Nederlandse politiek en de Europese Unie - Hoofdinhoud
De Nederlandse en Europese politiek zijn veel meer verweven met elkaar dan in eerste instantie vaak gedacht. Inmiddels zijn meer dan de helft van onze nieuwe wetten het gevolg van Europees beleid op de terreinen waar een deel van de soevereiniteit is overgedragen aan de EU.
Als lidstaat van de EU beslist Nederland mee over wetgeving van de EU en kan met verschillende middelen de Europese besluitvorming beïnvloeden, de Nederlandse rol in Europa bijsturen en indien gewenst zelfs radicaal ingrijpen.
Het parlement kan ook enige invloed uitoefenen op de inzet van nationale bewindspersonen in Europees verband, zo speelt het contact met de Nederlandse Europarlementariërs een belangrijke verbindende rol in het contact en de invloed van de Nederlandse politiek op het Europees beleid.
Inhoudsopgave
Door het ratificeren van de achtereenvolgende Europese Verdragen (Verdrag van Rome, Europese Eenheidsakte, het Verdrag van Maastricht, Verdrag van Amsterdam, Verdrag van Nice en Verdrag van Lissabon), is het Nederlandse parlement akkoord gegaan met de overdracht van soevereiniteit van Nederland aan de Europese Unie op een aantal beleidsterreinen. Deze exclusieve bevoegdheden van de EU betreffen de douane-unie, de concurrentieregels voor de interne markt, het monetair beleid van de eurolanden en het handelsbeleid en internationale verdragen van de EU.
Werkprogramma van de Europese Commissie
De Europese Commissie presenteert één keer per jaar een overzicht van de voorstellen voor Europese wet –en regelgeving die ze gaat doen. Dat werkprogramma wordt vervolgens besproken in het Europees Parlement en de Raad van Ministers. Voordat Nederland een standpunt inneemt vindt er eerst overleg plaats in de Tweede Kamer over de Nederlandse prioriteiten voor het komende jaar.
Staat van de Unie
Eén keer per jaar organiseert de Tweede Kamer een debat over de 'Staat van de Unie i', een nota over het kabinetsbeleid in Europees perspectief. Dan bespreken het kabinet, de Tweede Kamer én de Nederlandse Europarlementariërs de Europese stand van zaken en de Nederlandse Europese agenda voor het komende jaar. Ook in de Eerste Kamer is er zo'n debat, de Algemene Europese Beschouwingen.
Europa overleg
De Tweede Kamer overlegt regelmatig met de minister van Buitenlandse Zaken over de hoofdpunten van het Europabeleid en recente ontwikkelingen in Europa. Daarnaast vindt vier keer per jaar overleg plaats met de premier over de Nederlandse inzet bij de Europese Raad.
Na afloop van een bijeenkomst van de Raad stuurt de verantwoordelijke minister een verslag aan de Tweede Kamer. Op die manier controleert het Nederlandse parlement de eigen ministers en bekijkt het of voorgenomen besluiten wel in het belang van Nederland zijn.
De Tweede Kamer kan ook enige invloed uitoefenen op de inzet van nationale bewindspersonen in Europees verband. Zo kan zij voorafgaand aan bijeenkomsten van de Raad van Ministers en de Europese Raad de nationale politici verzoeken bepaalde standpunten in te nemen of aangeven binnen welke grenzen er onderhandeld zou moeten worden. De Kamer kan de bewindspersonen ook achteraf verzoeken om een toelichting te geven van de resultaten.
Subsidiariteitsbeginsel
Een allereerst belangrijk middel voor de Tweede Kamer om invloed op de EU uit te oefenen is het subsidiariteitsbeginsel i. Dit beginsel houdt in dat politieke besluiten op een zo laag mogelijk niveau moeten worden genomen. Dit betekent dat de EU alleen een bepaald besluit mag nemen als vaststaat dat dit niet goed op het nationale, regionale of lokale niveau kan gebeuren.
Nationale parlementen hebben nadat de Europese Commissie ze een wetsvoorstel heeft toegestuurd acht weken de tijd om te bepalen of zij van mening zijn dat dit voorstel in strijd is met het beginsel. Indien hierbij ten minste een derde van de parlementen dit inderdaad in strijd met het subsidiariteitsbeginsel beschouwt, dan kunnen zij een ‘gele kaart i’ trekken en moet de Commissie het wetsvoorstel in heroverweging nemen. Bij de helft van de parlementen wordt dit een ‘oranje kaart i’. De Tweede Kamer is voor deze wijze van invloed uitoefenen dus wel afhankelijk van haar nationale en Europese collega’s.
Parlementair behandelvoorbehoud
De Tweede Kamer heeft ook de beschikking over het zogenaamde parlementair behandelvoorbehoud i. Dit houdt in dat, wanneer er in de Raad van Ministers een wetsvoorstel wordt besproken dat de Kamer erg belangrijk acht voor het land, het parlement de regering kan vragen om niet met het voorstel in te stemmen voordat de Kamer hierover met het kabinet gedebatteerd heeft. Na een parlementair behandelvoorbehoud is de regering verplicht de Kamer(s) te informeren over de voortgang van het voorstel.
Het parlementair behandelvoorbehoud is ingevoerd bij de goedkeuringswet van het Verdrag van Lissabon. Het heeft alleen betekenis tussen het Nederlandse parlement en de Nederlandse regering; andere lidstaten zijn er niet door gebonden.
Binnen twee maanden nadat de Tweede Kamer een voorstel van de Europese Commissie voor een wetgevingshandeling heeft ontvangen, kan zij besluiten dat het voorstel van zodanig politiek belang wordt geacht dat de Kamer over de behandeling daarvan op bijzondere wijze wenst te worden geïnformeerd. De Kamer stelt de regering daarvan schriftelijk op de hoogte, waarna de regering direct een parlementair voorbehoud laat aantekenen bij de behandeling van het voorstel in de EU.
Vervolgens vindt binnen vier weken een overleg plaats met de regering over het bijzondere politieke belang van het voorstel, waarin tevens afspraken worden gemaakt over de wijze van informatieverstrekking door de regering, over het verloop van de onderhandelingen en van de wetgevingsprocedure en over eventueel vervolgoverleg.
BNC-fiche
Op basis van het jaarlijkse werkprogramma komt de Europese Commissie met concrete voorstellen voor Europese wet- en regelgeving. De vaste Kamercommissie ziet erop toe dat er op tijd een regeringsstandpunt verschijnt bij relevante nieuwe Europese voorstellen. Ook geeft de vaste Kamercommissie daarbij, als dit nodig is, procedureel advies aan de andere Kamercommissies over de behandeling van deze voorstellen.
Het regeringsstandpunt verschijnt in de vorm van een zogenoemd BNC-fiche i (Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen). Deze hebben een vaste indeling met samenvatting van het voorstel van de Europese Commissie, een oordeel over de subsidiariteit en de proportionaliteit van het voorstel en het eerste Nederlands standpunt hierover. De afspraak is dat de regering bij belangrijke nieuwe Europese voorstellen binnen 6 weken een fiche aan de Kamer stuurt. De BNC-fiches zijn belangrijk omdat zij de inzet vormen voor de Nederlandse onderhandelaars in Brussel.
De goedgekeurde BNC-fiches worden door het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar de Eerste Kamer, de Tweede Kamer en de Nederlandse leden van het Europees Parlement gestuurd. De fiches bieden de Kamers de mogelijkheid om zich in een vroeg stadium te verdiepen in de voorgenomen Europese regelgeving. Met name de Tweede Kamer zal proberen de regering te doordringen van haar standpunt over het Commissievoorstel. De regering weegt het standpunt van de Kamers mee bij de Raadsvergaderingen over de voorgenomen Europese regelgeving.
Overleg voor Raadsvergaderingen
Leden van het kabinet sluiten aan bij vergaderingen van de Raad i en de Europese Raad i. Voorafgaand aan deze bijeenkomsten is het gebruikelijk dat er een debat plaatsvindt tussen de verantwoordelijke minister(s) en de Tweede Kamer. Deze debatten zijn meestal met de vaste Kamercommissies voor de beleidsterreinen waar het in de betreffende Raadsvergadering om gaat. Soms wordt de inbreng voor een Raad niet gedaan in een debat, maar in de vorm van een schriftelijk overleg waarbij Kamerleden schriftelijk vragen kunnen stellen aan de minister. Op deze manier kunnen Kamerleden invloed uitoefenen op de Nederlandse inzet bij een Europese bijeenkomst.
Instemmingsrecht
Op een paar beleidsterreinen moet de regering goedkeuring vragen van de Eerste en Tweede Kamer. Alleen als deze goedkeuring verleent is kan de regering akkoord gaan namens Nederland in Europa. Het gaat om Europese wetgeving op het terrein van paspoorten en identiteitsbewijzen, politiesamenwerking en het familierecht.
Rapporteurschap en EU-adviseurs
De Kamer heeft de mogelijkheid om één Kamerlid of enkele Kamerleden te benoemen tot rapporteur(s) op een bepaald EU-dossier. Rapporteurs verdiepen zich in een onderwerp en adviseren de commissie over de behandeling. Ook kunnen ze in sommige gevallen het Kamerstandpunt uitdragen in Brussel en bij andere nationale parlementen. Door deze rapporteurs kan de Kamer beter inzicht in en grip op Europese besluitvorming krijgen.
Elke vaste Kamercommissie heeft ook een EU-adviseur. Deze voorziet de commissie van administratieve ondersteuning.
Prioriteiten Werkprogramma
Elk jaar selecteren de Eerste en Tweede Kamer dossiers uit het werkprogramma die zijn extra belangrijk vinden en daarom met meer aandacht zullen volgen. Dit vormt het startpunt voor de controle die het parlement uitoefent op de Europese besluitvorming.
Overzicht
Een overzicht van de verschillende middelen die het parlement heeft op het gebied van Europese Zaken:
Middel |
Invloed |
|
---|---|---|
Een advies naar de Europese Commissie sturen over waarom een voorstel in strijd is met het beginsel van subsidiariteit |
Controleren van de besluitvorming van de EU en hier (in samenwerking met andere parlementen) invloed op uitoefenen |
|
Een voorbehoud plaatsen zodat een regering niet met een voorstel kan instemmen totdat er een debat met de Tweede Kamer is gevoerd |
Controleren van en invloed uitoefenen op de Nederlandse inbreng in de EU |
|
De regering stuurt een brief met het regeringsstandpunt over een voorstel van de Europese Commissie |
Informatie verkrijgen over de Nederlandse positie van EU-voorstellen |
|
Debat voorafgaand aan Raadsvergaderingen |
Voor elke Raad i en Europese Raad i vindt er een debat plaats tussen de Tweede Kamer en de verantwoordelijke minister(s) |
Controleren van en invloed uitoefenen op de Nederlandse inbreng in de EU |
Instemmingsrecht |
Op enkele beleidsterreinen is instemming van de Kamer vereist voordat de regering akkoord kan gaan met een Europees voorstel |
Controleren van en invloed uitoefenen op Europese besluitvorming |
Rapporteurs |
Kamerleden worden rapporteurs op een bepaald Europees dossier en verdiepen zich hierin om de vaste Kamercommissie te adviseren |
Verbeteren van de informatiepositie van de Tweede Kamer |
Prioriteiten Werkprogramma i |
Elk jaar verklaren de Eerste en Tweede Kamer enkele dossiers uit het Europese werkprogramma prioritair en die volgen ze dan met extra aandacht |
Het startpunt bepalen voor de controle op Europese besluitvorming en de Nederlandse inbreng in de EU |
Om hun werk goed te kunnen doen is het van groot belang dat Nederlandse parlementariërs goed op de hoogte zijn van wat er speelt in Europa én dat de Nederlandse Europarlementariërs weten wat in Nederland speelt en leeft. Daarom, én om invloed uit te oefenen op Europees beleid, is er veel contact tussen de leden van het Nederlandse parlement en de Europarlementariërs.
Het Europees Parlement en het nationale parlement van het Raadsvoorzitterschap organiseren tal van conferenties en bijeenkomsten om de dialoog tussen de volksvertegenwoordigingen van de EU soepel te doen verlopen en parlementaire controle zo effectief mogelijk te maken binnen de Europese Unie. Daarnaast zijn er een aantal vaste contacten:
-
-Kamerleden nemen deel aan halfjaarlijkse conferenties om van gedachten te wisselen met de leden van de Conferentie van in Europese Zaken gespecialiseerde commissies van nationale parlementen i (COSAC);
-
-Kamerleden onderhouden contacten met leden van nationale parlementen uit de andere lidstaten, bijvoorbeeld door werkbezoeken;
-
-Het Nederlandse parlement heeft een eigen 'Permanente Vertegenwoordiger' in Brussel, wiens rol een soort vooruitgeschoven 'waarnemer' van de beide Kamers is;
-
-Europarlementariërs hebben veel contact met de eigen politieke partij, de collega's uit de Tweede Kamer, met de vaste commissies in de Tweede Kamer en nemen deel aan het politieke debat in Nederland.