Memorie van toelichting - Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2020 - Hoofdinhoud
Deze memorie van toelichting i is onder nr. 4 toegevoegd aan wetsvoorstel 35830 VII - Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2020 i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2020; Memorie van toelichting; Memorie van toelichting |
---|---|
Documentdatum | 19-05-2021 |
Publicatiedatum | 19-05-2021 |
Nummer | KST35830VII4 |
Kenmerk | 35830 VII, nr. 4 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2020
2021
35 830 VII
Jaarverslag en slotwet van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) 2020
Nr. 4
MEMORIE VAN TOELICHTING
A ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL Wetsartikelen 1 tot en met 3
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 afzonderlijk bij wet vastgesteld en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2020 wijzigingen aan te brengen in:
-
1.de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
-
2.de begrotingsstaten inzake de agentschappen van dit ministerie.
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
B ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN (SLOTVERSCHILLEN)
De beleidsmatige mutaties en technische mutaties, die groter of gelijk zijn aan de ondergrens zoals deze in de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) zijn opgenomen, worden toegelicht. In het kader van transparantie kan het voorkomen dat mutaties beneden deze ondergrenzen ook worden toegelicht.
Tabel 1 Ondergrenzen conform RBV 2021 |
||
Beleidsmatige mutaties (ondergrens in €) |
Technische mutaties (ondergrens in €) |
|
|
Verplichtingen/Uitgaven: 1 mln. Ontvangsten: 1 mln. |
Verplichtingen/Uitgaven: 2 mln. Ontvangsten: 2 mln. |
|
Verplichtingen/Uitgaven: 5 mln. Ontvangsten: 1 mln. |
Verplichtingen/Uitgaven: 10 mln. Ontvangsten: 2 mln. |
|
Verplichtingen/Uitgaven: 10 mln. Ontvangsten: 5 mln. |
Verplichtingen/Uitgaven: 20 mln. Ontvangsten: 10 mln. |
|
Verplichtingen/Uitgaven: 5 mln. Ontvangsten: 1 mln. |
Verplichtingen/Uitgaven: 10 mln. Ontvangsten: 2 mln. |
|
Verplichtingen/Uitgaven: 2 mln. Ontvangsten: 1 mln. |
Verplichtingen/Uitgaven: 4 mln. Ontvangsten: 2 mln. |
|
Verplichtingen/Uitgaven: 2 mln. Ontvangsten: 1 mln. |
Verplichtingen/Uitgaven: 4 mln. Ontvangsten: 2 mln. |
7 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid Verplichtingen/Uitgaven: 1 mln. Ontvangsten: 1 mln. |
Verplichtingen/Uitgaven: 2 mln. Ontvangsten: 2 mln. |
|
|
Verplichtingen/Uitgaven: 2 mln. Ontvangsten: 2 mln. |
Verplichtingen/Uitgaven: 4 mln. Ontvangsten: 4 mln. |
2 mln. Ontvangsten: 2 mln. |
Verplichtingen/Uitgaven: 4 mln. Ontvangsten: 4. mln. |
|
|
Verplichtingen/Uitgaven: 5 mln. Ontvangsten: 1 mln. |
Verplichtingen/Uitgaven: 10 mln. Ontvangsten: 2 mln. |
|
Verplichtingen/Uitgaven: 1 mln. Ontvangsten: 1 mln. |
Verplichtingen/Uitgaven: 2 mln. Ontvangsten: 2 mln. |
|
Verplichtingen/Uitgaven: 1 mln. Ontvangsten: 1 mln. |
Verplichtingen/Uitgaven: 2 mln. Ontvangsten: 2 mln. |
2.1 Artikel 1. Openbaar bestuur en democratie
Op artikel 1 is in 2020 circa € 11 mln. meer verplicht dan begroot. Daarnaast zijn de uitgaven circa € 2,6 mln. lager uitgevallen.
De overschrijding op het verplichtingenbudget is grotendeels toe te schrijven aan de uitvoering van motie Jetten c.s. (Kamerstukken II 2019/20, 35300, nr. 19) waardoor de verplichtingen subsidies politieke partijen 2020 zijn bijgesteld.
De onderschrijding van het uitgavenbudget komt voornamelijk doordat er minder opdrachten zijn verstrekt dan geraamd voor Bestuur en Regio (circa € 1,6 mln.) en doordat er minder uitkeringen en pensioenen aan ministers en staatssecretarissen zijn verstrekt (circa € 0,6 mln.).
2.2 Artikel 2. Nationale veiligheid
Op artikel 2 is in 2020 circa € 3 mln. meer verplicht dan begroot. Daarnaast zijn de uitgaven circa € 2,4 mln. hoger uitgevallen. Tevens is er circa € 3 mln. meer ontvangen dan geraamd.
De overschrijding op het verplichtingenbudget en het uitgavenbudget komt doordat er in de laatste maand van 2020 meer betalingen met bijbehorende verplichtingen zijn geweest dan verwacht.
De hogere ontvangsten worden met name verklaard door de ontvangsten in het kader van de veiligheidsonderzoeken, die minder laag uitvallen dan vanwege corona werd verwacht.
Op artikel 3 is in 2020 circa € 27 mln. minder verplicht dan begroot. Daarnaast zijn de uitgaven circa € 13 mln. hoger uitgevallen. Hier staat tegenover dat er ook circa € 16 mln. minder is ontvangen dan geraamd.
De onderschrijding op het verplichtingenbudget kent diverse oorzaken. Zo wordt de Financieringsfaciliteit Binnenstedelijke Transformatie in 2021 geïntensiveerd met € 20 mln. Het verplichtingenbudget werd oorspronkelijk geraamd voor 2020, maar komt ten laste van 2021. Daarnaast valt het verplichtingenbudget voor de regeling bevordering eigen woningbezit (BEW) circa € 19 mln. lager uit, komt het verplichtingenbudget voor o.a. de «Corridorstudie Amsterdam-Hoorn» en initiatieven voor alternatieve woonvormen van circa € 2,5 mln. ten laste van 2021 en is € 39,7 mln. verplichtingenbudget naar het Btw-compensatiefonds overgeboekt voor de woningbouwimpuls en de specifieke uitkeringen aan medeoverheden voor kwetsbare groepen.
Daartegenover zijn de verplichtingen aan de huurtoeslag in 2020 circa € 45 mln. hoger uitgevallen dan geraamd als gevolg van de coronapandemie, en is er € 11 mln. overschreden door de afdrachten aan het Btw-compensatie-fonds in het kader van de woningbouwimpuls, flexpools en kwetsbare groepen.
De overschrijding op het uitgavenbudget kent diverse oorzaken. Zo is de huurtoeslag circa € 45 mln. hoger uitgevallen dan geraamd, deels als gevolg van de coronapandemie, en zijn de uitgaven met € 14,4 mln. overschreden door de afdrachten aan het Btw-compensatiefonds in het kader van de woningbouwimpuls, flexpools en kwetsbare groepen. Daartegenover is € 43,1 mln. naar het Btw-compensatiefonds overgeboekt voor de woning-bouwimpuls en de specifieke uitkeringen aan medeoverheden voor flexpools en kwetsbare groepen. Daarnaast zijn er op verschillende regelingen kasschuiven van 2020 naar 2021 gedaan om de uitgaven in het juiste kasritme te zetten. Dit gaat bijvoorbeeld om circa € 2,1 mln. in het kader van de woondeal met de metropoolregio Amsterdam en circa € 1,6 mln. voor verschillende initiatieven waarmee kennis en ervaring wordt opgedaan met alternatieve woonvormen, zoals de wooncoöperatie.
De onderschrijding op de ontvangsten heeft hoofdzakelijk betrekking op de huurtoeslag. De Belastingdienst is vanaf maart 2020 terughoudend geweest met incasseren mede door de gevolgen van de coronapandemie.
2.4 Artikel 4. Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit
Op artikel 4 is in 2020 circa € 20,2 mln. meer verplicht dan begroot. Daarnaast zijn de uitgaven circa € 1,4 mln. hoger uitgevallen.
De overuitputting van het verplichtingenbudget is grotendeels toe te schrijven aan subsidies die zijn verstrekt aan het Nationaal Energiebespaar-fonds (NEF). Deze subsidies lopen van 2020 tot en met 2022, maar in 2020 is het hele bedrag van € 65 mln. verplicht. Verder is in 2020 circa € 25,6 mln. verplicht voor de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH). Deze zullen in 2021 en 2022 tot betaling komen. Ook is in het kader van het Ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed circa € 15,4 mln. verplicht. Een deel van deze verplichtingen zal in 2021 tot betaling komen. Tegenover deze overuitputtingen staat dat er een onderuitputting van circa € 87,1 mln. op het verplichtingenbudget van de Regeling Reductie Energiegebruik Woningen (RREW) heeft plaatsgevonden. Deze verplichtingen zijn reeds in 2019 aangegaan en hebben in 2020 tot kasuitgaven geleid.
Het uitgavenbudget voor de subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH) en de stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) valt circa € 7 mln. hoger uit. Het grootste gedeelte van deze overscheiding zit op de SEEH, circa € 5,8 mln. Een kleiner deel, € 1,2 mln. zit op de STEP. De overschrijding wordt in mindering gebracht op het budget voor 2021. Hier staat tegenover dat circa € 3,2 mln. van de verplichte SAH-middelen niet meer tot betaling is gekomen in 2020, deze betalingen zullen in 2021 plaatsvinden. Verder is de jaaropdracht voor RVO circa € 1,2 mln. lager uitgevallen dan begroot.
2.5 Artikel 5. Ruimtelijke ordening en omgevingswet
Op artikel 5 is in 2020 circa € 5,1 mln. meer verplicht dan begroot. Daarnaast zijn de uitgaven circa € 1,8 mln. hoger uitgevallen.
De overschrijding op de verplichtingen is het gevolg van het vastleggen van verplichtingen die voortkomen uit de jaaropdrachten 2021 aan uitvoeringsorganisaties zoals het Kadaster en Geonovum.
De hogere uitgaven betreffen een voorschot van € 1,8 mln. aan de VNG voor de extra kosten voor invoerings- en implementatiekosten voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Hiervoor worden middelen gereallo-ceerd vanaf artikel 11 Centraal Apparaat.
2.6 Artikel 6. Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving
Op artikel 6 is in 2020 circa € 15 mln. meer verplicht dan begroot. Daarnaast zijn de uitgaven circa € 6,6 lager uitgevallen.
De overschrijding op het verplichtingenbudget komt voornamelijk doordat in 2020 de bijdrage van circa € 12,6 mln. aan Logius voor 2021 is vastgelegd. Deze bijdrage ontvangt Logius onder andere voor het programma Machtigingen, MijnOverheid en Digicampus. Daarnaast heeft RVO een bijdrage ontvangen voor het project Uitvoering compensatieregeling eHerkenning Belastingdienst van circa € 2,4 mln.
De onderschrijding op het uitgavenbudget is voor het grootste gedeelte toe te schrijven aan de bijdrage aan Logius in het kader van eID, Machtigingen en Herbouw Digipoort, deze is circa € 3,6 mln. lager dan begroot. Verder is er circa € 2 mln. minder aan opdrachten opgestart en is de bevoorschotting aan RVO voor het beheer van het electronic IDentification Authentication and trust Services (eIDAS) circa € 1,5 mln. lager uitgevallen dan begroot.
2.7 Artikel 7. Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid
De uitgaven zijn circa € 3,3 mln. lager uitgevallen dan geraamd.
De onderuitputting van de uitgaven op artikel 7 zijn deels te verklaren door vertragingen in leer- en ontwikkelprogramma's voor de ABD, als gevolg van de maatregelen om de verspreiding van COVID-19 te beperken. Dit heeft als gevolg gehad dat circa € 0,5 mln. niet is uitgegeven. Verder is circa € 0,4 mln. dat gereserveerd was voor de SAIP niet tot besteding gekomen.
2.8 Artikel 9. Uitvoering rijksvastgoedbeleid
De uitgaven zijn circa € 6,8 mln. lager uitgevallen dan geraamd.
De onderschrijding op het uitgavenbudget komt met name doordat de bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat lager is uitgevallen dan geraamd. De bijdrage is lager uitgevallen, omdat een aantal activiteiten later wordt uitgevoerd dan gepland.
2.9 Artikel 10. Groningen versterken en perspectief
Op artikel 10 is in 2020 circa € 300,5 mln. meer verplicht dan begroot. Daarnaast zijn de uitgaven circa € 29,1 mln. lager uitgevallen. Aan ontvangsten is circa € 77,2 mln. minder gerealiseerd dan begroot.
De overschrijding van het verplichtingenbudget is ontstaan door de gemigreerde verplichtingen van Centrum Veilig Wonen, de uitvoeringsorganisatie voor de versterkingskosten onder de NAM, naar de begroting van BZK. Het administratief vastleggen van deze verplichtingen leidt tot een overschrijding van de verplichtingenruimte van circa € 322 mln. Het kaseffect van deze verplichtingen valt in 2021 en latere jaren.
De onderschrijding op het uitgavenbudget komt voornamelijk doordat de kosten voor de versterkingsoperatie in 2020 lager uitvallen dan geraamd bij de tweede suppletoire begroting.
De lagere ontvangsten betreffen de ontvangsten voor de versterkingsoperatie die over het derde kwartaal van 2020 zijn gefactureerd aan de NAM, die niet meer in 2020 binnen zijn gekomen.
3.1 Artikel 11. Centraal apparaat
Op artikel 11 is er in 2020 circa € 42,2 mln. meer verplicht dan geraamd. Daarnaast zijn de uitgaven circa € 7,9 mln. hoger uitgevallen dan begroot en vallen de ontvangsten circa € 9,3 mln. lager uit.
De overschrijding van het verplichtingenbudget is ontstaan door de gemigreerde verplichtingen van het Ministerie van EZK en Centrum Veilig Wonen, de uitvoeringsorganisatie voor de versterkingskosten onder het NAM, naar de begroting van BZK. Het administratief vastleggen van deze verplichtingen leidt tot een overschrijding van het verplichtingenbudget van circa € 40,6 mln. Het kaseffect van deze verplichtingen valt in 2021 en latere jaren.
De overschrijding op het uitgavenbudget komt onder andere doordat de uitvoeringskosten voor de versterkingsoperatie in het vierde kwartaal hoger uitvallen dan geraamd. Daarnaast wordt er € 4,5 mln. gerealloceerd vanaf artikel 12 Algemeen voor de loonheffingsafdracht over uitzendregelingen.
De lagere ontvangsten betreffen voornamelijk de ontvangsten voor de versterkingsoperatie die over het derde kwartaal van 2020 zijn gefactureerd aan de NAM, die niet meer in 2020 binnen zijn gekomen.
Op artikel 12 is in 2020 circa € 6,8 mln. minder verplicht dan begroot. Daarnaast zijn de uitgaven circa € 6,3 mln. lager uitgevallen.
Bij eerste suppletoire begroting 2020 is circa € 4,5 mln. gereserveerd voor de loonheffingsafdracht over uitzendregelingen. De loonheffingsafdracht vindt plaats op artikel 11 Centraal Apparaat. Daarom wordt € 4,5 mln. gerealloceerd naar artikel 11.
Daarnaast is de specifiek af te dragen vennootschapsbelasting lager uitgevallen dan begroot.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 35 830 VII, nr. 4 7