Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden - Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2021 (Zesde incidentele suppletoire begroting inzake voucherkredietfaciliteit en uitvoeringskosten RVO TOGS) - Hoofdinhoud
Dit verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 35792 - Zesde incidentele suppletoire begroting Economische Zaken en Klimaat 2021 (voucherkredietfaciliteit en uitvoeringskosten RVO TOGS) i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2021 (Zesde incidentele suppletoire begroting inzake voucherkredietfaciliteit en uitvoeringskosten RVO TOGS); Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden; Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden |
---|---|
Documentdatum | 09-06-2021 |
Publicatiedatum | 09-06-2021 |
Nummer | KST357923 |
Kenmerk | 35792, nr. 3 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2020-2021
35 792 |
Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2021 (Zesde incidentele suppletoire begroting inzake voucherkredietfaciliteit en uitvoeringskosten RVO TOGS) |
Nr. 3 |
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 11 juni 2021 De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden. De vragen zijn op 12 mei 2021 voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Bij brief van 9 juni 2021 zijn ze door de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat beantwoord. Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid. De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan De griffier van de commissie, Nava |
kst-35792-3 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2021 |
Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 35 792, nr. 3 1 |
Kan nader worden ingegaan op de voorwaarden voor de aflossing van de ontvangen bedragen van de voucherkredietfaciliteit in de periode 2022-2028?
2
Is de aflossingstermijn voor de voucherkredietfaciliteit standaard tot 2028? Antwoord 1 en 2
Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR) dient het bedrag dat is geleend in het kader van de voucherkredietfaciliteit binnen 7 jaar aan de Staat terug te betalen. De aflossing geschiedt lineair en per kalenderkwartaal, met ingang van 1 juli 2022. Het is SGR toegestaan om versneld af te lossen1.
3
Zijn er uitzonderingsmogelijkheden waardoor bedrijven niet in de periode 2022-2028 hoeven terug te betalen, maar dit in een aangepaste periode of ritme kunnen doen?
Antwoord
De Staat heeft afspraken gemaakt met SGR over de voucherkredietfaciliteit. Deze afspraken zien niet alleen op de wijze waarop SGR de lening bij de Staat aflost, maar zien ook op de modaliteiten van de lening die de reisorganisaties vervolgens bij SGR aangaan (het «voucherkrediet»). In de overeenkomst tussen de Staat en SGR is vastgelegd dat de reisorganisatie uiterlijk op 31 december 2021 de lening kan afsluiten en dat de reisorganisatie uiterlijk twaalf maanden na het afsluiten van de lening begint met aflossen. Het voucherkrediet wordt vervolgens na verloop van ieder kalenderkwartaal over een periode van 5 jaar lineair afgelost. Het is de reisorganisatie toegestaan om tussentijds versneld af te lossen.
4
Voor welk bedrag is momenteel een beroep gedaan op de voucherkrediet-faciliteit?
SGR heeft in het kader van de voucherkredietfaciliteit een leningsfaciliteit bij de Staat afgesloten van in totaal € 400 mln, waarvan op dit moment € 150 mln daadwerkelijk door de Staat aan SGR is verstrekt. Uit de voortgangsrapportage van SGR aan EZK van 24 mei jl. blijkt dat er inmiddels voor € 223 miljoen aan voucherkrediet door SGR aan reisorganisaties is toegekend.
5
In hoeverre is met de huidige vormgeving van de voucherkredietfaciliteit geborgd dat alle reisorganisaties gebruik kunnen maken van een garantieregeling?
7
Hoeveel reisorganisaties zullen naar verwachting met de beschikbare 400 miljoen euro kunnen worden geholpen? Wat zijn de kenmerken van deze bedrijven? Hoeveel en welke reisorganisaties worden naar verwachting niet bereikt?
Antwoord 4, 5 en 7
SGR heeft in het kader van de voucherkredietfaciliteit een leningsfaciliteit bij de Staat afgesloten van in totaal € 400 miljoen, waarvan op dit moment € 150 miljoen daadwerkelijk door de Staat aan SGR is verstrekt. Met de voucherkredietfaciliteit kan SGR een lening verstrekken aan de bij 1 Kamerstuk 35 420, nr. 252.
het garantiefonds aangesloten reisorganisaties die pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen aanbieden en die tijdelijk onvoldoende middelen hebben om vouchers terug te betalen aan consumenten. Ongeveer 90% van de reisorganisaties die actief zijn op deze markt is bij SGR aangesloten en kan een verzoek voor een voucherkrediet bij SGR indienen. Verdere toelichting bij de reikwijdte van de voucherkredietfaci-liteit kunt u vinden in een eerder aan uw Kamer aangeboden brief en toetsingskader over de voucherkredietfaciliteit.
Uit de voortgangsrapportage van SGR aan EZK van 8 juni blijkt dat er inmiddels aan 142 reisorganisaties een voucherkrediet is toegekend, en dat er nog 34 aanvragen in behandeling zijn. Aanvragen kunnen tot het einde van het jaar worden ingediend.
Reisorganisaties die geen gebruik kunnen of willen maken van de voucherkredietfaciliteit die door SGR wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld omdat zij geen deelnemer zijn van SGR of geen vouchers hebben uitgegeven, kunnen andere routes bewandelen om liquiditeit aan te trekken, zoals via Qredits.
6
Wat is de verwachting ten aanzien van alsnog goedgekeurde verzoeken bij de steekproeven van de bezwaar- en beroepschriften door de RVO?
Antwoord
RVO heeft na sluiting van de TOGS-regeling in de periode september 2020 tot en met februari 2021 een steekproef uitgevoerd. U bent hierover uitgebreid geïnformeerd in de brief van 19 maart jl. Naast de steekproef zijn meldingen van mogelijk misbruik onderzocht, waarvan de laatste medio mei 2021 afgerond. Op 28 mei jl. stonden er ten aanzien van de TOGS 31 bezwaarschriften en 122 beroepszaken open.
8
Klopt het dat de werkwijze van reisorganisaties bepalend is voor de hoogte van de TVL en dat het ene bedrijf de reissom als omzetverlies kan opvoeren en het andere bedrijf alleen de bemiddelingskosten, met als gevolg dat de TVL bij het eerste bedrijf vele malen hoger uitvalt? Zijn hier veel signalen over ontvangen?
Antwoord
De omzet (en omzetverlies) van een ondernemer en het vaste lastenper-centage voor de betreffende sector zijn bepalend voor de hoogte van de te ontvangen TVL. Hierbij wordt omzet gedefinieerd als alle inkomsten zonder de ontvangen btw en vóór aftrek van kosten en vaste lasten.
Daarbij is de Reisbureauregeling van de Belastingdienst leidend. Een onderneming kan een combinatie van activiteiten hebben die deels wel en deels niet onder die regeling vallen. Voor de activiteiten die onder de Reisbureauregeling vallen geeft de ondernemer niet de omzet maar de marge op aan de Belastingdienst. Voor die activiteiten kan binnen de TVL die marge dan als omzet worden meegenomen. De ondernemer moet daar nadere onderbouwing voor aanleveren. Hierover is gedurende het afgelopen jaar ook contact geweest met de brancheorganisaties van de reisbranche.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 35 792, nr. 3 3