Jaarverslag Provinciefonds 2021 - Jaarverslag en slotwet Provinciefonds 2021 - Hoofdinhoud
Dit jaarverslag i is onder nr. 1 toegevoegd aan wetsvoorstel 36100 C - Jaarverslag en slotwet Provinciefonds 2021 i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Jaarverslag en slotwet Provinciefonds 2021; Jaarverslag; Jaarverslag Provinciefonds 2021 |
---|---|
Documentdatum | 18-05-2022 |
Publicatiedatum | 18-05-2022 |
Nummer | KST36100C1 |
Kenmerk | 36100 C, nr. 1 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2021
2022
Jaarverslag en Slotwet provinciefonds 2021
Nr. 1
JAARVERSLAG VAN HET PROVINCIEFONDS (C)
Ontvangen 18 mei 2022
INHOUDSOPGAVE
Gerealiseerde uitgaven en ontvangsten 3
Dechargeverlening door de Tweede Kamer 6
Dechargeverlening door de Eerste Kamer 6
GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN
Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln.). Totaal € 2.541.945.000
-
1.provinciefonds
0 250 500 750 1.000 1.250 1.500 1.750 2.000 2.250 2.500 2.750
Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln.). Totaal € 2.541.945.000
AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bieden wij het jaarverslag van het provinciefonds (C) over het jaar 2021 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties én de Staatssecretaris van Financiën decharge te verlenen over het in het jaar 2021 gevoerde financiële beheer.
Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 715 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:
-
1.het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
-
2.de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
-
3.de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
-
4.de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
-
5.de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.
Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:
-
1.het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2021
-
2.het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
-
3.het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
-
4.de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2021 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2021, alsmede over de saldibalans over 2021 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 714, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Voor u ligt het jaarverslag 2021 van het provinciefonds.
Het jaarverslag van het provinciefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording van het Rijk maar heeft daarbinnen een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van het provinciefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts één beleidsartikel: het provinciefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel. De apparaatuitgaven in de zin van materiële en personele uitgaven van de medewerkers bij de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën die betrokken zijn bij het fondsbeheer, zijn niet in de tabel Budgettaire gevolgen van beleid opgenomen. Deze kosten worden in de respectievelijke departementale begrotingen verantwoord. Dit geldt eveneens voor het algemene beleid inzake decentrale overheden, waarbij deze uitgaven zijn terug te vinden in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).
Dit jaarverslag zal de eerdere, op 2021 betrekking hebbende, begrotingen van het provinciefonds (de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2021 en de eerste en tweede suppletoire begrotingen 2021) als uitgangspunt nemen. Terugkijkend op de beleidsprioriteiten zal hierbij de ontwerpbegroting 2021 van het provinciefonds van belang zijn. De gehanteerde norm voor de toelichting bij verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar, is dat alle verschillen worden toegelicht. De toelichting is op hoofdlijnen met verwijzingen naar de relevante suppletoire begrotingen.
Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening. Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2021. Hierin komt de realisatie van de beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid in beeld gebracht en worden beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten getrokken. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke vastgestelde begroting en realisatie. De verschillen worden daarbij absoluut weergegeven en toegelicht. Daarna volgt in de bedrijfsvoeringsparagraaf informatie over de rechtmatigheid. De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2021 wat betreft het provinciefonds. In dit onderdeel worden de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd.
Ten opzichte van het jaarverslag 2020 zijn er geen wijzigingen doorgevoerd.
Grondslagen voor de vastlegging en de waardering
De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2022 en de Regeling agentschappen. Voor de begrotingsadministratie van het provinciefonds wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast.
De Tweede Kamer heeft voor de verantwoording 2021 verzocht aandacht te besteden aan bekostigingssystemen van uitvoeringsorganisaties bij het Rijk, die problemen ervaren als gevolg van de coronapandemie. De begroting van het provinciefonds bevat geen uitvoeringsorganisaties, die hiermee problemen ervaren (Kamerstukken II 2020/21, 31490, nr. 296).
Als gevolg van afronding wijkt in sommige tabellen het totaal af van de som der delen.
Dit jaarverslag gaat in op de in 2021 gerealiseerde beleidsprioriteiten. Uitgangspunt daarbij is in de eerste plaats de oorspronkelijk in de begroting 2021 geformuleerde beleidsprioriteiten.
Eerst wordt de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2021 beschreven. Vervolgens is een overzicht van steunmaatregelen ten aanzien van de coronapandemie opgenomen. Tot slot worden de budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten weergegeven.
De tabel realisatie beleidsdoorlichtingen en het overzicht risicoregelingen zijn voor het provinciefonds niet van toepassing.
Realisatie van de beleidsprioriteiten 2021
Herzien financiële verhoudingen
Naar aanleiding van diverse moties uit de Tweede Kamer voert het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) het gesprek met gemeenten en provincies over het herzien van de financiële verhoudingen. In 2021 is op verschillende onderdelen voortgang gerealiseerd.
Herijking provinciefonds
Het huidige verdeelmodel van het provinciefonds kent een aantal knelpunten: het is onvoldoende adaptief bij gemeentelijke herindelingen die provinciegrenzen overschrijden en houdt te weinig rekening met kosten- en inkomstenverschillen tussen provincies bij het realiseren van een bepaald voorzieningenniveau. Daardoor is het huidige model niet toekomstbe-stendig. In juli 2021 is het herijkingsonderzoek provinciefonds van start gegaan (uitgevoerd door onderzoeksbureaus Cebeon en Lysias), waarbij de fondsbeheerders, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de provincies gezamenlijk optrekken. Het onderzoek wordt in 2022 afgerond.
Hervormen provinciaal belastinggebied
In mei 2021 hebben de fondsbeheerders een ambtelijk adviesrapport gepubliceerd met bouwstenen voor een herziening van het provinciaal belastinggebied (Kamerstukken II 2020/21, 35570 C, nr. 5). Aanleiding hiervoor was de mogelijke invoering van Betalen naar Gebruik (BnG). Als de motorrijtuigenbelasting, die tevens de grondslag vormt voor de provinciale opcenten, op termijn geheel of gedeeltelijk zou komen te vervallen is het wenselijk om reeds doordachte alternatieven voor de provinciale opcenten op de Motorrijtuigenbelasting (MRB) gereed te hebben.
Evaluatie normeringssystematiek
In 2021 is de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) gevraagd om middels een briefadvies zijn zienswijze te geven op de afweging tussen actualiteit enerzijds en stabiliteit anderzijds binnen de normeringssystematiek. Het advies van de ROB, getiteld Toepassing normeringssytematiekis op 6 juli 2021 aan de Tweede Kamer aangeboden (bijlage bij Kamerstukken II 2020/21, 29362, nr. 296). In dit advies wordt aangegeven dat meer stabiliteit in de financiële verhoudingen gewenst is.
Herziening uitkeringsstelsel
In 2020 is een wetsvoorstel voor de herziening van onder andere het uitkeringsstelsel in consultatie gegaan. In 2021 is een combinatie van universitaire instituten in opdracht van de fondsbeheerders een onderzoek gestart naar het uitkeringsstelsel. Afronding van het onderzoek wordt in 2022 verwacht.
Corona steunmaatregelen
Ook in 2021 heeft het Rijk maatregelen getroffen om medeoverheden tegemoet te komen voor extra uitgaven en/of gederfde inkomsten als gevolg van de coronacrisis. Deze maatregelen zijn, voor zover ze betrekking hebben op het provinciefonds, verwerkt in de verschillende begrotingen van het provinciefonds (zie tabel 1 hieronder).
Overzicht coronasteunmaatregelen
Tabel 1 Overzicht coronasteunmaatregelen (bedragen x € 1 mln.)
Maatregel |
Verplichtingen 2021 |
Uitgaven 2021 |
Relevante Kamerstukken |
Inkomstenderving toltunnels provincies |
3 |
3 |
Kamerstukken II 2021/22, 35975 C, nr. 2 |
Regionaal cultuuraanbod |
10 |
0 |
Kamerstukken II 2021/22, 35420, nr. 458 en Kamerstukken II 2021/22, 35975 C, nr. 2 |
Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2021
De afgelopen jaren hebben schommelingen in het accres, en de doorwerking hiervan op de gemeentelijke en provinciale begrotingen onrust veroorzaakt bij de medeoverheden. Het kabinet vond het belangrijk in deze bijzondere tijd de schommelingen voor medeoverheden te dempen; hoe stabieler de inkomsten, hoe minder verstoringen van het gemeentelijke en provinciale begrotingsproces. In overleg met de VNG en het IPO is daarom besloten om de stand van het accres (volume en loon- en prijsontwikkeling) zoals gepresenteerd in de Voorjaarsnota 2020 te bevriezen voor de jaren 2020 en 2021.
Via het provinciefonds wordt bewerkstelligd dat de provincies middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren. Deze doelstelling valt uiteen in twee beleidsthema's:
-
1.provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van hun taken;
-
2.een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De fondsbeheerders, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Financiën, namens deze de Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst, hebben een regisserende en financierende rol ten aanzien van het provinciefonds. De fondsbeheerders zijn op basis van de Financiële-verhoudingswet verantwoordelijk voor de financiële verhoudingen tussen Rijk en provincies. Zij dragen daarbij zorg voor een adequate omvang alsmede een goede werking van de verdeelsystematiek van het provinciefonds. Tevens zorgen zij voor een adequate uitbetaling en vaststelling van de algemene uitkering en decentralisatie-uitkeringen aan de verschillende provincies.
Van tijd tot tijd kunnen vragen opkomen of provincies als collectiviteit andere prioriteiten zouden kunnen stellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven maatschappelijke opgaven. In een dergelijk geval kunnen het Rijk en de provincies bestuurlijke afspraken maken over de accenten in de bestedingsrichting van de provincies. Naast de fondsbeheerders hebben hierbij ook de desbetreffende vakministers een rol.
In het regeerakkoord Rutte III zijn op dit vlak ambitieuze beleidsvoornemens geformuleerd. Maatschappelijke opgaven spelen steeds vaker op meerdere schaalniveaus tegelijk en oplossingen liggen niet in het bereik van één overheidslaag. Een toenemend aantal maatschappelijke opgaven is alleen op te lossen wanneer gemeenten, provincies, waterschappen en Rijk als één overheid samenwerken richting partners. Samenwerking vindt ook in toenemende mate plaats op regionaal niveau. Vrijwel overal in Nederland zijn regionale coalities van overheden en andere partijen op zoek naar passende governance arrangementen om aan te sluiten op hun regionale opgaven. In de uitvoering van overheidstaken spelen medeoverheden een steeds belangrijkere rol. Daarom heeft het kabinet extra geld beschikbaar gesteld aan provincies.
Voor de realisatie van de beschreven beleidsthema's wordt een aantal instrumenten en activiteiten ingezet.
Beleidsthema 1: provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van hun taken.
-
A)Normeringssystematiek
De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van de algemene uitkering van het provinciefonds wordt - naast taakmutaties - bepaald door de normeringssystematiek. De normeringssystematiek houdt in dat de ontwikkeling van het fonds gekoppeld is aan de ontwikkeling van de accres-relevante uitgaven van het Rijk (ARU), dit wordt ook wel aangeduid als het principe «samen de trap op, samen de trap af». De jaarlijkse toe- of afname van het provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd. De normeringssystematiek is in werking sinds 1995 en berust op een bestuurlijke afspraak tussen het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO). Met ingang van 2018 is de basis van de normeringssystematiek verbreed. Naast de uitgaven onder het kader rijksbegroting worden nu ook de uitgaven onder de kaders zorg en sociale zekerheid meegenomen in de normerings-systematiek.
-
B)Artikel 2 Financiële-verhoudingswet
Er zijn jaarlijks diverse specifieke taakmutaties die tot toevoegingen en/of onttrekkingen aan het provinciefonds kunnen leiden. Uitgangspunt hierbij is artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet. Dit artikel geeft aan dat indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door provincies, in een afzonderlijk onderdeel van de bijbehorende toelichting met redenen wordt omkleed en met kwantitatieve gegevens wordt gestaafd, welke de financiële gevolgen van deze wijziging voor de provincies zijn. Tevens wordt aangegeven via welke bekostigingswijze de financiële gevolgen voor de provincies kunnen worden opgevangen.
-
C)Bestuurlijk overleg financiële verhouding
Het Bestuurlijk overleg financiële verhouding (Bofv) tussen de fondsbeheerders, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen (UvW) zal minimaal twee keer per jaar plaats vinden, rond het verschijnen van de Voorjaarsnota en de Miljoenennota. Iedere partij kan agendapunten inbrengen. Zo nodig kunnen ook andere bewindspersonen dan de fondsbeheerders aan het overleg deelnemen. De uitkomst van de normeringsys-tematiek (vgl. A) kan - indien bekend - in het Bofv bestuurlijk worden gewogen.
Beleidsthema 2: een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
-
D)Verdeelmaatstaven
Het budget van de algemene uitkering van het provinciefonds wordt over de provincies verdeeld via een systeem van verdeelmaatstaven. De fondsbeheerders zijn verantwoordelijk voor ontwikkeling en onderhoud van het systeem van verdeelmaatstaven dat de verdeling tot stand brengt. Dit verdeelsysteem heeft als doel provincies in staat te stellen hun voorzieningen op een onderling gelijkwaardig niveau te brengen tegen globaal gelijke lastendruk en rekening houdend met de structuurkenmerken van de provincies.
Zolang voor een uitkeringsjaar de voor de verdeelmaatstaven noodzakelijke statistische gegevens nog niet bekend of definitief zijn, worden de provincies bevoorschot op basis van voorlopige cijfers. Hierbij wordt ernaar gestreefd de voorschotten zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de algemene uitkering waarop een provincie uiteindelijk recht heeft, zoals deze vastgesteld wordt nadat de statistische gegevens definitief zijn vastgesteld. Dit streven geldt ook voor decentralisatie-uitkeringen. Als er gedurende en na afloop van het uitkeringsjaar definitieve volumegegevens beschikbaar komen, leidt dit tot bijstellingen in de bevoorschotting. Aangezien voor het provinciefonds de verplichtingen leidend zijn, zullen deze altijd tot uitkering komen.
Het provinciefonds heeft in 2021 gefunctioneerd zoals beoogd; provincies hebben middelen toebedeeld gekregen om hun taken uit te voeren. Via het verdeelmodel zijn de middelen zodanig verdeeld dat provincies in staat waren hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenniveau te bieden tegen globaal gelijkwaardige lasten.
In het kader van de aangekondigde heroverweging financiële verhoudingen (Kamerstukken II 2017/18, 34775 B, nr. 18) wordt onder meer de verdeling van de algemene uitkering van het provinciefonds in zijn totaliteit tegen het licht gehouden. In het jaar 2021 zijn stappen gezet in dit traject. In paragraaf 3 is dit bij de realisatie van de beleidsprioriteiten nader toegelicht.
Met ingang van 2018 is de basis van de normeringssystematiek verbreed. Naast de uitgaven onder het kader rijksbegroting worden nu ook de uitgaven onder de kaders zorg en sociale zekerheid meegenomen in de normeringssystematiek. Dit zorgt voor een stabielere accresontwikkeling, omdat verschuivingen tussen de budgettaire kaders geen invloed meer hebben op de omvang van het accres. Tevens is in het voorjaar van 2020 besloten om, in verband met de grote onzekerheden die voortkomen uit de corona crisis, het accres voor 2020 en 2021 te bevriezen. Daardoor traden er in die jaren geen onvoorziene schommelingen op in de omvang van het accres.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
In onderstaande tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
Verschil |
|||||
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2021 |
2021 |
|
Verplichtingen |
2.569.565 |
2.454.353 |
2.499.097 |
2.570.874 |
2.552.029 |
2.483.429 |
68.600 |
Uitgaven |
2.569.563 |
2.454.311 |
2.467.056 |
2.602.954 |
2.541.945 |
2.483.429 |
58.516 |
Financiering provincies |
|||||||
Bijdrage aan medeoverheden |
2.569.563 |
2.454.311 |
2.467.014 |
2.602.954 |
2.541.769 |
2.483.329 |
58.440 |
Algemene uitkering |
2.051.405 |
2.051.980 |
2.119.824 |
2.325.420 |
2.423.793 |
2.367.664 |
56.129 |
Decentralisatie-uitkeringen |
518.158 |
402.331 |
347.190 |
277.534 |
117.976 |
115.665 |
2.311 |
Kosten Financiële verhoudingswet |
|||||||
Opdrachten |
0 |
0 |
42 |
0 |
176 |
100 |
76 |
Onderzoeken verdeelsystematiek |
0 |
0 |
42 |
0 |
176 |
100 |
76 |
Ontvangsten |
2.569.563 |
2.454.311 |
2.467.056 |
2.602.954 |
2.541.945 |
2.483.429 |
58.516 |
E. Toelichting op de instrumenten Verplichtingen
Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met € 69 mln. opwaarts bijgesteld. Dit bedrag is het saldo van de mutaties die bij eerste suppletoire begroting 2021 (€ 0,5 mln.) en de tweede suppletoire begroting 2021 (€ 68 mln.) zijn aangebracht. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2020/21,35850 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2021/22, 35975 C, nr. 2).
Algemene uitkering
De uitgaven van de algemene uitkering van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting opwaarts bijgesteld met € 56 mln. en komen daarmee in totaal op € 2.424 mln. Bij de eerste en tweede suppletoire begroting 2021 hebben mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 11,5 mln. en € 54,6 mln. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2020/21, 35850 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2021/22, 35975 C, nr. 2). Bij slotwet heeft een mutatie van € - 9,9 mln. plaats gevonden, in verband met overlopende betalingen naar 2022..
Decentralisatie-uitkeringen
De uitgaven van de decentralisatie-uitkeringen van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting bijgesteld met € 2,3 mln. en komen daarmee in totaal op € 118 mln. De hogere uitgaven zijn vooral een gevolg van het toevoegen van nieuwe decentralisatie-uitkeringen in de loop van 2021. Bij de eerste en tweede suppletoire begroting 2021 hebben mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € - 11,2 mln. en € 13,5 mln. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2020/21, 35850 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2021/22, 35975 C, nr. 2).
Kosten Financiële-verhoudingswet
Het gerealiseerde bedrag komt € 0,1 mln. hoger uit dan in de ontwerpbegroting 2021 werd geraamd, en komt daarmee in totaal op € 0,2 mln.
Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting van het provinciefonds voor 2021 worden de ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet, met € 58,5 mln. verhoogd tot € 2.542 mln. Deze verhoging is de som van de mutaties die bij eerste suppletoire begroting 2021 (€ 0,5 mln.), de tweede suppletoire begroting 2021 (€ 68,1 mln.) en slotwet (€ - 10,1 mln.) zijn aangebracht.
Paragraaf 1 - Uitzonderingsrapportage voor de volgende vier verplichte onderdelen:
Er hebben zich geen overschrijdingen van de tolerantiegrenzen voorgedaan.
Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Er zijn geen bijzonderheden te melden.
Voor het financieel en matarieelbeheer wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Overige aspecten van de bedrijfsvoering
Voor overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Paragraaf 2: Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
Voor de rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Paragraaf 3: Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
Voor de belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Tabel 3 Verantwoordingsstaat 2021 van het provinciefonds (C) (bedragen x € 1.000)
Art. Omschrijving
-
(1)Vastgestelde begroting
-
(2)Realisatie
(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
01 Provinciefonds 2.483.429 2.483.429 2.483.429 2.552.029 2.541.945 2.541.945 68.600 58.516 58.516
Activa |
31-12-2021 |
31-12-2020 |
Passiva |
31-12-2021 |
31-12-2020 |
Intra-comptabele posten |
|||||
|
2.541.945 |
2.602.954 |
|
2.541.945 |
2.602.954 |
|
0 |
0 |
|||
|
0 |
0 |
4a) Rekening-courant RHB |
0 |
0 |
|
0 |
0 |
5a) Begrotingsreserves |
0 |
0 |
|
0 |
0 |
|
0 |
0 |
|
0 |
0 |
|||
Subtotaal intra-comptabel |
2.541.945 |
2.602.954 |
Subtotaal intra-comptabel |
2.541.945 |
2.602.954 |
Extra-comptabele posten |
|||||
|
0 |
0 |
9a) Tegenrekening openstaande rechten |
0 |
0 |
|
0 |
0 |
10a) Tegenrekening vorderingen |
0 |
0 |
11a) Tegenrekening schulden |
0 |
0 |
110 Schulden |
0 |
0 |
|
7.611.696 |
5.472.299 |
12a) Tegenrekening voorschotten |
7.611.696 |
5.472.299 |
13a) Tegenrekening garantieverplichtingen |
0 |
0 |
|
0 |
0 |
14a) Tegenrekening andere verplichtingen |
10.090 |
6 |
|
10.090 |
6 |
|
0 |
0 |
15a) Tegenrekening deelnemingen |
0 |
0 |
Subtotaal extra-comptabel |
7.621.786 |
5.472.305 |
Subtotaal extra-comptabel |
7.621.786 |
5.472.305 |
Totaal |
10.163.731 |
8.075.259 |
Totaal |
10.163.731 |
8.075.259 |
1 Rijkshoofdboekhouding
Toelichting behorende bij de saldibalans per 31 december 2021 van het provinciefonds
Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt overeen met die van de saldibalansposten.
Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting en Ad 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting
Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor 2021 zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2021 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.
Ad 12. Voorschotten
Hieronder zijn de betaalde voorschotten opgenomen voor nog niet definitief vastgestelde uitkeringen aan provincies. De provincies ontvangen, als gevolg van de wet, voorschotten tot het bedrag waar ze vermoedelijk recht op hebben. Uitkeringen aan de provincies worden na afloop van het uitkeringsjaar via beschikkingen definitief vastgesteld. Het totaalbedrag van de betaalde voorschotten bestaat volledig uit voorschotten aan provincies op de algemene uitkering en de decentralisatie-uitkeringen. Het bedrag is in tabel 5 gespecificeerd en daaronder nader toegelicht.
31-12-2021 31-12-2020
Algemene uitkering |
||
2019 |
2.146.168 |
2.146.168 |
2020 |
2.299.076 |
2.299.076 |
2021 |
2.423.793 |
0 |
subtotaal |
6.869.037 |
4.445.244 |
Decentralisatie-uitkeringen |
||
2018 |
0 |
402.372 |
2019 |
352.886 |
352.886 |
2020 |
271.797 |
271.797 |
2021 |
117.976 |
0 |
subtotaal |
742.659 |
1.027.055 |
TOTAAL |
7.611.696 |
5.472.299 |
Algemene uitkering
Dit onderdeel van de tabel vergelijkt voor de algemene uitkering de voorschotten per 31 december 2021 waarvoor per uitkeringsjaar de beschikking nog niet definitief is opgemaakt met de voorschotten waarvoor geldt dat de definitieve beschikking voor het desbetrefende uitkeringsjaar per 31 december 2020 nog niet was opgemaakt.
Decentralisatie-uitkeringen
De voorschotten voor de decentralisatie-uitkeringen op de saldibalans van het provinciefonds hebben veelal een bijzonder karakter. Bij een beperkt aantal uitkeringen staat de hoogte van de uitkering niet vooraf vast of dient over de betaling nog een afrekening plaats te vinden. Bij een groot deel van deze uitkeringen wordt echter vooraf door het beleidsdepartement precies bepaald welke bedragen aan welke begunstigden worden uitbetaald. De begunstigden hoeven ook geen verantwoording af te leggen over de (wijze van) besteding van de uitkering. Het provinciefonds is hierbij slechts een loket waarlangs de verstrekkingen lopen. Desondanks worden alle betalingen uit hoofde van deze uitkeringen op de saldibalans van het provinciefonds als voorschot verantwoord tot het moment waarop de verdeling over medeoverheden definitief wordt vastgesteld door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).
Tabel 6 Mutatieoverzicht voorschotten provinciefonds (bedragen € 1.000) |
x |
voorschotten per 01-01-2021 |
5.472.299 |
ontstaan in 2021 |
2.541.769 |
afgerekend in 2021 |
402.372 |
voorschotten per 31-12-2021 |
7.611.696 |
De stand openstaande voorschotten is per saldo toegenomen ten opzichte van de stand ultimo 2020. Een toename van de openstaande voorschotten heeft plaatgevonden voor de algemene uitkering voor het jaar 2021 en de decentralisatie- uitkeringen voor het jaar 2021. Een afname heeft plaatsgevonden doordat de AMvB, waarmee de decentralisatie-uitkeringen uit 2018 worden vastgesteld, in 2021 is gepubliceerd.
Ad 14. Andere verplichtingen
Onder deze post zijn de openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de algemene uitkering, de decentralisatie-uitkeringen en de onderzoeken verdeelsystematiek opgenomen. Het bedrag is in tabel 7 gespecificeerd.
Tabel 7 Verloop van de openstaande verplichtingen provinciefonds (bedragen x € 1.000)
Omschrijving |
Openstaande verplichtingen per 1-1-2021 |
Aangegane verplichtingen in 2021 (excl. positieve bijstellingen) |
Tot betaling gekomen in 2021 |
Bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren |
Openstaande verplichtingen per 31-12-2021 |
Onderzoeken verdeelsystematiek |
0 |
360 |
176 |
0 |
184 |
Algemene uitkering |
0 |
2.433.693 |
2.423.793 |
0 |
9.900 |
Decentralisatie-uitkeringen |
5 |
117.977 |
117.976 |
|
5 |
Totaal |
5 |
2.552.030 |
2.541.945 |
|
10.090 |
Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 36 100 C, nr. 1 20