Correctief referendum - Hoofdinhoud
Op 6 juli 2022 diende SP-Kamerlid Renske Leijten i een voorstel tot wijziging van de Grondwet in om een correctief referendum in te stellen. Na haar vertrek uit de Tweede Kamer nam Lilian Marijnissen i de verdediging van het voorstel over. Een correctief referendum is een referendum dat op initiatief van kiesgerechtigden geschiedt en over wetsvoorstellen gaat die al zijn aangenomen door zowel de Eerste als de Tweede Kamer. De wetgevende macht is verplicht de uitslag van het referendum te honoreren.
Leijten kwam met het voorstel na verwerping van een eerder initiatiefvoorstel i van de SP over het instellen van een correctief referendum. Ronald van Raak i kwam in 2021 met dit voorstel naar aanleiding van het eindrapport Lage drempels, hoge dijken van de Staatscommissie Parlementair Stelsel i. De Staatscommissie stelde ook een correctief referendum voor. In 2022 werd dat voorstel echter verworpen, waarna Renske Leijten een dag later een vergelijkbaar voorstel indiende.
De Eerste Kamer nam het wetsvoorstel op 10 oktober 2023 met 45 tegen 22 stemmen aan. Het voorstel voor de tweede lezing is op 24 november 2023 ingediend door Marijnissen en Nicole Temmink i. De verdediging is overgenomen door Michiel van Nispen i.
Het voorstel moet een nieuwe paragraaf aan het slot van hoofdstuk 5 paragraaf 1 van de Grondwet i toevoegen. Deze paragraaf regelt het referendum. Wanneer een wetsvoorstel door beide Kamers is aangenomen, kan een groep kiesgerechtigden vragen een referendum te houden. Binnen een door de wetgever vast te stellen termijn moet een grotere groep kiesgerechtigden dan steun verlenen aan dit verzoek. Wanneer het te behalen aantal steunbetuigers is behaald, wordt een referendum gehouden.
Tijdens dit referendum moet een meerderheid van de deelnemers tegen het wetsvoorstel stemmen om het tegen te houden. Niet alleen moet er een meerderheid van de stemmers zijn, ook moet er een bepaald percentage van de kiesgerechtigden deelnemen aan het referendum. Deze 'drempel' moet gepasseerd worden voordat het wetsvoorstel daadwerkelijk tegenhouden wordt.
De nader te bepalen 'drempel' voor het houden en aannemen van een referendum - het aantal benodigde steunbetuigingen en het benodigde opkomstpercentage - zijn belangrijke factoren die volgens het voorstel niet in de Grondwet thuishoren. Dit omdat de kans bestaat dat deze op basis van de eerste ervaringen met het referendum nog aangepast dienen te worden. Omdat deze ook niet te gemakkelijk aangepast moeten kunnen worden, staat in het wetsvoorstel dat aanpassingen met tweederdemeerderheid door de Tweede Kamer aangenomen moeten worden.
Tevens is artikel 89b van belang, waarin de volgende wetsvoorstellen worden uitgesloten van het referendum:
-
a.voorstellen van wet inzake het koningschap;
-
b.voorstellen van wet inzake het koninklijk huis;
-
c.voorstellen van wet tot verandering in de Grondwet en voorstellen van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel hiertoe in overweging te nemen;
-
d.voorstellen van wet inzake de belastingen;
-
e.voorstellen van wet inzake de begroting;
-
f.voorstellen van wet die uitsluitend strekken tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;
-
g.voorstellen van rijkswet, behoudens voorstellen van rijkswet tot goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland gelden.
Op 13 oktober 2022 publiceerde de Raad van State een reactie op het wetsvoorstel. Omdat dit wetsvoorstel grotendeels overeenkomt met het eerdere wetsvoorstel van Van Raak, ziet de Raad van State geen nieuwe aanleiding om haar eerdere beoordeling over het wetsvoorstel aan te passen. Over dit voorgaande wetsvoorstel was de reactie overwegend positief. Volgens de Raad van State zijn er geen staatsrechtelijke belemmeringen voor de invoering van het bindend correctief referendum. Ook zou dit type referendum het beste passen bij de Nederlandse representatieve democratie. Wel acht de Raad van State het van belang dat het referendum functioneert als laatste correctiemogelijkheid. Het moet daarom beperkt blijven tot uitzonderingsgevallen.
Wel benoemde de Raad van State in het nieuwe advies dat het kort dag is om de grondwetswijziging meteen opnieuw aanhangig te maken na de eerdere verwerping. Grondwettelijk is er geen bezwaar om een grondwetswijziging opnieuw in eerste lezing aan het parlement aan te bieden. Maar in het advies wordt benadrukt dat een nieuwe procedure voor wijziging van de Grondwet op dit punt voldoende gemotiveerd moet worden. De Raad van State oordeelde dat dat nu niet het geval was.
Nederland heeft verschillende niet-bindende referenda gekend, maar nog nooit een bindend referendum. Vaak ging het om een lokaal niet-bindend referendum; in een enkel geval om een landelijk referendum. Dat laatste was een raadgevend en niet-bindend referendum. Dankzij de Wet raadgevend referendum kon tussen 2015 en 2018 gestemd worden over wetsvoorstellen wanneer daar minstens 300.000 geldige verzoeken toe werden gedaan. De Wet raadgevend referendum werd in 2018 ingetrokken.
Tussen 1996 en 2017 werden drie mislukte pogingen gedaan om het een raadgevend bindend correctief referendum tot stand te brengen. Een door de regering in 1996 ingediend wetsvoorstel werd in eerste lezing aanvaard maar in tweede lezing in 1999 door de Eerste Kamer verworpen; Een door de regering in 2000 ingediend wetsvoorstel werd in eerste lezing aanvaard maar in tweede lezing in 2004 door de Tweede kamer verworpen; Een in 2005 ingediend initiatiefvoorstel werd in eerste lezing aanvaard maar in tweede lezing in 2017 door de Tweede Kamer verworpen.
Het voorstel van Leijten is een hernieuwde poging om een bindend correctief referendum tot stand te brengen door middel van een grondwetswijziging. Het komt op belangrijke onderdelen inhoudelijk overeen met de vier eerdere wetsvoorstellen.