Mona Keijzer (CDA) weggestuurd na omstreden uitspraken

zaterdag 25 september 2021, 16:51
gewijzigd

DEN HAAG (PDC) - Mona Keijzer1 krijgt ontslag als staatssecretaris van EZK, nadat zij in een interview met De Telegraaf vraagtekens zette bij de noodzaak van de coronapas. In een verklaring liet premier Rutte weten dat haar uitspraken zich niet verdragen met recente besluiten van de ministerraad.

De voordracht tot ontslag vond plaats met instemming van minister Stef Blok2 van EZK en na overleg met de drie viceminister-presidenten, onder wie CDA'er Hugo de Jonge3. De procedure hiervoor is vastgelegd in het reglement van orde van de ministerraad. Daarin staat onder meer dat de minister-president personen mag voordragen voor ontslag. In overleg met de ministerraad kan vervolgens besloten worden een bewindspersoon te ontslaan (artikel 4).

Dat een bewindspersoon wordt voorgedragen voor ontslag is bijzonder. Doorbreking van de eenheid van kabinetsbeleid leidde in 1978 wel tot ontslagname door minister Kruisinga4. In 1945 ontsloeg premier Gerbrandy5 minister Burger6, nadat die een radiorede over het zuiveringsbeleid had gehouden. In tweede instantie kreeg Burger gelegenheid zelf ontslag te nemen.

Bron: rijksoverheid.nl

Meer over ...

  • Aftredende bewindslieden
  • Homogeniteitsvereiste

  • 1. 
    Mona Keijzer (1968) is sinds 2 juli 2024 minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en (vierde) vicepremier in het kabinet-Schoof. Zij was van 6 december 2023 tot 2 juli 2024 Tweede Kamerlid voor BBB. Van 26 oktober 2017 tot en met 25 september 2021 was zij staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat in het kabinet-Rutte III. Mevrouw Keijzer was in de periode 2012-2017 en van 31 maart tot 27 september 2021 Tweede Kamerlid voor het CDA en toen woordvoerder zorg en asiel-, migratie- en integratiebeleid. Tevens was zij vicefractievoorzitter. Zij was tweemaal kandidaat-lijsttrekker van het CDA. Voor zij Kamerlid werd, was mevrouw Keijzer advocaat en mediator en in 2007-2012 wethouder van Purmerend. In de Kamer hield zij namens BBB zich bezig met sociale zaken, asiel, migratie en integratie, binnenlandse zaken, digitale zaken en media.
     
  • 2. 
    Stef Blok (1964) was van 25 mei 2021 tot 10 januari 2022 minister van Economische Zaken en Klimaat. Hij verving minister Van 't Wout. Zijn taken als minister van Buitenlandse Zaken, wat hij sinds 7 maart 2018 was, werden overgenomen door minister Kaag. In het kabinet-Rutte II was de heer Blok van 5 november 2012 tot 27 januari 2017 minister voor Wonen en Rijksdienst en van 27 januari tot 26 oktober 2017 minister van Veiligheid en Justitie. Van 25 augustus 1998 tot 5 november 2012 was de heer Blok Tweede Kamerlid. Hij was in de periode 2010-2012 fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer. Daarvoor was hij kredietanalist-secretaris Concern Krediet College en accountmanager Corporate Banking bij ABN/Amro. In de Tweede Kamer was hij woordvoerder sociale zekerheid, AOW, pensioenen en financiën. De heer Blok is sinds 2022 lid van de Europese Rekenkamer.
     
  • 3. 
    Hugo de Jonge (1977) was van 5 september 2023 tot 2 juli 2024 minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het kabinet-Rutte IV. Daarvoor was hij tussen 10 januari 2022 en 5 september 2023 minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in dat kabinet. Daarvoor was hij viceminister-president en minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het kabinet-Rutte III. In dat kabinet nam hij op 19 maart 2020 de taken over van de afgetreden minister Bruins en werd hij met name verantwoordelijk voor de (medische) aanpak van de coronacrisis. De heer De Jonge was in 2010-2017 voor het CDA wethouder van onderwijs, jeugd en (sinds 2014) zorg in Rotterdam. Eerder was hij politiek assistent van de onderwijsbewindslieden Maria van der Hoeven en Marja van Bijsterveldt. Hij begon zijn loopbaan als onderwijzer en was later ook ambtenaar op OCW. Sinds 15 september 2024 is hij waarnemend commissaris van de Koning in Zeeland.
     
  • 4. 
    Van huis uit doopsgezinde arts en christendemocratisch politicus wiens niet onopgemerkt gebleven politieke leven werd omlijst door een minder spraakmakende, maar glanzende ambtelijke loopbaan op het gebied van de volksgezondheid. Werd staatssecretaris op dat terrein in het kabinet-De Jong en daarna van verkeer en waterstaat in het kabinet-Biesheuvel. Als fractievooorzitter van de CHU speelde hij tijdens het kabinet-Den Uyl behendig op twee borden: oppositie voeren en tevens de eenheid bevorderen met regeringspartijen ARP en KVP in aanloop naar het CDA. Werd verrassend minister van Defensie in het kabinet-Van Agt I. Verzette zich als enige in het kabinet tegen de productie van de neutronenbom en trad daarom al na drie maanden af. Was daarna senator en vicepresident van de uitvoerende raad bij de Wereld Gezondheidsorganisatie. Riep in eigen kring soms weerstand op door een flinke mate van ijdelheid.
     
  • 5. 
    Fries, jurist, hoogleraar, maar bovenal oorlogspremier. Was gedeputeerde in Friesland en hoogleraar handels- en procesrecht aan de VU en al in 1929 kandidaat-minister. Trad in 1939 tegen de zin van zijn partij toe tot het tweede kabinet-De Geer en werd in september 1940 door de koningin aangezocht als premier, omdat hij, anders dan De Geer, krachtdadiger streed voor herwinning van de vrijheid. Inspireerde vanuit Londen met zijn kenmerkende stemgeluid in radiopraatjes het verzet. Trad als premier vaak zonder overleg met collega's op, hetgeen tot de nodige conflicten leidde. Na de oorlog fel opposant tegen de Indiëpolitiek van de kabinetten-Drees. Trok zich als Kamerlid vaak weinig aan van de lijn die door de fractie was uitgestippeld. Zette zich in voor een gelijkwaardige positie van de Friese taal. Solist, eigengereid, maar ook standvastig en oprecht.
     
  • 6. 
    PvdA-voorman die in het tijdperk-Drees, maar ook nadien, onder meer als formateur, een vooraanstaande politieke rol speelde. Was advocaat in Dordrecht en werd in 1944 als Engelandvaarder opgenomen in het kabinet-Gerbrandy. Een conflict met Gerbrandy over de naoorlogse berechting van 'foute' Nederlanders leidde tot zijn aftreden. In 1945 voor de SDAP lid van het noodparlement en vanaf 1952 als fractievoorzitter naast Drees de voornaamste PvdA-politicus. In 1955 en 1956 succesvol informateur. Verliet in 1962 de Tweede Kamer na kritiek op zijn ongepolijste stijl. Werd daarna senator en in 1970 staatsraad. Mede door zijn directe wijze van uitdrukken en doortastende optreden wist hij in 1973 een wig te drijven in het confessionele kamp en werd hij de architect van het kabinet-Den Uyl. Was behalve PvdA-voorman ook voorzitter van de VARA.