023 wordt de uitvoering van de Subsidieregeling sanering varkenshouderij (Srv) afgerond. Hiervoor is in 2023 € 7,3 mln. gereserveerd. Met de Srv ontvangen deelnemende varkenshouders een subsidie voor het beëindigen van hun bedrijf(slocatie). De Srv is gericht op de reductie van geuroverlast en draagt daarnaast ook bij aan reductie van andere emissies, waaronder stikstof en broeikasgassen.
  • • 
    Er is in 2023 circa € 2 mln. beschikbaar voor het stimuleren van emissiearm veevoer. Uit onderzoek is gebleken dat het eiwitgehalte in veevoer verlaagd kan worden zonder dat dit leidt tot gezondheidsrisico's voor de dieren of productieverlies. Onbekendheid met de mogelijkheden en ook vrees voor productieverlies weerhoudt vele boeren ervan de stap naar een lagere eiwitinput te zetten. Agrariërs zullen echter zelf de stap moeten zetten naar eiwitarmer veevoer. Dit wordt gestimuleerd door ervaringen van individuele agrariërs of ervaringen door middel van lerende netwerken intensief te delen, waar gewenst met behulp van bedrijfsadviseurs (programma Innovatie op het boerenerf - zie hiervoor artikel 23). De verlaging van de eiwitinput vergt voortdurende begeleiding van praktijkonderzoek, waarbij ook diergezondheid en dierenwelzijn veel aandacht zullen krijgen om het vertrouwen te geven dat de verlaging zonder risico's kan worden ingezet.
  • • 
    Voor de uitvoering van het Klimaatakkoord landbouw en landgebruik (Kamerstuk 32 813, nr. 342) is € 7,5 mln. begroot. Dit budget is beschikbaar voor het terugdringen van broeikasgasemissies in de veehouderij. Een deel van deze middelen, €4 mln., zullen worden ingezet voor een aantal gerichte activiteiten zoals de integrale aanpak van methaan en ammoniak via het dier- en voerspoor. De aanpak is gericht op een efficiënte inzet van middelen voor kennisontwikkeling, kennistoepassing en kennisverspreiding, gevolgd door implementatie en monitoring. Een centrale rol hierbij is weggelegd voor onderzoek op een netwerk van praktijkbedrijven en de verspreiding van resultaten via demonstratiebedrijven. Ook wordt € 3 mln. ingezet voor het uitvoeren van onderzoek, pilots en demo's gericht op emissiereductie vanuit stallen en mestopslagen. Tot slot is in 2023 € 0,5 mln. begroot voor extra uren weidegang. Weidegang is een belangrijke maatschappelijke wens die breed gedragen wordt in de samenleving. De inzet op het vergroten van het aantal uren weidegang draagt hier aan bij en levert daarnaast een bijdrage aan de reductie van ammoniakemissie.
  • • 
    In 2023 is er € 1 mln. gereserveerd voor diverse subsidies voor projecten intensieve veehouderij. Daarnaast is separaat budget gereserveerd van € 0,5 mln. ten behoeve van de subsidie voor zeldzame huisdierrassen (melkvee).
  • • 
    In 2023 wordt de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) opengesteld. De regeling biedt veehouders een subsidie om hun veehouderijlocatie of bedrijf op vrijwillige basis te beëindigen. Doel van de regeling is om een blijvende reductie van stikstofdepositie op stikstof-gevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden in Nederland te realiseren. Naar verwachting worden de aanvragen in 2023 ingediend en beoordeeld. Veehouders weten dan ook in 2023 of ze mee mogen doen aan de regeling. Voor de regeling is in 2023 circa € 104 mln. beschikbaar (inclusief uitvoeringskosten).

Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen In 2023 is € 77,0 mln. aan subsidiebudget beschikbaar ten behoeve glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen. Van dit bedrag is € 73 mln. bestemd voor subsidies op het op het terrein van energiebesparing en duurzame energie in de glastuinbouw. Het programma Kas als Energiebron is het innovatie- en actieprogramma dat energiebesparing en het gebruik van duurzame energie in de glastuinbouw stimuleert. Dit programma ondersteunt de opschaling en vroege marktintroductie van integrale innovatieve teelt- en kas(techniek) concepten en gebiedsgerichte energie-innovaties in de glastuinbouw passend bij een klimaatneutrale toekomst. Het gaat hierbij in specifiek om:

  • • 
    Energie-efficiëntieglastuinbouw (EG): voor deze regeling is in 2023 circa € 36 mln. beschikbaar. voor investeringen in energiebesparende maatregelen en aansluitingen op regionale warmte- en CO2-netten.
  • • 
    Markintroducties energie-innovaties (MEI): voor deze regeling is een subsidiebudget van € 6 mln. beschikbaar met als doel investeringen in de vroege marktintroductie van energie-innovaties in de glastuinbouw.
  • • 
    Innovatieagenda energie (€ 31 mln.): het programma Kas als Energiebron is het innovatie- en actieprogramma dat energiebesparing en het gebruik van duurzame energie in de glastuinbouw stimuleert. Dit programma ondersteunt kennis- en innovatie-ontwikkeling, proof of principle-onderzoek en demonstraties voor verbreden en verdiepen van «Het nieuwe Telen» en klimaatneutrale(re) teelsystemen en kassystemen. Via een kennisuitwisselingsprogramma wordt uitrol gestimuleerd (bijvoorbeeld met kennisbijeenkomsten en communicatie via www.kasalsenergiebron.nl). Tevens worden vanuit innovatieagenda energie CO2 leverings- en warmteprojecten gefinancierd.
  • • 
    Nationaal Programma Landbouwbodems (NLP) (€ 3,0 mln. in 2023): het doel van het NLP is dat in 2030 alle Nederlandse landbouwbodems (ongeveer 1,8 miljoen hectare) duurzaam worden beheerd en daarmee jaarlijks extra 0,5 Mton CO2-eq in (minerale) landbouwbodems wordt vastgelegd door koolstofvastlegging (CO2 uitstoot reductie) (Kamerstuk 30 015, nr. 58). Het programma kent een focus van bestedingen voor de eerste paar jaar, gericht op een flinke opschaling van wetenschappelijk onderzoek, praktijkpilots en een stevige impuls aan kennisverspreiding. In 2023 worden werkzaamheden voortgezet voor onder andere een eenduidige kennisoverdracht op het boerenerf over nieuw ontwikkelde en bewezen maatregelen voor duurzaam bodembeheer en koolstofvastlegging. Verder vindt in 2023 opdrachtverstrekking plaats voor de voortzetting van de kennisontwikkeling van maatregelen voor duurzaam bodembeheer en koolstofvastlegging, handelingsperspec-tieven rondom deze maatregelen en een verdere verdiepingsslag rondom afwenteling binnen het onderzoeksprogramma Slim Landgebruik.
  • • 
    Plantgezondheid (€ 0,6 mln.): een hoogwaardige kwaliteit van plantaardige producten en een hoog plantgezondheidsniveau zijn voor de Nederlandse plantaardige sector van groot belang. Een belangrijk speerpunt is het voorkomen van de in- en uitsleep van plantenziekten in Nederland. Ook in 2023 blijft Nederland in zich inzetten op het bevorderen van de zaaizaadvoorziening in ontwikkelingslanden via het publiek-private programma SeedNL en zet Nederland onder andere in op het wegnemen van fytosanitaire handelsbelemmeringen.
  • • 
    In 2023 wordt verder uitvoering gegeven aan het programma dat bijdraagt aan de doelen van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 (Kamerstuk 27 858, nr. 518). Het gaat hierbij om kennisontwikkeling en -verspreiding via onderzoek en gebiedsgerichte pilotprojecten zodat telers gestimuleerd worden om weerbare plant en teeltsystemen en geïntegreerde gewasbescherming toe te passen en emissies naar het milieu verder te reduceren.

Mestbeleid

In 2023 is er voor mestbeleid € 60,4 mln. aan subsidiebudget gereserveerd. Dit is in hoofdlijnen bedoeld voor:

  • • 
    In 2023 zal naar verwachting de subsidieregeling kunstmestvervanging en mestverwerking zijn opengesteld voor € 6 mln. Het betreft een subsidieregeling voor de verwerkingsinstallaties die mest tot stikstof mestproducten verwerken en daarmee stikstof kunstmest vervangen. De nieuwe meststof heeft voordelen voor het reduceren van de emissie van broeikasgassen en stikstof.
  • • 
    Ten behoeve van de regeling waterbassins mest is in 2023 een budget van circa 35 mln. gereserveerd. Omdat experimenten (voorafgaand aan openstelling van een eventuele subsidieregeling) hebben uitgewezen dat het stikstofreductiedoelbereik beperkt is, is onzeker of daadwerkelijk een subsidieregeling opengesteld zal worden. Een deel van beschikbare middelen uit 2022 is om deze reden reeds doorgeschoven naar een later jaar.
  • • 
    Tevens staat hier circa € 19 mln. aan financiële middelen ten behoeve van projecten en monitoring mestbeleid in 2023. Het gaat hoofdzakelijk om middelen die verbonden zijn aan de uitvoering van het 7e Actieprogramma. Op grond van de Nitraatrichtlijn heeft Nederland in december 2021 het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn 2022-2025 bij de Europese Commissie ingediend (Kamerstuk 33037, nr. 431). Het budget is bestemd voor de uitvoering, monitoring en handhaving van het mestbeleid om aan de Europese verplichtingen te kunnen blijven voldoen. Met het nationale mestbeleid wordt invulling gegeven aan de verplichtingen die volgen uit de Nitraatrichtlijn (91/676/EEG). Ook wordt er een bijdrage geleverd aan de realisatie van de doelen van de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG). Het doel van het mestbeleid is het verbeteren van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater door het bevorderen van een effectief en efficiënt gebruik van meststoffen in de landbouw. Het 7actieprogramma dient als basis voor gesprekken over een nieuwe derogatie vanaf 2022.

Een deel van middelen in het kader van 7e Actieprogramma is nog niet aan artikel 21 toegevoegd. Maar het reeds aanwezige budget op de LNV begroting zal worden gebruikt voor de uitvoering van de Versterkte Handha-vingsstrategie. Van daaruit zal worden gewerkt aan de invoering van het realtime Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen (rVDM): digitale verantwoording van mesttransporten. Daarnaast zullen met de middelen de contouren voor het toekomstige mestbeleid nader worden uitgewerkt.

Diergezondheid en dierenwelzijn

Om het dierenwelzijn van gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren te bevorderen wordt er € 4,4 mln. ingezet. Onder dit bedrag valt onder andere de inzet van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (€ 2,9 mln.) en het bevorderen van gezonde en sociale hond (€ 0,4 mln.). In het kader van de bevordering van het welzijn van landbouwhuisdieren (€ 1 mln.) worden bijdragen geleverd voor het vertrouwensloket welzijn landbouwhuisdieren en het bevorderen van de brandveiligheid van stallen.

Voedselzekerheid en internationale agrarische samenwerking In 2023 is € 1,6 mln. beschikbaar gesteld voor bilaterale en multilaterale samenwerking op het gebied van duurzame economische- en landbouwontwikkeling en veerkrachtige voedselsystemen, mondiale voedselzekerheid en (internationale) partnerschappen.

Integraal Voedselbeleid

Het budget in 2023 van circa € 8 mln. is bestemd voor beleid voor duurzaam voedsel en reststromen. Het beleid voor duurzaam voedsel richt zich op het verminderen van voedselverspilling, het stimuleren van een duurzaam (en gezond) eetpatroon en het makkelijker maken voor consumenten om een bewuste en geïnformeerde keuze te maken voor duurzaam geproduceerd voedsel. Een belangrijk speerpunt blijft het verlagen van voedselverspilling bij de consument. Een bijdrage aan het Voedingscentrum vormt in het kader van het bovenstaande een substantieel onderdeel van de geraamde uitgaven. Verder is het hoogwaardig verwerken van reststromen uit de voedselketen voor nieuwe voedsel- of diervoederproducten een belangrijk speerpunt. In het Klimaatakkoord is de afspraak opgenomen om voedselverspilling bij de consument, inclusief de voedselverliezen in de keten, in Nederland in 2030 te halveren ten opzichte van 2015.

Garanties

Bijdrage borgstellingsreserve

LNV verleent via de borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL) steun aan agrariërs in de primaire sector (land- en tuinbouw). Dit middels het gedeeltelijk borg staan voor leningen die banken en/of andere financier s verstrekken aan agrariërs. Hierdoor wordt de financiering mogelijk gemaakt van investeringen die in de markt niet vanzelfsprekend tot stand komen. In 2023 is de geraamde LNV bijdrage aan de begrotingsreserve voor de borgstellingsfaciliteit € 3,6 mln.

Verliesdeclaraties borgstellingsfaciliteit

Bij verliesdeclaraties borgstellingsfaciliteit worden uitgaven op afgegeven borgstellingen zichtbaar. Deze uitgaven doen zich voor als een agrariër, gebruikmakend van de borgstellingsregeling, failliet gaat. Hiervoor is op de LNV-begroting € 1,8 mln. geraamd. Meer informatie over risicorege-lingen en garanties is te vinden in de paragraaf 2.6 Overzicht risicorege-lingen.

Opdrachten

Sociaal economische positie boeren

Voor het versterken van de sociaal economische positie van de boer is € 2,6 mln. beschikbaar. Een groot deel van dit budget is bestemd voor de financiering van de activiteiten rondom het versterken van de positie van de boer in de keten . In 2023 is € 0,75 mln. beschikbaar voor weerbaarheid van LNV-sectoren. Dit is met name gericht op beleid, waaronder verplichtingen volgend uit een eventuele vitaalaanwijzing, transpositie van Europese richtlijn op cybersecurity, en mogelijk andere trajecten raken aan (strategische) weerbaarheid. Tussen 2024 en 2026 is voor dit thema jaarlijks € 1 mln. en vanaf 2027 € 1,2 mln. structureel beschikbaar. Met het resterende deel van het budget worden o.a. activiteiten gefinancierd die bijdragen aan het verbeteren van het verdienvermogen van de boer en de versterking van de relatie boer-burger.

Diergezondheid en dierenwelzijn

Om diergezondheid en dierenwelzijn te borgen en verbeteren is er in 2023 voor verschillende activiteiten € 14,7 mln. gereserveerd. Dit bedrag wordt ingezet voor:

  • • 
    Bijdragen aan diverse onderzoeksprojecten in het kader van preventie van insleep van vogelgriep, alsmede bijdragen aan onderzoek naar een effectief vaccin tegen vogelgriep (€ 1 mln.).
  • • 
    Bijdragen aan het sectorspecifieke beleid voor de reductie van het gebruik van antibiotica (Kamerstuk 29 683, nr. 256), met een focus op hooggebruik en het verbeteren van diergezondheid in het algemeen (€ 0,8 mln.).
  • • 
    Early warning, monitoring en bewaking van dierziekten en zoönosen via bijdragen mede namens het ministerie van VWS aan het Dutch Wildlife Health Centre (€ 0,7 mln.) en aan de faculteit Diergeneeskunde (gezelschapsdieren) (€ 0,2 mln.). Daarnaast wordt er geld gereserveerd voor monitoring en onderzoek van het Westnijlvirus (€ 0,3 mln.).
  • • 
    De uitvoeringskosten voor de identificatie en registratie (I&R) van dieren worden grotendeels gefinancierd vanuit heffingen retributies die aan de sector worden opgelegd. Tarieven hiertoe zijn in regelgeving vastgelegd. De implementatie van de Europese Diergezondheidsveror-dening (Animal Health Regulation) brengt nieuwe verplichtingen voor houders met zich mee en zorgt voor extra kosten. Tevens zijn de bestaande I&R-tarieven in regelgeving niet langer kostendekkend. De financiering van de identificatie en registratie van dieren wordt in 2022 onderzocht en er zullen nieuwe tarieven worden vastgesteld om kosten-dekkendheid te kunnen realiseren. Tot die tijd zal LNV meer bijdragen in deze opdracht (€ 3,7 mln).
  • • 
    Bijdrage aan het CIBG voor nieuwbouw van een wettelijk register voor diergeneeskundigen. Daarnaast bijdrage voor beheer en uitvoering van het bestaande systeem in afwachting van het nieuw te bouwen systeem (€ 1,8 mln.).
  • • 
    Daarnaast wordt bijgedragen aan de financiering van voorzieningen voor de crisisparaatheid zoals bijdragen aan de deskundigengroep dierziekten, de permanente welzijnscommissie dierziekten en budget voor crisisoefeningen (€ 0,1 mln.). Ook zijn middelen beschikbaar gesteld voor diverse opdrachten in het kader van veterinaire markttoegang (€ 0,2 mln.).
  • • 
    Regie van het programma Transitie Proefdiervrije Innovatie (€ 0,5 mln.).
  • • 
    Voor overige projecten in het kader van dierproeven en alternatieven is € 0,5 mln. gereserveerd.
  • • 
    Voor het in beslag of in bewaring nemen van dieren om redenen van dierenwelzijn is een bijdrage van € 4,3 mln. beschikbaar.

Voedselzekerheid en internationale agrarische samenwerking Het budget van € 3,5 mln. is bestemd voor onder andere het Programma Internationale Agroketens (PIA) en internationale agrarische samenwerking. De middelen voor PIA (€ 2,6 mln.) worden ingezet voor het versterken van de internationale positie van de Nederlandse agro- en foodsector. De middelen zijn bestemd voor de financiering van diverse kleinschalige projecten wereldwijd, maar ook voor projecten in Nederland zoals voor inkomende handels- en overheidsmissies en voor de website agroberichtenbuitenland.nl. Het Landbouwradennetwerk vervult hierbij een belangrijke rol. Daarnaast zijn er middelen beschikbaar voor bilaterale en multilaterale samenwerking op het gebied van duurzame economische-en landbouwontwikkeling en veerkrachtige voedselsystemen, mondiale voedselzekerheid en (internationale) partnerschappen (€ 1,8 mln.). Verder zijn middelen gereserveerd voor het steunpunt voor de regeling Schoolfruit en voor de totstandkoming van het Nationaal Strategisch Plan (NSP) dat voor de nieuwe periode van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid wordt opgesteld (€ 1 mln.).

Integraal Voedselbeleid

In 2023 is er voor voedselveiligheid (als onderdeel van integraal voedselbeleid) een bedrag van € 3,5 mln. geraamd. De borging van voedselveiligheid richt zich op de primaire productiefase van de voedselketen. Daarbij moet in de eerste plaats worden gedacht aan de veiligheid van diervoeders, het verwerken van dierlijke reststromen en het borgen van voedselveiligheid in de schakels van de vleessector tot en met de slacht. Samen met het tegengaan van voedselfraude draagt dit bij aan het verkleinen van de risico's voor de volksgezondheid, het versterken van het vertrouwen van de consument in voedsel en het versterken van de (internationale) positie van de agrofoodketen. Vanuit dit budget wordt tevens een bijdrage (gedaan aan de coördinatie van Codex comités, specifiek voor het jaarlijkse Codex Alimentarius comité voor contaminanten in voedsel , waarvan Nederland organisator en permanent voorzitter is. Nederland draagt daarmee ook bij aan het mondiale systeem van veilig voedsel. Daarnaast is budget gereserveerd voor beleidsadvisering door het Bureau Diergeneesmiddelen met betrekking tot het diergeneesmiddelenbeleid en de uitvoering van de Europese verordening diergeneesmiddelen die op 28 januari 2022 van toepassing is geworden.

Bijdrage ZBO/RWT

College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden Op de LNV-begroting is in 2023 € 1,3 mln. gereserveerd voor de bijdrage aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). De ministeries van LNV, IenW, SZW en VWS geven opdracht aan het Ctgb voor het geven van beleidsadviezen en het afhandelen van bezwaar- en beroepschriften en verzoeken in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur. In totaal bedraagt de bijdrage aan Ctgb € 2,5 mln. via budgetoverboekingen van de genoemde ministeries.

Centrale Commissie Dierproeven

Voor de bijdrage aan de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) is € 2,3 mln. gereserveerd. RVO ondersteunt de CCD bij haar werkzaamheden en ontvangt daarvoor een bijdrage voor zover dit niet via leges in rekening kan worden gebracht bij aanvragers van een projectvergunning. De CCD verstrekt op grond van de Wet op de dierproeven vergunningen voor het mogen uitvoeren van dierproeven. Daarnaast behandelt het wijzigingsaan-vragen en registreert de CCD meldingen. Het uitgangspunt van de wet is dat er geen dierproeven worden uitgevoerd, tenzij er goede redenen voor zijn en dat er geen mogelijkheden bestaan om de gevraagde resultaten te behalen zonder proefdieren. In 2023 wordt uitvoering gegeven aan de aanbevelingen uit het in 2022 uitgevoerde onderzoek naar het stelsel proefdieronderzoek. Activiteiten zullen met name gericht zijn op het efficiënter inrichten van het proefdierenstelsel, waarbij ook expliciet aandacht is voor de positionering en taken van de CCD en andere ketenpartners in het stelsel.

Medebewind/voormalig productschappen

In 2014 zijn publieke taken van de Publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties (PBO's) overgaan naar de centrale overheid. Het geraamde budget (€ 0,7 mln.) is onder meer bestemd voor reorganisatie- en afvloeiingskosten van voormalig medebewindspersoneel bij de PBO's.

Raad voor de plantenrassen

Aan de Raad voor plantenrassen wordt in 2023 € 1,4 mln. ter beschikking gesteld om uitvoering te geven aan diverse wettelijke verplichtingen aanvullend op de eigen wettelijke taken. Dit betreft onder meer het inrichten en uitgeven van een Rassenlijst Bomen en het opzetten van toetsproeven in de bosbouw en methodiekontwikkeling voor het uitvoeren van proeven aan plantenrassen.

Keuringsdiensten

Dit betreft de LNV-bijdrage van € 1,9 aan diverse privaatrechtelijke zelfstandige bestuursorganen. Het gaat dan met name om (tijdelijke) niet-retribueerbare kosten. Het Kwaliteits-Controle-Bureau (KCB) ontvangt bijvoorbeeld een vergoeding voor kosten die zij maken om zich voor te bereiden op nieuwe regelgeving van het Verenigd Koninkrijk als gevolg van Brexit.

Bijdrage aan medeoverheden

Specifieke uitkeringen

Voor 2023 is € 185,3 mln. gereserveerd t.b.v. de tweede tranche van de Maatregel gerichte aankoop (MGA-2). Deze regeling richt zich op het vrijwillig beëindigen van piekbelasters nabij stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden via het (gedeeltelijk) aankopen van veehouderijlocaties. Provincies worden gevraagd om als gebiedsregisseur de middelen in te zetten die het Rijk via een specifieke uitkering beschikbaar stelt. Ondernemers ontvangen een marktconforme vergoeding voor de waarde van de opstallen en/of de (erf)grond inclusief het laten vervallen van productierechten op basis van een onafhankelijke taxatie.

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

FAO en overige contributies

Ten behoeve van de jaarlijkse contributies voor internationale organisaties is er in 2023 € 11,5 mln. gereserveerd. De grootste contributie die hieruit bekostigd wordt, is die aan de Food and Agriculture Organization of the United Nations (FAO) (€ 5,8 mln.). Daarnaast zijn er middelen gereserveerd voor kleinere contributies aan verschillende internationale organisaties, zoals het United Nations Environment Programme (UNEP) (€ 0,4 mln.).

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

Diergezondheidsfonds

Dit betreft de LNV-bijdrage van € 11,8 mln. aan de begroting van het Diergezondheidsfonds (DGF) voor bewaking en monitoring en voor voorzieningen in geval van een dierziekte-uitbraak (zoals vaccins, destructiecapaciteit en bestrijdingsmaterialen). Daarnaast is de bijdrage aan de Autoriteit diergeneesmiddelen inbegrepen. Meer informatie over het DGF vindt u in het begrotingshoofdstuk van het DGF.

Ontvangsten

Mestbeleid

De ontvangsten betreffen de boete-inkomsten voor de handhaving van het mestbeleid en de bijdrage van bedrijven die gebruik maken van de derogatie. De kosten in het kader van de derogatie betreffen de kosten van het derogatiemeetnet binnen het Landelijk Meetnet Mestbeleid (LMM) en de kosten die verbonden zijn aan het verlenen van een vergunning voor derogatie.

Garanties

De ontvangsten betreffen inkomsten uit door agrariërs betaalde provisies voor de door LNV afgegeven garantstellingen aan banken. Voor 2023 worden de ontvangsten geraamd op € 1,8 mln.

Diergezondheid en dierenwelzijn

Deze geraamde ontvangsten van € 11,6 mln. hebben voor het grootste gedeelte (€ 5,2 mln.) betrekking op ontvangsten uit heffingen en retributies voor identificatie en registratie van dieren. Daarnaast zijn er ontvangsten geraamd voor boete-inkomsten op grond van de Wet dieren (€ 5,6 mln.). Ook is er een bedrag geraamd voor ontvangsten van de Centrale Commissie Dierproeven voor de behandeling van vergunningaanvragen en wijzigingen (€ 0,5 mln.). Verder zijn er ontvangsten op grond van de regeling In beslag genomen goederen (€ 0,3 mln.).

Voedselzekerheid en internationale agrarische samenwerking De ontvangsten van € 5,4 mln. betreffen voornamelijk ontvangsten van vervallen waarborgsommen bij in- en uitvoercertificaten. RVO verstrekt deze in- en uitvoercertificaten op basis van de Gemeenschappelijke Marktordening.

Onttrekkingen begrotingsreserves

Zie hiervoor de toelichting op de begrotingsreserves.

ZBO's/RWT's

Dit betreft een geraamde ontvangst van € 2,3 mln. uit door de Grondkamers geïnde leges. De Grondkamers hebben als doel om goede pachtverhou-dingen te bevorderen tussen verpachters en pachters van landbouwgrond. Dit doen zij door nieuwe, gewijzigde of ontbonden pachtovereenkomsten van landbouwgrond te toetsen aan wet- en regelgeving. Hiervoor vragen de Grondkamers een lege voor de uitvoeringskosten.

Toelichting op de begrotingsreserves

Begrotingsreserve Landbouw

Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve Landbouw (bedragen x € 1 mln.)

Begrotingsreserve Landbouw

Stand per 1/1/2022

19,5

Verwachte    Verwachte toevoegingen onttrekkingen 2022    2022

0    1

Verwachte    Verwachte    Verwachte stand per toevoegingen onttrekkingen 1/1/2023    2023    2023

18,5    0    0,8

Verwachte stand per 31/12/2023 17,7

De Begrotingsreserve Landbouw is bestemd voor omvangrijke uitgaven op het gebied van landbouwbeleid waarvoor het lastig is om een kasritme vast te stellen. Het grootste deel van de middelen is bestemd voor het flank erend beleid pelsdierhouderij (circa € 13 mln.). De hoogte van de onttrekking in 2023 voor de pelsdierhouderij zal afhangen van het gebruik van de subsidieregeling sloop- en ombouwkosten. De verplichtingen ten aanzien van sloopsubsidies zijn in 2021 aangegaan, maar uitbetaling ervan kan later plaatsvinden. Voor deze regeling zijn ook middelen beschikbaar op de LNV-begroting uit de Regeerakkoordenvelop Warme sanering (zie subsidies -sociaal economische positie boeren). Het restant van de begrotingsreserve is bestemd voor verplichtingen die zijn aangegaan voor de VAMIL-compen-satieregeling en projecten die bijdragen aan een duurzame cacaocon-sumptie en -productie. De middelen voor de bijdragen aan duurzame cacaoconsumptie en -productie zijn ontvangen van de Vereffeningsorgani-satie PBO's en zijn afkomstig van het cacaobufferstock-fonds dat beheerd werd door het voormalig Productschap Akkerbouw.

Begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit

 
 

Stand er    Verwachte    Verwachte    Verwachte    Verwachte    Verwachte    Verwachte

1/i*/2 n?? toevoegingen onttrekkingen    stand per toevoegingen onttrekkingen    stand per

2022    2022    1/1/2023    2023    2023    31/12/2023

Begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit

84,8    40,5    4    121,3    0    0    121,3

 

De begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit is bedoeld om de verliesdecla-raties te betalen. Deze verliesdeclaraties (als gevolg van faillissement) kunnen te zijner tijd voortkomen uit afgegeven garantstellingen op verstrekte kredieten waarmee innovatieve en duurzame investeringen in de landbouw en visserij worden gefaciliteerd. Om een garantstelling te krijgen, moet door de ondernemer een provisie worden betaald. Deze provisie inkomsten plus een jaarlijkse bijdrage vanuit de LNV begroting (zie budgettaire tabel, onder garanties en dan «bijdrage Borgstellingsreserve») worden in deze reserve afgestort. Deze begrotingsreserve is gelinkt aan de Borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL) en de modules die hieronder vallen. Zo is staan hier ook middelen gereserveerd om verliesdeclaraties te kunnen betalen die voortkomen uit verstrekte coronakredieten (BL-C). En ook het Vermogens Versterkend Krediet (VVK) is grotendeels een module onder de Borgstellingsfaciliteit (BL-VVK). Meer informatie over risicorege-lingen en garanties is te vinden in de begrotingsparagraaf 2.6 Overzicht risicoregelingen.

Begrotingsreserve Apurement

 

Stand per    Verwachte    Verwachte    Verwachte    Verwachte    Verwachte    Verwachte

St1a/1n/d2 0p2e2r toevoegingen onttrekkingen    stand per toevoegingen onttrekkingen    stand per

1/1/2022    2022    2022    1/1/2023    2023    2023    31/12/2023

Begrotingsreserve Apurement

74,4    1,0    4,7    70,7    1,0    6,7    65,0

 

De begrotingsreserve Apurement heeft betrekking op correcties van de Europese Commissie (EC) vanwege een niet EU-conforme uitvoering van EU-subsidieregelingen. LNV monitort het verloop van correctievoorstellen en -besluiten en bepaalt of de omvang van deze reserve proportioneel is in relatie tot de financiële dreigingen uit lopende onderzoeken. Pas op het moment van de ontvangen uitspraak van de EC is er sprake van een juridische verplichting.

 

Stand per    Verwachte    Verwachte    Verwachte    Verwachte    Verwachte    Verwachte

St1a/1n/d2 0p2e2r toevoegingen onttrekkingen    stand per toevoegingen onttrekkingen    stand per

2022    2022    1/1/2023    2023    2023    31/12/2023

Risicovoorziening Jonge Boeren

46,0    0    39,0    7,0    0    3,6    3,4

 

De begrotingsreserve Risicovoorziening VVK heeft betrekking op de in het kabinet Rutte III beschikbaar gestelde middelen voor opleidings- en coachingstrajecten voor jonge boeren. In het jaar 2023 worden een tweetal onttrekkingen geraamd. Ten eerste wordt een bedrag van € 3.5 mln. voor het verstrekken van een subsidie voor het opzetten van een Kenniscentrum voor bedrijfsopvolging in de tuinbouw en agrarische sectoren (zie sociaal economische positie van boeren). De middelen voor de tweede onttrekking zijn bestemd voor nationale cofinanciering van de nieuwe GLB/NSP interventie 'Samenwerken aan generatievernieuwing'.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage 'Fiscale regelingen' in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota 'Toelichting op de fiscale regelingen'.

 

Tabel Art.21 Fiscale regelingen 2021-2023, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1

 

2021

2022

2023

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

808

767

788

OVB Vrijstelling cultuurgrond

184

191

258

EB Verlaagd tarief glastuinbouw

154

153

142

Verlaagd btw-tarief Sierteelt

276

283

290

ASB Vrijstelling Brede Weersverzekering

6

6

6

1 [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

A.    Algemene doelstelling

De Minister van LNV streeft naar een sterke en veerkrachtige natuur, een duurzame en economisch rendabele visserijsector en draagt via gebiedsgericht werken bij aan het versterken van de brede welvaart.

B.    Rol en verantwoordelijkheid

  • • 
    De Minister is verantwoordelijk voor het beschermen, herstellen en duurzaam benutten van de natuur en biodiversiteit, mede in relatie tot de klimaat-, en stikstofdoelstellingen, in nationaal, EU- en mondiaal verband. Voor de natuurkwaliteit van de Rijkswateren en voor de internationale samenwerking op natuurgebied treedt de Minister als eerstverantwoordelijke op.
  • • 
    De Minister is verantwoordelijk voor het versterken van de positie van de Nederlandse visserijketen en het bevorderen van duurzaamheid, transparantie en ketenverantwoordelijkheid in de Nederlandse visserij-keten.
  • • 
    De Minister is medeverantwoordelijk voor gebiedsgericht werken, waarbij de LNV-opgaven in onderlinge samenhang met andere maatschappelijke en regionale opgaven optimaal worden opgepakt om te komen tot een optimale versterking van de brede welvaart.
  • • 
    De Minister is het aanspreekpunt voor wat betreft de betrokkenheid van het Rijk bij bodemdaling in het landelijke gebied in relatie tot landbouw, natuur en biodiversiteit en de vitaliteit van het platteland in bredere zin en voor landbouw als onderdeel van het Klimaatakkoord.

De Minister is (mede)verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  • • 
    Het stimuleren en versterken van de maatschappelijke betrokkenheid bij het beschermen, versterken en duurzaam benutten van natuur en biodiversiteit, op zowel nationaal als internationaal niveau.
  • • 
    Het bevorderen van het behoud en versterken van biodiversiteit in het agrarisch gebied en binnen agroketens.
  • • 
    Het ondersteunen van het versterken van de positie van de Nationale parken.
  • • 
    Het stimuleren van de inzet van de Nederlandse bos-, natuur- en houtsector in het energie- en klimaatbeleid en het bevorderen van de duurzame bijdrage van bos en natuur aan de groene grondstoffenvoorziening.
  • • 
    Het stimuleren van maatschappelijke initiatieven in lijn met de LNV-visie, Nederland Natuurpositief, het Programma Natuur en het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland.
  • • 
    Het bevorderen van een duurzame, innovatieve en rendabele visserij- en aquacultuursector binnen de kaders van het Gemeenschappelijk visserijbeleid (Europees Maritiem, Visserij en Aquacultuur Fonds 2021-2027 (EMFAF)).

Regisseren

  • • 
    Het inzetten, samen met medeoverheden en bedrijfsleven, in lijn met de Agenda Natuurinclusief op de totstandkoming van afspraken over het herstel van biodiversiteit, aansluitend op de afspraken uit de EU-Biodiversiteitsstrategie en het mondiale biodiversiteitsverdrag (Convention on Biological Diversity, CBD).

Uitvoeren

  • • 
    Het met provincies nakomen van afspraken die gemaakt zijn in het Natuurpact en samen met provincies en IenW/RWS monitoren van de toestand van de natuur en biodiversiteit en benutting van natuur op land en in het water.
  • • 
    Het samen met de provincies opstellen van het gezamenlijke Programma Natuur, waarmee onder andere invulling wordt gegeven aan het ambitiedocument Nederland Natuurpositief en aan de langjarige financiële impuls in het natuurbeleid als gevolg van de stikstofaanpak.
  • • 
    Het onderhouden en handhaven van onder andere de Wet natuurbescherming en de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming Caribisch Nederland en de implementatie van de Omgevingswet en handhaven en onderhouden daarvan, voor zover het betreft de regels waarvoor de minister van LNV verantwoordelijk is.
  • • 
    Het voorbereiden en uitvoeren van internationale en in EU-verband gemaakte afspraken over de internationale handel in bedreigde dieren en planten.
  • • 
    De implementatie van het Europese exotenbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor het beheer van invasieve exoten.
  • • 
    Het doen uitvoeren van regelingen en programma's, zoals het Programma naar een Rijke Waddenzee, het Programma Noordzee 2022-2027, de natuuronderdelen van de Mariene Strategie en het beheer van Kroondomeinen.
  • • 
    Het samen met provincies uitwerken en uitvoeren van de bossenstra-tegie.
  • • 
    Staatsbosbeheer in staat stellen om, in samenhang met zijn maatschappelijke omgeving, uitvoering te kunnen geven aan zijn (kern)taken, zoals bedoeld in de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer en het Convenant LNV/Staatsbosbeheer (2014).
  • • 
    Het doen uitvoeren van de regelingen in het kader van de Brexit Adjustment Reserve (saneringsregeling, liquiditeitsregeling en stilligre-geling).

C. Beleidswijzigingen

Agenda Natuurinclusief

De Agenda Natuurinclusief is onderdeel van het Programma Natuur en beoogt de samenhang en integratie te vinden met andere inspanningen en maatschappelijke domeinen, wat moet leiden tot een meer natuurinclusieve samenleving. Alleen met integraal en natuurinclusief werken op alle terreinen kan de natuur weer worden hersteld en kan haar kracht weer benut worden. Dat vergt natuurbeleid dat zich uitstrekt buiten beschermde natuurgebieden, zoals de stad en agrarisch gebied, en dat zich ook richt op onze economie en op het beïnvloeden van ons gedrag, zodat aan de voorkant rekening wordt gehouden met de natuur. Deze agenda is van belang voor het bereiken van Europese en internationale Biodiversiteitsdoelen.

In 2023 werken we aan de uitvoering en de concretisering van de Agenda Natuurinclusief. De Agenda 1.0 is een startdocument voor een beweging naar natuurinclusiviteit en geeft de stand van zaken van dit moment. In het najaar van 2023 is de Agenda Natuurinclusief 2.0 gereed en zal voor alle domeinen duidelijk zijn welke uitvoeringsstappen zijn gemaakt en nog zullen maken, en wat daarvoor nodig is. Ook zal onderzocht zijn op welke domeinen de Agenda verbreed kan worden.

Versterking Noordzee ecosysteem (Windenergie op zee)

Het kabinet streeft er naar de klimaatdoelen te verbinden aan de doelen van het Noordzee milieu- en ecosysteem en daarmee de versterking van de draagkracht van het natuurlijke kapitaal van de Noordzee. Dit moet bijdragen aan het behalen van zowel de ecologische doelen (van afname naar versterking) als de ontwikkeling van duurzaam economisch profijt (productie duurzame energie stijgt, realisatie geïnstalleerd vermogen stijgt). Het beleid bouwt voort op het Noordzeeakkoord en is aanvullend gericht op de volgende Energie op Zee opgave (versnelling en schaalsprong). Concreet betekent dit het behalen en in stand houden van de Europese N2000- en KRM-doelen en het realiseren van de duurzame energiedoelen en duurzaam gebruik. De Europese Commissie stuurt nadrukkelijk op de dubbeldoelstellingen bescherming mariene milieu, het behalen van duurzame energiedoelen en duurzame blauwe economie. Als de natuur en de ecologische doelen verder onder druk komen te staan, zal dit mogelijk de opgave voor de duurzame energie en voedseltransitie ernstig kunnen vertragen.

In 2023 wordt gewerkt aan de ontwikkeling van maatregelen voor natuur-versterking en soortenbescherming binnen en buiten windenergieparken, inclusief experimenten natuurinclusief bouwen; investeren in aanvullende natuurherstelmaatregelen binnen en buiten windenergieparken en gerichte compensatie voor de natuur. Ook wordt ingezet op de digitalisering Ecologische Monitoring Noordzee, wat de monitoring van het toenemend menselijk gebruik van de Noordzee efficiënter en makkelijker uitvoerbaar maakt. Het doel is om een aanzet te leveren voor verschillende monito-ringsprogramma's op de Noordzee zodat er efficiënter kan worden gewerkt en er een meerwaarde ontstaat van het simultaan verzamelen van gegevens.

Verduurzamen en aanpassen van de visserijsector (Windenergie op zee) Onder meer de toename van windenergieparken op zee en de daarmee afnemende ruimte voor overige activiteiten zorgt ervoor dat de visserijsector in aard en omvang moet aanpassen. Zeker nu de sector steeds kleiner wordt, zijn er verdere optimalisaties nodig om de bedrijven en ook de infrastructuur (scholing, visafslagen, gemeenschappen) toekomstperspectief te bieden.

Het kabinet heeft besloten om bij het aanwijzen van nieuwe gebieden voor windenergie in het Programma Noordzee 2022-2027 extra middelen uit het Klimaatfonds vrij te maken voor deze maatregelen voor onder andere aanpassingen van de visserij en voedselvoorziening en de keten en gemeenschappen. In de periode tot en met 2030 komt hiervoor € 199 mln. extra beschikbaar. Deze middelen bieden de kans om steviger in te zetten op de ontwikkeling van nieuwe technieken, waar nodig en mogelijk vloot-vernieuwing te stimuleren en nieuwe vormen van voedselwinning onder andere in windparken te ondersteunen.

In 2023 zal onderzoek gedaan worden naar verdere verduurzamingsopties, innovatie en de ontwikkeling van medegebruik door (alternatieve vormen van) visserij en voedselproductie in windparken. Daarbij wordt ook gekeken naar de visserijinfrastructuur, door ondersteuning te bieden bij ketenoptimalisatie en regionale ontwikkeling. Er wordt gewerkt aan het opstellen van concrete doelen voor voedselwinning uit zee en er wordt ingezet om te komen tot meer duidelijkheid over de beschikbare ruimte voor voedselwinning uit zee. Voor het vraagstuk van de ruimte voor visserij/voedsel-winning wordt aangesloten bij de ruimtelijke processen die rond de inpassing van windenergie op zee worden doorlopen in het kader van de partiële herziening van het Programma Noordzee 2022-2027, maar ook bij gebiedsverkenningen en gebiedspaspoorten die richting geven aan de concrete invulling en mogelijkheden voor medegebruik van windparken. Onderzoeken die hier een bijdrage aan leveren en waar in 2023 aan gewerkt zal worden bestaan onder andere uit een sociaaleconomische impact analyse , displacementonderzoek en onderzoek naar de wenselijkheid en mogelijkheid van (passieve) visserij en voedselproductie in windenergie-gebieden.

PAS-melders

Op het budget Specifieke uitkering is voor 2023 € 250 mln. beschikbaar om de legalisatieopgave van de PAS-melders. Dit budget wordt verdeeld over de twaalf provincies en ingezet om de legalisatieopgave versneld te laten verlopen (Kamerstuk 2022Z14127). Hiermee geeft het Kabinet uitvoering aan het wettelijke legalisatieprogramma (volgend uit art. 1.13a Wnb) en de motie Bisschop die om het versneld uitvoeren van het programma vraagt (Kamerstuk 33 376, nr. 276). Deze aanpak is aanvullend op de maatregelen die het Rijk treft in het kader van het legalisatieprogramma.

Met deze middelen worden de provincies in staat gesteld om de benodigde maatregelen te treffen om de problematiek van de PAS-melders versneld op te lossen. De middelen kunnen door provincies worden ingezet voor maatregelen om een reductie van stikstofdepositie te bewerkstelligen waarmee stikstofruimte wordt gegenereerd om PAS-melders te legaliseren door het verlenen van toereikende natuurvergunningen en additionele maatregelen. Met deze middelen is het zodoende voor de provincies mogelijk om het noodzakelijke maatwerk te bieden. Deze maatregel bewerkstelligt een versnelling van een jaar ten opzichte van de huidige planning van andere regelingen.

Provinciale Uitvraag

De stikstofaanpak heeft voor het landelijk gebied en de maatschappij grote gevolgen. Op verzoek van de minister van Natuur en Stikstof hebben de provincies in het voorjaar van 2022 voorstellen ingediend om de integrale gebiedsgerichte aanpak versneld van start te laten gaan. De versnellings-voorstellen moeten vooruitlopend op de gebiedsprogramma's in de jaren 2022 en 2023 bijdragen aan de doelen in de integrale gebiedsgerichte aanpak: natuur (inclusief stikstof), water en klimaat. Bij de beoordeling van de versnellingsvoorstellen van de provincies door het Rijk zijn daarom vier criteria gehanteerd. De maatregelen zijn no-regret; dragen bij aan doelmatig, duurzaam en één of meer van de doelen van de aanpak; leiden tot zo min mogelijk lock-in effecten; en zorgen voor draagvlak in de regio. De versnellingsvoorstellen moeten vooruitlopend op de gebiedsprogramma's in de jaren 2022 en 2023 bijdragen aan de doelen in de integrale gebiedsgerichte aanpak: natuur (inclusief stikstof), water en klimaat. De voorstellen voorzien in de aankoop van onder andere bedrijven, de afwaardering van gronden, innovatie, kennisontwikkeling, het vergroten van maatschappelijke betrokkenheid en het uitvoeren van KRW-, natuur- en stikstofmaatregelen. De totale uitgaven bedragen € 504 mln., waarvan € 229 mln. in 2022 en € 275 ml. in 2023. Deze middelen zullen via een specifiek e uitkering aan de provincies verstrekt worden.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid Artikel 22 (bedragen x1000)

 

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

987.454

892.698

535.168

528.341

520.699

470.671

469.528

Uitgaven

572.684

677.579

1.219.304

548.676

529.853

469.832

469.089

waarvan juridisch verplicht

   

71%

       

Subsidies (regelingen)

             

Vermaatschappelijking Natuur en

Biodiversiteit

5.988

7.050

7.411

6.374

6.250

6.830

6.830

Natuur en Biodiversiteit op land

10.271

29.006

61.922

62.920

60.475

2.255

1.818

Beheer Kroondomeinen

775

871

803

803

803

803

803

Duurzame visserij

4.166

54.202

162.759

7.759

6.871

6.159

6.580

Overige stelsel activiteiten

5.169

6.034

6.410

6.058

6.152

6.037

6.569

Leningen

Leningen rente en aflossing

23.509

22.923

22.745

22.145

22.145

22.145

22.145

Garanties

Garantie Klimaatfonds

324

324

322

0

0

0

0

Opdrachten

Vermaatschappelijking Natuur en

Biodiversiteit

2.132

8.067

10.699

5.899

5.891

3.348

3.348

Natuur en Biodiversiteit op land

1.396

23.747

32.166

43.345

43.354

43.810

43.779

Natuur en Biodiversiteit Grote Wateren

11.927

8.849

20.644

25.838

28.844

32.618

31.152

Duurzame visserij

449

4.294

32.630

30.236

30.566

31.301

31.539

Internationale Samenwerking

1.932

2.526

3.948

3.948

3.948

3.918

3.918

Klimaatimpuls Natuur en Biodiversiteit

4.865

5.805

6.426

6.431

3.306

3.306

3.306

Regio Deals

194

550

0

0

0

0

0

Bijdrage aan agentschappen

Rijksrederij

8.995

11.521

12.574

9.274

9.591

9.274

9.274

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Staatsbosbeheer

29.865

29.547

29.517

29.517

29.465

29.465

29.465

Bijdrage aan medeoverheden

Caribisch Nederland

4.065

12.435

14.292

17.037

800

800

800

Specifieke uitkering

335.015

447.894

792.262

269.318

269.618

265.989

265.989

Regio deals

116.517

0

0

0

0

0

0

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Internationale Samenwerking

1.740

1.934

1.774

1.774

1.774

1.774

1.774

Storting/onttrekking begrotingsreserve

Storting begrotingsreserve visserij

3.390

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

537.821

49.331

33.365

30.257

27.053

24.409

22.756

Ontvangsten

Landinrichtingsrente

28.441

26.335

24.353

23.045

19.841

18.397

16.744

Verkoop gronden

12.159

8.804

0

0

0

0

0

Overige ontvangsten natuur

3.894

6.877

4.019

2.219

2.219

2.219

2.219

Duurzame visserij

7.690

4.993

4.993

4.993

4.993

3.793

3.793

Onttrekkingen begrotingsreserves

485.637

2.322

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Het budget voor 2023 is voor circa € 865 mln. (71%) juridisch verplicht en voor ca. € 343 mln. (28%) bestuurlijk gebonden. Dit komt door de verplichtingen die rusten op de onderdelen van dit artikel. Zo is er onder Bijdrage aan (mede)overheden een groot deel van het budget juridisch verplicht vanwege specifieke uitkeringen. Daarnaast zijn ook de Rijksbijdrage aan Staatsbosbeheer, de Rijksrederij, het budget voor Leningen rente en aflossing en een groot deel van het opdrachten- en subsidiebudget verplicht.

 

Geschatte budgetflexibiliteit

2023

juridisch verplicht

71%

bestuurlijk gebonden

28%

beleidsmatig gereserveerd

1%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

E. Toelichting op de financiële instrumenten Leningen

Leningen rente en aflossing

In 2023 is er € 22,7 mln. beschikbaar voor de betaling van de rente op en aflossing van leningen die LNV heeft uitstaan. Deze leningen zijn in het verleden met tussenkomst van het Nationaal Groenfonds verstrekt voor de realisatie (verwerving en doorlevering van gronden) van het Natuur-netwerk Nederland (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur). Door de decentralisatie van het natuurbeleid naar de provincies worden hiervoor geen nieuwe leningen meer aangegaan.

Garanties

Klimaatfonds

In 2023 is er € 0,3 mln. geraamd voor een reservering in de risicovoorziening voor het Klimaatfonds van het Nationaal Groenfonds dat in 2021 is gestart. Het Groenfonds trekt € 70 mln. extra geld aan voor de financiering van projecten die een bijdrage leveren aan de klimaatdoelstellingen van de sector Landbouw en Landgebruik. Met de beschikbare middelen in het Klimaatfonds pakt het Groenfonds economisch levensvatbare projecten op die banken laten liggen en verstrekt aan deze projecten onder marktconforme voorwaarden risicodragende financieringen(achtergestelde leningen). Het Ministerie van LNV staat voor 80% van de € 70 mln. uit het Klimaatfonds garant. De reservering in de risicovoorziening van € 0,3 mln. bestaat uit twee onderdelen: ten eerste uit een marktconforme premie die Het Groenfonds aan LNV betaalt voor deze garantstelling, gelijk aan 0,73% over het totale bedrag aan gegarandeerde, uitstaande leningen. Ten tweede bestaat het uit een bedrag van € 1 mln., gespreid over 2021, 2022 en 2023, in overeenkomst met Financiën. Meer informatie over risicoregelingen en garanties is te vinden in de begrotingsparagraaf 2.6 Overzicht risicorege-lingen.

Subsidies

Vermaatschappelijk natuur en biodiversiteit

Voor subsidies 'Vermaatschappelijking natuur en biodiversiteit' is in 2023 € 7,4 mln. beschikbaar. De middelen worden ingezet voor de volgende activiteiten:

  • • 
    Natuurcombinaties (€ 3,1 mln.): onder de noemer natuurcombinaties werkt LNV aan het verankeren van het belang van natuur in andere sectoren en het beter gebruik maken van de natuur bij de aanpak van maatschappelijke opgaven (nature based solutions). Het beschikbare budget wordt ingezet voor de ondersteuning van kansrijke maatschappelijke initiatieven, de opbouw van kennis door ondersteuning van onderzoeken en pilots ten behoeve van onderbouwing van beleidskeuzes en ten behoeve van versnelling en opschaling van natuurinclu-sieve praktijken en de verspreiding van kennis en netwerkvorming, waardoor initiatiefnemers en koplopers van elkaar kunnen leren. Daarbij richt de inzet zich onder meer op natuurinclusieve landbouw, natuurin-clusief bouwen, groen in de stad en de rol van natuur in de energietran-sitie. Daarnaast wordt een deel van het budget ingezet voor de Agenda Natuurinclusief.
  • • 
    Nationale parken (€ 2,7 mln.). De Nationale Parken vertegenwoordigen een maatschappelijke waarde. Om deze waarde goed te benutten is er in 2023 € 1,0 mln. beschikbaar voor activiteiten op het gebied van educatie in de Nationale Parken. Daarnaast is er budget gereserveerd voor de uitfinanciering van de regeling Tijdelijke Ondersteuning Nationale Parken (€ 1,6 mln.). Deze regeling is in 2020 opengesteld met een budget van € 5,45 mln. en is bedoeld voor de ondersteuning van nationale parken bij de ontwikkeling richting de 12 ambities in de standaard voor de gebiedsaanduiding nationaal park.
  • • 
    Natuurlijk kapitaal en vergroening financiële sector (€ 1,6 mln.): LNV werkt samen met onder meer, MVO Nederland, IUCN Nederland, De Nederlandsche Bank en financiële instellingen kennisinstellingen aan methoden en instrumenten die inzicht geven in het beslag op en de afhankelijkheid van biodiversiteit en ecosysteemdiensten van bedrijven en financiële instellingen. Ook wordt gewerkt aan toepassing van de methoden en instrumenten door overheden en gebiedspartijen, bijvoorbeeld voor ruimtelijke en thematische vraagstukken. De beschikbare middelen worden ingezet voor het ondersteunen en stimuleren van private partijen, financiële instellingen, overheden en andere maatschappelijke partijen om daarmee aan de slag te gaan en het ontwikkelen en ontsluiten van de hiervoor benodigde informatie, ook in internationaal verband.

Natuur en biodiversiteit op land

Voor het subsidiebudget voor 'Natuur en biodiversiteit op land' is in 2023 € 61,9 mln. geraamd. Hiervan is € 24,3 mln. geraamd voor de uitfinanciering van de Regeling versneld natuurherstel. Met deze regeling wordt ingezet op natuurherstelprojecten bij terreinbeherende organisaties (TBO's). Maatregelen hebben binnen deze regeling tot doel natuurherstel en natuur-verbetering ten behoeve van het bereiken van de instandhoudingsdoelen van stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. De maatregelen zijn onderdeel van de structurele stikstofaanpak (Kamerstukken 35 334, nr. 82). De eerste tranche heeft in 2021 open gestaan. Hieruit zijn verschillende maatregelen gefinancierd waarvan het grootste gedeelte bestaat uit het verwijderen van opslag, toevoegen van steenmeel, hydrologische maatregelen, begrazing en plaggen en chopperen. De tweede tranche van de regeling is in het voorjaar van 2022 opengesteld. Ook worden er middelen ingezet voor de uitvoering van de Natuurcompensatiebank (€ 23,5 mln.). Door middel van een subsidieregeling, die door RVO wordt uitgevoerd, worden de middelen via diverse modules beschikbaar gesteld voor het treffen van natuurmaatregelen. De getroffen natuurmaatregelen komen in komende jaren, zodra deze zich voldoende hebben ontwikkeld en zich kwalificeren, via een register beschikbaar voor gebruik als compensa-tienatuur in de vergunningverlening van adc-projecten van Rijk en Waterschappen. Ter uitwerking van de natuurcompensatiebank is een wetsvoorstel op 13 april 2022 ingediend. Daarnaast wordt er € 8,7 mln. geraamd voor het Programma Veenweide. Deze middelen worden onder meer ingezet voor uitvoering van het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden (NOBV), de uitvoering van GLB-pilots en onderzoek via het Nationaal Veenweide Innovatieprogramma (VIP-NL). Op basis hiervan vindt op diverse locaties, verspreid over de veenweidegebieden, onderzoek plaats en worden pilots uitgevoerd. De onderzoeken worden uitgevoerd door onderzoeksconsortia waarin alle relevante onderzoeksinstituten zijn betrokken. Het programma staat onder regie van de regiegroep veenweide met vertegenwoordigers van de klimaattafel Landbouw & Landgebruik van het Klimaatakkoord. Verder wordt er een budget van € 4,9 mln. geraamd voor financiële ondersteuning van onderzoeken in het kader van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb). Hiervan wordt € 2,9 mln. ingezet voor de ondersteuning van het Aanvalsplan Grutto. Deze bijdrage wordt ingezet als extra nationale bijdrage aan het ANLb budget dat provincies inzetten voor weidevogelbeheer, gelabeld aan het Aanvalsplan Grutto. Hiermee is in het beheerjaar 2022 in 13 kansgebieden extra zwaar beheer in het leefgebied open grasland gerealiseerd. Deze extra beheerkosten Aanvalsplan Grutto worden in de betaal-systematiek van het ANLb in het daaropvolgende jaar uitbetaald. Tot slot wordt er € 0,4 mln. geraamd voor de uitfinanciering van de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer (Staatscourant 1998, nr. 163, 15298).

Beheer Kroondomeinen

Het Loo is een landgoed van circa 10.400 hectare bestaat uit twee deelgebieden: de Staatsdomeinen bij Het Loo en het eigenlijke Kroondomein. Bij de Staatsdomeinen bij Het Loo zijn de baten en lasten voor rekening van de Staat. De Kroondrager is economisch eigenaar van het eigenlijke Kroondomein (6.700 hectare) en heeft hierop het vruchtgebruik en gebrui-kersrechten alsmede de lasten. Het juridisch eigendom berust bij de Staat. In juni 2022 heeft het Rijk een subsidiebeschikking verstrekt voor de periode 2022-2027 (Kamerstukken 35925-I, nr. 14). De Kroondrager ontvangt deze subsidie, als privaatrechtelijk vruchtgebruiker van het eigenlijke Kroondomein, voor beheers- en inrichtingsmaatregelen van het Kroondomein. Voor de subsidie is in 2023 € 0,8 mln. geraamd.

Duurzame Visserij

Het merendeel van het subsidiebudget voor Duurzame visserij van € 162,8 mln. is bestemd voor de saneringsregeling in het kader van de Brexit Adjustment Reserve (BAR). Voor deze saneringsregeling, die in 2023 tot uitbetaling zal komen, is € 155 mln. gereserveerd. Deze aanpak is beschreven in de Kottervisie (Kamerstuk 29 675, nr. 194) en is er op gericht om ondernemers die geen toekomst meer zien, en getroffen zijn door de Brexit, te helpen om op een zorgvuldige manier te stoppen met hun bedrijf. Daarnaast is € 6,2 mln. bestemd voor cofinanciering van het Europees Maritiem Visserij en Aquacultuur Fonds (EMFAF). Het EMFAF programma is verbonden met de bredere beleidsagenda voor visserij, aquacultuur en maritieme zaken. De grote uitdagingen voor de toekomst zijn de klimaat-opgave en het beschermen van kwetsbare biodiversiteit op zee en andere wateren. De EMFAF-middelen dragen bij aan deze uitdagingen middels een breed spectrum van activiteiten en maatregelen, waaronder het geven van steun aan innovaties, investeringen en onderzoek. Tot slot is in 2023 € 1,6 mln. gereserveerd voor de nationale innovatiemiddelen visserij welke volgen uit afspraken uit het Regeerakkoord van Rutte-III. Het programma richt zich op de delen van het innovatieproces die onder het EFMZV en de opvolger EMFAF minder aan bod komen. In 2023 wordt een vervolg gegeven aan de brede innovatieregeling.

Overige stelsel activiteiten

Het budget voor Overige stelsel activiteiten in 2023 bedraagt € 6,4 mln. en wordt met name ingezet voor (internationaal) verplichte monitoring van natuurinformatie. Het verzamelen van gegevens over planten, dieren en habitats (monitoring) is nodig om de voortgang bij het realiseren van (inter)nationale natuurdoelen te kunnen volgen en indien nodig bij te sturen en voor het opstellen van de internationale rapportages op het gebied van natuur en biodiversiteit (waaronder de EU-richtlijnen, CBD, Verdrag van Bern, Verdrag van Bonn en het Waddenverdrag). De gegevens worden vooral via het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) verzameld. Ook worden middelen uit dit budget ingezet voor de 8e Nederlandse Bosinventarisatie, die gegevens levert voor internationale bos en klimaatrapportages (waaronder UNFCCC (onderdeel LULUCF), GFRA, ITTO/ITTA en Forest Europe). Verder verstrekt LNV een bijdrage aan BIJ12 voor het beheer van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) en aan het CBS voor de statistische bewerking van natuurgegevens en publicaties daarover in het Compendium voor de Leefomgeving.

Leningen

Leningen rente en aflossing

In 2023 is er € 22,7 mln. beschikbaar voor de betaling van de rente op en aflossing van leningen die LNV heeft uitstaan. Deze leningen zijn in het verleden met tussenkomst van het Nationaal Groenfonds verstrekt voor de realisatie (verwerving en doorlevering van gronden) van het Natuur-netwerk Nederland (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur). Door de decentralisatie van het natuurbeleid naar de provincies worden hiervoor geen nieuwe leningen meer aangegaan.

Garanties

Klimaatfonds

In 2023 is er € 0,3 mln. geraamd voor een reservering in de risicovoorziening voor het Klimaatfonds van het Nationaal Groenfonds dat in 2021 is gestart. Het Groenfonds trekt € 70 mln. extra geld aan voor de financiering van projecten die een bijdrage leveren aan de klimaatdoelstellingen van de sector Landbouw en Landgebruik. Met de beschikbare middelen in het Klimaatfonds pakt het Groenfonds economisch levensvatbare projecten op die banken laten liggen en verstrekt aan deze projecten onder marktconforme voorwaarden risicodragende financieringen(achtergestelde leningen). Het Ministerie van LNV staat voor 80% van de € 70 mln. uit het Klimaatfonds garant. De reservering in de risicovoorziening van € 0,3 mln. bestaat uit twee onderdelen: ten eerste uit een marktconforme premie die Het Groenfonds aan LNV betaalt voor deze garantstelling, gelijk aan 0,73% over het totale bedrag aan gegarandeerde, uitstaande leningen. Ten tweede bestaat het uit een bedrag van € 1 mln., gespreid over 2021, 2022 en 2023, in overeenkomst met Financiën. Meer informatie over risicoregelingen en garanties is te vinden in de begrotingsparagraaf 2.6 Overzicht risicorege-lingen.

Opdrachten

Vermaatschappelijking natuur en biodiversiteit

In 2023 is € 10,7 mln. geserveerd voor activiteiten ten behoeve van het verankeren van het belang en de waarde van natuur in verschillende maatschappelijke sectoren. Deze activiteiten zijn de volgende:

  • • 
    Stikstofaanpak (€ 9,9 mln.): De ontwikkeling van de aanpak van stikstof wordt ondersteund met middelen voor beheer, ontwikkeling, advies en actualisatie van het rekeninstrument AERIUS (€ 3,4 mln.). Ook worden middelen ingezet voor ondersteuning en advies, onder meer via de inzet van RVO op het gebied van ruimtelijke processen en dataverzameling, informatievoorziening en kennisuitwisseling, en worden middelen ingezet voor het Informatiepunt stikstof dat ondersteuning biedt bij vragen van burgers, ondernemers en overheidsinstanties over stikstof en de toepassing van nieuw beleid bij toestemmingsverlening (€ 1,7 mln.). Voor de kosten die samenhangen met het legaliseren van de voormalige PAS-meldingen ontvangen de provincies een eenmalige bijdrage vanuit het Rijk (€ 4,8 mln.).
  • • 
    Het overige budget (€ 0,8 mln.) wordt ingezet voor verschillende activiteiten op het gebied van onderzoek en stikstofmetingen.

Natuur en biodiversiteit op land

Voor opdrachten op het gebied van natuur en biodiversiteit op land is in 2023 € 32,2 mln. geraamd. De middelen worden grotendeels ingezet voor het Programma Natuur. Voor de aanpak van de stikstofproblematiek wordt in 2023 in totaal € 300 mln., ingezet voor het versterken van de natuur (Kamerstuk 35 334, nr. 82). LNV heeft hiervoor via het Programma Natuur meerjarige afspraken met provincies gemaakt. Het gaat daarbij om gebiedsgerichte maatregelen die nodig zijn om de instandhoudingsdoelstellingen te bereiken en om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats van soorten niet verslechtert. Het gaat daarbij onder andere over:

  • • 
    het versnellen en naar voren halen van natuur herstelmaatregelen om de gevolgen van stikstofdepositie in natuurgebieden sneller te verminderen; het verbeteren van de hydrologie om de kwaliteit van de natuur te verhogen en het verbeteren van het natuurbeheer om beter in staat te zijn de natuurdoelen te halen;
  • • 
    het versneld realiseren van het Natuur Netwerk Nederland ten behoeve van stikstofgevoelige habitats en leefgebieden door het versneld realiseren van grondverwerving en inrichtingsmaatregelen;
  • • 
    het verder versterken van het systeem van robuuste natuurgebieden door ecologische en landschappelijke verbindingen, uitbreiding van natuur bij essentiële schakels in het natuurnetwerk en het realiseren van kwaliteitsverhoging van riviernatuur in samenhang met waterveiligheid;
  • • 
    het verbeteren van condities voor behoud en herstel van algemene soorten.

Een deel van de te nemen maatregelen binnen het Programma Natuur wordt op het opdrachtenbudget geraamd. Dit budget van € 27,2 mln. wordt onder andere ingezet voor een opdracht aan Rijkswaterstaat voor de kwaliteitsverhoging van riviernatuur (€ 20,0 mln.), voor monitoring, de Agenda Natuurinclusief, basiskwaliteit en andere opdrachten. Het overige opdrachtenbudget voor Natuur en biodiversiteit op land (€ 5,0 mln.) wordt ingezet voor verschillende activiteiten waarvoor LNV als systeemverantwoordelijke verantwoordelijk is gebleven na de decentralisatie van natuurtaken naar provincies. Zo worden middelen ingezet met betrekking tot natuurwet-geving, natuurvergunningenverlening, Natura2000-gebieden en nationaal soortenbeleid.

Natuur en biodiversiteit Grote Wateren

In 2023 is er voor opdrachten op het terrein van natuur en biodiversiteit in grote wateren € 20,6 mln. beschikbaar. Het Rijk is verantwoordelijk voor het beschermen en versterken van natuur en biodiversiteit in de grote wateren (het Waddengebied, de Zuidwestelijke Delta, het IJsselmeergebied, de Noordzee, het kustgebied en het rivierengebied). LNV zorgt ervoor dat het natuurbelang goed is gewaarborgd bij het gebruik, beheer en onderhoud van grote wateren en bij de uitvoering van projecten. Het budget is bestemd voor de volgende activiteiten:

  • • 
    Versterking Noordzee ecosysteem (Windenergie op zee) (€ 10,3 mln.): Het kabinet streeft er naar de klimaatdoelen te verbinden aan de doelen van het Noordzee milieu- en ecosysteem en daarmee op de versterking van de draagkracht van het natuurlijke kapitaal van de Noordzee. De maatregelen zijn gericht op de ontwikkeling van maatregelen in natuur-versterking en soortenbescherming binnen en buiten windenergie-parken, inclusief experimenten natuurinclusief bouwen; investeren in aanvullende natuurherstelmaatregelen binnen en buiten windenergie-parken en gerichte compensatie voor de natuur. Ook wordt ingezet op de digitalisering Ecologische Monitoring Noordzee, wat de monitoring van het toenemend menselijk gebruik van de Noordzee efficiënter en makkelijker uitvoerbaar maakt. In de periode 2023 tot en met 2030 is hier in totaal € 146,1 mln. voor gereserveerd.
  • • 
    Natuur grote wateren (€ 7,7 mln.): om de natuur een bestendige plaats te geven te midden van ons intensieve gebruik, wordt geïnvesteerd in de veerkracht van het natuurlijk systeem. LNV werkt gebiedsgericht samen met andere overheden, natuurorganisaties en bedrijven om deze veerkracht en Natura 2000-doelen in de grote wateren te realiseren en doet dat door uitvoering middels de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW). Door middel van systeemingrepen en aanpassingen in beheer wordt gewerkt aan ecologisch gezonde en toekomstbe-stendige grote wateren. LNV participeert bijvoorbeeld in de ontwikkeling van het Integraal Rivier Management (IRM) programma voor de grote rivieren en de ontwikkeling van het toekomstbestendige ecologische systeem van het Markermeer en het IJmeer. In 2023 zullen, na besluit van IenW en LNV, de voorstellen in het kader van de 3e tranche PAGW de komende jaren worden opgepakt en uitgewerkt. Middels het Natuur-winstplan - voortgekomen uit het EU-programma LIFE-IP Deltanatuur -is een strategie ontwikkeld om de Natura 2000-doelen te behalen en daarbij de ecologische potentie van de Grote wateren centraal te stellen. In 2023 en volgende jaren wordt de strategie verder geïmplementeerd.
  • • 
    Waddenzee (€ 1,7 mln.): LNV is onder meer verantwoordelijk voor de trilaterale samenwerking tussen Denemarken, Duitsland en Nederland voor de Waddenzee en is tevens de siteholder (voor Nederland) van dit internationale natuurlijk UNESCO Werelderfgoed. De Nederlandse delegatie bestaat uit vertegenwoordigers van de ministeries van LNV en IenW, de Waddenprovincies en -gemeenten. Tevens is LNV verantwoordelijk voor de Beheerautoriteit Waddenzee die middels een Integraal Beheerplan de samenhang van het natuur-, vis- en waterbeheer bevordert en versterkt, waarmee de natuurkwaliteit verbeterd wordt. Naast LNV zijn IenW en de Waddenprovincie medeopdrachtgever van de Beheerautoriteit. LNV draagt samen met andere partijen bij aan een vijfjarig NWO programma naar de effecten van klimaatverandering op de ecologie van het Waddengebied. Hiermee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan trilaterale kennisontwikkeling voor het Waddengebied en het Werelderfgoed Waddenzee.
  • • 
    Mariene strategie (€ 1,0 mln.): de Noordzee wordt steeds intensiever gebruikt en kent tegelijkertijd een kwetsbaar ecosysteem. Dat betekent dat het toenemend gebruik moet passen binnen de ecologische grenzen en ook bijdraagt aan de versterking van de Noordzeenatuur (Natuurin-clusieve ontwikkeling). De beleidskaders voor de maatregelen zijn Natura 2000, de KRM en het Programma Noordzee 2022-2027 en zijn gericht op bescherming en herstel van de Noordzeenatuur. In het Noord-zeeakkoord zijn afspraken gemaakt voor gebiedsbescherming. De implementatie van het Noordzeeakkoord levert daarmee een bijdrage aan (de ontwikkeling van) het (ecologisch) netwerk van natuurgebieden. De toenemende druk op het Noordzee ecosysteem maakt het nodig de uitvoering van de KRM en OSPAR voort te zetten; aandacht voor natuur-herstel, duurzame energie op zee binnen ecologische grenzen en effecten klimaatverandering . Daarnaast is LNV verantwoordelijk voor de doelen voor biodiversiteit, invasieve exoten, vissen, het voedselweb en de integriteit van de zeebodem. LNV draagt samen met IenW bij aan het Informatiehuis Marien, bedoeld om alle mariene informatie en onderzoeksgegevens over de Noordzee op één plek toegankelijk te maken voor belangstellenden, overheden en professionals. Daarnaast draagt LNV bij aan de coördinerende rol in de uitvoering van het KRM-monitoringsprogramma dat het Informatiehuis Marien uitvoert.

Duurzame visserij

Voor opdrachten op het terrein van duurzame visserij is in 2023 € 32,6 mln. gereserveerd. Het grootste deel hiervan, € 25,0 mln., wordt ingezet voor het verduurzamen en aanpassen van de visserijsector op de Noordzee. Door de toenemende druk op de ruimte van de Noordzee, mede als gevolg van de bouw van windenergieparken op zee, zijn deze maatregelen noodzakelijk. In 2023 wordt onderzoek gedaan naar verdere verduurzamingsopties, innovatie en de ontwikkeling van medegebruik door (alternatieve vormen van) visserij en voedselproductie in windparken. Daarnaast is € 2,3 mln. gereserveerd voor uitgaven in het kader van het Noordzeeakkoord. Hiervan is € 1,2 mln. gereserveerd voor innovatie en € 0,8 mln. voor handhaving. Verder is in 2023 € 2,1 mln. beschikbaar voor de verduurzaming van de IJsselmeervisserij, conform de inzet uit het Actieplan 'Toekomstig visserij-beheer IJsselmeergebied' (Kamerstuk 29 664, nr. 71). In 2022 is de laatste hand gelegd aan de voorbereidende werkzaamheden die nodig zijn voor de herstructurering van de sector middels een saneringsregeling voor het IJsselmeergebied. De beoogde saneringsregeling is ter toetsing en accordering aan de Europese Commissie voorgelegd. Ook is in 2023 € 0,8 mln. beschikbaar voor de uitvoering van de nadeelcompensatieregeling en de handhaving van de in te stellen visserijvrije zones op vismigratiepunten. Om vismigratie te stimuleren is afgelopen jaren veel geïnvesteerd in vismi-gratievoorzieningen bij stuwen, sluizen en gemalen. Om vismigratie verder te bevorderen zal op deze locaties een visserijvrije zone worden ingesteld (Kamerbrief 29 664, nr. 204). Verder vinden er nog meerdere kleine projecten plaats, zoals ondersteuning van beleid in diverse gebieden, onderzoek, overleg met stakeholders en de inhuur van expertise. Hier is in 2023 € 2,3 mln. voor gereserveerd.

International samenwerking

In 2023 is € 3,9 mln. beschikbaar voor opdrachten op het gebied van internationale samenwerking. Van dit budget wordt € 1,6 mln. onder meer ingezet voor de uitvoering van acties die zijn overeengekomen in internationale verdragen en afspraken over biodiversiteit. In 2023 wordt de uitwerking verwacht van nieuwe, wereldwijde afspraken gemaakt over het verbeteren van biodiversiteit, in het kader van het VN-Biodiversiteits-verdrag (CBD). Een van de bouwstenen daarvoor is het rapport van het Intergouvernementele Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten (IPBES) dat in 2019 verscheen. Daarnaast wordt in 2023 verder gewerkt aan de implementatie van de EU-Biodiversiteitstrategie. Verder wordt € 1,3 mln. gereserveerd voor de implementatie van de aan biodiversiteit gerelateerde onderdelen van de VN 2030 Agenda voor duurzame ontwikkeling en de daaraan gekoppelde doelstellingen (Sustainable Development Goals). Zo wordt er internationaal aandacht besteed aan de synergie tussen natuur, voedselproductie en integraal landgebruik. Ook wordt gewerkt aan het beperken van de ecologische voetafdruk van Nederland door het tegengaan van ontbossing, het bevorderen van duurzaam bosbeheer en het verduurzamen van de productie van en de handel in de belangrijkste handelsketens die in relatie tot ontbossing en duurzaam bosbeheer van grote invloed zijn. Het verduurzamen van deze handelsketens wordt samen met het Ministerie van BZ/BHOS, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld opgepakt. Tot slot wordt onder deze post ook de uitgaven (€ 1,1 mln.) geraamd voor de regeling In Beslag genomen Goederen (IBG) in het kader van de opslag en opvang van in beslag genomen goederen bij overtreding van de regels voor handel in bedreigde dier- en plantensoorten.

Klimaatimpuls natuur en biodiversiteit

Het budget van € 6,4 mln. in 2023 wordt onder andere ingezet voor klimaat-inclusief natuurbeleid en -beheer (€ 5,8 mln.). Hiermee wordt met partijen gewerkt aan het realiseren van een bijdrage aan de CO2-reductie voor Landbouw en Landgebruik. Partijen in dit domein zetten zich gezamenlijk in voor maatregelen die in 2030 tot een klimaatwinst van ten minste 0,4 Mton CO2 ten opzichte van 1990 moeten leiden en streven naar 0,8 Mton CO2 ten opzichte van 1990 in 2030 door het voorkomen van ontbossing, het vergroten van de vastlegging van koolstof en de uitbreiding van bos en landschap. Het Rijk financiert het opzetten van compensatiepools bij ontbossing, klimaatgerichte inrichting van rijksgronden (waaronder infra-netwerken), herstel van landschapselementen, boslandbouw en bosaanleg door boeren en voortzetting van het in 2018 gestarte programma voor praktijkgericht onderzoek voor klimaatslim beheer van bos, bomen en natuur. Het Rijk en de provincies hebben gezamenlijk de Bossenstrategie vastgesteld (Kamerstuk 33 576, nr. 186), onder andere om een zorgvuldige afweging te maken tussen de verschillende doelen op het gebied van klimaat, natuur, recreatie en duurzaam gebruik van grondstoffen. Deze strategie komt in 2023 verder in uitvoering. Het overige budget (€ 0,6 mln.) wordt ingezet voor diverse onderzoeksopdrachten op het gebied van de klimaatopgave.

Bijdrage Baten-Lastendiensten

Rijksrederij

In 2023 is er € 12,6 mln. beschikbaar voor de bijdrage aan de Rijksrederij. Deze middelen zijn bestemd voor het uitvoeren van taken op het gebied van visserijonderzoek en het beheer en de inspectie voor natuur en visserij. Met name de start van een vlootvervanging bij de Rijksrederij leidt tot een stijging van de kosten ten opzichte van eerdere jaren.

Bijdrage ZBO/RWT

Staatsbosbeheer

Ten behoeve van personeelskosten, huisvestingskosten en andere organisatiekosten van Staatsbosbeheer die niet kunnen worden verhaald op andere opdrachtgevers en voor aanvullende rijksopdrachten ontvangt Staatsbosbeheer een bijdrage van het Rijk. Hiervoor is in 2023 € 29,5 mln. gereserveerd. Hiermee financiert Staatsbosbeheer kosten die samenhangen met bijvoorbeeld de Boomfeestdag en het beheer van rijksmonumenten. Voor het reguliere terreinbeheer ontvangt Staatsbosbeheer, net als andere natuurbeheerders, een subsidie van de provincies (Subsidieregeling Natuur en Landschap, SNL).

Bijdrage aan medeoverheden

Caribisch Nederland

In 2023 is € 14,3 mln. beschikbaar op het budget Caribisch Nederland. Dit budget wordt hoofdzakelijk ingezet voor de uitvoering van het Natuur- en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020-2030 (NMBP). Voor de financiering van de eerste fase van het NMBP is in totaal € 35,0 mln. beschikbaar gekomen voor de periode 2022-2024. In samenwerking met de ministeries van BZK en IenW zijn plannen opgesteld om deze middelen doelmatig en doeltreffend in te zetten via de openbare lichamen van de eilanden. Het gaat om maatregelen die gericht zijn op onder andere erosiebestrijding, het herstel en behoud van habitats en soorten, waterkwaliteitsverbetering, sargassum bestrijding, landbouwontwikkeling en onderzoek en monitoring. Daarnaast wordt in 2023 vanuit de reguliere middelen van het budget Caribisch Nederland ingezet op de ondersteuning voor het beheer van het Nationaal park Sababank, monitoring en capaciteit vanuit LNV voor de uitvoering van het NMBP

Specifieke uitkering

Op het budget Specifieke uitkering wordt in 2023 € 792,3 mln. geraamd. Dit budget wordt ingezet voor de volgende activiteiten:

  • • 
    Provinciale Uitvraag (€ 275 mln.). De stikstofaanpak heeft grote gevolgen voor het landelijk gebied en voor de levens van mensen. Op verzoek van de minister van Natuur en Stikstof hebben de provincies in het voorjaar van 2022 voorstellen ingediend om de integrale gebiedsgerichte aanpak versneld van start te laten gaan. De versnellingsvoorstellen lopen vooruit op de gebiedsprogramma's in de jaren 2022 en 2023 en dragen bij aan de doelen in de integrale gebiedsgerichte aanpak: natuur (inclusief stikstof), water en klimaat. Op het budget Specifieke uitkering wordt in 2023 in totaal € 275 mln. geraamd voor de Provinciale Uitvraag. Deze middelen komen ten goede aan de Provinciale Uitvraag gedaan in het voorjaar van 2022 en bouwen voort op de eerder beschikbaar gestelde middelen (€ 229 mln. in 2022).
  • • 
    PAS-melders (€ 250 mln.). Voor 2023 is € 250 mln. beschikbaar voor de legalisatieopgave van de PAS-melders. Dit budget wordt verdeeld over de twaalf provincies en ingezet om de legalisatieopgave versneld te laten verlopen (Kamerstuk 2022Z14127). Hiermee geeft het Kabinet uitvoering aan het wettelijke legalisatieprogramma (volgend uit art. 1.13a Wnb) en de motie Bisschop die om het versneld uitvoeren van het programma vraagt (Kamerstuk 33 376, nr. 276). Deze aanpak is aanvullend op de maatregelen die het Rijk treft in het kader van het legalisatieprogramma.
  • • 
    Landelijk gebied (€ 4,6 mln.). Uit dit budget is € 3,7 mln. gereserveerd voor een specifieke uitkering voor agrariërs in het aardbevingsgebied in Groningen. Dit agroprogramma ondersteunt boeren die met complexe problematiek te maken hebben, om weer perspectief te krijgen op de toekomst (Kamerstuk 33 525 nr. 846). Deze ondersteuning krijgt o.a. vorm via casusbegeleiding door consulenten. Daarnaast werkt LNV in het landelijk gebied samen met provincies, gemeenten en waterschappen via gebiedsgericht werken aan het realiseren van beleidsdoelen, waarvoor € 1,0 mln. is geraamd.
  • • 
    Programma Natuur (€ 259,3 mln.). Voor de aanpak van de stikstofpro-blematiek wordt in 2023 in totaal ruim € 300 mln. ingezet voor het versterken van de natuur (Kamerstuk 35 334, nr. 82). LNV heeft via het Programma Natuur meerjarige afspraken met provincies gemaakt. Het gaat daarbij om gebiedsgerichte maatregelen die nodig zijn om de instandhoudingsdoelstellingen te bereiken en om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats van soorten niet verslechtert. Het gaat daarbij onder andere over:
  • • 
    het versnellen en naar voren halen van natuur herstelmaatregelen om de gevolgen van stikstofdepositie in natuurgebieden sneller te verminderen; het verbeteren van de hydrologie om de kwaliteit van de natuur te verhogen en het verbeteren van het natuurbeheer om beter in staat te zijn de natuurdoelen te halen;
  • • 
    het versneld realiseren van het Natuur Netwerk Nederland ten behoeve van stikstofgevoelige habitats en leefgebieden door het versneld realiseren van grondverwerving en inrichtingsmaatregelen;
  • • 
    het verder versterken van het systeem van robuuste natuurgebieden door ecologische en landschappelijke verbindingen, uitbreiding van natuur bij essentiële schakels in het natuurnetwerk en het realiseren van kwaliteitsverhoging van riviernatuur in samenhang met water-veiligheid;
  • • 
    het verbeteren van condities voor behoud en herstel van algemene soorten.

De middelen van Programma Natuur die onder bijdrage aan medeoverheden worden geraamd, worden via een specifieke uitkering uitgekeerd aan de provincies ten behoeve van bovenstaande maatregelen.

Bijdrage aan (internationale) organisaties

Internationale samenwerking

In totaal is er in 2023 € 1,8 mln. beschikbaar voor internationale contribu-tieverplichtingen en bijdragen. Nederland is partij bij een aantal internationale verdragen die als doel hebben dat de mondiale biodiversiteit en de relatie die dit met de Nederlandse biodiversiteit heeft, behouden blijft. Ondertekening en toetreding bij een verdrag leidt tot contributiever-plichting. Uit het beschikbare budget worden onder meer de contributies betaald aan United Nations Environment Programme (UNEP) voor bijvoorbeeld the Convention on Biological diversity (CBD) en Convention on Migratory Species (CMS), International Union for Conservation of Nature (IUCN) en Commission for the Conservation of Antarctic Marine Living Resources (CCAMLR).

Ontvangsten

Landinrichtingsrente

De geraamde ontvangsten van € 24,4 mln. in 2023 zijn gebaseerd op geprognosticeerde inkomsten per landinrichtingsproject. Tot aan de start van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) in 2007 werd wettelijke landinrichting uitgevoerd op basis van de Landinrichtingswet. Op grond van deze wet schiet het Rijk de kosten van een landinrichting voor en worden de kosten daarna door de gezamenlijke eigenaren terugbetaald. Dit gebeurt door middel van de zogenaamde landinrichtingsrente waarbij wordt voorzien dat het Rijk in een aflopende reeks nog circa 25 jaar landinrichtingsrente zal ontvangen.

Overige ontvangsten natuur

Dit betreft diverse geraamde inkomsten van € 4,0 mln., onder andere de inkomsten als gevolg van het afsluiten van diverse projecten die via het Groenfonds zijn uitgevoerd, een onttrekking aan het voormalige Natuurof-fensief ten behoeve voor de Regeling tijdelijke ondersteuning Nationale Parken, leges voor vergunningaanvragen op basis van de Wet natuurbescherming en terug ontvangsten bij diverse subsidiebijdragen.

Duurzame visserij

De ontvangsten voor 2023 zijn geraamd op € 5,0 mln. Deze hebben met name betrekking op de geïnde leges van afgegeven visserijvergunningen en huurinkomsten (uit onder andere mosselpercelen).

Toelichting op de begrotingsreserves

Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve Visserij (bedragen x € 1 mln.)

Stand er    Verwachte    Verwachte    Verwachte    Verwachte    Verwachte    Verwachte

-w-m 022 toevoegingen onttrekkingen stand per toevoegingen onttrekkingen stand per 2022    2022    1/1/2023    2023    2023    31/12/2023

Begrotingsreserve Visserij    29,4    0    2,3    27,1    0    5,0    22,1

De begrotingsreserve Visserij is bestemd voor uitgaven op de regelingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV 20142020) en het Europees Maritiem, Visserij en Aquacultuur Fonds (EMFAF 2021-2027). Hiermee wordt zeker gesteld dat de nationale cofinanciering, die is vastgesteld in het Operationeel Programma, beschikbaar blijft bij vertragingen in de uitgaven. Het budget in deze reserve is voor ca. 13% juridisch verplicht, het overige deel is veelal reeds gecommitteerd.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage 'Fiscale regelingen' in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • • 
    Vrijstelling bos- en natuurterreinen box 3
  • • 
    OVB (overdrachtsbelasting) Vrijstelling inrichting landelijk gebied
  • • 
    OVB Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden, is vervallen per 1 januari 2019.
  • • 
    OVB Vrijstelling natuurgrond
  • • 
    Bosbouwvrijstelling

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota 'Toelichting op de fiscale regelingen'.

 

Tabel Art.22 Fiscale regelingen 2021-2023, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1

 

2021

2022

2023

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

8

11

14

Natuurschoonwet

38

39

46

1 1: [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

Artikel 23 Kennis en innovatie

A.    Algemene doelstelling

De Minister van LNV streeft naar een goed functionerende kennis-, innovatie- en onderzoeksinfrastructuur op het terrein van landbouw, voedsel en natuur die bijdraagt aan een duurzaam, concurrerend en ecologisch houdbaar landbouw- en voedselsysteem met maximale benutting van circulariteit en bijdraagt aan maatschappelijke opgaven op het terrein van klimaat, biodiversiteit, energie en water.

B.    Rol en verantwoordelijkheid

  • • 
    De Minister is medeverantwoordelijk voor de instandhouding van een groene kennis- en onderzoeksinfrastructuur ten behoeve van het landbouw-, natuur- en voedseldomein.
  • • 
    De Minister is verantwoordelijk voor de inzet en verspreiding van kennis en innovatie gericht op de verdere verduurzaming van de land- en tuinbouw en visserij en het voedselsysteem, inclusief het sluiten van kringlopen, het benutten van reststromen en met respect voor de biodiversiteit en natuurlijke ecosystemen.
  • • 
    De Minister is als penvoerder verantwoordelijk voor de inhoudelijke programmering van Wageningen Research op basis van de Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek.
  • • 
    De Minister is als vakminister medeverantwoordelijk, met de Minister van OCW, voor de invulling en de inzet van het groen onderwijs ten behoeve van de maatschappelijke opgaven op het terrein van landbouw, voedsel, water en klimaat.

De Minister is (mede)verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  • • 
    Het bevorderen van kennisontwikkeling, kennisbenutting en kennisverspreiding, nieuwe technologieën (ICT) en educatie voor de bijdrage aan de maatschappelijke opgaven op het terrein van verduurzaming landbouw en visserij, voedsel, behoud en versterking biodiversiteit en natuur, klimaat, water en de economische concurrentiekracht van de Nederlandse agro- en tuinbouwsector.
  • • 
    Het bevorderen van publiek-private samenwerking gericht op het opstellen en (laten) uitvoeren van meerjarige missiegedreven innovatieprogramma's voor Landbouw, Water en Voedsel.
  • • 
    Het bevorderen van de inzet van kennis en innovatie binnen het domein van Landbouw, Water en Voedsel, in het bijzonder in de topsectoren Agri&Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen op basis van een meerjarige kennis- en innovatieagenda (KIA) en een kennis- en innova-tieconvenant (KIC).
  • • 
    Het bevorderen van educatie en kennisverspreiding over voedsel richting scholen.
  • • 
    Het bevorderen van educatie en kennisverspreiding naar agrarische ondernemers.
  • • 
    Het stimuleren van internationale samenwerkingsprogramma's voor onderzoek gericht op de maatschappelijke opgaven op het terrein van landbouw, voedsel, water, milieu en klimaat.
  • • 
    Het stimuleren van het ontwikkelen van praktijkkennis voor structureel natuurherstel en -beheer via het kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN).
  • • 
    Het stimuleren van startups bij het ontwikkelen van innovatieve manieren van werken bij het oplossen van maatschappelijke opgaven op het terrein van landbouw, voedsel, natuur, biodiversiteit, water en klimaat.

Financieren

  • • 
    Het financieren van de kennisbasis van Wageningen Research, op basis van de Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek.

Regisseren

  • • 
    Regievoering op de subsidieverlening aan Wageningen Research en de opdrachtverlening RIVM voor het groene domein.
  • • 
    Het regisseren van meerjarige missiegedreven programmering van kennis en innovatie met stakeholders ten behoeve van de maatschappelijke opgaven op het terrein van landbouw, voedsel, natuur, biodiversiteit en klimaat.

Uitvoeren

  • • 
    Het uitvoering geven aan het Groenpact, samen met het groene onderwijs en het bedrijfsleven.
  • • 
    De uitvoering van wettelijke onderzoekstaken door Wageningen Research gericht op genetische bronnen, voedselveiligheid, besmettelijke dierziekten, economische informatievoorziening, natuur en milieu en visserij.

C. Beleidswijzigingen

Nieuwe Kennis- en Innovatieconvenant (KIC)

Het missiegedreven kennis- en innovatiebeleid is gebaseerd op de Kennisen Innovatieconvenant (KIC) 2020-2023. In 2023 wordt gerapporteerd aan de Tweede Kamer over de bereikte resultaten. Tegelijkertijd wordt in 2023 gewerkt aan de KIC 2024-2027 in interactie met verschillende stakeholders, zoals bedrijven, kennisinstellingen, overheden en ngo's. Daarbij zal de integrale programmering van de verschillende instrumenten (o.a. PPS-en, BO, nWR, NWO) worden versterkt.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleidArt. 23 (bedragen x € 1.000)

 

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

265.621

262.807

255.289

246.938

237.681

231.678

224.150

Uitgaven

244.170

271.920

263.509

252.010

241.364

233.250

229.740

waarvan juridisch verplicht

   

98%

       

Subsidies (regelingen)

             

Beleidsondersteunend onderzoek

54.086

46.180

31.590

28.012

23.912

21.823

19.333

Missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid

57.077

69.163

67.417

67.350

67.245

67.140

67.140

Kennisverspreiding en groen onderwijs

16.244

31.366

33.626

28.399

24.331

21.211

20.817

Opdrachten

Kennisontwikkeling en innovatie

9.570

13.390

10.631

9.248

9.178

8.130

7.611

Bijdrage aan agentschappen

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en

Milieu

12.455

13.914

11.666

10.391

8.199

6.300

5.623

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Wageningen Research

94.738

97.647

108.275

108.020

107.880

107.621

107.091

ZonMw

0

260

304

590

619

1.025

2.125

Ontvangsten

12.240

12.442

9.256

9.325

9.256

9.256

9.256

Ontvangsten

Kennisontwikkeling en innovatie

12.240

12.442

9.256

9.325

9.256

9.256

9.256

Budgetflexibiliteit

Het budget voor 2023 is voor circa € 258 mln. (98%) juridisch verplicht en voor ca. € 4 mln. (1,5%) bestuurlijk gebonden. Daarnaast is er nog € 1,5 mln. beleidsmatig gereserveerd. Dit komt door de verplichtingen die rusten op de onderdelen van dit artikel. Zo is er onder subsidies een groot deel van het budget juridisch verplicht en is de bijdrage aan Wageningen Research ook juridisch verplicht. De bestuurlijk gebonden uitgaven hebben hoofdzakelijk betrekking op uitgaven aan het ontwikkelen van kennisbeleid en innovatieprojecten.

 

Geschatte budgetflexibiliteit

2023

juridisch verplicht

98%

bestuurlijk gebonden

1,5%

beleidsmatig gereserveerd

0,5%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

E. Toelichting op de financiële instrumenten Subsidies

Beleidsondersteunend onderzoek

Om onderbouwd beleid mogelijk te maken en om knelpunten in de beleidsuitvoering op te lossen, wordt kennis ontwikkeld op een groot aantal thema's. Het gaat hier veelal om middellange termijn en om politiek urgente dossiers. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar aanleiding van onder meer beleidsbrieven, internationale verplichtingen en bestuurlijke afspraken. Voorbeelden van dergelijke meerjarige dossiers zijn gezonde voedselkeuze, meten van ammoniak op bedrijfsniveau, verbeteren emissie-factoren, verbeteren waterkwaliteit, fytosanitair, markt dierlijke bijproducten, circulair gebruik reststromen, eiwittransitie, klimaatslim bosbeheer, verdienmodellen, dierwaardige veehouderij, klimaat robuuste rivieren en grote wateren en digitalisering. In 2023 is hiervoor € 31,5 mln. beschikbaar. De middelen worden ingezet als subsidie aan Wageningen Research.

Missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid

Voor publiek-private samenwerking (PPS) is in 2023 € 67,4 mln. beschikbaar. In deze programma's werken kennisinstellingen, private partijen uit de topsectoren Agri&Food, Tuinbouw & Uitgangsmaterialen en Water & Maritiem en overheden samen aan kennis- en (digitale) technologieontwik-keling, innovatie, internationalisering, Human Capital en kennis voor het MKB. Daarnaast worden in 2023 cross-over samenwerkingen opgezet met andere topsectoren. Zo wordt vanuit de Kennis- en innovatieagenda Landbouw, Water en Voedsel (KIA LWV) samen met de topsector Life Sciences & Health (LSH) gewerkt aan een Roadmap Voeding, Gezondheid en Leefomgeving. Centraal daarbij staat de synergie tussen ziektepreventie en duurzaamheid, zowel via gezonde eetpatronen als via een gezonde leefomgeving. VWS en LNV werken samen op dit terrein. En om de energie-transitie in de glastuinbouw te versnellen worden vanuit de KIA LWV ook samenwerkingen opgestart met de topsector Energie en de topsector Logistiek.

De kennis- en innovatieprogramma's zijn gericht op vijf missies, die daarbij ondersteuning krijgen van twee sleuteltechnologieprogramma's:

  • • 
    Kringlooplandbouw;
  • • 
    Klimaatneutrale landbouw en voedselproductie;
  • • 
    Klimaatbestendig landelijk en stedelijk gebied;
  • • 
    Gewaardeerd, gezond en veilig voedsel;
  • • 
    Duurzame Noordzee, oceanen en binnenwateren;
  • • 
    Smart Technologies in Agri-Horti-Water-Food en Biotechnologie en Veredeling.

In 2023 worden investeringen in kennis en innovatie voor de onderwerpen voedselzekerheid, natuurontwikkeling, landelijk gebied en welzijn huisdieren volgens de principes van de missies ingezet. De innovaties worden benaderd met de werkwijze «Safe-by-design».

Kennisverspreiding en groen onderwijs

Het budget van € 33,6 mln. is bestemd voor diverse gesubsidieerde activiteiten op het terrein van kennisverspreiding en groen onderwijs. Het overgrote deel gaat naar de volgende programma's:

  • • 
    Voor de meerjarige kennis- en innovatieprogramma's Duurzaam Door (DD) en Jong Leren Eten (JLE) is in 2023 een budget van € 5,7 mln. beschikbaar. Het doel van de programma's DD en JLE is om maatschappelijke (innovatieve) initiatieven op het gebied van duurzaamheid te versterken en de kennis en bewustwording over gezond en duurzaam voedsel onder (jonge) mensen te vergroten. Beide programma's kennen een aanpak van 'learning by doing and doing by learning' en de betrokkenheid van veel partijen. Bij Duurzaam Door zullen de regionale opgaven, het thema klimaatadaptatie en de doorwerking in het onderwijs extra aandacht krijgen, bij Jong Leren Eten is er aandacht voor de structurele borging van de voedseleducatie en zal er meer aandacht zijn voor het vo en mbo (TK 31 532 nr.261, 29 maart 2021).
  • • 
    In het Groenpact (derde fase 2021-2025) werkt LNV samen met bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, werknemersorganisaties en de onderwijsinstellingen in het groene domein aan de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, vernieuwing van het onderwijs en innovaties in de praktijk. Hiervoor is in 2023 € 4,8 mln. beschikbaar. De maatschappelijke opgaven zijn leidend bij de keuze in welke delen van het onderwijs en in welke thema's voor praktijkgericht onderzoek geïnvesteerd wordt. LNV ondersteunt het MBO Centrum voor Innovatief Vakmanschap Groen en het HBO Centre of Expertise Groen in het groene domein. Het Groenpact besteedt in 2023 meer aandacht aan het versterken van de programma's arbeidsmarkt en kennisdelen binnen het Groenpact. Er wordt extra geïnvesteerd in Leven Lang Ontwikkelen en onderwijs en scholing voor groen ondernemerschap. Dit gebeurt vanuit de behoefte aan nieuwe waardecreatie en nieuwe verdienmo-dellen. Groenpact zal in 2023, naast een landelijke aanpak, ook nadrukkelijk kijken wat gebiedsgericht kan en moet worden opgepakt.
  • • 
    Voor het lopende, reguliere programma van het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN) (2019-2024) is in 2023 € 2,5 mln. beschikbaar. Vanuit het Programma Natuur heeft het Kennisnetwerk OBN een impuls van jaarlijks ongeveer € 1,1 mln. (geïndexeerd) ontvangen uit het kennis- en innovatiebudget van het Programma Natuur. Het kennisnetwerk genereert op een onafhankelijke manier kennis voor structureel herstel en beheer van natuurkwaliteit. Er is extra aandacht voor natuurherstelmaatregelen in het kader van de stikstof-problematiek. Ook andere thema's komen aan de orde, zoals de waterhuishouding in de natuur, invasieve exoten en insectensterfte. De ontwikkelde kennis wordt gebruikt voor het behalen van de doelen van de Vogel- en Habitatrichtlijn, soortenbeleid, de ontwikkeling en het beheer van het cultuurlandschap en de inrichting van nieuw verworven (landbouw)gronden.
  • • 
    Voor het programma 'Innovatie op het boerenerf' is in 2023 € 15,1 mln. beschikbaar. Het doel van het programma is om de kennis die beschikbaar is over verduurzaming van de landbouw en praktijkgerichte innovaties sneller te laten doorstromen naar boeren en tuinders. In 2023 stelt LNV opnieuw vouchers beschikbaar waarmee agrariërs onafhankelijke en deskundige bedrijfsadviseurs kunnen inschakelen of kunnen deelnemen aan cursussen (over stikstof, natuurinclusief ondernemen of precisielandbouw) van groene hoger onderwijsinstellingen. Ook verstrekt LNV subsidie aan samenwerkingsverbanden (praktijkleernet-werken) gericht op verschillende verduurzamingsthema's waarin agrariërs met, en van elkaar, leren. De kennis die in deze samenwerkingsverbanden wordt opgedaan en verspreid onder agrariërs is beschikbaar op het landelijk kennisplatform Groen Kennisnet. Vanaf 2023 wordt de Sabe-regeling onderdeel van het nieuwe GLB. Dat betekent dat er in de nieuwe GLB-periode ook Europese middelen beschikbaar zijn voor de kennisoverdracht naar het boerenerf.

Naast de hierboven genoemde subsidie-instrumenten verstrekt LNV subsidies via enkele minder omvangrijke subsidie-instrumenten aan bedrijven, instellingen, adviesbureaus, universiteiten, Europese samenwerkingen, etc. om kennis of innovaties te laten ontwikkelen. Het gaat hier om de instrumenten Onderzoeksprojecten, Innovatieprojecten, Vernieuwen onderzoekinfrastructuur met een totaal te besteden budget van € 1,7 mln. in 2023.

Nationaal Groeifonds

Voor vernieuwingen op de langere termijn is in 2023 € 2,7 mln. beschikbaar gesteld uit het Nationaal Groeifonds beschikbaar gesteld voor een tienjarig programma genaamd Crop-XR, waarin vier universiteiten samenwerken met een groot aantal bedrijven uit de plantenveredelingssector. Crop-XR gaat werken aan de ontwikkeling van weerbare gewassen die beter bestand zijn tegen ziekten en plagen, maar ook tegen klimaatverandering. Het programma behelst fundamenteel onderzoek op het snijvlak van planten-wetenschappen, datawetenschappen en kunstmatige intelligentie om te komen tot nieuwe 'smart data'-methoden voor plantenveredeling. Daarnaast wordt ingezet op kennisverspreiding en een snelle vertaling van de ontwikkelde kennis naar commercialiseerbare gewassen. Ook is er aandacht voor kennisontwikkeling en onderwijs. Nederland is wereldwijd koploper in de veredeling van groente- en siergewassen. Crop-XR zal bijdragen aan de versteviging van die positie. Het Groeifonds biedt verder ondersteuning aan de ontwikkeling van kweekvlees. Dit is een groeiend domein, waarin flinke ontwikkelingen plaatsvinden die LNV ondersteunt en faciliteert. Uit het Groeifonds is er een voorwaardelijke toekenning gekomen voor een programma voor het benodigde ecosysteem voor opschaling.

Opdrachten

Kennisontwikkeling en innovatie

Voor de ontwikkeling van kennis en praktijkgerichte innovaties worden opdrachten uitgezet bij kennisinstellingen, anders dan Wageningen Research, die ook bijdragen aan de missies van het thema Landbouw, Water en Voedsel. Het gaat hier om projecten bedoeld om nieuw beleid te onderbouwen, knelpunten in de beleidsuitvoering op te lossen en perspectiefvolle oplossingsrichtingen aan te dragen. Het budget voor 2023 bedraagt € 10,6 mln.. Hierna volgen enkele voorbeelden van projecten die in 2023 starten.

  • • 
    Voor het ontwikkelen van kennis ten behoeve van beleidsontwikkeling is in 2023 € 1,8 mln. beschikbaar. Het budget wordt besteed aan projecten die bijdragen aan zowel urgente beleidsdossiers als aan de missies. Ze worden uitgevoerd door een diversiteit van opdrachtnemers, zoals stichtingen, universiteiten en adviesbureaus.
  • • 
    LNV draagt € 1,9 mln. bij aan de basisfinanciering van enkele planbureaus en adviesraden die beleidsadviezen leveren. Het gaat voornamelijk om de generieke bijdrage van LNV aan het Ministerie van lenW voor het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en de generieke bijdrage aan het Ministerie van VWS voor de Gezondheidsraad.
  • • 
    Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voert beleidsondersteunend onderzoek uit dat bijdraagt aan maatschappelijke doelen en verplichtingen, die onder andere voortkomen uit (Europese) wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld monitoring. LNV is coördinerend opdrachtgever RIVM voor LNV, EZK en BZK. Hiervoor is in 2023 € 6,9 mln. programmabudget beschikbaar. Dit wordt ingezet voor de volgende thema's:
  • • 
    Veilig, gezond en duurzaam voedsel & Alternatieven voor dierproeven;
  • • 
    Plantaardige Agro, Milieu en Gezondheid met daarin het monitoring-programma Landelijk meetnet effecten mestbeleid;
  • • 
    Stikstof en Natuur, met daarin onder andere het onderzoek naar verbetering van de modellen om stikstofemissie en -depositie te berekenen, het onderhoud van het stikstofmeetnet, AERIUS en de Atlas Natuurlijk Kapitaal;
  • • 
    Klimaat, Energie en Economie: opdrachten over onder andere emissieregistratie, Kennisplatform Elektromagnetische Velden vanuit het ministerie van EZK;
  • • 
    Milieu SodM: opdrachten vanuit Staatstoezicht op de Mijnen;
  • • 
    Opdrachten vanuit het ministerie van BZK.

Bijdrage aan Agentschappen

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

De bijdrage apparaatsbudget aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) van € 11,7 mln. is net als eerdergenoemd programmabudget bestemd voor de hierboven aangegeven RIVM programma's. Voor LNV gaan die programma's over o.a. advisering over (voedsel)veiligheid en alternatieven voor dierproeven, uitvoering van het Landelijk Meetnet effecten mestbeleid, diverse meetnetten en monitoring op gebied van stikstof, ontwikkeling en onderhoud AERIUS en natuuropdrachten zoals de Atlas Natuurlijk Kapitaal. Het hier genoemde budget betreft het apparaatsbudget, voor dezelfde thema's is ook programmabudget opgenomen in de categorie Opdrachten.

Bijdrage aan ZBO/RWT

Wageningen Research

Een goed functionerend kennissysteem draagt bij aan de economische positie van de Nederlandse agro-, visserij- en voedselketens en levert een belangrijke bijdrage aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken, zoals verwoord in de missies, in het agro- en natuurdomein. De bijdrage aan Wageningen Research (WR) betreft € 108,3 mln. en bestaat uit drie onderdelen:

  • • 
    Wettelijke taken (€ 74,4 mln.): de wettelijke onderzoekstaken (WOT) op de terreinen van Besmettelijke Dierziekten (BD), Voedselveiligheid (VV), Genetische Bronnen (GB), Natuur en Milieu (N&M), Visserijonderzoek (VO) en Economische Informatievoorziening (EI) zijn ondergebracht in WOT-programma's. Deze programma's voorzien de overheid van kennis, expertise, methoden, analyses en faciliteiten, die nodig zijn om te voldoen aan haar verplichtingen voor de uitvoering van (inter)nationale wet- en regelgeving en andere overheidstaken van nationaal en/of algemeen belang. De programma's zijn meerjarig en worden elke 5 jaar geëvalueerd. In 2023 zijn geen evaluaties voorzien.
  • • 
    Kennisbasis (KB) (€ 25,6 mln.): de kennisbasis van Wageningen Research vormt samen met fundamenteel onderzoek van Wageningen University en andere kennisinstellingen (bijv. RIVM, PBL) de strategische kennisbasis voor het agro- en natuurdomein. Daarmee is het een lange-termijnpijler onder het LNV-beleid. Voor het meerjarig kennisbasisonderzoek vormt het strategisch plan Wageningen UR 2019-2022 de basis. De minister van LNV heeft in 2022 akkoord gegeven op een verlenging met twee jaar, zodat de looptijd 2019-2024 is geworden.
  • • 
    HGIS beleidsondersteunend onderzoek (€ 3,7 mln.): het instrument HGIS betreft onderzoekprogrammering met focus op internationale voedselzekerheid.
  • • 
    Autonome bijdrage (€ 4,6 mln.): dit is een lumpsum financiering aan Wageningen Research (WR) en houdt verband met de privatisering van de toenmalige Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO, nu WR) eind jaren negentig van de vorige eeuw. Met deze bijdrage kan WR een aantal leningen (vorderingen van LNV op DLO/WR) terugbetalen. Dit betreft een bestuurlijke afspraak.

ZonMw (dierproeven)

De bijdrage aan ZonMw van € 0,3 mln. in 2023 betreft budget voor het programma «Meer kennis met minder dieren». Het programma heeft tot doel de ontwikkeling van nieuwe proefdiervrije innovaties en de toepassing van bestaande proefdiervrije innovaties te stimuleren. Het gereserveerde budget wordt via een meerjaarlijkse bijdrage aan ZonMw uitgegeven en loopt via het Ministerie van VWS. Het budget voor de bijdrage 2023 is al overgeboekt naar VWS en wordt door ZonMw ingezet voor verschillende subsidierondes en activiteiten, die voortkomen uit de al eerder goedgekeurde MKMD programmatekst.

Ontvangsten

Kennisontwikkeling en innovatie

De ontvangsten van € 9,3 mln. in 2023 bestaan voornamelijk uit een taakstellende ontvangst van een jaarlijkse betaling van WR aan LNV voor rente en aflossing op de leningen die bij de verzelfstandiging van de toenmalige Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO en nu WR) eind jaren negentig werden aangegaan. Daarnaast gaat het om een jaarlijkse taakstellende ontvangst van Europese middelen die ingezet worden voor het wettelijk visserijonderzoek.

Artikel 24 Uitvoering en toezicht

A.    Algemene doelstelling

De Minister van LNV streeft naar een doeltreffende uitvoering van het agro-, visserij- en natuurbeleid en een effectief en efficiënt stelsel voor handhaving en toezicht op deze beleidsterreinen.

B.    Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van het agro-, visserijen natuurbeleid (onder meer de uitvoering van het GLB) en belegt deze uitvoering jaarlijks bij RVO.nl. De uitvoering van de handhaving en het toezicht binnen deze domeinen is ondergebracht bij de NVWA, waarvoor de Minister niet alleen opdrachtgever is, maar ook de eigenaarsrol vervult.

De Minister is (mede)verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  • • 
    Het versterken van de internationale positie van het Nederlandse agro-, visserij en natuurdomein via het Landbouwradennetwerk.

Uitvoeren

  • • 
    Het doen uitvoeren van een effectief beleid ter realisatie van de doelstellingen uit de Europese regelgeving.
  • • 
    Het uitvoeren van adequaat veterinair en fytosanitair beleid.
  • • 
    Het uitoefenen van toezicht en het handhaven van de regelgeving op het gebied van dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn, mest, natuur en voedselveiligheid (primaire productie en slachterijfase).
  • • 
    Het uitvoeren van het Gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid en het zorgdragen voor een rechtmatige financiering aan agrarische ondernemers.
  • • 
    Het uitvoeren van het klimaat en stikstof beleid op het terrein van landbouw, visserij en natuur.
  • • 
    Het doen uitvoeren van de in de Wet natuurbescherming vastgelegde rijkstaken.

C. Beleidswijzigingen

Nieuwe Kennis- en Innovatieconvenant (KIC)

Het missiegedreven kennis- en innovatiebeleid is gebaseerd op de Kennisen Innovatieconvenant (KIC) 2020-2023. In 2023 wordt gerapporteerd aan de Tweede Kamer over de bereikte resultaten. Tegelijkertijd wordt in 2023 gewerkt aan de KIC 2024-2027 in interactie met verschillende stakeholders, zoals bedrijven, kennisinstellingen, overheden en ngo's. Daarbij zal de integrale programmering van de verschillende instrumenten (o.a. PPS-en, BO, nWR, NWO) worden versterkt.

Begrotingsindicatoren art. 24

 

Indicatoren RVO

Indicator

Toelichting

2019

 

2020

 

2021

% lumpsum = 80%

Indicator zegt iets over de doeltreffendheid van het opdrachtenpakket LNV. Totaal lumpsumbedrag in de opdracht lopend jaar is 80% van de totale opdracht voor het lopend jaar.

 

0,789

 

0,71

0,735

% meerwerk = <12%

Indicator zegt iets over de effectiviteit van het opdrachtenpakket. Hoe meer meerwerk, hoe minder planbaar het opdrachtenpakket, dus minder doeltreffend kan uitvoeren.

 

0,113

 

0,093 15,6%

*

KTO LNV cijfer

Klantevredenheid over de uitvoering van LNV opdrachten door RVO

 

7,2

 

7,1

6,8

OTO LNV

2-jaarlijks Opdrachttevredenheidsonderzoek (OTO) van RVO die peilt in hoeverre de verschillende opdrachtgevers van

RVO tevreden zijn met de samenwerking die zij met RVO hebben. Vanuit LNV is deze indicator een waardevol peilmoment om te bezien in hoeverre LNV als opdrachtgever tevreden is over de samenwerking die zij hebben met RVO om de uitvoering van beleid van voldoende kwaliteit te laten zijn.

   

Uitgesteld vanwege Corona

7,6

  • D. 
    Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen

van beleid Artikel 24 (bedragen x € 1.000)

         

Omschrijving

2021    2022    2023

2024

 

2025

2026

2027

Verplichtingen

482.027    517.152    489.218

467.778

 

462.766

451.228

445.809

waarvan juridisch verplicht

96%

         

Uitgaven

482.027    517.152    489.218

467.778

 

462.766

451.228

445.809

Bijdrage aan agentschappen

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit    248.287    255.896    277.608

260.105

 

257.976

251.166

246.806

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland    233.740    261.256    211.610

207.673

 

204.790

200.062

199.003

Ontvangsten

7.055    0    0

0

 

0

0

0

Ontvangsten

Agentschappen en overig

7.055    0    0

0

 

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Het budget voor 2023 is voor circa € 470 mln. (96%) juridisch verplicht en voor ca. € 19 mln. (4%) bestuurlijk gebonden. Dit komt door de verplichtingen die rusten op de onderdelen van dit artikel. Zo is er onder subsidies een groot deel van de bijdrage aan de agentschappen NVWA en RVO juridisch verplicht.. De bestuurlijk gebonden uitgaven hebben betrekking op een deel van de bijdrage aan de NVWA.

 

Geschatte budgetflexibiliteit

2023

juridisch verplicht

96%

bestuurlijk gebonden

4%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bijdragen aan agentschappen

NVWA

De bijdrage aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van € 277,6 mln. is bestemd voor de financiering van het toezicht bij bedrijven en instellingen op de naleving van wetten en voorschriften op het gebied van dier- en plantgezondheid, visserij duurzaamheid, dierenwelzijn, diervoeders, diergeneesmiddelen, dierlijke bijproducten, dierproeven, mest en de veiligheid van voedsel. Ook levert de NVWA een bijdrage aan de duurzame instandhouding van de biodiversiteit, het tegengaan van illegale handel en het bezit van bedreigde dier- en plantsoorten en producten daarvan, het tegengaan van illegale handel in (hout)producten en het toezien op rechtmatig gebruik van natuursubsidies. De werkzaamheden van de NVWA in 2023 voor LNV bestaan voor een groot deel uit consistente taken die om continuïteit vragen. Tegelijkertijd heeft de NVWA bij deze continuïteit ook te maken met een schaarse arbeidsmarkt en door natuurlijke uitstroom van huidig personeel. Dit geeft beperkingen aan de instroom als gevolg van het herstelplan taken- middelen op basis van de extra middelen uit het Coalitieakkoord van het kabinet. De CA middelen NVWA zullen in een later stadium nog worden toegevoegd aan het bijdrage artikel van de NVWA in afstemming met het ministerie van Financiën. Ook zijn middelen toegevoegd in het kader van «Werk aan Uitvoering». Daarnaast is het nog onduidelijk in hoeverre de uitzonderlijke omstandigheden van de Coronacrisis mogelijk nog hun weerslag zullen hebben op de werkzaamheden van de NVWA in 2023. Met betrekking tot de Brexit heeft het Verenigd Koninkrijk (VK) besloten dat de importprocedures (3e fase border operating model) per 1 juli 2022 niet door gaat en wordt uitgesteld naar 2023. De effecten van Brexit voor de NVWA en de daarvoor benodigde capaciteit zijn sterk afhankelijk van verdere besluitvorming in het VK over het border operating model. Eind 2022 wordt het jaarplan NVWA voor 2023, met daarin een meer gedetailleerde beschrijving van alle voorgenomen activiteiten, vastgesteld en aan de Tweede Kamer gestuurd.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van € 211,6 mln. is bestemd voor onder andere de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouw- en Visserijbeleid, het mestbeleid, plant-, voedsel- en dierregistraties, natuur en biodiversiteit, klimaat- en stikstofbeleid. RVO voert onder de status van Europees betaalorgaan de Europese subsidies voor Nederland uit. Hieronder vallen diverse regelingen zoals de basisbetaling, de betaling voor jonge landbouwers, de betaling voor klimaat en milieuvriendelijke maatregelen in de landbouw, herstelfonds Europees Landbouw Fonds voor PlattelandsOntwikkeling (ELFPO), invoercertificaten en tariefcontingenten onder Gemeenschappelijke markt- en prijsbeleid, gemeenschappelijke marktordening Groente en Fruit en de uitvoering van het Europees Maritiem, Visserij en Aquacultuur Fonds (EMFAF). Daarnaast verleent RVO vergunningen voor agrarische ondernemers en voor bezit en handel in beschermde plant- en diersoorten. Van de bijdrage aan RVO is tevens € 18,5 mln. bestemd voor de uitvoering van het Landbouwradennetwerk. Het Landbouwradennetwerk stimuleert wereldwijd de internationalisering van het Nederlandse agro- en natuurdomein en draagt daarmee bij aan het verdienvermogen van de Nederlandse economie en aan een duurzame voedselproductie. In 2023 start de uitvoering van het Nationaal Strategisch Programma (NSP) voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2023-2027. De toenemende maatregelen op het gebied van klimaat en stikstof leggen ook de nodige druk op de capaciteit van RVO. Het goed en snel implementeren, beschikbaar stellen voor de doelgroep en uitvoeren van de maatregelen vraagt het nodige van de organisatie en haar medewerkers. LNV en RVO werken aan een gezamenlijke aanpak die uitkomst moet bieden aan het vele werk dat RVO uitvoert voor de maatschappelijke opgaven van LNV.

  • 4. 
    Niet-beleidsartikelen

Artikel 50 Apparaat

A. Budgettaire gevolgen

Budgettaire gevolgen artikel 50 Apparaat (bedragen x € 1.000)

 

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

153.244

170.910

166.488

162.365

159.748

157.205

155.806

Uitgaven

153.244

170.910

166.488

162.365

159.748

157.205

155.806

Personele uitgaven

Eigen personeel

101.894

120.623

122.359

118.841

116.188

109.511

104.328

Externe inhuur

7.918

4.305

3.092

3.081

3.081

6.715

10.499

Overige personele uitgaven

1.870

1.706

1.724

1.778

1.802

1.805

1.805

Materiële uitgaven

ICT

510

531

531

531

531

1.031

1.041

Bijdrage aan SSO's (exclusief DICTU)

16.078

12.929

12.929

12.929

12.929

12.929

12.929

SSO DICTU

21.531

23.152

20.881

19.781

19.566

19.183

19.173

Overige materiële uitgaven

3.443

7.664

4.972

5.424

5.651

6.031

6.031

Ontvangsten

2.488

2.913

3.495

3.431

3.431

3.431

3.431

Ontvangsten

Ontvangsten

2.488

2.913

3.495

3.431

3.431

3.431

3.431

B. Toelichting op de financiële instrumenten

Personele uitgaven

Dit betreft alle personeelsuitgaven voor het kerndepartement van het Ministerie van LNV, inclusief het aan LNV toegerekende deel van de uitgaven die worden gedaan voor de dienstonderdelen die samen worden gedeeld met het Ministerie van EZK (Kamerstuk 34 775-XIII, nr. 138). Deze gezamenlijke onderdelen, waaronder de directie Bedrijfsvoering en directie Wetgeving en Juridische Zaken, zijn formeel opgehangen onder het Ministerie van EZK. De enige uitzondering hierop vormt de Crisisorganisatie, die onder LNV valt. De kosten van de gezamenlijke onderdelen worden volgens een verdeelsleutel aan de begrotingen van de ministeries van LNV en EZK toebedeeld. Overschrijdingen, meevallers, taakstellingen, etc. bij deze onderdelen worden door beide departementen gezamenlijk gedragen.

Materiële uitgaven

Dit betreft de materiële uitgaven voor het kerndepartement LNV. Net als bij de personele uitgaven, geldt ook hier dat de uitgaven inclusief het LNV-deel van de uitgaven van de gezamenlijke onderdelen van EZK en LNV zijn. Binnen de materiële uitgaven worden de ICT uitgaven geraamd onder de posten ICT en de bijdrage aan SSO DICTU.

Ontvangsten

De ontvangsten van het kerndepartement bestaan onder andere uit ontvangsten voor detacheringen en ontvangsten voor doorbelaste kosten.

C. Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/-kosten kerndepartement (bedragen x € 1.000)

2021    2022    2023    2024    2025    2026    2027

Totaal apparaatsuitgaven ministerie

Kerndepartement    153.244

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/-kosten agentschappen en ZBO's en RWT's (bedragen x € 1.000)

 
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal apparaatsuitgaven Agentschappen Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

413.528

489.879

538.920

538.920

552.920

566.920

581.920

Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's

Staatsbosbeheer    114.600

Wageningen Research    307.703

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

(Ctgb)    18.893

Stichting Nederlandse Algemene

Kwaliteitsdienst Tuinbouw (Naktuinbouw)    34.176

Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau (KCB)    23.231

Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken

(COKZ)    7.461

Stichting Skal Biocontrole (Skal)    11.913

Gezondheidsdienst voor Dieren (GD)    38.260

De bovenstaande twee tabellen geven de apparaatsuitgaven voor het kerndepartement en de apparaatskosten van de agentschappen en de begrotingsgefinancierde ZBO's en RWT's weer. Bij rijksdiensten zijn de apparaatsuitgaven de personele en materiële uitgaven. Bij baten-lasten-diensten (agentschappen) en ZBO's/RWT's omvatten de apparaatskosten de personele kosten en materiële kosten, exclusief afschrijvingskosten en overige lasten (zoals dotaties aan voorzieningen, rentelasten en andere lasten).

In de tabel zijn onder andere de personele en materiële apparaatskosten van de NVWA, ZBO's en RWT's vermeld. Deze apparaatskosten worden niet alleen door LNV gefinancierd, maar ook door andere opdrachtgevende ministeries, decentrale overheden en derden. In de agentschapsparagraaf en in Bijlage 1 «Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak» wordt dit nader toegelicht. De apparaatskosten van de zelfstandige bestuursorganen zonder rechtspersoonlijkheid zijn vanwege hun beperkte omvang niet opgenomen in de tabel. Een groot deel van hun werkzaamheden is uitbesteed aan andere organisaties.

Apparaatsuitgaven per beleidsterrein/DG

 

Apparaatsuitgaven per beleidsterrein/DG (bedragen x € 1.000)

Totaal apparaat

166.488

RTLG

648

NV

16.202

LGS

6.860

DGA

36.146

Staf

106.632

In bovenstaande tabel staan de personele uitgaven voor het kerndepartement van LNV opgenomen. Onder de uitgaven van stafdirecties (inclusief gezamenlijk gedeelde onderdelen EZK/LNV) vallen ook de personeelsgere-lateerde materiële kosten voor DG Agro en DG Natuur, Visserij en Landelijk gebied. De personeelsgerelateerde materiële kosten voor het Programma DG Stikstof zijn onderdeel van kopje Programma DG Stikstof.

Artikel 51 Nog onverdeeld

A. Budgettaire gevolgen

Budgettaire gevolgen van beleid Artikel 51 Nog onverdeeld (bedragen x € 1.000)

 

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

0

49.212

51.567

52.624

53.746

42.682

44.832

Uitgaven

0

49.212

51.567

52.624

53.746

42.682

44.432

Nog te verdelen

0

49.212

51.567

52.624

53.746

42.682

44.432

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

B. Toelichting op de financiële instrumenten

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 51 worden gedaan. Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstellingen naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen de begroting plaats. Ook worden er taakstellingen of extra middelen die nog niet aan de beleidsartikelen zijn toegevoegd op dit artikel geplaatst. Het budget van € 51 mln. in 2023 betreft hoofdzakelijk de reservering van middelen voor de Gemeenschappelijke Landbouw Beleid (GLB) uitvoeringskosten (€ 20 mln.), de middelen voor de retributiedemping NVWA (€ 13 mln.), en de middelen voor de verduur-zaming IJsselmeer (€ 5,0 mln.).

  • 5. 
    Begroting agentschappen

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

Begroting van baten-lastenagentschap voor het jaar 2023 (bedragen x € 1.000)

 
 

Stand Slotwet

2021

Stand 1e

suppletoire begroting

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Baten

Omzet

405.646

454.603

523.650

523.650

537.650

551.650

566.650

  • Omzet moederdepartement

193.645

215.602

250.191

250.191

259.991

269.791

280.291

  • Omzet overige departementen

110.780

118.852

134.503

134.503

138.703

142.903

147.403

  • - 
    Omzet derden

101.221

120.149

138.956

138.956

138.956

138.956

138.956

Rentebaten

0

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

226

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

42.515

46.331

19.606

19.606

19.606

19.606

19.606

Totaal baten

448.387

500.934

543.256

543.256

557.256

571.256

586.256

Lasten

Apparaatskosten

413.528

489.879

532.201

532.201

546.201

560.201

575.201

  • Personele kosten

256.047

298.918

336.629

336.629

349.262

361.895

375.430

  • waarvan eigen personeel

228.505

261.272

297748

297748

310.381

323.014

336.549

  • - 
    waarvan externe inhuur

20.209

25.496

25.585

25.585

25.585

25.585

25.585

  • - 
    waarvan overige personele kosten

7.333

12.150

13.296

13.296

13.296

13.296

13.296

  • Materiële kosten

157.481

190.961

195.572

195.572

196.939

198.307

199.771

  • - 
    waarvan apparaat ICT

1.491

2.150

2.150

2.150

2.150

2.150

2.150

  • waarvan bijdrage aan SSO's

52.509

56.495

59.403

59.403

59.403

59.403

59.403

  • - 
    waarvan overige materiële kosten

103.481

132.316

134.019

134.019

135.386

136.754

138.218

Rentelasten

16

100

100

100

100

100

100

Afschrijvingskosten

11.737

10.455

10.455

10.455

10.455

10.455

10.455

  • - 
    Materieel

1.561

1.660

1.660

1.660

1.660

1.660

1.660

  • - 
    waarvan apparaat ICT

115

200

200

200

200

200

200

  • - 
    Immaterieel

10.176

8.795

8.795

8.795

8.795

8.795

8.795

Overige kosten

9.404

500

500

500

500

500

500

  • - 
    waarvan dotaties voorzieningen

38

500

500

500

500

500

500

  • - 
    waarvan bijzondere lasten

9.366

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

434.685

500.934

543.256

543.256

557.256

571.256

586.256

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

13.702

0

0

0

0

0

0

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

13.702

0

0

0

0

0

0

Toelichting op de baten Omzet

De NVWA streeft naar effectief toezicht binnen de gegeven financiële kaders, met adequate beheersing van budgettaire en bedrijfsmatige risico's waarbij gestreefd wordt naar een meerjarige stabiele formatieve omvang. De post omzet moederdepartement (€ 250,2 mln.) is gerelateerd aan de opbrengsten voortvloeiend uit het opdrachtenpakket dat met het moederdepartement is afgesproken. Bij omzet moederdepartement en omzet overige departementen is rekening gehouden met een bedrag van € 42 mln. regeerakkoordmiddelen en € 6 mln. extra middelen in het kader van WAU (Werk aan Uitvoering). Daarvan is 70% toegewezen aan omzet moederdepartement en 30% aan overige departementen (VWS). De omzet derden bestaat uit opbrengsten retributies NVWA (waarin verdisconteerd kosten werkzaamheden Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS)) en overige baten.

De omzet derden neemt toe ten opzichte van 2022 doordat de ministers LNV en VWS het voornemen hebben om per 1 januari 2023 kostendekkende tarieven te hanteren . Hierdoor wordt een groot deel van de vergoeding van de (retribueerbare) kosten door het moederdepartement die voorheen als bijzondere baten werden verantwoord vanaf 2023 aan het bedrijfsleven toegerekend.

Met name door het coalitieakkoord middelen zal de totale omzet 2023 fors hoger uitkomen dan in 2022. Daarnaast vindt er een verschuiving plaats van bijzondere baten naar omzet derden, zoals ook hierboven beschreven.

Omzet moederdepartement

Deze tabel laat de verdeling van de omzet moederdepartement over de productgroepen zien. Vanaf 2023 wordt er als gevolg van een nieuw kostprijsmodel bij het moederdepartement nog maar met 1 product gewerkt, namelijk «Toezicht».

De categorie 'overig' betreft werkzaamheden die aan derden worden uitbesteed zoals bijvoorbeeld de activiteiten die Wageningen Food Safety Research in opdracht van de NVWA uitvoert in het kader van het WOT Voedselveiligheidsbeleid. Dit is noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de Europese verplichtingen.

 

Omzet moederdepartement

 

Stand 1e

Stand Slotwet suppletoire

2021    begroting

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Handhaven

157.192

175.681

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t

n.v.t.

n.v.t.

Keuren certificering op afstand

407

725

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t

n.v.t.

n.v.t.

Keuren import

2.638

1.058

n.v.t.

n.v.t

n.v.t

n.v.t.

n.v.t.

Keuren export, slachthuizen en overige

22.592

21.157

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t

n.v.t.

n.v.t.

activiteiten

             

Toezicht (nieuw in 2023)

n.v.t.

n.v.t.

234.170

234.170

243.970

253.770

264.270

Overig

10.816

16.981

16.021

16.021

16.021

16.021

16.021

Totaal

193.645

215.602

250.191

250.191

259.991

269.791

280.291

Omzet overige departementen:

Deze tabel laat de verdeling van de omzet overige departementen over de productgroepen zien. Vanaf 2023 wordt er bij de overige departementen nog maar met 1 product gewerkt, namelijk «Toezicht».

De categorie 'overig' betreft werkzaamheden die aan derden worden uitbesteed zoals bijvoorbeeld laboratorium onderzoek door Wageningen Food Safety Research of onderzoeken door het RIVM.

 

Omzet overige departementen

 

Stand 1e

Stand Slotwet suppletoire

2021    begroting

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Handhaven

86.137

92.062

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Keuren certificering op afstand

103

-

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Keuren import

914

834

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Keuren export, slachthuizen en overige activiteiten

897

1.203

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

 

Stand 1e

Stand Slotwet suppletoire

2021    begroting

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Toezicht (nieuw in 2023)

n.v.t.    n.v.t.

111.031

111.031

115.231

119.431

123.931

Overig

22.729    24.753

23.472

23.472

23.472

23.472

23.472

Totaal

110.780    118.852

134.503

134.503

138.703

142.903

147.403

Rentebaten

Er zijn geen rentebaten begroot. Momenteel zijn er geen gelden op een rentedragende depositorekening gestald. Enerzijds omdat de rentepercentages die door het Ministerie van Financiën dagelijks worden vastgesteld laag zijn (tussen de 0 en 1%). Daarnaast omdat gelden op korte termijn beschikbaar moeten zijn en dus niet voor langere tijd vastgezet kunnen worden.

Vrijval voorzieningen

Dit betreft voorzieningen voor (schade)claims. Er is geen vrijval van de bestaande voorzieningen begroot.

Bijzondere baten

In de brief 'Kostendekkend maken tarieven NVWA en aanpassing kostprijsmodel'1 staat aangegeven dat LNV en VWS voornemens zijn om per 1 januari 2023 de geretribueerde activiteiten kostendekkend in rekening te brengen voorzover dit kan binnen de vigerende kaders2.Voor sommige kosten is het expliciet niet toegestaan om deze via de tarieven in rekening te brengen bij het bedrijfsleven. Het betreft de initiële opleidingskosten voor NVWA en KDS en ....

De niet retribueerbare kosten blijven in 2023 en verder gedekt met bijzondere baten. Het betreft hier in ieder geval:

  • • 
    Correctie tarieven WFSR als gevolg van fusie (€ 885k)
  • • 
    Merita (€ 450k)
  • • 
    KDS initiële opleidingskosten (€ 1.350k)
  • • 
    Btw-compensatie KDS en practitioners (€ 7978k)

Totaal € 10,6 mln.

In het commissiedebat NVWA van 28 juni jl. heeft de minister aangegeven een zorgvuldige consultatie te gaan doorlopen en voordat de tarieven worden vastgesteld (uiterlijk 1 december 2023) de Kamer over de uitkomsten van deze consultatie te informeren.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De stijging van de materiële kosten hangt samen met de groei van het personeelsbestand. Dit is met name te zien bij de bijdrage aan SSO's (meer afname van werkplekken en ICT-middelen).... Doordat de materiële kosten deels vaste kosten betreffen (huisvesting, ICT-kosten DICTU ) stijgen deze kosten minder hard dan het aantal fte.

Materiële kosten

De stijging van de materiële kosten hangt samen met de groei van het personeelsbestand. Dit is met name te zien bij de bijdrage aan SSO's (meer afname van werkplekken en ICT-middelen).... Doordat de materiële kosten deels vaste kosten betreffen (huisvesting, ICT-kosten DICTU ) stijgen deze kosten minder hard dan het aantal fte.

Rentelasten

De rentelasten blijven laag door lage rentepercentages op de leningen bij het Ministerie van Financiën.

Afschrijvingskosten materieel

Deze kosten liggen naar verwachting in lijn met de kosten in 2022. Het betreft met name afschrijvingen op laboratoriumapparatuur, gebouwen, inventaris en ICT-middelen.

Afschrijvingskosten immaterieel

Deze kosten liggen naar verwachting in lijn met de kosten in 2022.

Dotaties aan voorzieningen

Voor (schade)claims wordt, net als in 2022, een bedrag van € 0,5 mln. aan de voorziening gedoteerd.

Bijzondere lasten

Er zijn voor 2023 geen bijzondere lasten begroot.

Toelichting op het saldo van baten en lasten

Voor het realiseren van de extra omzet als gevolg van de verkregen regeer-akkoordmiddelen is extra personeel nodig. Ook wordt in deze begroting rekening gehouden met loon- en prijsbijstellingen. Daardoor zullen met name de personele kosten fors stijgen. De overige kosten zullen ongeveer gelijk blijven of slechts beperkt stijgen. Het saldo van baten en lasten komt daarmee op 0 uit.

 

Kasstroomoverzicht over het jaar 2022 (bedragen x € 1.000)

 

Stand Slotwet

2021

1e suppletoire begroting

2022

2023

2024

2025

2.026

2027

1 Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito)

26.660

55.004

58.603

64.167

68.252

70.880

72.618

+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom

451.144

500.934

543.256

543.256

557.256

571.256

586.256

-/- totaal uitgaven operationele kasstroom

  • 413.873
  • 489.979
  • 532.301
  • 532.301
  • 546.301
  • 560.301
  • 575.301

2 Totaal operationele kasstroom

37.271

10.955

10.955

10.955

10.955

10.955

10.955

-/- totaal investeringen

  • 7.974
  • 11.050
  • 9.350
  • 9.350
  • 9.350
  • 9.350
  • 9.350

+/+totaal boekwaarde desinvesteringen

1.005

0

0

0

0

0

0

3 Totaal investeringskasstroom

  • 6.969
  • 11.050
  • 9.350
  • 9.350
  • 9.350
  • 9.350
  • 9.350

-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

5.000

0

0

0

0

0

0

-/- aflossingen op leningen

  • 12.058
  • 7.356
  • 5.391
  • 6.870
  • 8.327
  • 9.217
  • 9.365

+/+ beroep op leenfaciliteit

5.100

11.050

9.350

9.350

9.350

9.350

9.350

4 Totaal financieringskasstroom

  • 1.958

3.694

3.959

2.480

1.023

133

  • 15

5 Rekening courant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4)

55.004

58.603

64.167

68.252

70.880

72.618

74.208

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom is in 2023 gelijk aan de operationele kasstroom in 2022. De extra kosten (met name personeel) worden gecompenseerd door extra baten.

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom is in 2023 € 1,7 mln. hoger dan in 2022, doordat minder wordt geïnvesteerd in inventaris en installaties.

Financieringskasstroom

De financieringskasstroom is in 2023 € 0,3 mln. hoger dan in 2022. Enerzijds hoeft er € 2,0 mln. minder te worden afgelost aan leningen. Daar staat tegenover dat het beroep op de leenfaciliteit € 1,7 mln. lager zal zijn, doordat er minder geïnvesteerd zal worden.

Rekening courant

De verwachte stand rekening-courant neemt toe met € 5,6 mln. tot € 64,2 mln.

 

Overzicht doelmatigheidsindicato

ren

           

Stand Slotwet 2021

1e suppletoire begroting

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Gemiddelde kostprijs (€/uur)

121,54

121,17

         

Index 2012 = € 94,07 = 100

129,2

128,8

volgt

       

Kostprijs overheid

n.v.t.

n.v.t.

volgt

       

Kostprijs bedrijfsleven

n.v.t.

n.v.t.

volgt

       

Omzet per productgroep ( in € mln.)

Toezicht (moeder- en overige departementen)

n.v.t.

n.v.t.

345,2

345,2

359,2

373,2

388,2

Overige producten (derden)

n.v.t.

n.v.t.

109,4

109,4

109,4

109,4

109,4

Handhaven

256,6

284,9

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Keuren certificering op afstand

9,7

13

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Keuren import

19,9

23,5

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Keuren export, slachthuizen en overige activiteiten

98,8

102,6

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

FTE

Aantal FTE (excl. Externe inhuur)

2.667

3.064

3.222

3.222

3.359

3.496

3.642

Verhouding FTE direct/indirect (exclusief externe inhuur)

2.056/611

2.362/702

2.484/738

2.484/738

2.590/769

2.696/800

2.809/833

Salariskosten per fte

85.685

85.268

92.394

92.394

92.394

92.394

92.394

Saldo van baten en lasten

Saldo van baten en lasten als % van de totale baten

3,06%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

Kwaliteit

Afhandelsnelheid informatieverzoeken, klachten en meldingen

84%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

Tijdig betaalde facturen (< 30 dagen)

99%

95%

95%

95%

95%

95%

95%

  • 6. 
     Begroting DiergezondheidsfondsLeeswijzer

Het Diergezondheidsfonds (DGF) is een begrotingsfonds waaruit de kosten worden betaald die verband houden met de bestrijding, bewaking en preventie van besmettelijke dierziekten en zoönosen. Deze fondsbegroting bevat een inleidende paragraaf over de achtergronden van het fonds en plafondbedragen voor de maximale opbrengst van de diergezondheids-heffing. Aansluitend volgt de toelichting bij het enige artikel van het fonds, inclusief budgettaire tabel en de bijbehorende toelichting. Een toelichting op de saldosystematiek van het DGF volgt na de tabel budgettaire gevolgen van beleid.

Inleiding en achtergrond

Uitbraken van besmettelijke dierziekten kunnen een grote impact op de Nederlandse samenleving hebben als geheel en op de agrarische sector in het bijzonder. Voor dierziekten die zich in potentie snel verspreiden gelden speciale bestrijdings- en preventieregimes die grotendeels in Europese regelgeving zijn voorgeschreven. Bij een aantal van deze dierziekten bevat de Europese regelgeving een plicht tot bestrijding. Daarnaast kan sprake zijn van een plicht tot het nemen van preventieve maatregelen en verplichtingen voor het doen van onderzoek naar de aan- of afwezigheid van een dierziekte via het monitoren van dieren.

Het fonds wordt gevoed door jaarlijkse bijdragen vanuit de begroting van LNV, heffingen bij de sector op grond van de Wet dieren en de middelen die de Europese Unie ter beschikking stelt in verband met het weren en bestrijden van besmettelijke dierziekten.

Financiering van het fonds

De verdeling welke activiteiten uit de heffingen bij het bedrijfsleven worden gefinancierd en welke uit de begroting van LNV, is vastgelegd in een convenant tussen LNV en de betrokken sectorpartijen (Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2020-2024; Kamerstuk 29 683, nr. 248).

De kosten van bewaking van dierziekten worden in beginsel voor 50% door het Rijk en voor 50% door het bedrijfsleven gefinancierd met uitzondering van de bewakingsprogramma's die LNV heeft overgenomen van de voormalige productschappen. Deze worden voor 100% door de betreffende sector gefinancierd. Het gaat hierbij om het voorkomen en/of bestrijden van dierziekten waaronder de ziekte van Aujeszky, Salmonella (Se en St), Leukose, en een monitoringsprogramma voor vogelgriep (AI), Newcastle disease (NCD), non-zoönotische Salmonella en Mycoplasma.

De financiering van de kosten van bestrijding van dierziekten is afhankelijk van de dierziekte en de noodzakelijke voorzieningen om de bestrijding uit te kunnen voeren. Deze kosten worden in beginsel - tot een per diersoort afgesproken plafondbedrag - voor 100% doorberekend aan de veehouderijsectoren, met uitzondering van de kosten van de contractueel vastgelegde voorzieningen voor de bestrijding. Deze worden gefinancierd door overheid en sector, beide voor 50%. Boven de plafondbedragen draagt de overheid de resterende kosten.

De plafondbedragen

De tarieven voor de diergezondheidsheffing voor de diersoorten runderen, varkens, kippen, kalkoenen, eenden, schapen en geiten worden voor de jaren 2020 tot en met 2024 zodanig vastgesteld dat de totale opbrengst van de diergezondheidsheffing en de bijdragen van de sectorpartijen niet meer zullen bedragen dan de in onderstaande tabel opgenomen plafonds.

Overzicht plafondbedragen opbrengsten diergezondheidsheffing (bedragen in €)

Plafond voor Plafond voor

Sector    de 5-jaarlijkse de    Totaalplafond vaste kosten1 bestrijdingskosten

 

Rundvee

34.220.000    9.000.000

43.220.000

Pluimvee

46.000.000 32.000.000 2

78.000.000

Schapen

4.699.860

9.095.440

Geiten

3.905.580

Varkens

16.947300 41.000.000 3'

57.947.300

1    5-jaarlijkse kosten: voor de 5 jaren van de convenantsperiode (2020-2024).

2    Waarvan 2.000.000 voor Newcastle Disease.

3    Waarvan 22.000.000 voor Afrikaanse Varkenspest.

De bedragen voor de totaalplafonds zijn opgenomen in het Besluit diergezondheid. In het eerdergenoemde convenant zijn deze plafondbedragen nader uitgewerkt in een deelplafond voor de jaarlijkse kosten over de periode 2020 tot en met 2024 en een deelplafond voor de bestrijdingskosten.

Artikel 1 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Algemene doelstelling

Bewaking en bestrijding van specifieke dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van LNV is verantwoordelijk voor:

  • • 
    Het bestrijden van dierziekten die op basis van (Europese) wetgeving verplicht moeten worden bestreden en indirect verantwoordelijk -houders van dieren zijn zelf primair verantwoordelijk - voor welzijnsaspecten bij de bestrijding.
  • • 
    Het tijdig signaleren en afhandelen van verdenkingen en besmettingen door onderzoek en monitoring/bewaking van bepaalde dierziekten.
  • • 
    Effectieve en doelmatige crisisorganisatie bij dierziektenuitbraken.

Beleidswijzigingen

Er zijn geen wijziging in het beleid ten opzichte van 2022.

Budgettaire gevolgen van beleid

 

Budgettaire gevolgen van

beleid (bedragen x € 1.000,-)

         
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

VERPLICHTINGEN

61.786

38.680

24.891

32.955

32.955

32.955

32.955

Waarvan Garantieverplichtingen

Waarvan overige verplichtingen

 

UITGAVEN

48.323

46.695

32.955

32.955

32.955

32.955

32.955

Waarvan juridisch verplicht

   

25%

       
 

Opdrachten

48.323

46.695

32.955

32.955

32.955

32.955

32.955

Waarvan:

Bewaking van dierziekten

22.253

20.807

21.349

21.349

21.349

21.349

21.349

Bestrijding van dierziekten

23.546

22.724

8.879

8.879

8.879

8.879

8.879

Overig

2.524

3.164

2.727

2.727

2.727

2.727

2.727

ONTVANGSTEN

89.510

68.947

39.987

32.955

32.955

32.955

32.955

Waarvan:

Ontvangsten van LNV

8.163

11.754

11.754

11.754

11.754

11.754

11.754

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Ontvangsten van sector

24.214

13.506

16.318

9.286

9.286

9.286

9.286

Bijdrage sector crisisreserve

5764

0

10.415

10.415

10.415

10.415

10.415

Ontvangsten EU

2.156

2.500

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

Saldo van de afgesloten rekeningen

49.213

41.187

         

Toelichting bij bovenstaande tabel budgettaire gevolgen van beleid Budgetflexibiliteit

Er zijn doorlopende contracten met bedrijven om bewakingsprogramma's uit te voeren en/of om beschikbaar te zijn voor dienstverlening tijdens crises, waardoor uitgaven voor circa 25% juridisch verplicht zijn. De rest is op basis van het convenant aan bestuurlijke afspraken gebonden.

Saldosystematiek DGF

In de systematiek van het DGF speelt het fondssaldo een belangrijke rol. Via het saldo worden de middelen in het fonds, die worden gereserveerd voor onverwachte (grote) uitgaven die samenhangen met het uitbreken van een dierziektecrisis, jaar op jaar meegenomen. Het beginsaldo is de resultante van het beginsaldo van het vorige jaar en het saldo van specifieke uitgaven en ontvangsten in dat jaar. Voor de crisisreserve geldt dat deze middelen op vergelijkbare wijze meegenomen worden.

De raming zal jaarlijks worden herijkt en hierbij worden ook de gevolgen voor het fondssaldo meegewogen. De verdere ontwikkeling van het fondssaldo (of het saldo crisisreserve) wordt dan ook niet voor latere jaren weergegeven omdat hier nu geen reële raming van kan worden gemaakt.

Het eindsaldo van 2021 bedroeg € 41,2 mln. Dit is de opgebouwde crisisreserve tot en met 2021 ad € 7,0 mln. en het voordelig eindsaldo per eind 2021 ad € 34,2 mln. Dit eindsaldo voor 2021 is als beginsaldo bij eerste suppletoire begroting 2022 toegevoegd aan de lopende begroting 2022 onder saldo van de afgesloten rekeningen.

Voor 2022 is de huidige verwachting dat er voor € 46,7 mln. wordt uitgegeven en voor € 27,8 mln. ontvangen waardoor het genoemde beginsaldo 2022 ad € 41,2 mln. in dat jaar naar verwachting afneemt met € 18,9 mln tot € 22,3 mln.

Er wordt in 2023 voor € 33,0 mln. uitgaven voorzien en € 40,0 mln. ontvangsten waardoor het saldo in dat jaar met € 7,0 mln. toeneemt. Het voorziene effect op het DGF-saldo is dat deze hoger wordt.

Meerjarig beeld

Voorheen werden bij de begroting de ontvangsten volledig gelijkgesteld aan de uitgaven. Vanaf 2020 is er voor gekozen om een prognose van verwachte ontvangsten op te nemen. Zo wordt een reëler beeld van de verwachte ontwikkeling van het fondssaldo gepresenteerd. De raming wordt jaarlijks herijkt.

De geraamde uitgaven 2023 worden pro forma meerjarig doorgetrokken naar 2024 en latere jaren.

Daarnaast werden voorheen de verplichtingen gelijkgesteld aan de uitgaven. Met ingang van 2021 is voor DGF een verplichtingen administratie ingevoerd waardoor nu een meer reële prognose is opgenomen voor de verplichtingen 2022 en 2023. De verplichtingen voor 2024 en latere jaren zijn gelijkgesteld aan de uitgaven voor die jaren.

De geraamde ontvangsten 2023 kunnen niet pro forma meerjarig doorgetrokken worden. Vanaf 2024 zijn de ontvangsten derhalve gelijkgesteld aan de geraamde uitgaven door de geraamde ontvangsten voor de sector met € 7,0 mln. te verlagen.

Het saldo van de afgesloten rekeningen voor 2024 t/m 2027 zal door de genoemde verlaging van de ontvangsten voor deze jaren naar verwachting eveneens jaarlijks lager uitvallen. Om het saldo van de uitgaven en inkomsten vanaf 2024 derhalve aan elkaar gelijk te kunnen stellen moet het saldo van de afgesloten rekeningen voor deze jaren worden verhoogd met het genoemde jaarlijkse bedrag.

Ontvangsten van LNV

De bijdrage van LNV aan het fonds is gebaseerd op de conform het convenant toegewezen uitgaven.

Ontvangsten van sectoren

In de varkens- en pluimveesector zijn overschotten aanwezig in het saldo van de afgesloten rekeningen. Dit saldo wordt gedurende deze convenants-periode afgebouwd. Om die reden zijn de ontvangsten van de sectoren in 2023 lager begroot dan de uitgaven in 2023, de hogere gerealiseerde uitgaven in 2021 en 2022 (vooral HPAI) en het aanvullen van de crisisreserve (pluimveesector).

Ontvangsten EU

De EU draagt bij aan de kosten voor Salmonella, TSE/BSE en HPAI.

Bijdrage van sector aan crisisreserve

In het convenant 2020-2024 zijn afspraken gemaakt over de opbouw van een crisisreserve. Deze reserve vormt een aanvulling op het fondssaldo. In 2023 zal de crisisreserve van de pluimveesector weer worden aangevuld. De reserve was uitgeput door de gemaakte kosten ter bestrijding van de vogelgriep.

Toelichting op de financiële instrumenten Opdrachten

Bewaking van dierziekten

Het signaleren van (mogelijke) dierziekten vindt plaats door houders van dieren, dierenartsen en/of medewerkers van laboratoria/onderzoeksinstellingen, hetzij op basis van klinische verschijnselen dan wel op basis van de uitkomsten van laboratoriumonderzoek. In het geval deze verschijnselen kunnen wijzen op een aangifteplichtige ziekte, dient dit onmiddellijk bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te worden gemeld. Naast de meldplicht worden in opdracht van LNV bewakings- en monitoringspro-gramma's uitgevoerd die deels door de Europese Unie (EU) verplicht zijn gesteld ter behoud van de dierziektevrij-status.

Ook een vrijstatus voor de Wereldorganisatie voor diergezondheid (Office International des Épizooties, OIE) vereist voor sommige ziekten een monito-ringsprogramma. Door bewakingsonderzoeken uit te voeren wordt het risico dat een ziekte niet of niet tijdig wordt opgemerkt gereduceerd.

Naast deze officiële vrijstatus zijn er andere redenen voor het uitvoeren van monitoringprogramma's, zoals de volksgezondheid of nationale dierge-zondheidsbelangen. Zo is ervoor gekozen om een monitoringsprogramma uit te voeren op Q-koorts, Mycoplasma gallisepticum en Salmonella St./Se.

Voor een snelle opsporing van dierziekten is de overheid in sterke mate afhankelijk van de opmerkzaamheid van veehouders en dierenartsen en van hun bereidheid een eventuele verdenking te melden. Hiervoor worden in aanvulling op de monitoringsprogramma's, waarbij een aangewezen aantal bedrijven wordt bemonsterd, zogenaamde 'early warning'-programma's uitgevoerd voor AI, Klassieke varkenspest (KVP) en Afrikaanse varkenspest (AVP). Deze early warning verplicht de dierhouder om bij zieke dieren, waarbij AI, KVP of AVP niet kan worden uitgesloten op basis van het klinische beeld, monsters op te sturen voor uitsluitingsdiagnostiek.

Het budget voor bewaking van dierziekten wordt onder meer ingezet voor de volgende activiteiten:

 

Uitgaven bewaking van dierziekten (bedragen x € 1.000)

2023

Basismonitoring (incl. effectiviteitsonderzoek)

 

9.226

Brucella melitensis (schaap, geit)

 

400

Blauwtong (rund, schaap, geit)

 

284

Brucellose (rund)

 

1.200

BSE (rund)

 

3.165

TSE (schaap, geit)

 

230

KVP (varkens, wilde zwijnen)

 

587

AI    -

Bedrijfsmatig pluimvee early warning

125

-

Wilde vogels early warning /

serologische test

100

Q-koorts (schaap, geit)

 

685

Leukose (rund)

 

383

Salmonella (zoönotisch, pluimvee)

 

2.720

AI, NCD, Mycoplasma en Salmonella (niet-zoönotisch)

 

1.138

Vogelgrieptesten

 

1.106

Totaal bewaking van dierziekten

 

21.349

Bestrijding van dierziekten

Onder de bestrijding van dierziekten vallen:

Voorzieningen

  • • 
    Treffen van voorzieningen om onmiddellijk te kunnen bestrijden (crisisparaatheid);

Verdenkingen

  • • 
    Onderzoek naar verschijnselen die kunnen duiden op een aangifte-plichtige dierziekte na een melding door een (vee)houder en/of door een dierenarts;
  • • 
    Onderzoek van verdachte dieren;

Bestrijding

  • • 
    Bestrijding van besmettelijke dierziekten zoals tuberculose, brucellose, leukose, AI, Mond en klauwzeer (MKZ) en KVP.

Als veehouders verschijnselen signaleren bij hun dieren die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, is melding daarvan verplicht. Het onderzoeken van deze meldingen is een belangrijke structurele taak van de NVWA. Ook bij een positief testresultaat van een aangifteplichtige ziekte wordt dit gemeld bij de NVWA. Indien een bevestigingstest positief is, wordt het bedrijf door de NVWA besmet verklaard. Als er sprake is van een bestrij-dingsplichtige ziekte, wordt aansluitend tot bestrijding overgegaan.

Zodra sprake is van een besmetting of hier vanuit moet worden gegaan, worden onmiddellijk bestrijdingsmaatregelen getroffen door de (permanente) crisisorganisatie van LNV. Vertraging van de bestrijding leidt tot meer besmettingen en daarmee tot langdurige bestrijdingsmaatregelen. Bestrijding vindt plaats volgens Europese bestrijdingsrichtlijnen. De aanpak is geregeld in diverse draaiboeken van het Ministerie. Op Rijksoverheid.nl staan de actuele bestrijdingsdraaiboeken.

In bepaalde gevallen kan de inzet van beschermende noodvaccinatie (vaccinatie 'voor het leven') een effectieve bestrijdingsmethode zijn. In plaats van het in grote aantallen preventief ruimen van dieren kan de uitbraak bij bepaalde dierziekten tot staan worden gebracht door vaccinatie, in een bepaald gebied rondom besmette bedrijven. Gezonde gevaccineerde dieren worden niet meer gedood. Op basis van de huidige EU-regelgeving is beschermende noodvaccinatie mogelijk bij de bestrijding van uitbraken van MKZ, KVP, Ziekte van Aujeszky (ZvA) en AI. Deze aanpak is alleen uitvoerbaar bij dierziekten waarvoor een effectief en praktisch toepasbaar vaccin beschikbaar is (MKZ, KVP en ZvA). De mogelijkheid van noodvaccinatie is beschreven in de betreffende beleidsdraaiboeken.

Voor de bestrijding van dierziekten staan onder andere de volgende instrumenten ter beschikking:

  • • 
    wettelijke verplichting van houders van dieren en dierenartsen om verschijnselen die duiden op een aangifteplichtige dierziekte te melden;
  • • 
    klinische inspectie door een zogenaamd deskundigenteam, bestaande uit dierenartsen (bedrijfsdierenarts van veehouder, dierenarts van de Gezondheidsdienst van Dieren en NVWA-dierenarts op bedrijven waar mogelijk sprake is van aangifteplichtige dierziekten);
  • • 
    monsternames en diagnostisch onderzoek van afgenomen monsters bij verdachte dieren;
  • • 
    instellen van stand-still, vervoersverboden en/of compartimenten;
  • • 
    vaccineren van dieren;
  • • 
    onderzoek van dieren op buurt-/contactbedrijven en andere relevante bedrijven;
  • • 
    tracering van een besmetting (van en naar);
  • • 
    doden van besmette dieren en van dieren die een reëel gevaar zijn voor verspreiding van de besmetting;
  • • 
    destructie van gedode (besmette) dieren;
  • • 
    reinigen en ontsmetten van bedrijven.

De grondslag voor de inzet van bovenstaande instrumenten zijn:

  • • 
    EU-richtlijnen en EU-verordeningen;
  • • 
    Wet Dieren;
  • • 
    (Beleids)draaiboeken;
  • • 
    crisisorganisatie en voorzieningen.

Doordat een mogelijke dierziektecrisis niet op voorhand te voorspellen valt, kunnen de werkelijke bestrijdingskosten niet worden begroot. Het budget voor opdrachten voor voorzieningen en verdenkingen wordt onder meer ingezet voor de volgende activiteiten:

Uitgaven bestrijding van dierziekten (bedragen x € 1.000)

2023 1

Voorzieningen:

Middelenbeheer    111

 

Waakvlamcontracten

1.989

Vaccinatie ZvA, MKZ en KVP

2.175

HCU

1.452

Subtotaal Voorzieningen

5.727

Verdenkingen:

AI

400

Salmonella

100

Overige verdenkingen

602

Subtotaal Verdenkingen

1.102

Bestrijding:

Salmonella

2.000

Mycoplasma Gallisepticum

0

Overige ziekten

50

HPAI

pm

Subtotaal Bestrijding

2.050

Totaal

8.879

  • 1. 
    Begrote bedragen gebaseerd op gerealiseerde kosten 2020-2022 (zie jaarverslagen DGF), daarbij rekening houdend met meerjarige trends en structurele veranderingen.
 

Toelichting bij de post bestrijding HPAI

De huidige vogelgriep uitbraak is veel groter dan de uitbraken die Nederland sinds 2003 heeft gekend. Nederland had in de laatste jaren te maken had met 'seizoensgebonden' uitbraken bij enkele bedrijven, en soms jaren zonder uitbraken. Sinds het najaar van 2020 is HPAI echter niet meer afwezig geweest. Daarnaast zijn uitbraken geweest in pluimveedicht gebied, waardoor ook bedrijven preventief geruimd werden. De financiële afwikkeling van deze recente ruimingen loopt nog, waardoor exacte bedragen op dit moment niet voorhanden zijn. Door het groot aantal ruimingen bestaat een gerede kans dat het deelplafond voor de bestrijdingskosten van de pluimveesector wordt overschreden. Dit zal de komende tijd goed gemonitord worden. Over de financiële afwikkeling wordt de Kamer nader geïnformeerd.

Overig

Het budget 2023 voor overige opdrachten wordt onder meer ingezet voor de volgende activiteiten:

  • • 
    De bijdrage aan de Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit voor € 0,6 mln.
  • • 
    De uitvoeringskosten voor het innen van heffingen van € 1,3 mln.
  • • 
    De overeenkomst met de Gezondheidsdienst voor Dieren voor veterinaire kennis (inclusief opleiding) en beleidsadvisering, deelname aan de zoönosenstructuur, assistentie van de NVWA bij verdenkingen en de afhaaldienst voor onderzoek dode dieren (€ 0,9 mln.).

Ontvangsten

Toelichting op de ontvangsten in de tabel budgettaire gevolgen van beleid. Ontvangsten LNV

Dit betreft de LNV-bijdrage aan de DGF-begroting voor met name de bewaking en monitoring en voor voorzieningen in geval van een dierziekte-uitbraak (zoals vaccins, waakvlamcontracten en bestrijdingsmaterialen).

De bijdrage van LNV is op de LNV begroting terug te vinden op artikel 21 bij Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken.

Ontvangsten van de sector

Sinds 1 januari 2018 worden heffingstarieven jaarlijks bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Voor het bepalen van de hoogte van het tarief zijn de volgende componenten van belang:

  • • 
    Een raming van de uitgaven voor betreffende diersoort of diercategorie in het kalenderjaar waarvoor het tarief wordt vastgesteld.
  • • 
    De benodigde middelen om in het DGF als reserve aan te houden.
  • • 
    Een berekening van de uitgaven in de voorafgaande vijf jaren die niet gedekt zijn door de inkomsten uit heffingen of Europese middelen. Hierdoor sluiten de opbrengsten van de heffingen beter aan op de uitgaven.
  • • 
    Mogelijke overschotten op de balans Bijdrage sector crisisreserve

De omvang van de reserve per sector is vastgelegd in het besluit dierge-zondheidsheffing en is ongeveer 20% van het plafondbedrag voor de bestrijdingskosten per sector in de convenantsperiode. De crisisreserve wordt gevormd en in stand gehouden uit de bijdragen van de sectoren.

De reserves zijn bedoeld om in geval van een crisis direct de bestrijdingskosten te kunnen betalen. Tegenover de ontvangsten ten behoeve van de crisisreserve staan nog geen begrote uitgaven omdat uitbraken van dierziekten en daarmee samenhangende uitgaven in enig jaar niet te voorspellen zijn. In 2023 wordt alleen de crisisreserve van de pluimvee-sector aangevuld. Bij alle andere sectoren staan de ontvangsten voor de crisisreserve op 0, omdat de beoogde reserves zijn bereikt. De rundersector beheert zijn eigen crisisreserve. Ook voor deze sector is daarom geen bijdrage voor de crisisreserve aan de DGF-begroting voorzien in 2023.

 

Verwachte ontvangsten van

de sector in

2023 (bedragen x € 1.000)

     
 

Runderen

Varkens

Schaap

Geit

Pluimvee

Totaal

Ontvangsten uit voorgaande jaren

6.526

3.366

808

873

1.900

13.473

Ontvangsten voor hetzelfde jaar

       

2.845

2.845

Ontvangsten voor crisisreserve

       

10.415

10.415

Totaal verwachte ontvangsten

6.526

3.366

808

873

15.160

26.733

Runderen

De ontvangsten worden gevormd door de heffing over 2022 die in 2023 wordt opgelegd en geïnd.

Varkens

De ontvangsten worden gevormd door de heffing over 2022 die in 2023 wordt opgelegd en geïnd.

Schapen en geiten

De ontvangsten worden voor beide sectoren gevormd door de heffing over 2022 die in 2023 wordt opgelegd en geïnd.

Pluimvee

De ontvangsten worden gevormd door de heffing over 2023 en het restant over 2022. De heffingen worden gedurende het jaar 2-maandelijks opgelegd. Het heffingsbedrag voor lopende uitgaven is lager dan de verwachte uitgaven doordat er een overschot aanwezig is in het DGF De sector heeft er voor gekozen om gedurende 3 jaar de tarieven deels te verlagen. Daar staat tegenover dat de crisisreserve wordt aangevuld en het ontstane tekort in 2022 als gevolg van de HPAI uitbraak deels wordt aangevuld.

Ontvangsten EU

Voor specifieke monitoringsprogramma's en bestrijding kunnen in een aantal gevallen EU-bijdragen worden toegekend. De jaarlijkse EU bijdrage is iets naar beneden bijgesteld. Dit komt door de gewijzigde vastlegging van de EU-bijdrage aan de vaccinatieregeling voor zoönotische Salmonellose. Alleen de nationale bijdrage wordt vastgelegd en gerapporteerd binnen begrotingsverband. Bij de raming is alleen rekening gehouden met de lopende monitoringsprogramma's. Daarnaast wordt in 2023 nog een bijdrage verwacht van de getroffen bestrijdingsmaatregelen voor HPAI in de eerste helft van 2022. Omdat het nog onduidelijk is wat de omvang van de daadwerkelijke bestrijdingsuitgaven gaat zijn en de (voorlopige) claim nog niet is ingediend, is er vooralsnog geen bedrag op genomen.

7 Bijlagen

Bijlage 1: ZBO's en RWT's

 

Overzicht Zelfstandige Bestuursorganen en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)

Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (vallend onder ministerie

Naam organisatie

RWT/ZBO

Begrotingsartikel

Begrotingsramingen (x Uitgevoerde evaluatie ZBO onder € 1.000)    Kaderwet

Volgende evaluatie ZBO

Gezondheidsdienst voor Dieren3

RWT

 

21 n.v.t.

 

Evaluatieplicht niet van toepassing

Evaluatieplicht niet van toepassing

Raad voor Plantenrassen

ZBO

 

21

 

1.414 Kamerstuk 25 268, nr. 157

2022

Centrale Commissie Dierproeven4

ZBO

 

21 n.v.t. (€ 2.341)

Kamerstuk 32 336, nr. 114

2026

College voor de toelating van5 gewasbeschermingsmiddelen en biociden

ZBO en RWT

 

21

 

1.336    2022

2026

Staatsbosbeheer6

ZBO en RWT

 

22

 

Kamerstuk 29 659, nr. 51. (Evaluatieplicht is ook

29.517 opgenomen in de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer)

2022

Wageningen

Research

RWT

 

23

 

Kamerstuk 32 637, nr. 274 (Loopt 108 275 mee in evaluatie

'    subsidieregeling Instituten voor

toegepast onderzoek)

Evaluatieplicht onder Kaderwet niet van toepassing

Stichting Kwaliteits-

Controle-Bureau

(KCB)

ZBO en RWT

 

21

 

1.619 Kamerstuk 25 268, nr. 157

2022

Stichting

Nederlandse

Algemene

Kwaliteitsdienst

Tuinbouw

(Naktuinbouw)

ZBO en RWT

 

21

 

173 Kamerstuk 25 268, nr. 157

2022

Stichting

Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van

landbouwgewassen

ZBO en RWT

 

21 n.v.t.

 

Kamerstuk 25 268, nr. 157

2022

Stichtinbg|| k i    .ZBOen RWT

Bloembollenkeuringsdienst

 

21 n.v.t.

 

Kamerstuk 25 268, nr. 157

2022

Stichting Skal7

ZBO en RWT

 

21

 

5.200 Kamerstuk 25 268, nr. 162

2024

Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken (COKZ)

ZBO en RWT

 

21

 

167 Kamerstuk 26 991, nr. 578

2026

Bureau Beheer Landbouwgronden

ZBO en RWT

 

22

 

0 Evaluatieplicht niet van toepassing

Evaluatieplicht niet van toepassing

Rendac BV8 9

RWT

 

21 n.v.t.

 

Evaluatieplicht niet van toepassing

Evaluatieplicht niet van toepassing

Stichting Bureau Erkenningen

ZBO en RWT

 

21

 

0 Kamerstuk 25 268, nr. 207

2026

7Grondkamers

ZBO

 

21 n.v.t.

 

Evaluatie wordt meegenomen bij de herziening van de pachtwetgeving

Evaluatie wordt meegenomen bij de herziening van de pachtwetgeving

Kamer voor de Binnenvisserij10

ZBO

 

22 n.v.t.

 

Evaluatieplicht niet van toepassing

Evaluatieplicht niet van toepassing

Overzicht Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (vallend onder andere ministeries)

Naam organisatie    Ministerie    RWT/ZBO    Begrotingsartikel    Begrotingsraming (x € 1.000)

Zorg Onderzoek Nederland/Medische Wetenschappen (ZonMw)

1 1 De bijdrage aan ZonMw loopt via het Ministerie van VWS.

Bijlage 2: Specifieke uitkeringen per departement

Specifieke uitkeringen LNV

 
 

Overzicht specifieke uitkeringen

(SPUKS)

(bedragen x € 1 mln.)

2022

2023

2024

2025

2.026

2.027

SiSa nr.

Onderdeel    Toelichting

t-1

t

t+1

t+2

t+3

t+4

 

Naam

(bedragen per

         
   

jaar)

         

L1    Jong leren eten

Korte duiding

Juridische grondslag

Maatschappelijke effecten

Ontvangende partijen

Artikel    23

 

L2

Regio deal Rotterdam Zuid

           

(wordt C72)

Korte duiding

Uitvoeringsactiviteiten in    0

het kader van de aanpak op de thema's School, Werk,

Wonen en Cultuur zoals opgenomen in de Regio Deal

Rotterdam Zuid, waarmee een impuls wordt gegeven aan het Uitvoeringsplan

Nationaal Programma

Rotterdam Zuid en waarvoor de gemeente financiële verplichtingen aangaat, middelen beschikbaar stelt of waarvoor de gemeente kosten maakt ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Juridische grondslag

Beschikking

         

Maatschappelijke effecten

 

Ontvangende partijen

Rotterdam

         
 

Artikel

22

         

L4    Deelproject

750 hectare natuur- en recreatiegebied

Overzicht    2022    2023    2024    2025    2.026    2.027

specifieke uitkeringen

(SPUKS)

(bedragen x € 1 mln.)

(Project

Mainportontwikkeling

Rotterdam)

Korte duiding    0,0    0,0    0,0    0,0    0,0    0,0

Juridische grondslag

Maatschappelijke effecten

Ontvangende Gemeente Rotterdam partijen

Artikel    22

L5    Regiodeals

(3e tranche)

wordt (C75) Korte duiding Met de Regio Deals wil het Rijk de eigen kracht van een gebied, de regio, benutten en in partnerschap deze helpen te versterken.

Juridische    Ministeriële regeling grondslag

Maatschappelijke effecten

Ontvangende Gemeenten en Provincies partijen

Artikel    22

L6    Regeling    6,0    0,0    0,0    0,0    0,0    0,0

specifieke uitkering uitvoering

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen

_(Srv)_

Korte duiding Compensatie voor de inspanningen aangaande deelnemende veehouderijlocaties aan de Srv

 

Juridische grondslag

Ministeriële regeling

Maatschappelijk® nkerend beleid voor

effecten

uitvoering van de Srv

Ontvangende Gemeenten

partijen

 

Artikel

21

L7    Regeling    0,0    0,0    0,0

specifieke uitkering IBP-Vitaal Platteland Korte duiding

Juridische    Ministeriële regeling,

grondslag    eenmalig

Maatschappelijke effecten

Ontvangende Provincies partijen

 

Overzicht specifieke uitkeringen

(SPUKS)

(bedragen x € 1 mln.)

2022

2023

2024

2025

2.026

2.027

Artikel    22

L8    Regeling    133,3    0,0    0,0    0,0    0,0    0,0

provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden

Korte duiding Inzet middelen voor aankoop van veehouderijlocaties nabij stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden

 

Juridische grondslag

Ministeriële regeling, eenmalig

MaatschappelijBedrage aan terugdringen

effecten

stikstof uitstoot

Ontvangende Provincies

partijen

 

Artikel

21

L10

Regeling specifieke uitkering

Impuls

Veenweiden

 

0,0

0,0

 

Korte duiding

Middelen worden op basis van maatwerk ingezet in kansrijke veenweidegebieden waarbij het kan gaan om het ondersteunen van agrariërs bij minder intensief landgebruik, het vrijwillig verplaatsen of stoppen van het bedrijf maar ook voor technische aanpassingen.

   
 

Juridische grondslag

Ministeriële regeling, eenmalig

   

MaatschappelijBedrage aan doelstellingen effecten    Klimaatakkoord

 

Ontvangende partijen

Provincies

   
 

Artikel

22

   
 

L14

Floriade

 

2,5

 
 

Korte duiding

Bijdrage voor de onderdelen

  • 1) 
    Agroforestry 2) het

Floriade Kennisprogramma

  • 3) 
    Dutch Innovation

Xperience 4) Greenhouse en belevingskas.

   
 

Juridische grondslag

Kaderwet EZK/LNV subsidies

   

MaatschappelijBedrage leveren aan oa effecten    bewustwording omtrent opgaven rondom klimaat, circulariteit, en land-en tuinbouw.

Ontvangende Almere partijen

Artikel    21

 
 

Overzicht specifieke uitkeringen

(SPUKS)

(bedragen x € 1 mln.)

2022

2023

2024

2025

2.026

2.027

 

L16

Programma

Natuur

217,2

255,2

       

Korte duiding Inzet voor natuurherstel met het oog op een duurzame instandhouding van de overbelaste stikstofgevoelige Natura2000-gebieden en leefgebieden van soorten met een overschrijding van de Kritische Depositiewaarde

 

Juridische grondslag

Ministeriële regeling, eenmalig

MaatschappelijBedrage aan natuurherstel

effecten

 

Ontvangende Provincies

partijen

 

Artikel

22

L17

Design

Thinking peelvenen

(Noord

Brabant)

 

0,2

 

Korte duiding

De provincie Noord-Brabant werkt aan een gebiedsproces en willen daarbij design thinking inzetten om nieuwe stappen te zetten en nieuwe perspectieven te ontwikkelen op de relatie tussen landbouw en natuur.

 
 

Juridische grondslag

Kaderwet EZK/LNV subsidies

 

MaatschappelijExperimenten met design effecten    thinking-methode inzetten om nieuwe stappen te zetten en nieuwe perspectieven te ontwikkelen op de relatie tussen landbouw en natuur.

 

Ontvangende partijen

Noord-Brabant

 
 

Artikel

21

 

L18    Agroprogramma    3,8    3,8    3,8    3,8

Groningen

Korte duiding Programma onder regie van provincie Groningen, gericht op het helpen van boeren met aardbevingsgerelateerde problematiek door middel van kennis/expertise, begeleiding en (maatwerk-)regelingen

Juridische    Kaderwet EZK/LNV subsidies grondslag

MaatschappelijTkoeekomstbestendige effecten    agrarische sector in het aardbevingsgebied

Overzicht    2022    2023    2024    2025    2.026    2.027

specifieke uitkeringen

(SPUKS)

(bedragen x € 1 mln.)

Ontvangende Provincie Groningen partijen

Artikel    22

Bijlage 3: Verdiepingshoofdstuk

Algemeen

Nieuwe begrotingsmutaties die enkel betrekking hebben op 2022 worden komend najaar in de tweede suppletoire begroting toegelicht. Nieuwe mutaties die betrekking hebben op 2022 én latere begrotingsjaren zijn eveneens terug te vinden in de tabellen en worden hieronder toegelicht.

Artikel 21 Land- en tuinbouw

Uitgaven beleidsartikel 21 (bedragen x € 1.000)

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

534.117

189.893

145.224

185.961

174.833

 

Mutatie Nota van wijziging 2022

94.350

5.400

2.700

800

   

Mutatie ISB 2022

25.500

         

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

124.600

150.943

449.607

83.999

20.733

 

Nieuwe mutaties

Van AP: maatwerksubsidie CO2 glastuinbouw

0

9.200

9.200

4.600

   

Van AP: compensatie

Glastuinbouw warmteprojecten

0

15.400

4.400

2.200

   

Aanvullend budget 2023 OVK regeling

 

22.000

       

Prijsbijstellingstranche 2022

3.535

9.214

9.566

10.113

10.240

 

Mutatie VVK naar Borgstellingsfaciliteit

39.000

3.643

2.928

143

143

 

Naar RVO en NVWA: Mest middelen tbv 7e AP en rVDM

  • 14.413
         

Kasschuif Maatregel Gerichte Aankoop

  • 184.800

184.800

       
 

Overig

  • 2.923
  • 4.609
  • 180
  • 1.236
  • 608
 

Stand ontwerpbegroting 2023

618.966

585.884

623.445

286.580

205.341

148.116

Maatwerksubidie CO2 glastuinbouw

Vanaf de aanvullende post van het ministerie van Financiën worden de middelen voor de Maatwerksubsidies voor een concreet uitgewerkt project voor het extra afvangen van CO2, en deze te leveren aan glastuinders, toegevoegd aan de LNV begroting.

Compensatie Glastuinbouw warmteprojecten

Vanaf de aanvullende post van het ministerie van Financiën worden de middelen voor de compensatie van warmteprojecten, met de doelstelling de reductie van CO2-emissie in de glastuinbouw, toegevoegd aan de LNV begroting.

Aanvullend budget 2023 OVK regeling

Voor de regeling ongedekte vaste kosten land- en tuinbouwbedrijven COVID-19 (OVK) is het budget ook in 2023 nodig gebleken. Als gevolg hiervan is in 2023 het budget opgehoogd.

Kasschuif Maatregel Gerichte Aankoop

Met deze kasschuif wordt 184,8 mln. doorgeschoven naar 2023 t.b.v. de tweede tranche van de Maatregel gerichte aankoop (MGA-2). Deze regeling richt zich op het vrijwillig beëindigen van piekbelasters nabij stikstofge-voelige Natura 2000-gebieden via het (gedeeltelijk) aankopen van veehou-derijlocaties.

Prijsbijstellingstranche 2022

Verdeling prijsbijstellingstranche 2022 over de prijsgevoelige onderdelen van de LNV begroting

Overheveling VVK naar Borgstellingsfaciliteit

Door deze technische mutatie wordt op de LNV begroting het budget voor de risicovoorziening vermogensversterkende kredieten (VVK als onderdeel van de BL-module) integraal zichtbaar gemaakt bij de Borgstellingsfaciliteit en beleidsinstrumenten op artikel 21.

Bijdrage aan RVO en NVWA

De bijdrage aan de RVO en de NVWA ten behoeve van de controle op en de handhaving van het 7e Actieprogramma.

Ontvangsten beleidsartikel 21 (bedragen x € 1000)

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

32.770

32.580

30.280

29.080

29.080

 

Mutatie Nota van wijziging 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie ISB 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

   

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

   

0

0

0

 

Mutatie VVK naar Borgstellingsfaciliteit

46.000

         
 

Overige

400

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2023

79.170

32.580

30.280

29.080

29.080

29.080

Overheveling VVK naar Borgstellingsfaciliteit

Door deze technische mutatie wordt op de LNV begroting het budget voor de risicovoorziening vermogensversterkende kredieten (VVK als onderdeel van de BL-module) integraal zichtbaar gemaakt bij de Borgstellingsfaciliteit en beleidsinstrumenten op artikel 21. Hierdoor nemen de ontvangsten op dit begrotingsartikel toe.

Artikel 22 Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

Uitgaven beleidsartikel 22 (bedragen x € 1.000)

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

462.658

515.816

486.548

472.728

415.790

 

Mutatie Nota van wijziging 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie ISB 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

910

183.290

60.904

55.181

53.063

 

Mutatie 1e suppletoire ISB 2022

229.242

528.339

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Loon en prijsbijstellingstranche

2022

6.336

10.328

10.285

9.933

9.488

 

Algemene Uitkering Programma Natuur 2022 en 2023

  • 18.298
  • 14.000
       

Interne Allocatie Stikstof

0

  • 10.183
  • 10.183
  • 10.183
  • 10.183
 

nationaal kennisprogramma

  • 3.000

0

0

0

0

 

Saldo mee- en tegenvallers: Rijksrederij

0

3300

0

0

0

 
 

Overige

  • - 
    269

2.414

1.122

2.194

1.674

 

Stand ontwerpbegroting 2023

677.579

1.219.304

548.676

529.853

469.832

469.089

Algemene Uitkering Programma Natuur 2022 en 2023 In het pakket Structurele aanpak stikstof is in totaal € 2,85 mld. beschikbaar gesteld voor het versterken en herstellen van de natuur. Onderdeel van het Uitvoeringsprogramma Natuur is het verhogen van de beheerver-goeding vanuit het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL). De bestaande SNL middelen lopen mee via de Algemene Uitkering richting provincies. De provincies voeren de SNL uit en vergoeden tot 75% van de standaardkostprijs voor het beheren van natuur. Met ingang van beheerjaar 2021 wordt de vergoeding verhoogd naar 84%. De provincies ontvangen via een Algemene Uitkering compensatie voor de hogere subsidiekosten.

Interne Allocatie Stikstof

Dit betreft de interne allocatie van de middelen uit het Transitiefonds, specifiek bedoeld voor personele kosten.

Nationaal kennisprogramma

Het betref de overheveling van middelen voor het nationaal kennisprogramma naar de onderdelen binnen de LNV begroting waar de uitgaven gedaan zullen worden.

Saldo mee- en tegenvallers: Rijksrederij

Het jaartarief van de Rijksrederij gaat stijgen als gevolg van een reorganisatie en door het wegvallen van de meerjarenafspraak voor het gebruik van de Tridens. Hierdoor moeten de middelen aan de Rijksrederij in 2023 worden verhoogd.

 

Ontvangsten beleidsartikel 22 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

44.651

33.165

30.257

27.053

24.409

 

Mutatie Nota van wijziging 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie ISB 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

4.380

         

Nieuwe mutaties

Overige

300

200

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2023

49.331

33.365

30.257

27.053

24.409

22.756

Artikel 23 Kennis en innovatie

Uitgaven beleidsartikel 23 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

244.539

234.875

223.977

215.656

214.215

 

Mutatie Nota van wijziging 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie ISB 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

14.716

16.961

18.349

15.975

9.711

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Veehouderij deel 2 aanpak methaan en ammoniak

2743

461

       

Financiering LMM WR(Wecr) opdracht

 

2.882

3.198

3.106

2.818

 

Loon en prijsbijstellingstranche

2022

7.010

6.722

6.646

6.492

6.476

 

Overig

2.912

1.608

  • 160

135

30

 

Stand ontwerpbegroting 2023

271.920

263.509

252.010

241.364

233.250

229.740

Veehouderij deel 2 aanpak methaan en ammoniak

Het betreft de middelen voor het uitvoeren onderzoeken naar de integrale aanpak methaan en ammoniak via het dier- en voerspoor.

Financiering LMM WR (Wecr) opdracht

In het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) wordt de waterkwaliteit op landbouwbedrijven gemonitord in relatie tot de landbouwpraktijk (oftewel bedrijfsvoering) op deze bedrijven voor de periode 2022-2025.

Het LMM is een Europese verplichting. Het meetnet mest wordt door het RIVM uitgevoerd, maar t.b.v. van het meetnet doet Wageningen Research (Wecr deel) ook additioneel onderzoek/analyse naar de resultaten. Met deze mutatie worden de middelen voor dit onderzoek toegevoegd aan de LNV-begroting.

 

Ontvangsten beleidsartikel 23 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

12.107

9.256

9.256

9.256

9.256

0

Mutatie Nota van wijziging 2022

0

0

0

0

0

0

Mutatie ISB 2022

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

335

 

69

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2023

12.442

9.256

9.325

9.256

9.256

9.256

Artikel 24 Uitvoering en toezicht

Uitgaven beleidsartikel 24 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

431.026

419.035

404.722

405.193

398.750

 

Mutatie Nota van wijziging 2022

275

         

Mutatie ISB 2022

Mutatie 1e suppletoire

72.439

42.065

37.381

36.288

34.264

 

begroting 2022

Nieuwe mutaties

 

Loon en prijsbijstellingstranche

2022

13.686

16.471

16.227

16.066

14.613

 

WaU bestedingenvoorstel

NVWA

1.400

12.600

8.400

4.200

2.800

 

Overige

  • 1.674
  • 953

1.048

1.019

801

 

Stand ontwerpbegroting 2023

517.152

489.218

467.778

462.766

451.228

445.809

WaU bestedingenvoorstel NVWA

Het betreft de bijdrage voor het LNV deel van de WaU (implementatie Werk aan Uitvoering) bestedingenvoorstel NVWA.

Artikel 50 Apparaat

Uitgaven beleidsartikel 50 (bedragen x € 1.000)

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

150.403

133.736

131.770

129.281

129.513

 

Mutatie Nota van wijziging 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie ISB 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

12.750

13.891

12.102

12.355

11.400

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Uitvoeringskosten transitiefonds

6.000

8.000

8.000

8.000

8.000

 

Overig

1.757

10.861

10.493

10.112

8.292

 

Stand ontwerpbegroting 2023

170.910

166.488

162.365

159.748

157.205

155.806

Ontvangsten beleidsartikel 50 (bedragen x € 1.000)

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

2.786

3.431

3.431

3.431

3.431

 

Mutatie Nota van wijziging 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie ISB 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire

127

64

0

0

0

 

begroting 2022

     

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2023

2.913

3.495

3.431

3.431

3.431

3.431

Artikel 51 Nog onverdeeld

 

Uitgaven beleidsartikel 51 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

22.637

14.366

12.411

29.882

10.695

 

Mutatie Nota van wijziging 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie ISB 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

80.074

110.202

76.293

71.156

75.419

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Verdeling Loon en prijsbijstellingstranche 2022

  • 35.720
  • 47.454
  • 47.333
  • 47.147
  • 45.346
 
 

Overig

  • 17.779

25.547

11.253

  • 145

1.914

 

Stand ontwerpbegroting 2023

49.212

51.567

52.624

53.746

42.682

44.432

Diergezondheidsfonds (DGF)

Uitgaven DGF (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

34.986

33.686

33.686

33.686

33.686

0

Mutatie Nota van wijziging 2022

0

0

0

0

0

0

Mutatie ISB 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

11.709

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

Bewaking van dierziekten

 

883

883

883

883

0

Bestrijding van dierziekten

 
  • 883
  • 883
  • 883
  • 883

0

Overige uitgaven

 
  • 731
  • 731
  • 731
  • 731

0

 

Stand ontwerpbegroting 2023

46.695

32.955

32.955

32.955

32.955

32.955

Bewaking van dierziekten.

Dit betreft een bijstelling van de prognose voor de uitgaven van diverse bewakingsprogramma's zoals blauwtong, BSE-runderen, basismonitoring en brucella. Bestrijding van dierziekten.

Bestrijding van dierziekten

De bijstelling van de prognose voor uitgaven bestrijding betreft met name lagere uitgaven voor bestrijding salmonella ad € 0,8 mln.

Overige uitgaven.

De prognose voor overige uitgaven wordt naar beneden bijgesteld door lagere uitvoeringskosten voor het innen van heffingen.

Ontvangsten DGF (bedragen x € 1.000)

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

27.177

33.686

33.686

33.686

33.686

0

Mutatie Nota van wijziging 2022

0

0

0

0

0

0

Mutatie ISB 2022

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

41.187

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

Ontvangsten van LNV

583

583

583

583

583

0

Ontvangsten van de sector

 
  • 4.216
  • 11.248
  • 11.248
  • 11.248

0

Ontvangsten van EU

 
  • 481
  • 481
  • 481
  • 481

0

Bijdrage sector crisisreserve

 

10.415

10.415

10.415

10.415

0

Stand ontwerpbegroting 2023

68.947

39.987

32.955

32.955

32.955

32.955

Ontvangsten van LNV

Dit betreft de toevoeging van de prijsbijstellingstranche 2022.

Ontvangsten van de sector

De ontvangsten van de sector voor 2023 zijn met € 4,2 mln. naar beneden bijgesteld. Dit komt met name door een wijziging van de ontvangsten pluimvee. Deze ontvangsten pluimvee worden gevormd door de heffing over 2023 en het restant over 2022. Het heffingsbedrag voor lopende uitgaven is lager dan de verwachte uitgaven doordat er een overschot aanwezig is in het DGF en de sector ervoor heeft gekozen om de tarieven gedurende drie jaar deels te verlagen. De prognose voor de ontvangsten 2023 is doorgetrokken naar 2024 en latere jaren. De totale DGF-ontvangsten voor 2024 en latere jaren zijn voorts in de DGF-begroting gelijk gesteld aan de totale DGF-uitgaven voor die jaren door het verschil ad € 7,0 mln. in mindering te brengen op deze post.

Ontvangsten van EU

De jaarlijkse EU-bijdrage voor 2023 is naar beneden bijgesteld. Dit komt onder andere door de gewijzigde vastlegging van de EU-bijdrage voor de vaccinatieregeling zoönotische salmonellose. Alleen de nationale bijdrage wordt vastgelegd en gerapporteerd binnen begrotingsverband. De prognose voor 2023 is doorgetrokken naar 2024 en verder.

Bijdrage sector crisisreserve

De omvang van de reserve per sector is vastgelegd in het besluit dierge-zondheidshefing. De crisisreserve wordt gevormd en in stand gehouden uit bijdragen van de sectoren. De reserves zijn bedoeld om in geval van een crisis direct de bestrijdingskosten te kunnen betalen. Tegenover de ontvangsten staan nog geen begrote uitgaven omdat uitbraken van dierziekten in enig jaar niet te voorspellen zijn. In 2023 wordt alleen de crisisreserve pluimvee aangevuld. Bij alle andere sectoren zijn de beoogde reserves bereikt. De prognose 2023 is doorgetrokken naar 2024 en latere jaren.

Bijlage 4: Moties en toezeggingen

 

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Omschrijving

Kamer-    Bewinds- stuknummepr ersoon motie

Vindplaats

Stand van zaken

EK

n.v.t.

TK

Verzoekt de regering, de maximale temperatuur voor diertransporten te verlagen naar 30 graden.

35830-

XIV-10

Minister

LNV

Parlementaire agenda [08-07-2021] - Debat Slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2020 (35 830-XIV)

Onderhanden, de Tweede Kamer is geïnformeerd over de stand van zaken middels Uitgaande brief [14 april 2022] - Verzamelbrief dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286 nr. 1255)

Verzoekt de regering, om wettelijk vast te leggen dat de wachttijd bij het slachthuis tot de start van het uitladen maximaal vijftien minuten mag bedragen.

35830-

XIV-11

Minister

LNV

Parlementaire agenda [08-07-2021] - Debat Slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2020 (35 830-XIV)

Uitgaande brief [14 april 2022] -Verzamelbrief dierenwelzijn

Verzoekt de regering, een verbod in te stellen op het gebruik van drijfmiddelen die pijn of veel stress kunnen veroorzaken bij dieren, zoals elektrische prikkers waarmee stroomschokken worden gegeven.

28286-1202 Minister LNV

Parlementaire agenda    Uitgaande brief [22 april] -

[08-07-2021] -    Uitkomsten onderzoek

Tweeminutendebat Voortgang slachtsnelheid en voortgang verbetering slachtsysteem (28 verbeteren slachtsysteem

286, nr. 1199)

Verzoekt de regering, zelf een plan van aanpak op te stellen waarin concrete doelen worden gesteld voor het voorkomen van ziekte en sterfte onder bokjes en waarin het welzijn en de intrinsieke waarde van zowel de geiten als hun jongen voorwaardestellend zijn.

28286-1156 Minister LNV

Parlementaire agenda    Uitgaande brief [11-10-2021] -

[08-12-2020] - VAO Dieren in Beantwoording schriftelijke vragen de veehouderij (AO d.d. 29/10) over geitenbokjes en geitenlammetjes

Verzoekt de regering, om diergedragsdeskundigen te betrekken bij de invulling van de open normen in de Wet dieren en bij de invulling van de wetswijziging en deze adviezen daarbij leidend te laten zijn.

28286-1186 Minister LNV

Parlementaire agenda [10-06-2021] -

Tweeminutendebat Evaluatie Wet dieren (28 286, nr. 1183)

Onderhanden

Verzoekt de regering, voorbereidingen te treffen voor een tussenevaluatie van de Wet dieren, met het doel om deze te actualiseren en het beschermingsniveau te verhogen.

28286-1187

Minister

LNV

Parlementaire agenda [10-06-2021] -

Tweeminutendebat Evaluatie Wet dieren (28 286, nr. 1183)

Uitgaande brief [27-08-2021] -Verzamelbrief dierenwelzijn

Verzoekt de regering, onderzoek te doen hoe en op welke 28286-1196 termijn een verbod op het doden van haantjes ingevoerd kan worden, en de Kamer daarover te informeren

Minister

LNV

Parlementaire agenda [10-06-2021] -

Tweeminutendebat Evaluatie Wet dieren (28 286, nr. 1183)

Onderhanden, de Tweede Kamer is geïnformeerd over de stand van zaken middels uitgaande brief [6 juli 2022] - Verzamelbrief dierenwelzijn en diergezondheid

Verzoekt de regering, in de uit te voeren analyse de Europeesrechtelijke kaders en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in relatie tot eigendomsrechten mee te nemen

28286-1191

Minister

LNV

Parlementaire agenda [10-06-2021] -

Tweeminutendebat Evaluatie Wet dieren (28 286, nr. 1183)

Onderhanden

Verzoekt het kabinet, om gebaseerd op wetenschappelijk 28286-1192 onderzoek vast te stellen wat wordt verstaan onder het natuurlijk gedrag van een gehouden en daarmee gedomesticeerd (landbouw)huisdier, en of het vertonen van natuurlijk gedrag altijd bijdraagt aan een beter welzijn van een gehouden en daarmee gedomesticeerd (landbouw)huisdier.

Minister

LNV

Parlementaire agenda [10-06-2021] -

Tweeminutendebat Evaluatie Wet dieren (28 286, nr. 1183)

Onderhanden

Verzoekt het kabinet, een impactanalyse te maken voor de handhaafbaarheid door de NVWA van deze wetswijziging - deze impactanalyse omvat in ieder geval de praktische handhaafbaarheid voor alle gehouden dieren.

28286-1195

Minister

LNV

Parlementaire agenda [10-06-2021] -

Tweeminutendebat Evaluatie Wet dieren (28 286, nr. 1183)

Onderhanden

Verzoekt de regering een levenslang verbod op het houden van dieren mogelijk te maken voor recidiverende dierenbeulen.

35925-

XIV-28

Minister

LNV

Parlementaire agenda [02-12-2021] - Begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (35 925-XIV) 2e termijn

Onderhanden

Verzoekt de regering om te zorgen voor strenge controle 35925-en handhaving op reptielenbeurzen, en de handel, het XIV-39 dierenwelzijn en de mogelijke gezondheidsrisico's in kaart te brengen, en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren

Minister

LNV

Parlementaire agenda [02-12-2021] - Begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (35 925-XIV) 2e termijn

Onderhanden, de Tweede Kamer is geïnformeerd over de stand van zaken in Kamerbrief 28 286 nr.

1259, verzamelbrief dierenwelzijn.

Verzoekt de regering om niet langer toe te staan dat    35925-

dieren geen permanente toegang hebben tot drinkwater. XIV-52

Minister

LNV

Parlementaire agenda [02-12-2021] - Begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (35 925-XIV) 2e termijn

Uitgaande brief [6 juli 2022] -Verzamelbrief dierenwelzijn en diergezondheid

Verzoekt de regering te onderzoeken hoe ook de handel 35925-    Minister    Parlementaire agenda    Onderhanden, de Tweede Kamer is in en import van deze doorgefokte gezelschapsdierïWeedV-6Kameri^vergadefcia-a:r-202j2--T2ig^in36 ^dteVdaStaSd van zaken    108

verboden kan worden.    Landbouw, Natuur en    geïnformeerd met Uitgaande brief

Voedselkwaliteit (35 925-XIV)    [6 juli 2022] - Verzamelbrief

2e termijn    dierenwelzijn en diergezondheid

(Kamerstuk 28286 nr. 1261)

Verzoekt de regering de mogelijkheden te bekijken om excellente dierenambulances, die lid zijn van de

35925-

XIV-84

Minister

LNV

Parlementaire agenda [02-12-2021] - Begroting

Onderhanden, de Tweede Kamer is over de stand van zaken

Door bewindslieden gedane toezeggingen

Omschrijving

Bewinds persoon

Vindplaats

Stand van zaken

EK

De minister van LNV zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Prins (CDA), toe het gebruik van de afromingsvrije lease te monitoren en dit zo nodig bij te stellen, mocht blijken dat het onvoldoende aansluit op de praktijk.

Minister LNV

Parlementaire agenda [22-02-2022] - Wijziging van de Meststoffenwet

De Kamer zal comform toezegging worden geinformeerd

De minister van LNV zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe de Kamer in de tweede helft van het jaar 2022 de Kamer te informeren of deze wet heeft gedaan wat hij moest doen.

Minister LNV

Parlementaire agenda [22-02-2022] - Wijziging van de Meststoffenwet

De Kamer zal comform toezegging worden geinformeerd

De minister van LNV zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Kluit (GroenLinks) en Pijlman (D66), toe het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur inzake renovatielease aan de Eerste Kamer voor te leggen.

Minister LNV

Parlementaire agenda [22-02-2022] - Wijziging van de Meststoffenwet

De Kamer zal comform toezegging worden geinformeerd

De minister van LNV zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Karakaus (PvdA), toe vanuit de overheid een actieve houding aan te nemen tot het benaderen van piekbelasters en dit aan haar ambtsopvolger mee te geven.

Minister

NenS

Parlementaire agenda [21-12-2021] - Antwoord regering en re- en dupliek Begrotingsstaten Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2022 (35.925 XIV)

Aan deze toezegging is invulling gegeven.

TK

Tijdens het debat van de Regeringsverklaring van 18 en 19 januari 2022 heeft het lid Hermans (VVD) verzocht om van elk departement een planningsbrief te ontvangen.

Minister LNV

Parlementaire agenda [19-01-2022] - Debat over de regeringsverklaring

Uitgaande brief [10-02-2022] - Kamerbrief Planningsbrief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Kamerbrief planningsbrief van de minister voor Natuur en Stikstof

In november 2022 zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over de uitkomsten van de consultatieronde over het tarievenstelsel, waarin zal worden ingegaan op de mogelijkheden voor doelmatigheidsprikkels. Dit is een toezegging aan het lid Bisschop (SGP).

Minister LNV

Parlementaire agenda [28-06-2022] - CD NVWA

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

De kwestie van de zelfslachtende slagers wordt meegenomen in het onderzoek over het tariefstelsel dat najaar 2022 wordt uitgevoerd. Dit is een toezegging aan het lid Van Campen (VVD).

Minister LNV

Parlementaire agenda [28-06-2022] - CD NVWA

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

Eind deze zomer 2021 krijgt de Tweede Kamer de evaluatie van het cameratoezicht in slachthuizen naar aanleiding van de motie van de leden Geurts (CDA) en Lodders (VVD) (Kamerstuk 33 835, nr. 153). In de appreciatie van de evaluatie zal ook worden ingegaan op de vraag of de camerabeelden uit slachthuizen eigendom kunnen worden van de overheid ten behoeve van onafhankelijk toezicht, op de mogelijkheden om in slachthuizen gebruik te maken van slimme camera's en op een «three strikes out»-systeem.

Minister LNV

Parlementaire agenda [08-07-2021] -

Tweeminutendebat Voortgang verbetering slachtsysteem (28 286, nr. 1199)

Uitgaande brief [03-09-2021] - Brief openstaande moties en toezeggingen n.a.v. het tweeminutendebat voortgang verbeteren slachtsysteem

Voor einde 2021 stuurt de minister van LNV het onderzoek naar de bandsnelheid naar de Tweede Kamer, dat ook een praktijktoets bevat.

Minister LNV

Parlementaire agenda [08-07-2021] -

Tweeminutendebat Voortgang verbetering slachtsysteem (28 286, nr. 1199)

Uitgaande brief [22 april 2022] - Uitkomsten onderzoek slachtsnelheid en voortgang verbeteren slachtsysteem

De minister van LNV zal bekijken of slim cameratoezicht op exportverzamelplaatsen kan worden meegenomen in het wetsvoorstel over cameratoezicht dat in de maak is, en de Tweede Kamer daarover informeren.

Minister LNV

Parlementaire agenda [09-09-2021] - CD Het niet handhaven door de NVWA op exportverzamelplaatsen

Uitgaande brief [22 april 2022] - Uitkomsten onderzoek slachtsnelheid en voortgang verbeteren slachtsysteem

Binnenkort informeert de minister van LNV de Tweede Kamer over de mogelijke inzet van het OIE Focal Point met betrekking tot de rustplaatsen en reageert ze op het protocol van de sector voor langeafstandstransporten.

Minister LNV

Parlementaire agenda [09-09-2021] - CD Het niet handhaven door de NVWA op exportverzamelplaatsen

Uitgaande brief [12-10-2021] - Hervatten vee-exporten met rustplaatsen in niet-EU-land

De minister van LNV heeft onderzoek over bandsnelheid geïnitieerd. In afwachting van de uitkomsten van het onderzoek en teneinde voor de tussentijd aan de NVWA een kader te geven voor de beoordeling van aanvragen tot verhoging van de slachtsnelheid, heeft de minister van LNV de IG NVWA de aanwijzing gegeven om geen verhogingen van de slachtsnelheid toe te staan. Zodra de uitkomsten van dit onderzoek bekend zijn zal de minister van LNV de Tweede Kamer hier nader over informeren.

Minister LNV

Parlementaire agenda [08-07-2021] -

Tweeminutendebat Voortgang verbetering slachtsysteem (28 286, nr. 1199)

Uitgaande brief [22 april 2022], Uitkomsten onderzoek slachtsnelheid en voortgang verbeteren slachtsysteem

De minister van LNV stuurt voor het commissiedebat over de NVWA op 10 november een brief met een reactie op de vraag over hoe er met slim cameratoezicht wordt omgegaan in het wetsvoorstel. Dit is een toezegging aan het lid De Groot (D66).

Minister LNV

Parlementaire agenda [29-09-2021] -Tweeminutendebat Niet handhaven door de NVWA op exportverzamelplaatsen (CD 9/9)

Uitgaande brief [12-11-2021]

  • Voortgangsbrief NVWA

Voor de kerst 2022 ontvangt de Tweede Kamer een brief over de stand Minister LNV Parlementaire agenda    Uitgaande brief van zaken van het zoönosenbeleid. Een meerjarig actieplan ter,    . .    [0-2-1.2-20,2lL-,.Be(grptin^    [23-J2-2021] - «Voortgang,-,

versterking van het huidige beleid volgt op korte temji.® Kamer, vergaderjaarj_2j0dbJoüwrlN3l,uTaren00 XIV' H/iernerking    109

Voedselkwaliteit (35 925-XIV) 2e zoönosenbeleid» termijn

In het eerste kwartaal van 2022 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de proef van de faculteit Diergeneeskunde en Wageningen Bioveterinary Research met een vaccin voor het H5N1-vogelgriepvirus. De Tweede Kamer wordt ook geïnformeerd over internationale

Minister LNV

Parlementaire agenda [02-12-2021] - Begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (35 925-XIV) 2e

Uitgaande brief [28-06-2022] - Kamerbrief stand van zaken vogelgriep

Bijlage 5: Subsidieoverzicht

In deze bijlage zijn de subsidies van LNV opgenomen. De subsidie definitie van de Algemene wet bestuursrecht wordt hierin gebruikt. Deze wet definieert een subsidie als volgt (artikel 4.21 Awb):

'De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten'.

Per beleidsartikel zijn de subsidie(-regelingen) opgenomen. Het subsidieoverzicht sluit zoveel mogelijk aan op de Verantwoord Begroten-categorie «subsidies» in de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen uit de begroting. In lijn met Verantwoord Begroten zijn de bijdragen aan ZBO's en RWT's niet vermeld als subsidies. De bijdragen aan ZBO's en RWT's zijn terug te vinden in Bijlage 1 «Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak».

 

Subsidies (bedragen x 1.000 euro)

Art    Naam subsidie

(regeling)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

laatste evaluatie

Volgende evaluatie

Einddatum regeling subsidie

Artikel 21 Landen tuinbouw

Sociaal ecomomische positie boeren

21 Flank.beleid pelsdierhouders

3.052

3.000

3.000

3.000

2.811

2.000

2.000

     

21 Nadeelcompensatie vervroegd verbod pelsdierhouderij

106.206

36.394

0

           

2022

21 Art.68 Brede weersverzekering

3.430

5.727

5.938

5.938

5.938

5.938

5.938

2017

2023

 

21 Tegemoetkoming vaste lasten landen tuinbouw

32.455

59.644

22.000

       

nvt

ntb

2021

21 Tegemoetkoming waterschade

 

4.630

               

21 Tegemoetkoming Vamil

45

0

0

             

21 Agro Economie (subsidies)

719

374

3.500

4.650

0

         

21 Apurement RVO

2.346

                 

Duurzame veehouderij

21 Subsidie zeldzame huisdierrassen

427

500

500

       

2021

2027

2026

21 Regeling tegemoetkoming dierentuinen i.v.m. Covid-19

36.756

67.644

         

2021

2022

2023

21 Subsidieregeling brongerichte aanpak emissies (klimaat)

5.138

5.113

16.471

28.148

52.913

28.836

17.500

2022

2024

2024

21 Stoppersregeling fosfaatreductieplan

861

 

0

             

21 Landelijke beindigingsregeling veehouderijlocaties

 

3.582

103.449

359.449

50.449

1.949

       

21 Beëind.&Saneringsregeling 50

80

80

80

80

80

80

     

Art    Naam subsidie    2021

(regeling)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

laatste evaluatie

Volgende evaluatie

Einddatum regeling subsidie

21 Subsidieregeling sanering varkenshouderijen

189.690

61.700

7300

         

2022

2020

21 Regeling brongerichte verduurz. Stallen varkenshouderij

2.267

2.882

8.683

8.295

22.394

   

2022

2024

2024

21 Regeling brongerichte verduurz. Stallen pluimveehouderij

1.577

1.653

6.025

       

2022

2024

2024

21 Regeling brongerichte verduurz. Stallen melkgeitenhouderij

169

249

0

0

0

   

2022

2024

2024

21 Emissiearm

Veevoer

637

958

2.054

1.231

1.273

         

Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen

21 Projecten biologisch PAV

69

130

130

130

130

130

130

     

21 Energie-efficiëntie glastuinbouw (EG)

17.258

47.829

35.829

17.910

27.854

22.561

17.561

2020

2025

 

21 Set aside

17

22

22

22

22

22

22

     

21 Verbetering honingproductie

201

190

0

             

21 Bodem en klimaatadaptatie

2.094

2.219

2.766

1.857

2.017

1.092

917

     

21 MEI

7.879

5.889

5.789

5.539

5.539

5.539

5.539

2020

2025

 

21 sectorsysteem glastuinbouw (RVO)

21 Innovatieagenda energie

12.922

9.717

31.237

28.590

19.831

15.298

11.476

     

21 Steunmaatregel corona:

aardappelsector

16.119

                 

21 Steunmaatregel corona: tuinbouw

30.191

                 

21 GLB-pilots kringlooplandbouw (Bodem en Mest)

 

270

270

60

           

21 Projecten

Plantgezondheid

338

574

574

574

574

574

574

     

21 Projecten

Gewasbescherming

3.246

29.408

18.411

411

431

431

431

     

Mestbeleid

21 Regeling waterbassins mest

0

10.776

25.491

0

 

30.000

   

2025

 

21 Regeling kunstmestvervanging en mestverwerking

0

3.000

6.157

6.157

5.644

11.287

4.104

 

2025

 

21 Projecten en monitoring mestbeleid

1.710

8.819

18.759

6.446

6.241

1.143

3.240

     

Diergezondheid en dierenwelzijn

21 Voedselzekerheid

940

1.596

1.541

1.616

1.616

1.616

1.616

2.019

2.023

 

Integraal

Voedselbeleid

21 Duurzaam

4.822

4.513

4.463

4.448

4.448

4.448

4.448

     

voedsel(consumptie)

 

Art

Naam subsidie    2021

(regeling)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

laatste evaluatie

Volgende evaluatie

Einddatum regeling subsidie

Artikel

22 Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

Vermaatschappelijking

Natuur en

Biodiversiteit

 

22 Subsidies

Natuurlijk kapitaal en vergroening financiële sector

540

1.407

1.617

1.617

2.017

2.017

2.017

     
 

22 Subsidies

Natuurcombinaties

2.705

3.108

3.107

3.088

2.571

2.371

2.371

     
 

22 Subsidies

Natuurvisie

142

0

0

63

601

1.381

1.381

     
 

22 Regeling tijdelijke ondersteuning

Nationale parken

1.601

1.635

1.635

545

       

2024

2020

 

22 Natuureducatie

1.000

1.000

1.052

1.061

1.061

1.061

1.061

2018

 

jaarlijks

Natuur en

Biodiversiteit op land

 

22 GLB-pilots veenweide

0

726

830

459

           
 

22 Programma

Veenweide

 

6.243

7.859

6.083

2.640

1.100

663

     
 

22 Tijdelijke Regeling Particulier

Natuurbeheer

604

381

381

381

381

381

381

     
 

22 Subsidies Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer

2.059

2.477

2.047

1.531

1.547

726

726

     
 

22 Aanvalsplan Grutto

 

0

2.900

             
 

22 Experimenten

50

48

48

48

48

48

48

     
 

22 Regeling versneld natuurherstel

7.558

19.081

24.347

20.629

9.993

     

2025

2022

 

22 Natuurcompensatiebank

0

50

23.510

33.789

45.866

     

2025

2025

Beheer

Kroondomeinen

 

22 Beheer

Kroondomeinen

775

871

803

803

803

803

803

2018

 

periodiek

Duurzame visserij

 

22 Nationaal

Innovatieprogramma

Visserij

959

3.058

1.600

1.600

712

       

2024

 

22 Brexit Adjustment Reserve

 

45.000

155.000

       

n.v.t.

2024

2023

 

22 EMVAF

3.207

6.144

6.159

6.159

6.159

6.159

6.580

     

Overige stelsel activiteiten

 

22 Monitoring en evaluatie

5.169

6.034

6.410

6.058

6.152

6.037

6.569

     

Artikel23

Kennis en innovatie

Beleidsondersteunend onderzoek

 

23 Onderzoeksprogrammer54g086

46.180

31.590

28.012

23.912

21.823

19.333

2021

 

2.022

Missiegedreven topsectoren - en innovatiebeleid

 

Art

Naam subsidie    2021

(regeling)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

laatste evaluatie

Volgende evaluatie

Einddatum regeling subsidie

 

23 Missiegedreven Topsectoren

57.077

69.163

67.417

67.350

67.245

67.140

67.140

2017

2022

2.023

Kennisverspreiding en groen onderwijs

 

23 Onderzoeksprojecten (KD)

3.403

1.756

1.946

2.536

2.719

2.286

2.206

     
 

23 Innovatieprojecten

590

2.615

2.754

2.804

2.948

3.073

3.073

     
 

23 Vernieuwen    776

onderzoeksinfrastructuur

201

201

201

201

201

201

     
 

23 OBN

1.437

2.456

2.050

1.904

1.321

1.749

1.321

     
 

23 DuurzaamDoor

0

48

38

38

38

38

38

     
 

23 RVO

DuurzaamDoor

4.755

4.305

4.135

3.635

4.705

4.835

4.835

2021

2025

2.021

 

23 Groeifonds - Crop

XR

 

700

2.709

3.962

4.302

4.522

4.636

     
 

23 Innovatie op het Boerenerf

3.057

14.445

14.986

8.812

3.590

   

2020

2024

2.027

 

23 Aanvullende onderwijssubsidies

2.225

4.840

4.807

4.507

4.507

4.507

4.507

2021

 

2.025

 

23 OCW-conf.ow-subs(vs)

0

0

0

             

Totaal

 

644.472

630.794

716.271

708.271

421.960

250.628

221.080

     
 

Inleiding en doelstelling

Deze derde Strategische Evaluatie Agenda laat zien hoe LNV de komende jaren werkt aan het voortbrengen van inzichten over de (voorwaarden voor) de doeltreffendheid en doelmatigheid van ons beleid. Door voldoende (goed) evaluatieonderzoek te programmeren neemt het aantal bruikbare inzichten toe en daarmee onze kennis over het bereiken van onze departementale missie en onderliggende doelstellingen.

Leeswijzer SEA/opbouw SEA

De SEA kent een gelaagde opbouw en is opgebouwd uit vier verschillende tredes. Elke volgende trede gaat in op een dieper detailniveau:

  • • 
    Trede 1: departementale missie • Trede 2: hoofdthema's
  • • 
    Trede 3: centrale doelstellingen • Trede 4: evaluatieonderzoek

Trede 1: departementale missie

Het ministerie van LNV staat voor duurzaam voedsel, waardevolle natuur en een vitaal platteland. Deze missie staat voor ogen bij al het beleid dat we uitvoeren. Ook voor de SEA is deze missie het vertrekpunt.

Trede 2: thema's

Onder de departementale missie onderscheiden we drie thema's. Dat zijn:

  • • 
    Land- en tuinbouw
  • • 
    Natuur, visserij en gebiedsgericht werken
  • • 
    Kennis en innovatie

Conform afspraak met de Kamer wordt periodiek, indicatie elke 4 tot 7 jaar, per thema verantwoording afgelegd over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid. Dit gebeurt via een periodieke rapportage (voorheen: beleidsdoorlichting).

Trede 3: centrale doelstellingen

Elk thema kent een aantal centrale doelstellingen. Door uiteenlopende vormen van «georganiseerd handelen» werkt LNV aan het behalen van deze doelstellingen. Voorbeelden hiervan zijn subsidiëring, wetgeving, kennisdeling en uitvoering.

Trede 4: evaluatieonderzoek

Op het niveau van de centrale doelstellingen wordt relevant evaluatieonderzoek weergegeven. Evaluatieonderzoek wordt gebruikt om uitspraken te kunnen doen over het effect van beleid op de voortgang van doelstellingen. Het voorziet in benaderingen en methoden om valide en betrouwbare antwoorden te geven op vragen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid.

THEMA 1: LAND- EN TUINBOUW

Centrale doelstellingen:

  • 1. 
    Het versterken van de concurrentiekracht van duurzame agroketens
  • 2. 
    Bevorderen van voedselzekerheid in de wereld
  • 3. 
    Borgen van voedselveiligheid en voedselkwaliteit
  • 4. 
    Vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/voedsel
  • 5. 
    Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringloop-landbouw)
  • 6. 
    Bevorderen plantgezondheid 7 Bevorderen diergezondheid 8. Bevorderen dierenwelzijn

Financiële omvang:

Begrotingsartikel 21 (€ 404,7 mln.) en deels begrotingsartikel 24 (€ 489,2 mln.)

Vorige beleidsdoorlichting:

2019

Volgende periodieke rapportage (voorheen: beleidsdoorlichting):

2025

Toelichting periodieke rapportage:

Een periodieke rapportage (syntheseonderzoek) brengt op themaniveau opgedane inzichten in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid samen. Om er voor te zorgen dat er genoeg onderliggende inzichten zijn heeft LNV middels scherpe bepalingen van de inzichtbehoefte vooraf een inschatting gemaakt wat er nodig is om de benodigde inzichten te verkrijgen die de bouwstenen vormen voor de periodieke rapportage. De belangrijkste bron voor deze periodieke rapportage zijn inzichten die worden opgedaan uit relevante evaluatieonderzoeken. Recent opgeleverde en geplande evaluatieonderzoeken binnen het thema land- en tuinbouw worden hieronder per centrale doelstelling weergegeven.

  • 1. 
    DOELSTELLING: VERSTERKEN CONCURRENTIEKRACHT DUURZAME AGROKETENS

Evaluaties

 

Jaartal

Type evaluatie

2019

Ex post

2020

Ex post

2022

Ex post

2023

Ex post

2024

Ex post

2025

Ex post

Recent afgerond evaluatieonderzoek:

Garantstelling Landbouw (2010-2016) MEI/EG/Meerjarenafspraak energietransitie glastuinbouw

Bestaande evaluatieplanning:

Tussenevaluatie vermogensversterkende kredieten Brede weersverzekering (incl. vrijstelling asb) Borgstelling MKB-Landbouwkredieten MEI/EHG

Inzichtbehoefte versterken concurrentiekracht duurzame agroketens:

Op het versterken van de concurrentiekracht zijn een aantal thema's te verkennen, die bijdragen aan het opstellen van de inzichtbehoefte. Dit traject wordt komend jaar ter hand genomen.

  • 2. 
    DOELSTELLING: BEVORDEREN VAN VOEDSELZEKERHEID IN DE WERELD

Evaluaties

 

Recent afgerond evaluatieonderzoek:

Jaartal

Type evaluatie

Voedselzekerheid

2019

Ex post

Bestaande evaluatieplanning:

Voedselzekerheid

2023

Ex post

Voedselzekerheid

  • 1. 
    Waarom wordt deze evaluatie uitgevoerd?

De evaluatie gaat zich richten op de concrete doorwerking van die strategie in het voedselzekerheidsbeleid van LNV.

  • 2. 
    Hoe draagt deze evaluatie naar verwachting bij aan meer kennis over de verduurzaming van productie en consumptie?

De evaluatie in 2023 beoogt inzicht te geven in de doorvertaling van de internationale agenda in de effectiviteit en doelmatigheid van het ingezette beleid

Inzichtbehoefte bevorderen voedselzekerheid in de wereld:

Het bevorderen van mondiale voedselzekerheid is een gezamenlijke opgave van de ministeries van LNV en BHOS. De inzet van het Ministerie van LNV richt zich vooral op de beleidsbeïnvloeding van en uitvoering door multilaterale organisaties (w.o. FAO, CFS) en op de bilaterale samenwerking tussen Nederland en landen waar een landbouwraad is geaccrediteerd. De internationale agenda van LNV is hierbij leidend. Inhoudelijk ligt het accent op de thema's: a) Transitie duurzaam voedselsysteem en circulaire landbouw; b) Opgaven klimaat en natuurlijke hulpbronnen; c) Internationale markten en duurzame, efficiënte ketens en d) Ontwikkelen van kennis en technologie op landbouwgebied. De evaluatie in 2023 beoogt inzicht te geven in de doorvertaling van de internationale agenda in de effectiviteit en doelmatigheid van het ingezette beleid.

  • 3. 
    DOELSTELLING: BORGEN VAN VOEDSELVEILIGHEID EN VOEDSELKWALITEIT
 

Evaluaties

Recent afgerond evaluatieonderzoek:

Jaartal

Type evaluatie

Instrument ketenborging.nl

2021

Ex post

COKZ

2021

Ex post

Actieplan Voedselveiligheid

2022

Ex post

Bestaande evaluatieplanning:

NVWA1

2025

Agentschapsdoorlichting

1 Uitstel als gevolg van herinrichting keuring en toezicht (Kamerstukken 28 286, nr. 1258

   

Inzichtbehoefte borgen van voedselveiligheid en voedselkwaliteit:

De voedselveiligheid en -kwaliteit wordt geborgd door inzet van meerdere (semi)publieke organisaties. Dit artikel zorgt door middel van onderliggende evaluaties of het ingerichte stelsel in Nederland waarborgt dat geproduceerde voedsel voldoet aan (Europese) veiligheidseisen en welke politiek-beleidsmatige aandachtspunten er voor verdere ontwikkeling daarvan zijn. De maatregelen die zijn getroffen als gevolg van verschillende voedselincidenten (verontreinigingen / samenstelling) zijn effectief gebleken. De voortdurende controle van de veiligheid en kwaliteit van voedsel biedt voldoende inzicht in de actuele stand van zaken. Een thematische evaluatie is daarom niet direct nodig.

  • 4. 
    DOELSTELLING : VERGROTEN MAATSCHAPPELIJKE WAARDERING VAN LANDBOUW/VOEDSEL

Evaluaties

 

Recent afgerond evaluatieonderzoek:

Jaartal

Type evaluatie

Voedingscentrum

2020

Ex post

Voedselagenda/Voedselverspilling

2021

Ex post

Bestaande

   

evaluatieplanning

   

Voedselverspilling

2025

Ex post

Consumptie duurzaam geproduceerd voedsel

2025

Ex post

Inzichtbehoefte vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/ voedsel :

In de politiek-maatschappelijk vereiste transitie van de (Nederlandse) landbouw is het vergroten van maatschappelijke waardering van landbouw en voedsel van toenemend belang voor het vergroten van waardering van de producenten van ons voedsel, het tegengaan van voedselverspilling, biedt het handelingsperspectief aan consumenten om een duurzamere (en gezondere) keuze te maken ten aanzien van het voedselpatroon en biedt het een stimulans aan verduurzaming van het aanbod en de productie van duurzamere producten.

Eind 2022 wordt middels een gezamenlijke voedselbrief van VWS en LNV het voedselbeleid voor de komende jaren uiteengezet. Deze thematische evaluatie moet er aan bijdragen dat er inzicht komt op een aantal in de begroting benoemde subdoelstellingen (en hun samenhang). De genoemde evaluaties dekken de verschillende domeinen (en instrumentering daarvan) en geven daarmee aanknopingspunten om tot een goede thematische evaluatie te komen.

  • 5. 
    VERDUURZAMING PRODUCTIE EN CONSUMPTIE

Evaluaties

 

Recent afgerond evaluatieonderzoek:

Jaartal

Type evaluatie

Wet gewasbeschermingsmiddelen/beleidsnota Gezonde Groei, Duurzame Oogst

2019

ex post

MEI/EG/Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw

2020

ex post

Ondersteuning projecten biologische sector

2020

ex post

Fonds kleine toepassingen

2020

ex post

Collectief stelsel Agrarisch natuur en landschapsbeheer

2021

ex post

Slimmer landgebruik/nationaal programma landbouwbodems1

2021

ex post

Opkoopregeling rondom natura2000 gebieden1

2021

ex post

Bureau Erkenningen

2021

ex ante

Stichting zeldzame huisdieren

2021

ex post

Ctgb

2022

ex post

Bestaande evaluatieplanning:

Bossenstrategie1

2026

ex post

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen1

2022/2023

ex post

Veenweidegebieden (impuls,uitrol)1

2023

ex post

Subsidiemodules brongerichte verduurzaming van stallen1

2024

ex post

Regeling kunstmestvervanging en mestverwerking

2025

ex post

Integrale aanpak methaan en ammoniak via het voer- en dierspoor

2025

ex post

Brongerichte maatregelen: pilots en demo's

2025

ex post

Beknopte tussenevaluatie meststoffenwet

2021

ex durante

GLB/NSP

2021

ex ante

  • 5. 
    VERDUURZAMING PRODUCTIE EN CONSUMPTIE
 

Wet gewasbescherming en biociden

2023

ex post

Regeling waterbassins mest

2025

ex post

Evaluatie meststoffenwet

2027

ex post

MEI/EHG regelingen glastuinbouw

2025

ex post

Aan de planning toegevoegde evaluaties (SEA 2023):

Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv)

2026

ex post

Inzichtbehoefte verduurzaming productie en consumptie

De randvoorwaarden (natuur en stikstof, klimaat, gewasbescherming en waterkwaliteit, o.a. via meststoffen) bepalen de ruimte waarbinnen land- en tuinbouw economisch rendabel kunnen produceren. Het doel van dit artikel is om de ecologische ruimte voor land- en tuinbouw te bepalen, waarbij inzicht gewenst is op de effecten hiervan op zowel de beoogde doelen als de economische mogelijkheden voor betrokkenondernemers. De genoemde evaluaties dekken de verschillende domeinen (en instrumentering daarvan) en geven daarmee aanknopingspunten om tot een goede thematische evaluatie te komen. In die thematische evaluatie dient aan de orde te komen hoe verdienvermogen en verduurzaming samenhangen en ook op welke manier het sluiten van kringlopen bijdraagt het bereiken van deze doelen.

De verduurzaming van de productie en van de consumptie is vanwege de import en export is niet lineair aan elkaar verbonden, verduurzaming van de consumptie betekent niet één op één verduurzaming van de productie en vice versa. Verduurzaming van de productie wordt daarmee niet automatisch terugverdiend, waardoor het verdienvermogen onder druk staat. Het verder inzichtelijk maken wat de ecologische randvoorwaarden betekenen voor de economische structuur en het verdienvermogen van de sector is relevant. Hier is nog geen onderzoek in voorzien.

Aan de planning toegevoegde evaluaties (SEA 2023):

Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv).

  • 1. 
    Waarom wordt deze evaluatie uitgevoerd?

Met de evaluatie wordt inzicht verkregen in het effect van de Lbv op de reductie van de stikstofemissie en depositie op voor stikstof gevoelige en overbelaste Natura 2000 gebieden, evenals inzicht in de werking en aspecten van de Lbv ten behoeve van het optimaal vormgeven van eventuele volgende maatregelen.

  • 2. 
    Hoe draagt deze evaluatie naar verwachting bij aan meer kennis over de verduurzaming van productie en consumptie?

De evaluatie zal kennis opleveren over de manier waarop de Lbv heeft bijgedragen aan het terugdringen van de stikstofemissie en depositie vanuit de veehouderij.

  • 6. 
    BEVORDEREN PLANTGEZONDHEID

Evaluaties

 

Recent afgerond evaluatieonderzoek:

Jaartal

Type evaluatie

Keurings- en toezichtslandschap

2020

Brede analyse

Bestaande evaluatieplanning:

Raad voor Plantenrassen

2022

Ex post

  • 6. 
    BEVORDEREN PLANTGEZONDHEID

Plantaardige en biologische keuringsdiensten (NAK, Naktuinbouw, BKD, KCB, SKAL)

Handhavingsinstrumentarium Keuringsdiensten binnen de Zaaizaad en plantgoedwet

2022/2024 voor SKAL

2022

Ex post

Ex post

Inzichtbehoefte bevorderen plantgezondheid

Het Ministerie van LNV heeft de Europese verplichting om plantgezondheid te bevorderen en borgen, zowel van in Nederland geteeld als via Nederland doorgevoerd plantmateriaal. Dit vraagt borging en handhaving van deze verplichtingen door verschillende (al dan niet onderling samenwerkende) uitvoeringsorganisaties (Keuringsdiensten etc). Evaluaties geven zicht op de werking van deze organisaties i.r.t. de gestelde taak én de realisatie van de EU verplichtingen, en geven zo nodig aanbevelingen om zwakke punten te verbeteren. In een thematische evaluatie zou gekeken kunnen worden naar de samenhang van het totale beleid: de bijdrage van de verschillende organisaties en hun samenwerking, maar ook de prestaties van de Nederland op het gebied van plantgezondheid in relatie tot andere Europese lidstaten.

7 BEVORDEREN DIERGEZONDHEID

Evaluaties

 

Recent afgerond evaluatieonderzoek:

Jaartal

Type evaluatie

Diergezondheidsfonds

2019

Ex post

Evaluatie van de uitbraak van Sars-Cov-2 in de nertsenhouderij

2022

Ex post

Bestaande evaluatieplanning:

Evaluatie van de vogelgriepuitbraken in het seizoen 2020/2021/2022

2022/2023

Ex post

Aan de planning toegevoegde evaluaties (SEA 2023):

2020-2025

Ex durante

Evaluatie basismonitoring diergezondheid

Inzichtbehoefte bevorderen diergezondheid

Gezonde dieren zijn de norm. Het doel van het beleid is om ziekten zoveel als mogelijk te voorkomen, vroegtijdig op te sporen en effectief te bestrijden waar noodzakelijk. De recente evaluaties en hierboven genoemde aanvullende evaluatie voldoen ons inziens voor nu voldoende om inzicht te krijgen in hoe de doelstelling van ons beleid te behalen. Op het gebied van antibioticabeleid krijgt LNV jaarlijks een rapportage van de onafhankelijk stichting diergeneesmiddelen autoriteit, welke ook als jaarlijkse evaluatie van het beleid geldt. Daarnaast is in 2021 een expert-rapport zoönosen verschenen, welke samen met de evaluatie van de uitbraak van Sars-Cov-2 in de nertsenhouderij de basis vormt voor het recent gepubliceerde Nationaal Actieplan Zoönosen. Hiermee bestaat momenteel voldoende inzicht op het beleidsterrein diergezondheid.

Aan de planning toegevoegde evaluaties (SEA 2023):

  • 1. 
    Waarom wordt deze evaluatie uitgevoerd?

De basismonitoring geeft inzicht in trends en ontwikkelingen ten aanzien van de diergezondheid van de grote diersectoren (rundvee, varkens, pluimvee en kleine herkauwers). De basismonitoring loopt sinds 2001 en is sindsdien al diverse malen geëvalueerd, met name ten aanzien van de uitvoerder: de Gezondheidsdienst voor Dieren. De laatste (afgeronde) evaluatie stamt uit 2017

In 2020 is met een nieuwe evaluatie van de basismonitoring diergezondheid gestart. Dit betreft een promotieonderzoek aan de Universiteit Utrecht. In de huidige evaluatie wordt de effectiviteit en efficiëntie onderzocht om te bezien of de middelen, uit het Diergezondheidsfonds, doelmatig worden besteed.

  • 2. 
    Hoe draagt deze evaluatie naar verwachting bij aan meer kennis over het bevorderen van de diergezondheid?

De evaluatie moet aantonen of en hoe de basismonitoring effectief én doelmatig is in het bewaken en verbeteren van de diergezondheid in Nederland. Eventuele aanbevelingen moeten leiden tot aanpassingen, zodat de basismonitoring een waardevol instrument blijft in het streven naar een hoge diergezondheid in een duurzame veehouderij in de toekomst.

  • 8. 
    BEVORDEREN DIERENWELZIJN

Evaluaties

 

Recent afgerond evaluatieonderzoek:

Jaartal

Type evaluatie

Wet Dieren

2020

Ex post

Centrale commissie dierproeven

2021

Ex post

Inbeslaggenomen goederen (IBG) en Landelijke inspectiedienst dierenbescherming (LID)

2021

Ex post

Landelijk informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG)

2021

Ex post

Nationaal comité advies dierproevenbeleid

2021

Ex post

Bestaande evaluatieplanning:

Identificatie en registratie hond

2026

Ex post

Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19

2023

Ex post

Inzichtbehoefte bevorderen dierenwelzijn

Veruit de meeste normen ten aanzien van dierwelzijn bij (landbouwhuis)dieren, transport voor dieren en het doden van landbouwhuisdieren zijn gebaseerd op EU-wetgeving. Vorig jaar heeft de Europese Commissie een traject gestart voor de herziening van de EU dierenwelzijns-regelgeving. De Commissie komt eind 2023 met voorstellen voor aanpassing van de regelgeving. Ook de normen op het gebied van dierproeven zijn gebaseerd op EU-wetgeving. Daarnaast zet LNV zich in om het niveau van dierenwelzijn verder te verhogen. Voor gezelschapsdieren zijn relatief minder specifieke normen in (EU)-regelgeving opgenomen. In de praktijk worden problemen met dierenwelzijn bij gezelschapsdieren veelal veroorzaakt door gebrek aan kennis over de lichamelijke en gedragsmatige behoeftes van de dieren. Daarom wordt naast wetgeving voor gezelschapsdieren voornamelijk ingezet op het instrument communicatie (Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren). Daarnaast is handhaving van belang, welke wordt uitgevoerd door de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID). De genoemde evaluaties geven zicht op de werking van het (regelgevend) instrumentarium, de handhaving, en geven aanbevelingen om de (uitvoering van) het instrumentarium in de praktijk zo nodig te versterken.

De voorziene evaluatie van tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19 zal mede toezien op de doeltreffendheid van de subsidieregeling.

OVERIGE EVALUATIES (O.A. FISCALE REGELINGEN )

OVERIGE EVALUATIES (O.A. FISCALE REGELINGEN ) Evaluaties

 

Recent afgerond evaluatieonderzoek:

Jaartal

Type evaluatie

Onderzoeksrapporten van de Auditdienst Rijk (ADR) over de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

2019

Onderzoek

Onderzoek kostentoerekening en doelmatigheid NVWA

2020

Onderzoek

Energiebelasting verlaagd tarief glastuinbouw

2021

Fiscaal

Bestaande evaluatieplanning:

   

IB/VPB Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

2023

Fiscaal

Brede evaluatie van

   

het verlaagde btw-

2023

Fiscaal

tarief (incl. sierteelt)

   

Vrijstelling overdrachtsbelasting cultuurgrond

2025

Fiscaal

Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers (COVID-19)

2022

Ex post

OVK (ongedekte vaste kosten TVL)

nader te bepalen

Ex post

THEMA 2: NATUUR, VISSERIJ EN GEBIEDSGERICHT WERKEN

Centrale doelstellingen:

  • 1. 
    Zorgen voor de instandhouding van biodiversiteit
  • 2. 
    Streven naar een duurzame en economisch rendabele visserijsector
  • 3. 
    De regie voeren over de instandhouding van de kwaliteit van het landelijk gebied en een vitale regio

Financiële omvang:

Begrotingsartikel 22 (€ 1218,9 mln.) en deels begrotingsartikel 24 (€ 489,2 mln.)

Vorige periodieke rapportage/beleidsdoorlichting:

2021

Oplevering periodieke rapportage/beleidsdoorlichting:

2027

Toelichting periodieke rapportage:

Een periodieke rapportage (syntheseonderzoek) brengt op themaniveau opgedane inzichten in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid samen. De belangrijkste bron voor deze periodieke rapportage zijn inzichten die worden opgedaan uit relevante evaluatieonderzoeken. Recent opgeleverde en geplande evaluatieonderzoeken binnen het thema natuur, visserij en gebiedsgericht werken worden hieronder per centrale doelstelling weergegeven.

  • 1. 
    DOELSTELLING: ZORGEN VOOR DE INSTANDHOUDING VAN BIODIVERSITEIT

Evaluaties

 

Recent afgerond evaluatieonderzoek:

Jaartal

Type

Programma natuurlijk ondernemen (waaronder Subsidieregeling innovatieve projecten biodiversiteit)

2019

Ex

post

Natuurpact/Natuurvisie

2020

Ex

durante

Evaluatie collectief stelsel Agrarisch natuur en landschapsbeheer (ANLb)

2021

Ex

post

Beleidsevaluatie Programma aanpak Stikstof (PAS) en evaluatie Wetstraject PAS

2020

Ex

post

Natura2000 doelendocument

2020

Ex

durante

Opkoop rondom Natura 2000 gebieden

2021

Ex

post

Bestaande evaluatieplanning:

 

Natuurbeleids- en koraal actieplan Caribisch Nederland 2020-2030

2025

Ex post

Evaluatie implementatie exotenverordening

2021[1]

Ex post

Programma naar een Rijke Waddenzee

2022

Ex post

Staatsbosbeheer

2022

Ex post

Beheerautoriteit Waddenzee

2023

Ex post

Impuls natuurherstelmaatregelen

2025

Ex post

Programma Natuur

Eind2022/2023

Ex post

Bossenstrategie

2026

Ex post

Veenweiden

2023

Ex post

Aan de planning toegevoegde evaluaties (SEA 2022):

Inzichtbehoefte zorgen voor de instandhouding van biodiversiteit

De evaluatieaanpak van het natuurbeleid wordt vorm gegeven via twee sporen, die parallel aan elkaar bewandeld worden:

  • 1) 
    Meer en betere natuur
  • 2) 
    De transitie naar een natuurinclusieve samenleving

Uiteraard wordt dat gedaan in nauwe samenspraak met provincies en een veelheid aan andere partijen die onontbeerlijk zijn voor het voeren van een succesvol natuurbeleid.

Ad 1) Meer en betere natuur

Hieronder wordt verstaan het beter en sneller doorvoeren van reeds ingezet en beoogd beleid om de natuur te beschermen en nieuwe natuur te ontwikkelen. Te denken valt hierbij aan het afmaken van het Natuurnetwerk Nederland in 2027, het beheer van de Natura 2000-gebieden, het uitvoeren programmatische aanpak grote wateren, het Noordzee-akkoord, de Bossen-strategie, Nationale Parken, het Programma Natuur en het verder vergroten van het natuurareaal (niet Natura 2000), conform het coalitieakkoord (onderdeel Transitiefonds).

Ad 2) De transitie naar een natuurinclusieve samenleving

Uit onderzoek, zowel nationaal als internationaal (onder meer het IPBES-rapport uit 2019, Kamerstuk 26407, nr. 130) wordt steeds meer duidelijk dat het beschermen van de bestaande natuur en het uitbreiden van het areaal beschermde natuur niet voldoende is om de natuur en biodiversiteit duurzaam te versterken. Daarvoor is een transitie nodig naar een natuurinclusieve samenleving. Natuur moet een vanzelfsprekend onderdeel worden van alle maatschappelijke domeinen en ook het landschap buiten beschermde natuurgebieden natuurinclusief worden ingericht. Denk hierbij aan de veranderingen in de landbouw naar kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw. Maar ook aan natuurinclusief bouwen en wonen, het vergroenen van infrastructuur en bedrijventerreinen en onze consumptie-en productiemechanismen (ecologische voetafdruk). In de in juni 2022 gepresenteerde Agenda Natuurinclusief komen veel van deze ambities samen. Hier ga ik de komende jaren samen met andere betrokken partijen mee aan de slag.

Ik wil het evaluatiekader voor het natuurbeleid de komende jaren zo veel mogelijk vormgeven langs deze twee lijnen. Daarbij maak ik ook gebruik van de aanbevelingen van de beleidsdoorlichting van het begrotingsartikel natuur die in november 2021 aan u is aangeboden (Kamerstuk 31104, nr.

11). De beleidsdoorlichting concludeerde ten eerste dat de kwaliteit van de beleidsevaluaties, gericht op doelmatigheid en doeltreffendheid, kan verbeteren. Ten tweede kan de samenhang van het natuurbeleid met andere beleidsdomeinen, zoals landbouw, klimaat en energie, en daarmee ook de samenhang van de evaluatie van dat beleid, volgens de beleidsdoorlichting versterkt worden. In de kabinetsreactie op deze beleidsdoorlichting heeft mijn voorganger laten weten dat zij deze conclusies onderschrijft en dat we hiermee aan de slag gaan. De terechte behoefte aan meer integraliteit is verder versterkt door de ambities uit het coalitieakkoord met betrekking tot onder andere het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), het Transitiefonds en het Klimaatfonds en de daarbij behorende gebiedsgerichte uitwerkingen. Ik zie hierin dan ook een grote uitdaging om het natuurbeleid goed in te bedden in de transitie die het landelijk gebeid de komende jaren zal doormaken. Daarbij is het belangrijk om aan de voorkant duidelijke doelen te stellen, onder andere om de kwaliteit van toekomstige evaluaties te verbeteren.

Aan de planning toegevoegde evaluaties (SEA 2023):

Aan de SEA is de evaluatie van de Houtopstanden toegevoegd.

  • 1. 
    Waarom wordt deze evaluatie uitgevoerd?

Deze evaluatie van de houtopstanden wordt uitgevoerd, omdat er de laatste jaren veel ontwikkelingen zijn geweest op het terrein van bosaanleg, bosbeheer en houtkap. Denk hierbij aan de landelijke Bossenstrategie van Rijk en provincies. De essentie van de wettelijke bepalingen omtrent houtopstanden, opgenomen in de Wet natuurbescherming, bestaat al geruime tijd en was eerder verankerd in de Boswet. Het is goed om vanuit de huidige blik op bos te kijken naar het wettelijke instrumentarium, de uitvoerbaarheid daarvan en de rol daarbij van de diverse bestuursorganen. Het doel van het wettelijke instrumentarium, namelijk het behoud en duurzaam voortbestaan van houtopstanden, staat daarbij niet ter discussie.

  • 2. 
    Hoe draagt deze evaluatie naar verwachting bij aan meer kennis over de instandhouding van biodiversiteit?

Bos is een belangrijke drager van biodiversiteit. Een effectief wettelijk instrumentarium ter bescherming van houtopstanden draagt hiermee bij aan de instandhouding van biodiversiteit.

  • 2. 
    DOELSTELLING: STREVEN NAAR EEN DUURZAAMBEHEER VISBESTANDEN

Evaluaties

 

Recent afgeronde evaluatieonderzoek:

Jaartal

Type

Convenant visserij in beschermde gebieden

2020

Ex post

Bestaande evaluatieplanning

Jaartal

Type

EU gemeenschappelijk visserijbeleid

2022

Ex post

Noordzeeakkoord

2023

Ex Durante

Visserij Innovatie Netwerk

2024

Ex durante

Maatregelenpakket IJsselmeergebied

2026

Ex post

Aan de planning toegevoegde evaluaties (SEA 2023)

Jaartal

Type

Brexit Adjustment Reserve

2024

Ex post

Inzichtbehoefte: zorgen voor een duurzaam beheer van visbestanden

Om te komen tot een duurzaam beheer van de visbestanden is het van belang dat de visserijsector een transitie doormaakt en zich richt op vangst-of vismethoden om selectiever te vissen, met minder bodemberoering en de negatieve effecten op natuur en milieu vermindert. Op dit moment wordt gewerkt aan het verder invullen van de doelstelling van duurzame visserij door:

  • 1) 
    het verder invullen van de Innovatieagenda

De Innovatieagenda moet richting geven aan het proces om te komen tot een meer duurzame vloot. Op lange termijn zal de visserijsector voedsel moeten oogsten binnen ecologische randvoorwaarden en met schone motoren. De sector moet kleiner, wendbaarder en diverser worden en volop de mogelijkheden benutten die de Noordzee en de andere wateren bieden, ook voor (plantaardige) voedselwinning in windparken. Centraal binnen de Innovatieagenda staat het tot stand brengen van het Visserij Innovatie Netwerk (VIN). Het doel van de samenwerking binnen het VIN is te komen tot een positief innovatieklimaat. Zowel nationaal als internationaal zal het VIN waar relevant aansluiting zoeken bij netwerken van ondernemers, onderzoekers, rijkspartijen en NGO's.

  • 2) 
    het opstellen van een voedselvisie voor de voedselwinning uit de Noordzee en de grote wateren

Dit najaar zullen de onderzoeksopgaven en overige acties worden gedefinieerd die in aanvulling op lopende acties nodig zijn om vóór de zomer van 2023 tot een concreter eindbeeld te komen hoe de voedselwinning over enkele decennia eruit kan zien.

In de komende jaren zal duidelijk worden hoe dit beleid zich verder ontwikkeld en zal de SEA op deze doelstelling verder ingekleurd worden.

Aan de planning toegevoegde evaluaties (SEA 2023):

  • 1. 
    Waarom wordt deze evaluatie uitgevoerd?

De Brexit Adjustment Reserve wordt door Nederland ingezet om met name de negatieve gevolgen van de quota reducties die zijn afgesproken in de gesloten handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk op te vangen. De evaluatie zal zich richten op de vraag of de door de quota reducties getroffen visserijbedrijven in voldoende mate zijn bereikt.

  • 2. 
    Hoe draagt deze evaluatie naar verwachting bij aan meer kennis over het streven naar een duurzame en economisch rendabele visserijsector? Door op basis van door RVO geleverde data inzicht te krijgen in hoeveel visserijbedrijven gebruik hebben gemaakt van de verschillende BAR-visse-rijregelingen zal duidelijk worden in hoeverre de regelingen het doel hebben bereikt van het in balans brengen van vangstmogelijkheden en vangstcapaciteit.
  • 3. 
    DOELSTELLING: REGIE VOEREN OVER DE INSTANDHOUDING VAN DE KWALITEIT VAN HET LANDELIJK GEBIED EN EEN VITALE REGIO

Evaluaties

Jaartal    Type evaluatie

Recent afgerond evaluatieonderzoek:

  • 3. 
    DOELSTELLING: REGIE VOEREN OVER DE INSTANDHOUDING VAN DE KWALITEIT VAN HET LANDELIJK GEBIED EN EEN VITALE REGIO

IBP Vitaal Platteland

Lerende evaluatie (PBL)

Bestaande evaluatieplanning:

Regio Envelop    2023    Ex post

Aan de planning toegevoegde evaluaties (SEA 2023):

Lerende evaluatie Nationaal Programma Landelijk Gebied    Ntb    Ex Durante

Inzichtbehoefte: regie voeren over de instandhouding van de kwaliteit van het landelijk gebied en een vitale regio

De doelstelling 'regie voeren over de instandhouding van de kwaliteit van het landelijk gebied en een vitale regio' is nog in ontwikkeling. Op dit moment wordt er gewerkt aan de opzet van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). In de komende jaren zal duidelijk worden hoe dit beleid zich verder ontwikkeld en zal de SEA op deze doelstelling verder ingekleurd worden.

Op dit moment is er bekend:

Inzichten vanuit de lerende evaluatie IBP Vitaal Platteland (IBP-VP) worden gebruikt in de ontwikkeling van het NPLG. Alle handelingsperspectieven die de evaluatie aanreikt (publieke waarden/doelen centraal stellen, visie voor de lange termijn, creëren van duidelijke kaders vanuit het Rijk, het verbinden van beleid en praktijk en doorbreken van sectorale aansturing) worden hierbij ingezet.

Inzichten vanuit de Regio Envelop zullen, waar deze relevant en op tijd beschikbaar zijn, ook ingezet worden.

Verwachte inzichtbehoefte:

In afwachting van de definitieve doelstelling is de verwachting dat er inzicht gewenst is in de impact en (door)werking van het NPLG. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan benodigde randvoorwaarden, instrumentarium, sturing, of sociaal-economische impact.

Aan de planning toegevoegde evaluaties (SEA 2023):

Lerende evaluatie Nationaal Programma Landelijk Gebied (in afwachting van akkoord PBL).

  • 1. 
    Waarom wordt deze evaluatie uitgevoerd?

Het NPLG moet een lerend en adaptief programma worden. Hiervoor wordt bij de ontwikkeling gebruik gemaakt van lessen uit het verleden, zoals de lerende evaluatie IBP-VP Om direct vanaf de start inzichten en verbetermogelijkheden te vergaren en snel bij te kunnen sturen is het PBL gevraagd om een lerende evaluatie (ex durante) uit te voeren.

  • 2. 
    Hoe draagt deze evaluatie naar verwachting bij aan meer kennis over de instandhouding van de kwaliteit van het landelijk gebied en een vitale regio? De evaluatie zal inzicht geven in de impact en (door)werking van het NPLG beleidsprogramma en daarnaast handelingsperspectieven geven om deze impact (effectiviteit en efficiëntie) van het NPLG te vergroten.

OVERIGE EVALUATIES (O.A. FISCALE REGELINGEN)

Recent afgerond onderzoek:

Jaartal

Type evaluatie

Voortgangsrapportage

 Voortgangsrapportage Natuurpact   2020

 

Bestaande evaluatieplanning:

Vrijstelling overdrachtsbelasting natuurgrond

2025

Fiscaal

Vrijstelling overdrachtsbelasting Bureau Beheer Landbouwgronden

2025

Fiscaal

Vrijstelling overdrachtsbelasting inrichting landelijk gebied

2025

Fiscaal

Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet

2033

Fiscaal

IB/VPB Bosbouwvrijstelling

Na 2025

Fiscaal

Vrijstelling IB/VPB vergoeding bos- en natuurbeheer

Na 2025

Fiscaal

Vrijstelling bos- en natuurterreinen box 3

2025

Fiscaal

THEMA 3: KENNIS & INNOVATIE

Centrale doelstellingen:

  • 1. 
    Borgen en benutten van een kwalitatief hoogwaardige kennis- en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur
  • 2. 
    Borgen van wettelijke onderzoekstaken

Financiele omvang:

Begrotingsartikel 23 (€ 263,5 mln.)

Vorige periodieke rapportage/beleidsdoorlichting:

2019

Oplevering periodieke rapportage/beleidsdoorlichting:

2024

Toelichting periodieke rapportage:

Een periodieke rapportage (syntheseonderzoek) brengt op themaniveau opgedane inzichten in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid samen. De belangrijkste bron voor deze periodieke rapportage zijn inzichten die worden opgedaan uit relevante evaluatieonderzoeken. Recent opgeleverde en geplande evaluatieonderzoeken binnen het thema kennis & innovatie worden hieronder per centrale doelstelling weergegeven.

  • 1. 
    DOELSTELLING: BORGEN EN BENUTTEN VAN EEN KWALITATIEF HOOGWAARDIGE KENNIS- EN INNOVATIE- EN ONDERZOEKSINFRASTRUCTUUR

Evaluaties

 

Recent afgerond evaluatieonderzoek

Jaartal

Type

Subsidie Jong Leren

Eten

2020

 

Tussenevaluatie Groenpact

2021

Ex durante

Toegepast onderzoek; TO2-instellingen (o.a. Wageningen Research)

2021

Ex post

Voedselagenda/

Voedselverspilling

2021

Ex post

Bestaande evaluatieplanning:

Subsidieregeling Instituten voor toegepast onderzoek (TO2-regeling)

2022

Ex post

Regeling Agrarische bedrijfsadvisering en educatie (SABE)

2024

Ex post

Kennis- en Innovatieagenda (KIA)

2023

Ex post

Kennisprogramma's DuurzaamDoor en Jonger Leren Eten

2023

Tussenevaluatie

OBN

2024

Ex post

Kennisprogramma's DuurzaamDoor en Jonger Leren Eten

2025

Ex post

Inzichtbehoefte borgen en benutten van een kwalitatief hoogwaardige kennis- en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur

Het doel dat ten grondslag ligt achter dit deel van de SEA is om thematisch te evalueren of de doelstelling om tot een kwalitatief hoogwaardig kennisen innovatie en onderzoeksinfrastructuur te komen dichterbij wordt gebracht door het onderliggende beleid. Deze thematische evaluatie moet er ook aan bijdragen dat er inzicht komt op een aantal in de begroting benoemde subdoelstellingen. Deze subdoelstellingen gaan onder meer over kennis- benutting, verspreiding en bevordering. De evaluaties die hierboven genoemd worden moeten een antwoord gaan geven in hoeverre deze (sub)doelstellingen worden behaald. De evaluaties dekken de verschillende domeinen van het kennis- en innovatiebeleid en geven daarmee in de toekomst de aanknopingspunten om tot een goede thematische evaluatie te komen.

  • 2. 
    DOELSTELLING: BORGEN WETTELIJKE ONDERZOEKSTAKEN

Evaluaties

 

Recent afgerond evaluatieonderzoek

Jaartal

Type

WOT genetische bronnen

2021

ex post

WOT Voedselveiligheid

2021

ex post

WOT besmettelijke dierziekten

2021

ex post

WOT economische informatievoorziening

2021

ex post

Bestaande evaluatieplanning:

WOT visserijonderzoek

2022

ex post

WOT natuur en milieu

2022

Ex post

Inzichtbehoefte borgen wettelijke onderzoekstaken

Het ministerie van LNV heeft de Europese verplichting om zes wettelijke onderzoekstaken uit te laten voeren. Deze onderzoekstaken/systeemtaken worden namens LNV door verschillende Wageningse instituten uitgevoerd. De evaluaties van deze wettelijke onderzoekstaken geven inzicht in hoeverre deze taken doeltreffend en doelmatig worden uitgevoerd. Het verschaft daarnaast per wettelijke onderzoekstaak specifieke inzichten op een variatie aan thema's zoals bijvoorbeeld; de interactie tussen de verschillende betrokken ministeries, Europese vergelijking (uitvoering van deze taken in verschillende landen) en de toekomst bestendigheid van de wettelijke onderzoekstaken (vergrijzing).

Bijlage 7: Rijksuitgaven Caribisch Nederland

Tabel 1 Departementaal overzicht Rijksuitgaven Caribisch Nederland

 

Artikel/ instrument    Taak    Bijdrage

realisatie

 

ontwerpbegroting 2023

   
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal uitgaven

4.065

12.435

14.292

17.037

800

800

800

 
 

Artikel 22 Natuur, visserij en gebiedsgericht werken1

4.065

12.435

14.292

17.037

800

800

800

Bijdrage aan medeoverheden    R    I

4.065

12.435

14.292

17.037

800

800

800

1 Dit was voorheen artikel 12 Natuur en biodiversiteit.

Toelichting

Artikel 22 - Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

In 2023 wordt verder uitvoering gegeven aan het Natuur- en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020-2030 (NMBP). Voor de financiering van de eerste fase van het NMBP is bij Voorjaarsnota 2022 in totaal € 35,0 mln. aan de LNV-begroting toegevoegd. In samenwerking met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en Infrastructuur en Waterstaat zijn plannen opgesteld om deze middelen doelmatig en doeltreffend in te zetten via de openbare lichamen van de eilanden. Het gaat om maatregelen die gericht zijn op onder andere erosiebestrijding, het herstel en behoud van habitats en soorten, waterkwaliteitsverbetering, sargassum bestrijding, landbouwontwikkeling en onderzoek en monitoring. Hiervoor is in 2023 € 14,3 mln. beschikbaar, waarvan € 1,7 mln. afkomstig is uit de Regio Envelop. Daarnaast wordt in 2023 vanuit de reguliere middelen ingezet op de ondersteuning voor het beheer van het Nationaal park Sababank, monitoring en capaciteit vanuit het ministerie van LNV voor uitvoering van het NMBP.

Bijlage 8: NGF-bijlage

 

Uitgavenraming NGF-projecten (bedragen x € 1.000)

2022    2023    2024

2025

2026

2027

 

Totaal uitgaven NGF-Project    700    2 709

CROP-XR    700    2'709

3.962

4.302

4.522

4.636

Subtotaal uitgaven project

CROP-XR

700

2.709

3.962

4.302

4.522

4.636

U23 Kennis en innovatie (05 -Subsidies)

290520-U23 Groeifonds - Crop

XR

700

2.709

3.962

4.302

4.522

4.636

Ontvangsten (uit NGF Fonds)    700    2.709    3.962    4.302    4.522    4.636

Het NGF programma CROP-XR richt zich op de ontwikkeling van robuuste, extra-weerbare (eXtra Resilient) landbouwgewassen. Het betreft een combinatie van fundamenteel onderzoek met vertaling naar individuele gewassen in meer toepassingsgerichte onderzoeksprojecten. CROP-XR bevat tevens een pijler op het gebied van onderwijs. Uitvoerders zijn universiteiten en HBO instellingen en een groot scala aan bedrijven. Het totale programma omvat 82 miljoen euro, met bijdragen vanuit het Nationaal Groeifonds, NWO, universiteiten, en private partners. De Nationaal Groeifonds bijdrage is 21 miljoen euro voor fase 0 en 1 (2022-2027), en bevat ook een voorwaardelijke toekenning van € 22 mln. voor fase 2 (2028-2032).

Bijlage 9: Overzicht kengetallen en indicatoren

Inleiding

Dit overzicht gaat in op diverse indicatoren en kengetallen. Met ingang van deze begroting zijn deze gecategoriseerd in de herkenbare thema's van de Strategische Evaluatie Agenda (zie bijlage 6). Dit komt de samenhang tussen monitoring en evaluatieonderzoek ten goede. Indicatoren en kengetallen zijn meetbare grootheden die een belangrijke signalerende functie hebben. Kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie. Indicatoren zijn vaker concreet gebonden aan de inzet van een beleidsmaatregel of doelen van beleid. Scores op indicatoren kunnen daarom aanleiding zijn om beleid bij te sturen. Om echter de daadwerkelijke effecten van het gevoerde beleid op de «scores» uit de indicatoren vast te kunnen stellen is nader evaluatieonderzoek nodig. De recente afgeronde en geplande evaluatieonderzoeken staan opgenomen in de SEA (bijlage 6).

DOELSTELLING: VERSTERKEN CONCURRENTIEKRACHT DUURZAME AGROKETENS

Export van agrarische producten uit Nederland

 

Land

2015

2016

2017

2018 2019 (raming)

2019

(realisatie)

2020

(realisatie)

2021 (raming juni)

Duitsland

20.711

21.836

22.905

22.688

23.566

23.579

24.496

26.883

België

8.581

9.119

10.099

10.254

10.775

10.779

10.708

12.347

Verenigd Koninkrijk

8.269

8.321

8.576

8.591

8.696

8.658

8.524

8.654

Frankrijk

6.714

7.001

7.747

7.665

7.736

7.726

7.571

8.855

China

3.183

3.320

3.378

3.427

3.569

3.562

3.311

3.948

Overige landen

33.926

35.202

37.357

37.771

40.199

40.319

41.129

45.741

Totaal landen

81.384

84.800

90.062

90.396

94.541

94.623

95.739

106.428

Kengetallen land- en tuinbouw bedrijven

2000

2010

2015

2018

2019

2020

2021

Aantal land- en tuinbouw bedrijven

97.390

72.320

63.910

53.910

53.233

52.700

52.110

Gemiddelde inkomen per onbetaalde aje in de primaire sector (€)

 

41.400

46.800

52.500

71.400

50.300

67.300

Aantal landbouwbedrijven met verbrede landbouw activiteiten

         

22.000

 
 

Kengetallen toegevoegde waarde

2010

2015

2018

2019

     

Toegevoegde waarde van het agrocomplex (mld. €)

45

49

54

56

     

Waarvan gebaseerd op

             

binnenlandse

64%

61%

57%

59%

     

agrogrondstoffen (%)

             

Werkgelegenheid in het agrocomplex

590.000

598.000

650.000

656.000

     

Waarvan gebaseerd op

             

binnenlandse

70%

69%

66%

67%

     

agrogrondstoffen (%)

             
 

Kengetal bedrijfshoofd

2000

2004

2008

2012

2016 2020*

   

Aantal bedrijven met een bedrijfshoofd van > 55 jaar

54.102

46.414

39.839

39.508

33.202

34.136

 

waarvan zonder opvolging (%)

59

64

72

66

62

60

 

Aantal land- en tuinbouw bedrijven

Dit kengetal geeft het aantal land- en tuinbouw bedrijven weer dat actief is in Nederland. Deze gegevens worden verzameld in de Landbouwtelling en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet

Gemiddelde inkomen per onbetaalde aje in de primaire sector (€)

Dit kengetal geeft het gemiddelde inkomen uit bedrijf in de primaire landen tuinbouwsector weer in euro per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Deze gegevens worden verzameld door Wageningen Economic Research via het Bedrijven Informatie Netwerk (BIN).

Wageningen Economic Research berekent het agrarisch inkomen per onbetaalde aje. Agrarisch ondernemers en hun gezinsleden verrichten in de meeste sectoren nog het merendeel van de arbeid zelf, maar krijgen meestal geen salaris. Een arbeidskracht die in een jaar 2.000 uur of meer werkt, wordt gezien als één aje. Wie minder werkt, telt voor minder dan één aje. Wageningen Economic Research deelt het inkomen uit bedrijf in deze situatie door het aantal onbetaalde aje. Op deze manier zijn de inkomens van verschillende bedrijfstypen beter met elkaar te vergelijken. Daarmee is het resultaat dus gekoppeld aan de hoeveelheid input.

Aantal landbouwbedrijven met verbrede landbouw activiteiten Dit kengetal geeft het aantal land- en tuinbouwbedrijven weer dat een of meer verbredingsactiviteiten als aanvullende inkomstenbron heeft. De gegevens voor dit kengetal komen uit de landbouwtelling en worden gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet. De verbredingscijfers op basis van de Landbouwtelling kunnen een onvolledig beeld geven, onder andere omdat steeds meer ondernemers hun bedrijven (als gevolg van bv. wetgeving, fiscale voordelen, of risicospreiding) splitsen in meerdere zelfstandige bedrijven met eigen rechtsvorm en boekhouding. Deze bedrijven komen mogelijk niet in beeld via de Landbouwtelling.

Onder verbredingsactiviteiten wordt verstaan: Verkoop aan huis, stalling van goederen of dieren, agrotoerisme, verwerking van landbouwproducten, zorglandbouw, aquacultuur, loonwerk voor derden, agrarisch natuur- en landschapsbeheer, agrarische kinderopvang, boerderij educatie en energieproductie (levering aan derden).

Toegevoegde waard van het agrocomplex

Het agrocomplex bestaat uit het geheel van directe en indirecte activiteiten rond de agrarische sector die als een samenhangende keten kan worden gezien. Dit bestaat uit de agrarische sector - opgebouwd uit de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij - plus de toeleverende partijen van goederen en diensten zoals veevoer, kunstmest, energie, machines, stallen, kassen, veterinaire en zakelijke diensten enerzijds en de verwerking, handel en distributie anderzijds.

Dit kengetal geeft de toegevoegde waarde van dit gehele complex weer in miljarden euro's. Een deel van de activiteiten van het totale agrocomplex hangt samen met de verwerking van geïmporteerde agrarische grondstoffen, zoals cacao, granen, soja en tabak. De rest is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Bij dit kengetal is ook aangegeven welk percentage van de toegevoegde waarde is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Deze gegevens zijn gebaseerd op data van Wageningen Economic Research.

Werkgelegenheid in het agrocomplex

Het agrocomplex bestaat uit het geheel van directe en indirecte activiteiten rond de agrarische sector die als een samenhangende keten kan worden gezien. Dit bestaat uit de agrarische sector - opgebouwd uit de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij - plus de toeleverende partijen van goederen en diensten zoals veevoer, kunstmest, energie, machines, stallen, kassen, veterinaire en zakelijke diensten enerzijds en de verwerking, handel en distributie anderzijds.

Dit kengetal geeft de werkgelegenheid in dit gehele complex weer in het aantal arbeidsjaren. Een deel van de activiteiten van het totale agrocomplex hangt samen met de verwerking van geïmporteerde agrarische grondstoffen, zoals cacao, granen, soja en tabak. De rest is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Bij dit kengetal is ook aangegeven welk percentage van de werkgelegenheid is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Deze gegevens zijn gebaseerd op data van Wageningen Economic Research.

Aantal bedrijven met een bedrijfshoofd van > 55 jaar Dit kengetal laat het aantal bedrijven zien dat een bedrijfshoofd heeft van 55 jaar of ouder. Ook wordt weergegeven welk percentage van deze bedrijven al een opvolger heeft. Deze gegevens worden verzameld in de Landbouwtelling en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet

DOELSTELLING: BORGEN VAN VOEDSELVEILIGHEID EN VOEDSELKWALITEIT

•Voldoen controlevereisten HACCP (bron: NVWA)

 
 

2013

2019

2020

Meest recente 2021 .

Streefwaarde 2022

Aantal gecontroleerde bedrijven

88,70%

91,10%

89%

jaar

94%    2021

90%

•Vertrouwen consument in veiligheid voedsel (bron: NVWA consumentenmonitor)

2015    2016    2017    2018    2019    2020 2021 (meest Streefwaarde recent)

Mate van vertrouwen consumenten in voedsel

3,2 Geen meting Geen meting    3,2    3,2 geen meting    3,2

  • 1. 
    Voldoen controlevereisten HACCP

Het betreft het percentage van het totale aantal gecontroleerde bedrijven met een wettelijk verplicht Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-systeem uit het eerste deel van de vleesketen (slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen) dat aan alle controle-items voor HACCP voldoet.

Voor 2021 is het op deze wijze berekende nalevingspercentage voor HACCP uitgekomen op 94%. Zo'n hoog nalevingspercentage is uitzonderlijk. In 2021 zijn net als in 2020 veel audits niet fysiek maar digitaal uitgevoerd a.g.v Covid-19. Dat verklaart daarom nog niet de hoge score. In 2021 zijn voor de audits wel relatief veel (65%) bedrijven geïnspecteerd die gebruikt maakten van een hygiënecode (Een hygiënecode is een gids voor bedrijven die met voedsel omgaan, opgesteld door de sector. In deze gids staan de regels om de voedselveiligheid en de hygiëne te bewaken). Mogelijk dat dit in combinatie met het digitale toezicht heeft geleid tot het hoge nalevings-percentage. Voor het jaar 2022 verwachten wij dat het nalevingspercentage zich weer stabiliseert op ca. 90% (prognose).

  • 2. 
    Vertrouwen consument in veiligheid voedsel

De NVWA meet op een schaal van 1-5 het vertrouwen van de consu-ment in de veiligheid van voedsel. Deze meting vindt om de 2 jaar plaats. In 2021 blijkt uit de meting dat het vertrouwen van de consument op alle aspecten licht is toegenomen. Voor de volgende monitor in 2023 wordt nagegaan of de vragenlijst en de berekening van het kengetal geactualiseerd moeten worden. Daarbij zal rekening gehou-den worden met het feit dat de trend over de jaren heen gevolgd moet blijven kunnen worden. Bron: https:// www.nvwa.nl/documenten/consument/eten-drinken-roken/overige-voedselveiligheid/publicaties/consumentenmonitor-voedselvei-ligheid-2021

DOELSTELLING: VERGROTEN MAATSCHAPPELIJKE WAARDERING VAN LANDBOUW/VOEDSEL

•Voedselverspilling (kiloton) (Bron: Monitor voedselverspilling update 2009 - 2018, WFBR, 2020)

2015    2016

Voedselverspilling

(kiloton)

min: 1.771 max: 2.552

min: 1.781    min: 1.814

max: 2.466    max: 2.509

2017

min:1.649 max: 2.568

2018 2019 (Meest recente jaar)

Min: 1.514

Max: 2.380

•Afgeleide voedselverspilling in kiloton (absoluut en relatief) (bron: Monitor voedselverspilling update 2009 - 2018, WFBR, 2020)

 
 

2015

2016

2017

2018

2019 (Meest recente jaar)

Streefwaarde

Afgeleide voedselverspilling in

kiloton(absoluut)

2.162

2.124

2.162

2.109

1.947

1.081 (2030)

Afgeleide voedselverspilling in %(relatief)

100

98

100

98

90

50

•Duurzaam voedsel (consumentenbestedingen aan voor consumenten herkenbaar duurzamer geproduceerd voedsel) Bron: Monitor duurzaam voedsel, Wageningen University & Research

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

1: Totale consumentenbestedingen aan duurzaam voedsel (x€1 mld.)

4,5

4,9

7,7

8,2

 

2: Marktaandeel van bestedingen aan duurzaam voedsel in de totale bestedingen aan voedsel

11%

11%

14%

16%

 

3: Bestedingen van consumenten aan duurzaam voedsel ten opzichte van het voorgaande jaar

19%

7%

18%

7%

 

Toelichting

  • 1. 
    Voedselverspilling (kiloton)

Er is sprake van voedselverspilling als voedsel dat voor menselijke consumptie bedoeld is, hier niet voor wordt gebruikt. De Monitor voedselverspilling geeft de omvang van voedselresten in Nederland weer, gebaseerd op openbare cijfers. De totale hoeveelheid reststromen wordt uitgesplitst naar de bestemmingen voedselbank, veevoer, vergisten, composteren, verbranden en storten/lozen. De bestemmingen veevoer tot en met storten/lozen worden beschouwd als voedselverspilling. Per hoofd van de bevolking bedroeg de voedselverspilling in 2018 tussen de 96 en 149 kilogram, in totaal 1.649-2.568 kiloton. Een exact getal voor de hoeveelheid voedselverspilling binnen deze bandbreedte is niet te geven, omdat gegevens over afvalstromen per ketenschakel vooralsnog incompleet zijn en vaak niet bekend is welk aandeel voedsel heeft in een afvalstroom. Voor de monitor wordt gebruik gemaakt van cijfers uit geaggregeerde landelijke statistieken, waardoor de oorsprong en herkomst van reststromen niet altijd te achterhalen zijn. De experts hebben daarom aannames gedaan over de minimale en maximale hoeveelheid voedsel per afvalstroom. De cijfers over 2019 zijn nog niet bekend.

  • 2. 
    Afgeleid voedselverspilling in kiloton

Nederland heeft zich gecommitteerd aan het realiseren van het Duurzame Ontwikkelingsdoel 12.3 van de Verenigde Naties (SDG 12.3). SDG 12.3 stelt dat in 2030 t.o.v. 2015 de hoeveelheid voedselverspilling gehalveerd dient te zijn. In de Monitor voedselverspilling wordt de omvang van de voedselverspilling in Nederland niet als een absoluut getal weergegeven, maar aangeduid met een bandbreedte. De omvang van de voedselverspilling bedraagt tenminste de ondergrens van de bandbreedte (minimum) en ten hoogste de bovengrens van de bandbreedte (maximum). Hoewel het niet correct is om te stellen dat het 'midden' van de bandbreedte de hoeveelheid voedselverspilling aangeeft, is deze afgeleide voedselverspilling wel een indicatie van de ontwikkeling.

  • 3. 
    Duurzaam voedsel

De bovenstaande cijfers uit de Monitor Duurzaam Voedsel geven een overzicht van de consumentenbestedingen aan duurzaam voedsel. Duurzaam voedsel wordt in deze monitor gedefinieerd als voedsel waarbij tijdens de productie en verwerking meer rekening is gehouden met milieu, dierenwelzijn en/of sociale aspecten dan wettelijk verplicht is. Het gaat om de in Nederland geconsumeerde producten in de belangrijkste afzetkanalen voor duurzaam voedsel: supermarkten, foodservice en speciaalzaken voor duurzame voeding in Nederland. De gegevens zijn gebaseerd op de omzet van producten die zijn voorzien van een duurzaamheidskeurmerk met onafhankelijke controle. De voedingsmiddelen kunnen daarmee door consumenten op één of meer aspecten als duurzaam worden herkend. In de cijfers t/m 2018 was het mogelijk 70% van de uitgaven in supermarkten mee te nemen. Vanaf 2019 heeft er een aanpassing in de methodiek plaatsgevonden, waardoor 100% van de uitgaven in supermarkten wordt meegenomen. Voor de cijfers over 2019 zijn ook de cijfers over 2018 opnieuw berekend. Deze herberekening over 2018 staat niet in de bovenstaande tabel opgenomen.

VERDUURZAMING PRODUCTIE EN CONSUMPTIE (D.M.V. KRINGLOOPLANDBOUW)

  • • 
    Productie van dierlijke mest uitgedrukt in miljoen kg stikstof (bron: CBS)
 
 

Plafond

 

2017

2018

2019

2020

2021

Landelijk

 

504,4

512

503,5

489,7

489,4

473,7

Melkvee

 

281,8

303,5

289,9

279,7

286,5

277,7

Varkens

 

99,1

97,4

96,8

93,7

91,8

87,8

Pluimvee

 

60,3

58,9

56,7

56

54,7

52,8

  • • 
    Productie van dierlijke mest uitgedrukt in miljoen kg fosfaat (bron: CBS)
 
 

Plafond

 

2017

2018

2019

2020

2021

Landelijk

 

172,9

169

162

155,5

150,7

149

Melkvee

84,9

86,6

78,7

75,5

73,6

73,7

Varkens

39,7

37,5

37,7

36,8

36,7

35

Pluimvee

27,4

27,5

25,9

25,1

24,1

23,7

  • • 
    Gemiddelde nitraatconcentratie per liter in uitspoelend water onder landbouwbedrijven (bron: RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid)

•Totale CO2 emissie glastuinbouw (bron: energiemonitor glastuinbouw WEcR)

 
 

2013

2017

2018

2019

2020 Meest recente jaar Streefwaarde 2020

7,5 Mton

5,7 Mton

5,7 Mton

5,9 Mton

6,1 Mton

2020 4,3 - 4,8 Mton

  • 1. 
    en 2. Productie van dierlijke mest uitgedrukt in miljoen kg stikstof en fosfaat

Om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te beschermen zijn er maxima gesteld aan de hoeveelheid mest, uitgedrukt in stikstof en fosfaat, die de Nederlandse veehouderij mag produceren. Sinds 2006 geldt er voor stikstof een nationaal plafond van 504,4 miljoen kilogram en voor fosfaat een nationaal plafond van 172,9 miljoen kilogram. Beide nationale plafonds zijn vertaald naar een sectoraal productieplafond voor melkvee, varkens, pluimvee, die sinds 1 januari 2020 zijn opgenomen in de Meststoffenwet. Voor de 'overige' dieren zijn geen aparte plafonds vastgesteld, maar het totaal moet onder de landelijke plafonds blijven. (Kamerstuk 33 037 nr. 370) De hoeveelheid geproduceerde mest is een indicator voor de mate waarin de Nederlandse veehouderij geopereerd heeft binnen de milieutechnische grenzen die gesteld zijn.

  • 3. 
    Gemiddelde nitraatconcentratie per liter in uitspoelend water onder landbouwbedrijven

Het mestbeleid is de implementatie van de EU-Nitraatrichtlijn, gericht op het terugdringen van uit- en afspoeling van nutriënten uit de landbouw tot op of onder het niveau van 50mg Nitraat/l, om verontreiniging van gronden oppervlaktewater te verminderen en te voorkomen. Elke lidstaat dient per vier jaar een actieprogramma te ontwikkelen dat moet leiden tot een nutriëntenuitspoeling op of onder het genoemde niveau. Met het huidige 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn inclusief het Addendum voor de periode 2022 - 2025 geeft Nederland invulling aan de verplichtingen van de Nitraatrichtlijn en voor de Kaderrichtlijn Water voor wat betreft de landbouwbij-drage. Effecten van actieprogramma's zijn eerst volledig zichtbaar vijf jaar na afloop van het programma. Het mestbeleid draagt ook bij aan het bereiken van de doelen van de Kaderrichtlijn Water van chemisch schoon en ecologisch gezond water.

De ontwikkeling van de nutriëntenuitspoeling over de gehele meetperiode is onderstaand grafisch weergegeven. Hieruit blijkt dat voor alle grondsoor-tregio's de nitraatuitspoeling is toegenomen, veroorzaakt door het droge voorjaar en zomer van vooral 2018 en 2019. Dat in bovenstaande cijfers de

 

Bodemsoort

2015-2019

2016-2019

 

Löss

 

68

63

Zand

 

55

50

Klei

 

23

30

Veen

 

8

7

2020 Streefwaarde

97 gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder 97 landbouwgrond

67 gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond

45 gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond

11 gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder 11 landbouwgrond

stijging alleen voor de kleiregio zichtbaar wordt, komt doordat het om een gemiddeld cijfer over de jaren 2015-2019 gaat. Klei toont eerder een toename in nitraatuitspoeling dan andere grondsoorten, door de snelle uitspoeling uit de wortelzone uit drainagebuizen, waardoor het gemiddelde cijfer van nitraatuitspoeling voor de jaren 2015-2019 voor klei sterker negatief beïnvloed is dan voor de andere grondsoorten.

4.CO2 emissie glastuinbouw

In de jaarlijkse Energiemonitor Glastuinbouw van Wageningen Economic Research (WEcR) wordt o.a. de CO2-emissie van de glastuinbouw gepubliceerd. Dit geeft een overzicht van de ontwikkeling van de CO2-emissie van de sector. Cijfers over 2021 zijn nog niet beschikbaar. In de Kamerbrief (Kamerstuk 32 627, nr. 39) is opgenomen dat de inzet is om in 2030 indicatief tussen de 0,5 - 1,0 Mton CO2-equivalenten (CO2 en methaan) extra te reduceren ten opzichte van de afspraken uit het Coalitieakkoord en Miljoenennota 2021. De voorlopige restemissiedoelstelling voor de glastuinbouw in 2030 kent een bandbreedte van 4,3 tot 4,8 Mton CO2-equivalenten. Op basis van een nadere uitwerking van het instrumentarium uit het samenhangend pakket dat in de Kamerbrief wordt beschreven, wordt het reste-missiedoel voor 2030, bij de Klimaatnota 2022 nader ingevuld. Hierbij is het uitgangspunt om te zorgen voor een balans tussen het restemissiedoel en het normerende, beprijzende en stimulerende instrumentarium.

BEVORDEREN PLANTGEZONDHEID

•Aantal projecten toolbox kwekersrecht Raming 2023 10 tot 15

Toelichting

  • 1. 
    Aantal projecten toolbox kwekersrecht

Het kwekersrecht stimuleert bedrijven om nieuwe plantenrassen met verbeterde eigenschappen te ontwikkelen. Verbeterde plantenrassen zijn van groot belang om de landbouw duurzamer te maken (meer productiviteit, minder chemische middelen). Nederland is actief via het "PVP Development Program» (PVP-toolbox) waarin Nederlandse kennis en ervaringen met het ontwikkelen, implementeren en ondersteunen van kwekersrecht wordt gedeeld met landen die kwekersrecht willen implementeren of verder ontwikkelen. De projecten lopen uiteen van het geven van voorlichting, het trainen van technici of beleidsmakers tot het ontvangen van delegaties om laten zien hoe we een en ander hebben georganiseerd.

Jaarlijks wordt via een uitvraag bij ambassades en relevante stakeholders een planning gemaakt van kansrijke projecten. De toolbox kwekersrecht heeft voor het jaar 2022 17 projecten op de agenda staan. Deze projecten lopen uiteen van specifieke interacties met derde landen (o.a. Chili, Azerbeidzjan, Egypte, Jordanië), projecten gericht op algemene kennisoverdracht en projecten om de internationale uitwisseling van relevante kwekersrecht-informatie te verbeteren. Daarnaast staan er nog 5 projecten op de reservelijst, die kunnen worden uitgevoerd indien er budget overblijft van de eerder genoemde 17 Met een jaarlijks budget van 230.000 euro wordt geschat dat hiermee jaarlijks 10 tot 15 projecten kunnen worden uitgevoerd

Eind 2022 wordt er weer een nieuwe uitvraag gedaan voor de planning van 2023.

 

BEVORDEREN DIERGEZONDHEID

     

•Reductie antibiotica-gebruik in de dierhouderij (bron: SDa)

     
 

2019

2020

2021

Mate van afname van antibioticagebruik in de dierhouderij

69,6

69

70,8

De bovenstaande indicator betreft de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij ten opzichte van 2009. De raming 2023 is afhankelijk van de uitwerking van de in 2019 afgesproken sectorspecifieke reductiedoelstellingen (zie ook Kamerstuk 29 683, nr. 247). Het streven is om antibioti-cumgebruik verder te reduceren door middel van sectorspecifieke reductiedoelstellingen en een reductie van hooggebruikende bedrijven per 2024. De gerealiseerde reductie in 2021 was 70,8%.

DOELSTELLING: ZORGEN VOOR DE INSTANDHOUDING VAN BIODIVERSITEIT

Startpunt 2021

Tussendoelen in periode 2021-2030 Streefdoel 2030

  • • 
    Oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal
 
 

2017

2018

2019 Realisatie 2020

83.177 ha

82.702 ha

96.393 ha

100.666 ha

  •  
    Uitbreiden bossen in NL (Bron: vierjaarlijkse Nederlandse Bos Inventarisatie (NBI)

Areaal bos in Nederland    Volgt in najaar 2021    Volgt begroting 2023    37.000 hectare uitbreiding

  • 1. 
    Oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal

Via het integreren van natuur in het landbouwbedrijf verbetert de kwaliteit van het ecosysteem, neemt de druk op het milieu af en ontstaan meer foerageer- en schuilplekken voor specifieke soorten. Om deze ontwikkeling te stimuleren, zet LNV een scala aan instrumenten in, waaronder het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Via dit instrument sluiten provincies beheerpakketten af met collectieven van boeren voor op natuurwaarden gericht landbouw-beheer in (potentiële) leefgebieden van de betreffende soorten. Deze liggen buiten de bestaande natuurgebieden. Het kengetal »oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal» illustreert de ontwikkeling van het areaal agrarisch gebied waarin natuur en landbouw met elkaar verbonden worden. Het kengetal geeft weer op hoeveel areaal de ecologische randvoorwaarden worden verbeterd voor (dier)soorten van internationaal belang. Of de populaties van die soorten daadwerkelijk toenemen, hangt van meer factoren af.

  • 2. 
    Uitbreiden bossen in Nederland

Rijk en provincies hebben in de landelijke Bossenstrategie uit 2020 een ambitie gesteld om het areaal bos in Nederland met 37400 hectare te vergroten tot en met 2030 (Kamerstuk 33576, nr. 202). Die ambitie past in een bredere doelstelling om natuur, gezondheid en klimaat een positieve impuls te geven. Uit de meest recente Nederlandse Bos Inventarisatie4 blijkt dat per 1 januari 2021 er in Nederland 363.801 hectare bos was. Daarmee is het startpunt voor de in de landelijke Bossenstrategie beoogde toename van het bosareaal bekend en komt de ambitie neer op 401.201 hectare in 2030. Een programmering met jaarlijkse tussendoelen, gebaseerd op de

4 Hierbij wordt de methodologie van de klimaatafspraken binnen de VN gebruikt, waarvoor bos groter dan 0,5 hectare wordt meegenomen Dit wijkt enigszins af van de Nederlandse wetgeving, die vanaf 0,1 hectare van 'bos' spreekt.

individuele plannen van de provincies, volgt eind 2022. Vanaf 2023 wordt de toename jaarlijks gemeld in de Voortgangsrapportage Natuur aan de Eerste en Tweede Kamer.

Bron: Zevende Nederlandse Bosinventarisatie www.wur.nl/nl/Onderzoek-

Resultaten/Onderzoeksinstituten/Environmental-Research/Projecten/

Bosinventarisatie.htm

Condities doelbereik Vogel- en Habitatrichtlijn 100%

 
     
     
     
         
                     
                 

I'UUTD

 
             

70%

     
 

52,7%

 

53,4%

 

55,5%

         
                     
                     

2018

2019

2020

Verwachting

2030

?oei

90%

30%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

Om de effecten van beleid te kunnen voorspellen gebruikt het Planbureau van de Leefomgeving (PBL) het VHR-doelbereik, waarin modelmatig berekend wordt welk effect de stikstofdepositie, grondwaterstand, zuurgraad van de bodem en ruimtelijke condities (omvang en inrichting Natuurnetwerk Nederland) hebben op de staat van instandhouding.

Het getal van afgerond 56% voor 2020 betekent dat met de huidige condities er voor ongeveer 56% van de soorten een duurzame instandhouding kan worden bereikt. Deze indicator werd ook gebruikt in de eerste evaluatie van het Natuurpact (Kamerstuk 33576, nr. 118).

In deze modelberekening zijn (meet)gegevens van provincies en RIVM gebruikt over stikstofdepositie, natuurinrichting en -uitbreiding. Actuele bodem- en grondwatercondities zijn nog niet beschikbaar.

Fauna in natuurgebieden op land - index (trend 1990 = 100) _2C

100

1990

199 S

2000

2005

1010

2015

Trend

Waarneming

Fauna in agrarisch gebied - index (trend 1990 = 100

ICC

1990

1955

2000

2005

2010

2015

Cl .

Trend

Waarneming

Kenmerkende soorten zoogdieren, broedvogels, reptielen en vlinders van natuurgebieden op land zijn sinds 1990 gemiddeld afgenomen. Er is een groot verschil tussen de ontwikkelingen in bossen en die in open natuurgebieden. In de bossen is de trend sinds 1990 stabiel, maar de laatste 12 jaar is een matige toename waar te nemen. In de open natuurgebieden is juist sprake van een afname van 50 procent.

Veel kenmerkende diersoorten van het agrarisch leefgebied nemen af. Vooral broedvogels en dagvlinders gaan achteruit. Bij de zoogdieren houdt het aantal vooruitgaande, stabiele en achteruitgaande soorten elkaar in evenwicht.

De figuren geven de trend weer van de ontwikkelingen van soorten in respectievelijk natuurgebieden op land en in het agrarisch gebied.

DOELSTELLING: STREVEN NAAR EEN DUURZAME EN ECONOMISCH RENDABELE VISSERIJSECTOR

  • • 
    Mate van duurzame bevissing

Omschrijving    Basis- of Referentiewaarde en jaar    Huidige waarde en jaar    Streefwaarde en jaar

Het percentage duurzaam bevist, van de Basiswaarde 2019 per vlootsegment:

door Nederlandse vissers gericht beviste Pelagisch: 0,98 Grootschalige boomkor: De laatst bekende waarde is 2019.    1 (of lager)

bestanden.    1,01

DOELSTELLING: BORGEN EN BENUTTEN VAN EEN KWALITATIEF HOOGWAARDIGE KENNIS- EN INNOVATIE-EN ONDERZOEKSINFRASTRUCTUUR

  • • 
    Klanttevredenheid uitgevoerd onderzoek WR

Referentie-waarde    Peildatum    Realisatie 2021    Raming 2023    Streefwaarde    Planning

8,4    2020    8,9    8,5    8    2022

  •  
    Kennisbenutting uitgevoerd onderzoek WR door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties

Referentie-waarde

 

Peildatum

Realisatie 2021

Raming 2023

Streefwaarde

Planning

93%

2020

98,7

93% >80%

 

2022

  •  
    Percentage innoverende agrarische bedrijven
 

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2020

Raming 2021

 

7%

2018

0,09

Streefwaarde

0,1

Planning

10%

2025

  •  
    Aandeel technologische landbouw goederen in de totale landbouwexport

Referentie-waarde

Peildatum    Realisatie 2020    Raming 2021    Streefwaarde    Planning

2021

9,30%    2020    9,10%    10%    12%

•Aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen aan boeren en tuinders gericht op kringlooplandbouw en duurzaam en klimaatbestendig ondernemen.

Referentie-waarde    Peildatum    Realisatie 2022    Raming 2023    Streefwaarde    Planning

0    2020    10.160    4.300    14.460    2023

•Verhouding duurzame / totale investeringen (bron: WEcR)

 

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2020

Raming 2021

Streefwaarde

Planning

 
 

16%

2018

18%

25%

30%

2025

Toelichting

  • 1. 
    Klanttevredenheid uitgevoerd onderzoek WR en 2. Kennisbenutting uitgevoerd onderzoek WR

De scores in bovenstaande tabel tonen de gerealiseerde waarden van klanttevredenheid en kennisbenutting voor het onderzoek dat WR uitvoert. Alle TO2-instituten (waaronder Wageningen Research (WR)) meten met dezelfde uniforme methode de klanttevredenheid en kennisbenutting. De streefwaardes zijn samen met EZK vastgesteld voor alle TO2-instituten.

  • 3. 
    Percentage innoverende agrarische bedrijven

Dit geeft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers (vroege volgers).

  • 4. 
    Aandeel technologische landbouw goederen in de totale landbouwexport Deze indicator geeft het technologisch aandeel (kennis en innovatie omgezet in goederen/diensten in de vorm van oa. Kassen- en machinebouw) van de aan de landbouw gerelateerde goederen weer in de totale landbouwexport van alle goederen.

Bron: CBS tot en met oktober 2020, raming november - december 2020 door WUR en CBS.

  • 5. 
    Aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen

Deze indicator toont het aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen aan boeren en tuinders over bedrijfsspecifieke vragen en behoeften gericht op aandachtsgebieden binnen de kringlooplandbouw en duurzaam en klimaatbestendig ondernemen met tot doel om te komen tot bedrijfsaan-passingen in de eigen landbouwpraktijk. Voorbeelden van aandachtsgebieden zijn ondermeer stikstofreductie, precisielandbouw, weerbare teelten, duurzaam bodembeheer, biodiversiteit, persoonlijke ontwikkeling van de ondernemer en de verduurzaming van zijn bedrijf, Boeren en tuinders die een voucher hebben toegekend gekregen ontvangen een bedrijfsadvies op maat door een onafhankelijke erkende bedrijfsadviseur.

  • 6. 
    Verhouding duurzame / totale investeringen

Deze indicator drukt het bedrag aan duurzame investeringen uit ten opzichte van het bedrag van de totale investeringen in de landbouw.

  • 7. 
    Percentage innoverende agrarische bedrijven

Dit geeft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers (vroege volgers).

  • 8. 
    Impact Missiegedreven innovaties voor landbouw, water, voedsel Voor effectmonitoring en -evaluatie van de impact van missiegedreven innovaties voor landbouw, water en voedsel geldt een ingroeimodel. Immers, de missiegedreven innovaties zijn pas in 2020 goed van start gegaan. Zeker kan de impact nu nog niet bepaald worden, wel de input. Deze wordt aan de hand van een aantal core-kpi's gemeten zoals type partners, hun financiële inbreng, de verhouding tussen publieke en private financiering en de koppeling aan maatschappelijke opgaven of sleuteltechnologieën. Deze informatie zal per brief in oktober 2021 aan de Tweede Kamer worden gemeld. In een volgende fase kunnen tussenresultaten gemeld worden zoals de Technology Readiness Levels (TRL's) die iets zeggen over de rijpheid van innovaties, aantal succesvol afgeronde projecten, aantal publicaties, aantal prototypen, aantal patenten, aantal demonstrators, de spin-of en spin-out en het aantal vernieuwde producten, processen end diensten dat op de markt is gebracht. In een laatste fase is op basis van deze informatie in kwalitatieve zin iets te zeggen over de totale impact van

Bijlage 10: Europese geldstromen Inleiding

Deze bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen die relevant zijn voor de beleidsterreinen van LNV. Er wordt ingegaan op de uitvoering van het nieuwe GLB voor de periode 2023-2027 conform het vastgestelde Meerjarig Financieel Kader.

Meerjarig Financieel Kader

Op 2 mei 2018 heeft de Europese Commissie haar voorstellen gepresenteerd voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor de periode na 2020. Op 27 mei 2020 heeft de Europese Commissie een hernieuwd voorstel voor het MFK van 2021 tot en met 2027 gepresenteerd. Op 21 juli 2020 bereikte de Europese Raad overeenstemming over het MFK voor de periode 2021 -2027 Het akkoord betekent voor Nederland een totale bijdrage vanuit de Europese Commissie van € 5,6 mld. (ELGF: € 5 mld.; ELFPO: € 529,1 mln.; EMFAF: € 139 mln.).

De verschillende EU-programma's en EU-fondsen

Voor de uitvoering in gedeeld beheer van het Europees Beleid worden vanuit de Europese Commissie eisen gesteld aan de uitvoering door de lidstaten. Deze eisen zijn vastgelegd in Raadsverordeningen en zijn uitgewerkt in Commissieverordeningen en bijbehorende richtsnoeren. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de geharmoniseerde en eenduidige uitvoering van het EU-beleid.

Voor de uitvoering van het EU beleid stelt de Europese Commissie een aantal Europese Fondsen aan de lidstaten beschikbaar. Voor LNV zijn de volgende EU-fondsen relevant:

  • • 
    1. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 1e pijler: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF);
  • • 
    2. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2e pijler (POP): het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);
  • • 
    3. Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) en het European Maritime, Fisheries and Aquaculture Fund (EMFAF);

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De 1e pijler bestaat uit een basisinkomenssteun voor duurzaamheid aan landbouwers en markten prijsbeleid. Met behulp van deze basisinkomenssteun richt deze pijler zich op het stabiliseren van landbouwinkomens en door middel van de eco-regeling wordt ingezet op een verduurzaming van de sector. De 2e pijler betreft het plattelandsbeleid. Deze pijler richt zich op de kwaliteit en, via een vergrote inspanning, verduurzaming van alle plattelandsgebieden in de EU.

Nederland heeft op basis van de nieuwe GLB-verordeningen een Nationaal Strategisch Plan (NSP) opgesteld, waarmee uitvoering wordt gegeven aan het nieuwe GLB voor de periode 2023-2027

  • 1. 
    GLB pijler 1: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

Hieronder volgen de belangrijkste maatregelen van het Europese Landbouw garantiefonds (ELGF):

1a. Inkomenssteun voor boeren

Er geldt een vaste hectarebetaling als basisinkomenssteun voor duurzaamheid die voor iedere landbouwer gelijk is. Voor de vaste hectarebetaling moeten landbouwers voldoen aan de conditionaliteit: randvoorwaarden waaraan de landbouwers moeten voldoen om in aanmerking te komen voor GLB-steun, de zogenaamde 'base line'. De voorwaarden hebben betrekking op leefomgeving, klimaat, volksgezondheid, dier- en plantgezondheid en dierenwelzijn. Naast de basisinkomenssteun voor duurzaamheid is er ter ondersteuning van de kleinere landbouwbedrijven de herverdelingssteun voor duurzaamheid, waarbij landbouwers voor de eerste 40 hectaren een extra premie ontvangen. In de praktijk betekent dit dat bedrijven tot 60 hectaren een hogere inkomenssteun ontvangen en bedrijven vanaf 60 hectaren inleveren op de basisinkomenssteun. Naast dat de herverdelingssteun nieuw is binnen de eerste pijler, is ook de eco-regeling een nieuw instrument. Door doelgerichte betalingen te geven voor inspanningen op het terrein van kringlooplandbouw, leefomgeving, bodem, water en landschap worden landbouwers gestimuleerd te investeren in een duurzame landbouw. In het nieuwe GLB zal de basisinkomenssteun geleidelijk doch gestaag worden afgebouwd ten gunste van duurzaam-heidsmaatregelen in de tweede pijler door overheveling van budget uit de eerste pijler.

1b. Extra ondersteuning jonge boeren

De aanvullende inkomenssteun voor jonge boeren zal de komende jaren worden uitgefaseerd door deze alleen nog uit te betalen aan jonge boeren, die in de vorige GLB-periode (2014-2022) een aanvraag hiervoor hebben gedaan en nog niet de volle vijfjaarsperiode hebben benut. Verder is alle steun voor de jonge boeren ondergebracht in de tweede pijler. Zie verder hieronder in de paragraaf over ELFPO.

Markt- en prijsbeleid

Met de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten wordt beoogd een gelijk speelveld voor de landbouw in de EU te realiseren. Binnen de Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) zijn in het recente verleden stappen gezet naar verdere marktoriëntatie met de beëindiging van de quotaregelingen voor melk in 2015 en voor suiker in 2017. Nederland meent dat marktoriëntatie het uitgangspunt moet zijn voor het realiseren van de doelen van het GLB, zoals het bevorderen van het optimale gebruik van productiefactoren, verwerven van een redelijk inkomen door landbouwers, en verzekeren van redelijke prijzen voor consumenten. In de GMO-verordening (Vo. 1308/2013 i) is een vangnet voorzien voor landbouwmarkten bestaande uit marktondersteunende instrumenten (bijv. openbare interventie en steun voor particuliere opslag), uitzonderlijke crisismaatregelen en steun aan bepaalde sectoren. Voorafgaand aan een jaar is niet te zeggen of en zo ja hoeveel steun zal worden gegeven aan marktondersteunende en crisismaatregelen aangezien deze onvoorspelbaar zijn. In 2022 heeft de Europese Commissie vanwege de Oekraïne crisis de particuliere opslagregeling voor varkensvlees opengesteld en is de landbouwcrisisreserve beschikbaar gesteld om getroffen sectoren te ondersteunen. Voor Nederland is voorts de financiering van zogenaamde operationele programma's van producentenorganisaties in de groente- en fruitsector relevant die in 2022 is herzien. Een ander relevant voorbeeld betreft het bijenprogramma. Onder het nieuwe MFK i (2021-2027) is het EU-budget voor de bijenprogramma's met 50% verhoogd. Toewijzing van het bedrag naar lidstaten is naar rato van het aantal bijenkorven. Van belang voor Nederland is ook de steun die op grond van de GMO-verordening wordt gegeven voor het Europese programma voor schoolmelk en -groente en -fruit.

In het algemeen geldt dat subsidies in het kader van EU markt- en prijsbeleid, net als in het geval van directe betalingen, uitsluitend EU-middelen betreffen en er dus geen nationale middelen bij betrokken zijn. Nederland draagt wel de nationale uitvoeringskosten voor deze subsidies. Uitzondering hierop is het bijenprogramma. Hiervoor geldt 50 % nationale cofinanciering.

  • 2. 
    GLB pijler 2: Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

POP3 (2014-2020) en POP3+ (2021-2022) worden ingevuld door de provincies en aangevuld door het Rijk. Hiermee kunnen gebiedsspecifiek e behoeftes in de landbouw worden aangepakt. Aan generieke behoeftes wordt landsdekkend invulling gegeven. Met deze combinatie kan optimaal ingespeeld worden op het bevorderen van een gelijk speelveld. De provincies leveren het grootste deel van de benodigde nationale cofinanciering voor POP3 en POP3+, aangevuld met financiering door de waterschappen (verbetering waterkwaliteit).

De jaren 2021-2022 is de transitieperiode. De transitieperiode is de overbruggingsperiode tussen het huidige GLB (2014-2020) en het nieuwe GLB (2021-2027). Voor de transitieperiode is, in overleg met de provincies, besloten om inhoudelijk te focussen op de thema's klimaat, biodiversiteit/ bodem en kringlooplandbouw (incl. stikstof). Tevens zullen doorlopende maatregelen zoals de Brede weersverzekering, het ANLb, de Regeling Jonge Landbouwers en LEADER doorgang vinden. De nationale cofinanciering van 50% voor POP3 en POP3+ maatregelen komt grotendeels voor rekening van de provincies en waterschappen, met een klein aandeel voor LNV. Naast deze maatregelen zullen in de loop van 2022 een aantal succesvolle maatregelen met de nog onbenutte - en vrijvallende middelen door provincies en Rijk worden opengesteld. Vanuit het Rijk wordt ingezet op een openstelling in het najaar van 2022 van de investeringsregeling voor groen economisch herstel. Hiermee wordt ingezet op het maximaal benutten van de Europese middelen. De in te zetten budgetten onder POP3 en POP3+ kunnen tot eind 2025 in Brussel worden gedeclareerd.

Het LNV-aandeel van de uitgaven wordt verantwoord in het jaarverslag van LNV. Het Rijksaandeel heeft in 2021-2022 betrekking op de regelingen: brede weersverzekering, praktijknetwerken en de GLB pilots veenweide en kringlooplandbouw. Vanaf 2016 is LNV eveneens verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen voor de kalversector. Deze regeling wordt alleen via de EU gefinancierd. De hiervoor benodigde middelen zijn vanuit GLB pijler 1 overgeheveld naar pijler 2.

De Europese Commissie heeft na de uitbraak van het coronavirus COVID-19, een Europees Herstelfonds in het leven geroepen. Dit Herstelfonds (Next Generation EU) omvat € 750 mld. Van de € 750 mld., is € 7,5 mld. bestemd voor Plattelandsontwikkeling. Nederland heeft uit dit bedrag, € 52,4 mln. toebedeeld gekregen voor 2021 en 2022. Het bedrag wordt toegevoegd aan het ELFPO-budget in de transitieperiode (2021-2022) van het Plattelands-ontwikkelingsprogramma Nederland (POP3+). Voor dit budget is geen nationale cofinanciering benodigd. Van 20 december 2021 tot en met 14 februari 2022 zijn deze middelen besteed aan twee landelijke subsidieregelingen voor groen-economisch herstel. Het betreft de subsidieregeling Investeringen in groen-economisch herstel en de subsidieregeling Samenwerken aan groen-economisch herstel waarvoor respectievelijk € 35,4 mln. en € 15,0 mln. is ingezet. Vanwege de enorme belangstelling in het bijzonder voor de investeringsregeling groen-economisch herstel, wordt een vergelijkbare regeling onder de geldende POP3+ subsidievoorwaarden in het najaar van 2022 nogmaals opengesteld. Dit houdt in dat een subsidiepercentage van 40% zal worden toegepast. Onder het Economisch herstelfonds is het mogelijk om eenmalig 60% subsidie te verstrekken.

Vanaf 1 januari 2023 maakt het plattelandsontwikkelingsprogramma integraal onderdeel uit van het Nationaal Strategisch Plan (GLB-NSP). Het programma bestaat uit de volgende interventies: Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb), Productieve investeringen voor bedrijfsmoder-nisering op landbouwbedrijven, Niet-productieve investeringen voor landbouwbedrijven, Niet-productieve investeringen voor niet-landbouwbe-drijven, Kennisverspreiding en informatie, Brede weersverzekering, Samenwerking voor gebiedsgerichte aanpak, Veenweide, generatiewis-seling en innovatie EIP en LEADER. Een geheel nieuwe interventie is de interventie Vestigingssteun jonge landbouwers. Met deze laatste interventie wordt steun verleend aan een jonge landbouwer bij de start van zijn bedrijf. Deze steun komt in de plaats van de aanvullende steun onder de eerste pijler van het GLB.

Het bedrag dat voor Nederland vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) voor 2023 beschikbaar komt is € 286,9 mln., waarvan € 73,3 mln. afkomstig is vanuit het ELFPO. Daarnaast is € 108 mln. overgeheveld van pijler 1 naar pijler 2. Met ingang van 2023 geldt een nationale cofinanciering 57%. Afhankelijk van de openstelling wordt hierin voorzien vanuit het Rijk, provincies. Waterschappen en gemeenten voorzien in bij een aantal interventies in aanvullende nationale financierring

  • 3. 
    Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) en het European Maritime, Fisheries and Aquaculture Fund (EMFAF)

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ten aanzien van controle & handhaving, datacollectie en ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.

De EFMZV programmaperiode is met ingang van 2021 afgesloten. Per 1 januari 2021 is de programmaperiode voor het EMFAF gestart (mede aangekondigd in Kamerstuk 21 501, nr. 32). In 2022 is de laatste hand gelegd aan het EMFAF programma waarna deze ter goedkeuring wordt ingediend bij de Europese Commissie.

Ontwikkelingen EFMZV

Op 1 juli 2015 (Kamerstuk 32 201, nr. 77) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de inzet van het kabinet ten aanzien van het EFMZV. Hoofddoel van het EFMZV is het bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het hervormde GVB, in de vorm van verdere verduurzaming en versterking van de concurrentiekracht van de visserij en aquacultuur. Het EFMZV biedt de sector kansen om initiatieven voor meer duurzaamheid, kostprijsverlaging en kwaliteitsverbetering te ontwikkelen en deze te implementeren. Het fonds wordt eveneens ingezet om uitdagingen op te pakken en oplossingen aan te dragen voor de invoering van de aanlandplicht.

In het Nederlandse Operationeel Programma (OP) is het EFMZV-instrumen-tarium gericht op drie hoofdthema's:

  • • 
    1. Invoering van de aanlandplicht;
  • • 
    2. Verdere verduurzaming van de visserij- en aquacultuur; en
  • • 
    3. Verbetering van de rendementen in de visserij- en aquacultuurketen.

De uitvoering van het EFMZV bevindt zich in de eindfase; de periode 2020 tot en met 2023 is met name gericht op de uitfinanciering van het fonds. Er zijn openstellingen geweest voor Jonge vissers, aanlandplicht innovatieprojecten, rendementsverbeteringsprojecten, aquacultuur innovatieprojecten, afzetbevorderingsprojecten, productie- en afzetprogramma's, innovatieprojecten duurzame visserij, en samenwerkingsprojecten wetenschap en visserij en investeringen voor toegevoegde waarde van visserijproducten. Daarnaast zijn overheidsopdrachten verleend voor Pulsonderzoek, Kenniskringen, Glasaaluitzet, Datacollectie en Controle. In het kader van de coronacrisis zijn de mogelijkheden om steun vanuit het EFMZV vorm te geven benut.

Ontwikkelingen EMFAF

Met het EMFAF voert Nederland het Gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en in mindere mate het Europees Geïntegreerd Maritiem Beleid (GMB) (IenW) uit. Het fonds loopt van 2021 tot en met 2027.Het EMFAF programma is bedoeld voor de (middel)lange termijn en maakt middelen vrij om de uitdagingen voor deze periode aan te gaan. De hoofddoelen van het Nederlandse programma zijn:

  • • 
    Het verder verduurzamen van de visserijvloot door innovatie;
  • • 
    Rendementsverbetering en verduurzaming van de aquacultuurpro-ductie en de verwerkende keten;
  • • 
    Een bijdrage leveren aan natuuronderzoek- en behoud;
  • • 
    Ervoor zorgen dat Nederland haar verplichtingen uit het GVB op het gebied van datacollectie en controle- en handhaving nakomt.

In 2021 is een eerste subsidiemodule opengesteld voor steun aan investeringen in mosselzaadinvanginstallaties.

Financieel overzicht EFMZV en EMFAF

De toenmalige Minister van EZ heeft voor de uitvoering van het EFMZV een Operationeel programma opgesteld voor de periode 2014-2020. De verdeling van de kosten van dit programma tussen overheid en begunstigden bedraagt in de meeste gevallen 50-50. Van het overheidsdeel komt gemiddeld 75% uit het EFMZV, de resterende 25% is nationale cofinanciering. Het EMFAF programma is nog niet vastgesteld. Wel is bekend dat het voor de periode 2021-2027 een gelijke verdeling kent tussen overheid en begunstigden, waarbij van het overheidsdeel gemiddeld 70% uit het EMFAF komt.

Bijlage 11: Afkortingenlijst

 

Lijst van

afkortingen

ACM

Autoriteit Consument en Markt

AI

Aviaire Influenza

ANLb

Agrarisch natuur en landschapsbeheer

AVP

Afrikaanse Varkenspest

Awb

Algemene wet bestuursrecht

BES

Bonaire, Sint Eustatius, Saba

BL

Borgstelling MKB Landbouwkredieten

BNP

Bruto Nationaal Product

BSE

Bovine Spongiforum Encephalopathy

BT

Blauwtong

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

ACM

Autoriteit Consument en Markt

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCAMLR

Commission for the Conservation of Antarctic Marine Living Resources

CCD

Centrale Commissie Dierproeven

COKZ

Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel

Ctgb

College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden

DG

Directoraat-Generaal

DGF

Diergezondheidsfonds

DICTU

Dienst ICT Uitvoering

EC

Europese Commissie

EFMZV

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

EG

Energie-efficiëntie glastuinbouw (voorheen EHG)

EHS

Ecologische Hoofdstructuur

ELFPO

Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling

ELGF

Europees Landbouwgarantiefonds

EMVAF

Europees Maritiem, Visserij en Aquacultuur Fonds

EU

Europese Unie

EZK

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

FAO

Food and Agriculture Organization of the United Nations

GD

Gezondheidsdienst voor Dieren

GL

Garantieregeling Landbouw

GLB

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

GMO

Gemeenschappelijke Marktordening

GVB

Gemeenschappelijk Visserijbeleid

HACCP

Hazard Analysis and Critical Control Points

HBO

Hoger Beroeps Onderwijs

HCU

High Containment Unit

IBG

Inbeslaggenomen goederen

ICT

Informatie- en communicatietechnologie

IenW

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

IBP

Interbestuurlijk Programma

IPBES

Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten

IUCN

International Union for Conservation of Nature and Natural Resources

KCB

Kwaliteits-Controle-Bureau

KDS

Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector

KRM

Kaderrichtlijn Mariene Strategie

KVP

Klassieke Varkenspest

LAN

Landbouwraden Netwerk

LEI

Landbouw-Economisch Instituut

LICG

Landelijk informatiecentrum gezelschapdieren

LID

Landelijke inspectiedienst dierenbescherming

LNV

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

LTO

Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland

MBO

Middelbaar beroepsonderwijs

MEI

Marktintroductie energie-innovaties

MFK

Meerjarig Financieel Kader

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MKZ

Mond-en-klauwzeer

MVO

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

NCD

Newcastle Disease

NDFF

Nationale Databank Flora en Fauna

NEM

Netwerk Ecologische Monitoring

NGO

Niet-gouvernementele organisatie

NLP

Nationaal Programma Landbouwbodems

NPPL

Nationale Proeftuin Precisielandbouw

ACM

Autoriteit Consument en Markt

NVWA

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

OBN

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OIE

Office international des Épizooties

OM

Openbaar Ministerie

OSPAR

Oslo and Paris Conventions

OVB

Overdrachtsbelasting

OVK

Ongedekte Vaste Kosten

PAS

Programma Aanpak Stikstof

PBL

Planbureau voor de Leefomgeving

PBO

Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie

PIA

Programma Internationale Agroketens

POP

Plattelandsontwikkelingsprogramma

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RVO.nl

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

RWS

Rijkswaterstaat

RWT

Rechtspersonen met een Wettelijke taak

Salmonella Se/St

Salmonella serotype Enteritdis/Typhimurium

Sbv

Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen

SDa

Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit

SDG

Sustainable Development Goal

SEA

Strategische Evealuatie Agenda

Srv

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen

SSO

Shared Service Organisatie

SZH

Stichting Zeldzame Huisdierrassen

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TO2

Toegepast Onderzoek Organisaties

TSE

Transmissible Spongiform Encephalopathies

TVL

Tegemoetkoming Vaste Lasten

UNEP

United Nations Environment Programme

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

UNFCCC

United Nations Framework Convention on Climate Change

VAMIL

Regeling Vervroegde Afschrijving Milieu-investeringen

VGI

Voedings- en genotmiddelenindustrie

VIBEG

Visserij in Beschermde Gebieden

VVK

Vermogensversterkend Krediet

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WEcR

Wageningen Economic Research

WOT

Wettelijke onderzoekstaken

WR

Wageningen Research

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZvA

Ziekte van Aujeszky

Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 36 200 XIV, nr. 2 147

1

   Kamerstuk 33835-199

2

   Dit ziet met name op Verordening (EU) nr. 2017/625 (Officiële Controleverordening en het kabinetsbeleid opgenomen in het rapport Maat houden 2014 (Kamerstuk 24 036, nr. 22).

3

   Rijksbekostiging door subsidiëring en valt niet onder de gehanteerde definitie voor «Bijdragen aan ZBO's/RWT's».

4

   De bijdrage aan CCD is onderdeel van van de bijdrage aan RVO

5

   Alle bijdragen van andere departementen aan Ctgb worden budgettair overgeboekt naar LNV en door LNV toegekend.

6

   Naast de wettelijke evaluatie zal ook een evaluatie plaatsvinden van het door SBB gehanteerde risicomanagement, het convenant EZ-SBB uit 2014 en kostprijsmodel.

7

   Deze evaluatie is uitgesteld als gevolg van de implementatie van de Biologische verordening (EU) 2018/848.

8

   Rendac ontvangt vanuit het Diergezondheidsfonds een vergoeding voor het onderhouden van extra destructiecapaciteit voor het geval er een dierziekte uitbreekt.

9

   De bijdrage aan de Grondkamers is onderdeel van de bijdrage aan RVO.

10

   De bijdrage aan de Kamer voor Binnenvisserij is onderdeel van de bijdrage aan RVO.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.