Voorstel van wet - Uitvoering van Deel III van de op 30 december 2020 te Brussel en Londen tot stand gekomen Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds (PbEU 2020, L 444 en PbEU 2021, L 149) (Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU - VK Justitie en Veiligheid) - Hoofdinhoud
Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 35852 - Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU – VK Justitie en Veiligheid i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Uitvoering van Deel III van de op 30 december 2020 te Brussel en Londen tot stand gekomen Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds (PbEU 2020, L 444 en PbEU 2021, L 149) (Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU - VK Justitie en Veiligheid); Voorstel van wet; Voorstel van wet |
---|---|
Documentdatum | 02-06-2021 |
Publicatiedatum | 02-06-2021 |
Nummer | KST358522 |
Kenmerk | 35852, nr. 2 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2020-
2021
35 852
Uitvoering van Deel III van de op 30 december 2020 te Brussel en Londen tot stand gekomen Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds (PbEU 2020, L 444 en PbEU 2021, L 149) (Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU - VK Justitie en Veiligheid)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut!
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het noodzakelijk is ter uitvoering van de op 30 december 2020 te Brussel en Londen tot stand gekomen Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds (PbEU 2020, L 444 en PbEU 2021, L 149) enkele wettelijke voorzieningen ten aanzien van de overlevering van personen van en naar het Verenigd Koninkrijk, de wederzijdse rechtshulp met het Verenigd Koninkrijk en doorgifte van justitiële gegevens en passagiersgegevens te treffen;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1 OVERLEVERING Artikel 1
Overlevering tussen Nederland enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds vindt plaats met inachtneming van:
-
a.de op 30 december 2020 te Brussel en Londen tot stand gekomen Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds (PbEU 2020,
L 444 en PbEU 2021, L 149);
-
b.de door Nederland afgelegde verklaringen bij de in onderdeel a genoemde overeenkomst;
kst-35852-2 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2021
-
c.de Overleveringswet, met inachtneming van artikel 3 van deze wet;
-
d.deze wet.
Overlevering kan worden geweigerd indien het aanhoudingsbevel een strafbaar feit betreft dat:
-
a.naar Nederlands recht geacht wordt geheel of ten dele op Nederlands grondgebied of buiten Nederland aan boord van een Nederlands vaartuig of luchtvaartuig te zijn gepleegd, of,
-
b.buiten het grondgebied van de uitvaardigende staat is gepleegd, terwijl naar Nederlands recht geen vervolging zou kunnen worden ingesteld indien het feit buiten Nederland zou zijn gepleegd.
-
1.Artikel 1 en Afdeling 2 van Hoofdstuk II, alsmede de Hoofdstukken III tot en met V van de Overleveringswet zijn van overeenkomstige toepassing op de behandeling van aanhoudingsbevelen als bedoeld in Deel III, Titel VII (Overlevering), van de op 30 december 2020 te Brussel en Londen tot stand gekomen Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds (PbEU 2020, L 444 en PbEU 2021, L 149).
-
2.Uitsluitend met het oog op de in het eerste lid bedoelde toepassing van artikel 1 van de Overleveringswet wordt tevens verstaan onder:
-
a.Overleveringsovereenkomst: Deel III, Titel VII (Overlevering), van de op 30 december 2020 te Brussel en Londen tot stand gekomen Handelsen Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds (PbEU 2020,
L 444 en PbEU 2021, L 149);
-
b.Europees aanhoudingsbevel: een aanhoudingsbevel als bedoeld in artikel 598 van de Overleveringsovereenkomst;
-
c.overlevering: de terbeschikkingstelling op grond van de Overleveringsovereenkomst van een persoon door de justitiële autoriteiten van, Nederland, respectievelijk, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland ten behoeve van hetzij een in Nederland, respectievelijk het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, tegen hem gericht strafrechtelijk onderzoek, hetzij de tenuitvoerlegging van een hem in Nederland, respectievelijk, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, opgelegde vrijheidsbenemende straf of maatregel;
-
d.opgeëiste persoon: de persoon op wie een aanhoudingsbevel op grond van de Overleveringsovereenkomst betrekking heeft;
-
e.uitvaardigende justitiële autoriteit: de justitiële autoriteit van Nederland, respectievelijk het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, krachtens het nationale recht bevoegd tot het afgeven van een aanhoudingsbevel krachtens de Overleveringsovereenkomst;
-
f.uitvaardigende staat: de staat waar de uitvaardigende justitiële autoriteit werkzaam is;
-
g.uitvoerende justitiële autoriteit: de justitiële autoriteit van Nederland, respectievelijk het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, krachtens het nationale recht bevoegd tot het nemen van de beslissing tot overlevering op basis van een aanhoudingsbevel krachtens de Overleveringsovereenkomst;
-
h.uitvoerende staat: de staat waar de uitvoerende justitiële autoriteit werkzaam is.
De samenwerking tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland in het kader van het aanhoudingsbevel, bedoeld in artikel 3, onder b, voldoet aan de vereisten van noodzakelijkheid en evenredigheid, rekening houdend met de rechten van de opgeëiste persoon en de belangen van de slachtoffers, de ernst van de gepleegde strafbare feiten, de straf of maatregel die waarschijnlijk wordt opgelegd, en de mogelijkheid dat de uitvoerende staat minder vergaande maatregelen treft dan de overlevering jegens de opgeëiste persoon, teneinde onnodig lange vrijheidsbeneming te voorkomen.
Artikel 6 van de Overleveringswet is van overeenkomstige toepassing op de overlevering van Nederlanders en daarmee krachtens het derde lid van dat artikel gelijkgestelde vreemdelingen.
-
1.Overlevering van een Nederlander ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een bij onherroepelijk vonnis aan hem opgelegde vrijheidsstraf kan worden geweigerd, indien:
-
a.de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen, en,
-
b.de opgeëiste persoon, in de gevallen waarin hem krachtens verdrag dit recht toekomt, met de overname van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf instemt.
-
2.In geval van een weigering van de overlevering, beveelt de rechtbank, gelijktijdig met de weigering, de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
-
3.Bij de beoordeling van een verzoek tot overlevering als bedoeld in het eerste lid beoordeelt de rechtbank:
-
a.of er gronden als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 7 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen zijn waarop de overname van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geweigerd kan worden;
-
b.of de ten uitvoer te leggen vrijheidsstraf is opgelegd voor een feit dat ook naar Nederlands recht strafbaar is, en zo ja, welk strafbaar feit dit oplevert;
-
c.of het vierde of vijfde lid aanleiding geeft tot een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf, en zo ja, welke aanpassing.
-
4.Indien de opgelegde vrijheidsstraf een langere duur heeft dan het voor het desbetreffende feit naar Nederlands recht toepasselijke strafmaximum, wordt de duur van de opgelegde vrijheidsstraf tot dat strafmaximum verlaagd.
-
5.Indien de aard van de opgelegde vrijheidsstraf onverenigbaar is met het Nederlands recht, wordt de vrijheidsstraf gewijzigd in een straf of maatregel waarin het Nederlands recht voorziet en die zoveel mogelijk overeenstemt met de in de uitvaardigende lidstaat opgelegde vrijheidsstraf.
-
6.De aanpassing op grond van het vierde of vijfde lid houdt in geen geval een verzwaring van de opgelegde vrijheidsstraf in.
-
7.Onze Minister kan de rechtbank of de officier van justitie desgevraagd adviseren over de overname van de straf.
-
8.De officier van justitie stelt Onze Minister onverwijld in kennis van het bevel tot tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
-
9.Onze Minister draagt er zorg voor dat de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig de regels van het Nederlands recht en met overeenkomstige toepassing van artikel 33 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen, met inachtneming van het bevel van de rechtbank als bedoeld in het eerste lid, ten uitvoer wordt gelegd.
-
10.Het eerste tot en met het negende lid is eveneens van toepassing op een vreemdeling die tijdens het verhoor door de rechtbank aantoont dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover ten aanzien van hem de verwachting bestaat dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel. Eventuele bewijsstukken dienen tijdig voorafgaand aan het verhoor door de rechtbank te worden overlegd.
Indien een aanhoudingsbevel strekt tot vervolging van de opgeëiste persoon in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en toepassing van artikel 6 van de Overleveringswet leidt tot weigering van de overlevering deelt de officier van justitie aan de uitvaardigende justitiële autoriteit mede of de feiten aanknopingspunt bieden voor vervolging in Nederland, en welke beslissing terzake van vervolging in Nederland is genomen. Hij geeft daarbij aan op welke wijze hij met eventuele zienswijzen van de uitvaardigende justitiële autoriteit rekening heeft gehouden. Artikel 51ac van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 2 WEDERZIJDSE RECHTSHULP Artikel 8
Onverminderd het bepaalde in het Vijfde Boek van het Wetboek van Strafvordering kan een verzoek om rechtshulp aan de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland slechts geschieden indien dat verzoek noodzakelijk is en in verhouding staat tot het doel van het onderzoek, daarbij rekening houdend met de rechten van de verdachte of beschuldigde persoon.
HOOFDSTUK 3 JUSTITIËLE GEGEVENS Artikel 9
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
-
a.centrale autoriteit: een centrale autoriteit, aangewezen krachtens artikel 645 van de overeenkomst;
-
b.de overeenkomst: de op 30 december 2020 te Brussel en Londen tot stand gekomen Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (PbEU 2020, L 444 en PbEU 2021, L 149);
-
c.justitiële gegevens: justitiële gegevens, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
-
d.Onze Minister: Onze Minister, bedoeld in artikel 1, onderdeel y, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
In afwijking van artikel 3, tweede lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens worden justitiële gegevens verwerkt ter uitvoering van de overeenkomst en het bij dit hoofdstuk bepaalde.
Onze Minister verzoekt de centrale autoriteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland om doorgifte van justitiële gegevens ten behoeve van het veiligheidsonderzoek in verband met werving of vrijwillige activiteiten waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen, nadat betrokkene een aanvraag heeft gedaan om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
Onze Minister geeft op verzoek van de centrale autoriteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland justitiële gegevens door indien die gegevens worden verzocht ten behoeve van:
-
a.een veiligheidsonderzoek in verband met werving of vrijwillige activiteiten waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen; en
-
b.een verzoek van de betrokkene om hem betreffende justitiële gegevens uit de justitiële documentatie.
HOOFDSTUK 4 PASSAGIERSGEGEVENS Artikel 13
Aan artikel 13 van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
5.In afwijking van het eerste tot en met het vierde lid, vindt de doorgifte van passagiersgegevens of het verwerkingsresultaat van die gegevens door de Passagiersinformatie-eenheid aan de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland plaats met inachtneming van de op 30 december 2020 te Brussel en Londen tot stand gekomen Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds (PbEU 2020, L 444 en PbEU 2021, L 149). Artikel 10, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN Artikel 14
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU - VK Justitie en Veiligheid.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
De Minister voor Rechtsbescherming,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 35 852, nr. 2 6