Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie (bijlage bij 32813;32847,nr.618)

1.

Kerngegevens

Officiële titel Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie (bijlage bij 32813;32847,nr.618)
Document­datum 16-11-2020
Publicatie­datum 19-11-2020
Nummer 2020D46154
Kenmerk 32813; 32847, nr. 618
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

Voorbeelden en inzichten

Ruud Dorenbos

Seda Dural

Sabina Gietema

2

Uitgave

Platform31

Den Haag, november 2020

Auteurs: Ruud Dorenbos, Seda Dural en Sabina Gietema (Platform31)

Coverfoto: HIER Klimaatabonnement

Redactie: Platform31

Platform31

Kennis- en netwerkorganisatie Platform31 ziet de trends in stad en regio. We verbinden beleid, praktijk en wetenschap rondom

actuele vraagstukken en komen tot een aanpak waarmee bestuurders, beleidsmakers en uitvoerders direct aan de slag

kunnen. De oplossingen houden we niet voor onszelf: iedereen profiteert mee van de resultaten

Postbus 30833, 2500 GV Den Haag

www.platform31.nl

Hoewel grote zorgvuldigheid is betracht bij het samenstellen van dit rapport, aanvaarden Platform31 en de betrokkenen geen

enkele aansprakelijkheid uit welke hoofde dan ook voor het gebruik van de in deze publicatie vermelde gegevens. Alles uit

deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt mits de bron wordt vermeld.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

Inhoudsopgave

1 Inleiding 4

2 Inventarisatie 6

2.1 Aanpak 6 2.2 Algemene bevindingen 7 2.3 Vervolg 10

3 Resultaten gesprekken 11

3.1 Gemeenten 11 3.2 Kansen voor versnelling 13 3.3 Knelpunten 15 3.4 Provincies 19 3.5 Reflectie 24

4 Bevindingen per casus 27

4.1 Casus gemeente Bronkhorst 27 4.2 Casus gemeente Drimmelen 29 4.3 Casus gemeente Loppersum 32 4.4 Casus gemeente Oldambt 34

4.5 Casus gemeente Olst-Wijhe 37 3

4.6 Casus gemeente Staphorst 40 4.7 Casus gemeente Twenterand 43 4.8 Casus gemeente Zevenaar 46

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

1 Inleiding

Conform het Klimaatakkoord en de uitwerking van regionale energiestrategieën moeten alle gemeenten

in Nederland - groot of klein - de komende jaren aan de slag met de energietransitie. Zo is op 1 oktober

2020 de concept RES aangeboden aan het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie. Alle

gemeenten moeten in 2021 een Transitievisie Warmte hebben opgesteld. In de Transitievisie Warmte

moeten de gemeenten onder andere aangeven welke wijken voor 2030 van het aardgas af zullen gaan

en welke verduurzamingsstrategieën in deze wijken geïmplementeerd zullen worden. Gemeenten

hebben al veel taken en door de energietransitie komen er nog meer taken bij. Het is de verwachting

dat grote gemeenten zich kunnen permitteren om medewerkers met expertise op het terrein van

duurzaamheid in dienst te nemen. Voor kleine gemeenten zal dit vaak niet tot de mogelijkheden

behoren. Uit onderzoek van Berenschot en Binnenlands Bestuur komt naar voren dat kleine

1

gemeenten  een chronisch tekort hebben aan mensen en geld. 2 Een grote opgave als de

energietransitie vraagt veel, zo zijn er - gelet op de ambities om hele wijken van het aardgas te krijgen -

bijvoorbeeld goede financieringsconstructies nodig.

Niettemin zijn er ook kleine gemeenten die vaak opvallend actief en effectief zijn op het terrein van de

energietransitie. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met een enthousiaste en energieke wethouder of

beleidsmedewerker, maar ook kan het zo zijn dat een groep bewoners hun expertise hebben gebundeld

en met eigen expertise, denkkracht en middelen aan de slag zijn gegaan. Uit een door Platform31

begeleide Community of Practice (CoP) bleek bijvoorbeeld dat in sommige gemeenten wijkbewoners al

4 ver ontwikkelde plannen hebben over welke warmtevoorziening zij in hun wijk voor zich zien, terwijl de

gemeente hier nog weinig bij betrokken was. 3

In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Programma

Aardgasvrije Wijken (PAW) ging Platform31 op zoek naar praktijkvoorbeelden waarin kleine gemeenten

  • – 
    ondanks de omvang van de energietransitie en hun vermoedelijk moeilijkere positie qua financiën en
    • – 
      toch al stappen hebben gezet op het terrein van de energietransitie in de gebouwde

capaciteit

omgeving. Uit de praktijkvoorbeelden is een aantal rode draden en lessen gedestilleerd. We laten een

aantal aanknopingspunten zien die de energietransitie in de gebouwde omgeving stimuleren. Ook

brengen we in kaart welke behoeften (randvoorwaarden) er vanuit de kleine gemeenten en initiatieven

zijn om het proces van de energietransitie in de gebouwde omgeving in te kunnen gaan. Met deze

rapportage proberen we andere kleine gemeenten te stimuleren en te inspireren om ook stappen te

zetten op het terrein van de energietransitie in de gebouwde omgeving. Het delen van

praktijkervaringen door koplopergemeenten kan veel meerwaarde voor andere kleine gemeenten in

Nederland opleveren.

_________

1 Een definitiebepaling van kleine gemeenten (zoals gehanteerd in dit rapport) is vermeld in 2.1 Aanpak.

2 Zie Yolanda de Koster (2019), Zorgtekorten belemmeren klimaataanpak, in Binnenlands Bestuur, 30 augustus 2019.

3 Zie M erel Ooms, Saskia Buitelaar, Henk-Jan Bierling en Maite Gadellaa (2019), Optimaal samenspel voor een aardgasvrije wijk: Zeven lessen

voor gemeenten over samenwerking, samenspel en democratische besluitvorming, Platform31. ( https://www.platform31.nl/publicaties/optimaal-samenspel-voor-een-aardgasvrije-wijk)

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

Leeswijzer

De opbouw van deze rapportage ziet er als volgt uit: In hoofdstuk 2 beschrijven we de resultaten van de eerste inventarisatie, d.w.z. er wordt beknopt weergegeven wat een eerste inventarisatie van voorbeelden uit kleine gemeenten opleverde. Hoofdstuk 3 geeft de belangrijkste inzichten weer naar aanleiding van de gesprekken met een achttal kleine gemeenten. Ook worden geven we de resultaten van de gesprekken die we met vijf provincies voerden. In hoofdstuk 4 beschrijven we de acht praktijkvoorbeelden in meer detail.

5

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

2 Inventarisatie

Voordat we inzoomden op een achttal gemeentelijke praktijkcases vond een eerste inventarisatie plaats

van voorbeelden van kleine gemeenten die actief zijn met de uitdagingen rond de energietransitie in de

gebouwde omgeving. Vragen die aan de orde kwamen, zijn onder andere:

  • • 
    Wat speelt er op het gebied van de energietransitie van de gebouwde omgeving in kleine

    gemeenten?

  • • 
    Welke ambities heeft men? • Welke bestaande initiatieven zijn er te vinden? • Hoe verloopt de uitvoeringsfase? Et cetera.

Leeswijzer:

Hieronder beschrijven we de aanpak (paragraaf 2.1). Daarna volgen de eerste bevindingen uit het deskresearch

(paragraaf 2.2) en in paragraaf 2.3 geven we aan welke gemeenten geselecteerd zijn voor een interview en waarom.

2.1 Aanpak

Definitie

Voordat de inventarisatie van start ging, diende eerst de vraag beantwoord te worden ‘wat zijn kleine

gemeenten?’ Om tot een afbakening te komen, kozen we voor het volgende:

  • • 
    Plattelandsgemeenten, d.w.z. gemeenten die gelegen zijn in niet-stedelijke gebieden en

6 weinig-stedelijke gebieden. Dit is de definitie van plattelandsgemeenten, zoals die door het

CBS wordt gehanteerd. 4

  • • 
    Gemeenten met minder dan 25 duizend inwoners in matig stedelijk gebied en sterk stedelijk

    gebied. 5

Door voor deze afbakening te kiezen, worden zowel gemeenten op het platteland als in stedelijke

gebieden meegenomen in het onderzoek. Van de in totaal 355 gemeenten kwamen we zo tot een

‘selectie’ van ongeveer 250 kleine gemeenten. 6 Vanzelfsprekend houden we deze gemeenten niet

allemaal tegen het licht. We zochten eerst naar voorbeelden van gemeenten die actief zijn op het

terrein van de energietransitie in de gebouwde omgeving. Hierna gingen we vervolgens na of het

gevonden voorbeeld zich afspeelde in een kleine gemeente passend bij de gehanteerde definitie.

Deskresearch

In het deskresearch zijn de volgende stappen genomen:

  • • 
    Internetsearch naar praktijkvoorbeelden van gemeenten die actief zijn in de energietransitie

    (door middel van een zoekcombinatie van begrippen, zoals o.a. duurzaamheid, aardgasvrij, bewonersinitiatief, samenwerkingsverbanden, energietransitie, kleine gemeente, warmtetransitie e.d.);

  • • 
    Inventarisatie via het interne netwerk van Platform31 naar projecten en samenwerkingen met

    kleine gemeenten;

_________

4 Het CBS definieert het Nederlandse platteland op basis van een maatstaf voor de concentratie van menselijke activiteiten gebaseerd op de

gemiddelde omgevingsadressendichtheid (oad). De klassen niet-stedelijk gebied (met een gemiddelde oad < 500 adressen per km 2 ) en weinig stedelijk gebied (gemiddelde oad 500-1000 adressen per km 2 ) worden samen beschouwd als het Nederlandse platteland.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

  • • 
    Bestudering van recente (nieuws-)artikelen en onderzoeken over de energietransitie in kleine

    gemeenten;

  • • 
    Scan op kleine gemeenten in de lijst met 74 aanvragen voor de eerste ronde van de

    subsidie Proeftuinen Aardgasvrije Wijken (PAW) 2018/2019; 6

  • • 
    Contacten (belronde) met diverse organisaties in het netwerk van Platform31, zoals de P10

    (het netwerk van plattelandsgemeenten) 7 , de M50 (het netwerk van middelgrote steden) 8 , het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve Bewoners (LSA) 9 , Buurkracht 10 11 , Aedes en het platform voor kleine en middelgrote woningcorporatie (MKW);

  • • 
    Reflectie door klankbordgroep, bestaande uit contactpersonen ministerie van Binnenlandse

    Zaken en Koninkrijksrelaties en VNG, betrokken bij het landelijke Programma Aardgasvrije Wijken (PAW).

2.2 Algemene bevindingen

Tijdens het deskresearch is er breed gezocht om een beter beeld te krijgen van wat er concreet speelt op het gebied van de energietransitie binnen de gebouwde omgeving in kleine gemeenten. Die zoektocht liet in ieder geval zien dat de kennis en informatie hierover niet voor het oprapen ligt. Zo leverde de belronde met externe partners opvallend weinig voorbeelden uit kleine gemeenten op. LSA bewoners liet bijvoorbeeld weten dat zij voornamelijk samenwerkt met initiatieven in complexe stadswijken, die zich (vooralsnog) voornamelijk in grote steden bevinden. De dichtheid van de huizen maakt de uitrol van bijvoorbeeld warmtenetten daar eenvoudiger, dan in de vaak minder dicht bevolkte kleine gemeenten. Het deskresearch leverde de volgende resultaten op:

Veel kleine gemeenten met hoge ambities … maar dan? 7

Binnen de regionale energiestrategieën (RES) hebben gemeenten de regie in de wijkgerichte aanpak om te komen tot een aardgasvrije gebouwde omgeving, zoals afgesproken in het Klimaatakkoord.

Meerdere gemeenten werken samen binnen de regio aan de RES. En daarop aansluitend werken gemeenten met stakeholders aan het vormgeven van de Transitievisie Warmte (TVW). Voor veel kleine gemeenten (maar ook voor grotere gemeenten) is nog niet duidelijk hoe ze daar invulling aan moeten geven. Deels omdat men nog niet weet welke taken er op hun pad komen en deels omdat het om een samenwerking met derden gaat (zoals netbeheerders, energiecoöperaties, waterschappen etc.) met wie de rolverdeling nog moet worden afgestemd. Veel kleine gemeenten zijn in de voorbereidings- en/of onderzoeksfase betreffende de energietransitie en vragen zich af hoe ze de nieuwe rol met bijkomende

nieuwe taken gaan invullen. Uit het PBL-onderzoek ‘Gemeentelijke bestuurskracht en de energietransitie ’ blijkt dat gemeenten geregeld tot vaak gehinderd zijn in de uitvoering van het

12

energietransitie-beleid. Dit hangt in veel gevallen samen met een tekort aan algemene en specifieke

kennis en capaciteit binnen de organisatie. 13 Daarbij komen de taken op het terrein van de

energietransitie bovenop de taken die voortkomen uit de decentralisatie van het sociaal domein.

_________

6 Van de 74 hebben 18 kleine gemeenten een aanvraag ingediend. Van de 18 kleine gemeenten zijn er 8 uiteindelijk een proeftuin geworden.

7 Zie https://p-10.nl/

8 Zie https://middelgrotegemeenten.nl/default.aspx

9 H et LSA is een netwerk van bewonersgroepen, buurthuizen in zelfbeheer, BewonersBedrijven en coöperaties. Het LSA ondersteunt bijvoorbeeld ook bewonersgroepen in hun rol binnen de warmtetransitie van de wijk. Zie https://www.lsabewoners.nl/energie/

10

 Buurkracht is een zelfstandige stichting die zich ten doel heeft gesteld mensen in buurten met elkaar te verbinden en ze te ondersteunen bij het verbeteren van de buurt.

11

 Via Aedes weten we dat er in het programma Startmotor geen bijzondere aandacht is voor corporaties die actief zijn in kleine gemeenten.

12

 Zie ook kader ‘Gemeentelijke bestuurskracht en de energietransitie’ met de belangrijkste hindernissen op de volgende pagina of

https://www.pbl.nl/sites/default/files/downloads/pbl-2019-gemeentelijke-bestuurskracht-en-de-energietransitie-3577.pdf

13

 Het aantal inwoners van een gemeente heeft invloed op de grootte van het ambtenarenapparaat.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie Veel kleine gemeenten hebben ambitieuze doelen: een aardgasvrije, energie- of klimaat neutrale

gemeente zijn in 2050 – of zelfs eerder, 2030. 14 Zo hebben bijvoorbeeld de meeste gemeenten van het

  • – 
    het netwerk van grote plattelandsgemeenten - concrete ambities geformuleerd om in

P10 netwerk

2030 (of uiterlijk 2050) energieneutraal te zijn. Ongeveer de helft van deze gemeenten heeft die

ambities uitgewerkt in een visiedocument en/of uitvoeringsactieplan gemaakt. 15 De invulling en mate

van uitvoering verschilt per gemeente. Terugkerende aandachtsvelden zijn duurzame opwek,

energieneutraal wonen en het aardgasvrij maken van bestaande wijken 16 , maar ook duurzame

mobiliteit en energiebesparing. De gemeenten zetten in op instrumenten met als doel om inwoners te

activeren, te stimuleren en te faciliteren in de energietransitie. Hierbij valt te denken aan energieloketten

waar inwoners geadviseerd worden over de verduurzaming en aardgasvrij maken van hun woning. Of

aan subsidies en leningen waarmee deze duurzame maatregelen en/of grootschalig hernieuwbare

energie opwek gerealiseerd kan worden. Een ander voorbeeld is de Green Deal aardgasvrije wijken

(later opgegaan in het Programma Aardgasvrije Wijken). Deze beoogde de ontwikkeling van

aardgasvrije wijken te versnellen. Samen met 31 gemeenten en 5 netbeheerders werd in een aantal

geselecteerde wijken (binnen de Green Deal) het proces naar aardgasvrij in gang gezet. Gezamenlijk

werd gezocht naar mogelijkheden voor versnelling en oplossingen voor eventuele barrières. Een aantal

kleine gemeenten (bijvoorbeeld Veere, Westvoorne, Winsum en Twenterand) waren daar direct of

indirect (als partner) bij betrokken en zijn al lang bezig met de opgave.

Gemeentelijke bestuurskracht en de energietransitie

In het onderzoek ‘Gemeentelijke bestuurskracht en de energietransitie’ van het Planbureau voor de Leefomgeving

17

(PBL) is onderzocht of gemeentelijke overheden voldoende capaciteit, oftewel bestuurskracht hebben voor de

uitvoering van hun takenpakket. Meer in het bijzonder richt het onderzoek zich op de opgave waarvoor gemeenten

zich gesteld zien met betrekking tot de energietransitie. Het onderzoek, gepubliceerd op 6 september 2019, laat zien

8 dat een groot deel van de gemeenten halverwege 2018 nog niet of nauwelijks begonnen was met de implementatie

van de energietransitie. De verschillen tussen gemeenten zijn groot. De helft van de gemeenten stelde destijds eigen

doelen op voor CO 2 -reductie, energiebesparing en klimaatneutraliteit. Wanneer gemeenten doelen hebben gesteld,

zijn deze vaak ambitieus, maar ook vaak niet concreet ingevuld met beleid.

Uit de enquêtes en interviews van PBL blijkt dat gemeenten geregeld tot vaak gehinderd zijn in het uitvoeren van

klimaat- en transitiebeleid. Dat hangt vaak samen met een tekort aan (technische) kennis binnen de eigen

organisatie, aan geld en aan personeel. Hoewel de verantwoordelijke wethouder in de meeste gevallen volgens de

ambtenaren wel gemotiveerd is, krijgt die niet altijd steun van de rest van het bestuur en ambtelijk apparaat.

Opvallend is dat uit het onderzoek blijkt dat in ongeveer de helft van de gemeenten een minderheid van het

personeel overtuigd is van het nut en de noodzaak van de energietransitie. De werkdruk is hoog bij de voor

energietransitie verantwoordelijke ambtenaren. Zij krijgen onvoldoende de tijd om hun kennis te delen met collega’s

en andere gemeenten. Daarnaast krijgen bestuurders én ambtenaren geregeld te maken met tegenstand van de

bevolking, bijvoorbeeld bij het toewijzen van locaties voor windturbines.

Circa 60 procent van het verschil in beleidsprestaties tussen gemeenten wordt bepaald door een combinatie van de

gemeentegrootte, de motivatie van het gemeentelijk apparaat, de mate waarin de gemeente stakeholders en burgers

betrekt bij het formuleren van het transitiebeleid en de mate van samenwerking tussen de gemeente en andere

overheden. Gemeentegrootte alleen verklaart slechts 20 tot 30 procent van de verschillen in beleidsprestaties in de

energietransitie. Bovendien draagt gemeentegrootte niet rechtstreeks bij aan het vergroten van beleidsprestaties,

_________

14

 In uitzonderlijke gevallen is aandacht voor een meer integrale doelstelling op energie, circulair en klimaat (zoals bijvoorbeeld in Twenterand).

15

 Het P10 netwerk kent 22 leden en op twee na vallen zij binnen de gestelde definitie ‘kleine gemeenten’ van dit onderzoek. De P10 kent een

actieve werkgroep duurzaamheid waar onderling ervaringen en kennis wordt uitgewisseld.

16

 Een voorbeeld is d e Green Deal aardgasvrije wijken. Deze beoogde de ontwikkeling van aardgasvrije wijken te versnellen. Samen met 31 gemeenten en 5 netbeheerders werd in een aantal geselecteerde wijken het proces naar aardgasvrij in gang gezet. Gezamenlijk werd gezocht naar mogelijkheden voor versnelling en oplossingen voor eventuele barrières. Een aantal kleine gemeenten (bijvoorbeeld Veere, Westvoorne, Winsum en Twenterand) waren daar direct of indirect (als partner) bij betrokken

17

 Zie Vries, R. de et al. (2019), Gemeentelijke bestuurskracht en de energietransitie. Den Haag: PBL.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie maar voornamelijk indirect. In dat geval draagt de gemeentegrootte positief bij aan de motivatie van medewerkers en wordt duurzaamheidsbeleid met meer (burger)participatiemogelijkheden opgezet.

18

Kleine gemeenten liften mee op regionale samenwerkingsverbanden

  • – 
    en in relatie met de uitwerking van regionale energie

Aanvullend op het lokale gemeentelijke beleid strategieën (RES) - opereren kleine gemeenten vaak in regionale samenwerkingsverbanden om invulling te geven aan haar duurzaamheidsdoelstellingen. Provincies bieden bijvoorbeeld financiële

support of begeleiding aan individuele gemeenten. 19 Zo is het Gelders Energie Akkoord een ambitieus programma waar alle (grote en kleine) gemeenten in de regio van meeprofiteren. 20 Deze netwerken kennen naast overheidspartijen een scala aan stakeholders (netbeheerders, instellingen, bedrijven, bewoners, corporaties en coöperaties). Zo ontstaat een gedeelde verantwoordelijkheid in de uitvoering, beslissingen en verantwoording met betrekking tot de energie- en warmtetransitie. Daarnaast is er in regionaal verband vaak meer mogelijk, zowel qua ambitieniveau als beschikbaarheid aan middelen, zoals subsidies om innovatieve aanpakken en nieuwe samenwerkingen van de grond te krijgen. Dit vergroot de kennisontwikkeling en leidt tot samen leren.

Bewonersinitiatieven kleine gemeenten belangrijk voor draagvlak

Uit de zoektocht naar voorbeelden blijkt dat de bewonersinitiatieven in kleine gemeenten niet heel anders zijn dan bewonersinitiatieven in grotere gemeenten. De meeste bewonersinitiatieven zijn

(vooralsnog) gericht op opwek van duurzame hernieuwbare energie en de verdeling van deze energie

21

onder deelnemers. De vele energiecoöperaties in het land zijn hier een voorbeeld van. Daarnaast zijn er ook initiatieven te vinden waarbij bewoners zich inzetten voor bewustwording over de

energietransitie en energiebesparing, bijvoorbeeld in de vorm van een energieloket opgezet door een 9

energiecoöperatie (bestaande uit vrijwilligers). Bewoners die zich in burgercollectieven of coöperaties hebben georganiseerd, zoeken zelf de samenwerking met de gemeente op. In het algemeen nemen gemeenten vaak een ondersteunende en faciliterende rol op zich door bijvoorbeeld kennis te delen, ruimte of haar netwerk beschikbaar te stellen, het verzorgen van communicatie rond het project of door subsidie te verstrekken. Het faciliteren van een bewonersinitiatief helpt kleine gemeenten om breed draagvlak te krijgen binnen een dorp.

Corporaties als logische partner

Zowel het Klimaatakkoord als het G40 stedennetwerk 22 benoemen dat woningcorporaties – vanwege de omvang van haar bezit in vastgoed en haar taak om dit onroerend goed te onderhouden – gezien

worden als startmotor van de energietransitie. Veel corporaties voeren actief beleid op het energiezuiniger maken van woningen en het verduurzamen van renovaties. Via de prestatieafspraken

_________

18

 Zie bijvoorbeeld https://wetenschappelijkbureaugroenlinks.nl/artikel-tijdschrift/het-bilts-energieakkoord-in-12-jaar-energieneutraal, https://www.energiedongen.nl/publicaties/inhoeud-welkom/, https://hollandrijnland.nl/wp

href="https://hollandrijnland.nl/wp-content/uploads/2016/06/20170927Energieakkoord-Holland-Rijnland-2017-2025-definitief.pdf">content/uploads/2016/06/20170927Energieakkoord-Holland-Rijnland-2017-2025-definitief.pdf

19

 De provincies hebben het Nationaal Energieakkoord (NEA) 2015-2019 ondertekend. https://ipo.nl/beleidsvelden/energie/ips2e/provincialecoalitieakkoorden-2015-2019-meer-ambitie-voor-energietransitie

Hierin staat beschreven op welke wijze de provincies investeren in de energietransitie. Zie voor volledig document: https://www.ser.nl/-

/media/ser/downloads/thema/energieakkoord/regio/provincies-investeren-inenergietransitie.pdf?la=nl&hash=49F8E96FCC0FE479BB9F35C185EF934F

20

 Het Gelders Energie Akkoord is een netwerkorganisatie van bijna 250 Gelderse partijen die samen werken aan de energietransitie van Gelderland. De inzet is 55% minder CO-2 uitstoot in 2030 en een klimaatneutrale provincie in 2050. Zie

https://www.geldersenergieakkoord.nl/themas/wijk-van-de-toekomst

21

 Volgens de Lokale Energie Monitor 2019 telt Nederland eind 2019 bijna 600 energie coöperaties (582), afgezet tegen 110 actieve coöperaties in 2014, https://www.hieropgewekt.nl/uploads/inline/Lokale%20Energiemonitor%202019_DEF_feb2020_3.pdf

22

 Zie voor de G40 reactie op het Kabinetsstandpunt Klimaatakkoord: https://www.g40stedennetwerk.nl/nieuws/reactie-g40-stedennetwerk-opkabinetstandpunt-klimaatakkoord

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie tussen corporaties en gemeenten werken beiden al met elkaar samen en zijn afspraken (of eisen) over verduurzaming een logisch verlengstuk. Voortkomend uit de gesprekken over het Klimaatakkoord startte het traject Startmotor, een samenwerking met gemeenten en partijen uit de huur-, bouw- en

23

energiesector. Het doel is om in de periode 2019-2022 meer dan 100.000 huurwoningen extra

aardgasvrij te maken door de inzet op een warmtenet of warmtepompen en isolatie. Naast de miljarden

investeringen van de corporaties zelf kent het kabinet 500 miljoen euro toe aan dit project. Diverse

voorbeelden in kleine gemeenten laten al zien dat corporaties inderdaad de aanjager zijn van het

verduurzamen en aardgasvrij maken (zoals bijvoorbeeld in Ooststellingwerf, Brunssum of Bronkhorst).

2.3 Vervolg

In het deskresearch zijn vanzelfsprekend niet alle 250 plattelandsgemeenten tegen het licht gehouden.

Wel kan voorzichtig worden gesteld dat er veel kleine gemeenten lijken te zijn die (grote) ambities op

het terrein van de energietransitie hebben. Het aantal kleine gemeenten dat de ambities al heeft

vertaald naar een concreet uitvoeringsplan is een stuk minder groot. Hieruit volgt ook dat er weinig

kleine gemeenten zijn die al zijn begonnen met de implementatie van de energietransitie.

De bevindingen van deze eerste inventarisatie vertellen vanzelfsprekend niet het hele verhaal. Daarom

voerden we aanvullend gesprekken met acht gemeenten. De keuze voor deze acht is tot stand

gekomen in overleg met het ministerie van BZK en de VNG. Zo spraken we met drie kleine gemeenten

die een lopende proeftuin van de eerste tranche hebben binnen het Programma Aardgasvrije Wijken

(PAW): de gemeenten Oldambt, Loppersum en Drimmelen. 24 Tevens spraken we met twee gemeenten

die vanuit een regionaal samenwerkingsverband werken aan de Transitievisie Warmte (TVW): de

10 gemeenten Olst-Wijhe en Twenterand. Met de gemeenten Bronkhorst en Zevenaar spraken we o.a. wegens de ambitieuze doelstelling om in 2030 al aardgasvrij te zijn. Daarnaast is Zevenaar onderdeel van het programma Wijk van de Toekomst van de gemeente Gelderland. Staphorst is benaderd

vanwege haar aanpak om monumentale panden (boerderijen) te verduurzamen.

_________

23

 Zie https://www.aedes.nl/artikelen/energie-en-duurzaamheid/startmotor-100.000-sociale-huurwoningen-sneller-van-het-gas.html

24

 Er is ook getracht om met de gemeente Noordoostpolder te spreken, ook een PAW-deelnemer. Omdat er op het moment van contact zoeken werd gewerkt aan een definitief ontwerp, is er in overleg met de projectleider uiteindelijk voor gekozen dat een gesprek in dat stadium niet past.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

3 Resultaten gesprekken

In de periode mei – augustus 2020 voerden we gesprekken met vertegenwoordigers van acht kleinere gemeenten, d.w.z. beleidsmedewerkers ‘energietransitie’ of daaraan verwante termen, zoals beleidsmedewerker ‘milieu en duurzaamheid’, ‘energie en klimaat’ of ‘leefomgeving’. Hoewel de

gesprekken veel informatie opleverden, bleek het voor de meeste gesprekspartners soms lastig om te verwoorden wat de voor- en nadelen zijn van kleine gemeenten i.r.t. de uitdagingen rond de energietransitie; lastig omdat ze geen goed zicht hebben op hoe grote gemeenten te werk gaan.

Daarom besloten we om de interviewreeks uit te breiden met gesprekken met vertegenwoordigers van vijf provincies, d.w.z. de provincies waar de geïnterviewde gemeentelijke cases gelokaliseerd zijn:

Groningen (Oldambt, Loppersum), Overijssel (Olst Wijhe, Staphorst, Twenterand), Gelderland

(Zevenaar), Noord-Brabant (Drimmelen) en Flevoland. 25 De vertegenwoordigers van de provincies beschikken over ervaring met het werken met zowel kleine als met grote gemeenten.

Leeswijzer:

In het onderstaande bespreken we in de paragrafen 3.1 t/m 3.3 de belangrijkste resultaten van de gesprekken met de gemeenten, aansluitend volgen in paragraaf 3.4 de resultaten van de gesprekken met de provincies. Het hoofdstuk sluiten we in paragraaf 3.5 af met een korte reflectie op de belangrijkste bevindingen en met een vijftal tips voor (kleine) gemeenten.

3.1 Gemeenten

11 Van planfase tot uitvoering

De drie gemeenten met een proeftuin waarmee we spraken, hebben de plannen voor een specifieke aardgasvrije wijk helder op papier. Echter betekent dit niet altijd dat men al in de uitvoeringsfase zit. Zo

werd bijvoorbeeld in Loppersum ‘op papier’ gekozen voor biomassa als warmtebron, maar vanwege

zorgen over de mogelijke uitstoot werd besloten tot het verkennen van andere opties. Uit berekeningen

kwam naar voren dat d e optie ‘wind’ veel minder duur is dan de optie ‘zonthermie’. Door een

draagvlakonderzoek wordt nagegaan of er onder de bewoners voldoende draagvlak voor bestaat. In

Oldambt was er het plan om in februari 2022 de gaskraan voor twee dorpen – Nieuwolda en

Wagenborgen met in totaal 1.200 woningen - dicht te draaien, maar vanwege technische redenen wordt die ambitie aangepast. De gemeente Drimmelen lijkt het verst; de aanleg van het warmtenet in het dorp

Terheijden is in de zomer afgerond en de warmtelevering vindt in het najaar plaats. Overigens geven de drie geïnterviewde proeftuin-gemeenten aan dat de gemaakte stappen grotendeels mogelijk zijn gemaakt door de Rijksbijdrage.

De andere, niet-PAW, gemeenten waarmee we spraken, maken momenteel werk van de Transitievisie

Warmte. De ene gemeente is daarin verder dan de andere, maar in tegenstelling tot de proeftuingemeenten waarmee we spraken, is vaak nog geen specifieke wijk of dorp aangewezen waar men aan de slag wil gaan. Indien men wel wijken of dorpen op het oog heeft, is het nog onzeker of het wel haalbaar is. Zo moet bijvoorbeeld in de gemeente Zevenaar nog blijken welke technische en budgettaire mogelijkheden er zijn om het dorp Angerlo van het aardgas af te halen. Als dat helder is, moet men nog komen tot een intentieovereenkomst tussen het dorp en de gemeente.

_________

25

 Er zou ook met de gemeente Noordoostpolder (provincie Flevoland) een gesprek plaatsvinden maar uiteindelijk is daarvan afgezien (zie ook vorige voetnoot).

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie Rol gemeenten

De meeste geïnterviewde gemeenten zijn duidelijk over de uitvoering van de energietransitie; daarin

spelen inwoners (burgers, bedrijven etc.) een grote rol. Daarbij zijn de geïnterviewden vrijwel

eensgezind als de rol van gemeenten ter sprake komt. Zij zien die rol als zowel sturend als faciliterend

(van het beschikbaar stellen van een vergaderruimte tot de inhuur van expertise), maar ook als

stimulerend, informerend en verbindend. In het Klimaatakkoord wordt gesproken van een regierol voor

gemeenten. De financiële mogelijkheden van gemeenten zijn echter (vooralsnog) beperkt, terwijl er wel

veel nieuwe taken bijkomen. Gemeenten (klein en groot) maken zich daardoor zorgen over de

uitvoerbaarheid van het Nederlandse klimaatbeleid. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG)

heeft zich daarom beroepen op artikel 2 uit de wet. 26 Naast de beschikking tot financiële middelen zien

gemeenten het belang van het vergroten van het draagvlak onder inwoners als een uitdaging. Vanwege

de uitvoerende rol van inwoners (én omdat enkele gemeenten opmerken dat er geen warmtebronnen

zijn) proberen gemeenten aan te sluiten bij die dorpen en wijken (binnen de eigen gemeente) waar

‘energie’ is én affiniteit met duurzaamheidsvraagstukken. Daar worden inwoners gestimuleerd om actie

te ondernemen – bijvoorbeeld het isoleren van woningen of ‘zon op daken’ bij bedrijven – om zo tot

initiatieven te komen die met eventuele hulp van de gemeente verder worden versterkt. Hierin dient wel

een balans te worden gevonden, omdat bewoners niet het gevoel willen hebben dat de gemeente hun

idee of initiatief helemaal overneemt. De kans daarop is overigens niet groot, zo geven gemeenten aan,

omdat zij capaciteit ontberen om inwoners wat aan te kunnen bieden.

De gemeente Oldambt geeft daarentegen nadrukkelijk aan dat de uitvoering van de energietransitie niet

bij de inwoners ligt. Aangegeven wordt dat de gemeente een regierol wil innemen en samen met

12 andere stakeholders in de proeftuin-pilot een aanbod wil doen aan de bewoners zodat alle bewoners dezelfde mogelijkheden krijgen. Dat uitgangspunt moet leiden tot een aanpak die het

rechtvaardigheidsgevoel van de bewoners aanspreekt. De gemeente wil een pakket bieden waarbij een

energieadviseur bij de inwoners langsgaat en adviseert over de verduurzaming van hun woning. Als er

27

uitvoering wordt gegeven aan het advies kan de inwoner gebruik maken van een subsidie.

Overigens zijn er ook gemeenten die andere gedachten hebben over hun rol in de verschillende fases.

Zo geeft de gemeente Zevenaar aan dat het nog onduidelijk is wat de rol van de gemeente in de

uitvoeringsfase zal zijn. Gesteld wordt dat dat afhankelijk is van de aard van de oplossing, eventuele

alternatieven, het aanbod vanuit de markt en de betrokkenheid van bewoners. Voor de gemeente

Zevenaar is het net als voor de gemeente Oldambt een belangrijk uitgangspunt dat de energietransitie

bereikbaar en betaalbaar moet zijn voor iedereen. Maar de gemeente zelf heeft niet het antwoord op de

vraag hoe dat bereikt kan worden.

Betrokkenheid gemeenteraad

De rol van de gemeenteraad is volgens de gesprekspartners van de acht gemeenten nog niet

uitgekristalliseerd. 28 De ene gemeente beperkt zich tot de opmerking dat de gemeenteraad wordt

geïnformeerd over de voortgang, de andere gemeente geeft aan dat de raad een monitorende functie

_________

26

 In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) onderzoek laat doen naar de uitvoeringskosten van het Klimaatakkoord. Onder andere op basis van dit onderzoek vormt de ROB een advies aan het kabinet over de hoogte en bekostiging van de uitvoeringskosten. https://www.raadopenbaarbestuur.nl/actueel/nieuws/2020/09/24/aef-onderzoek-naar-uitvoeringskostenklimaatakkoord-afgerond

27

 Hoe hoog die subsidie is, is nog niet bekend.

28

 Platform31 organiseerde in samenwerking met onder meer het Programma Aardgasvrije Wijken een reeks online bijeenkomsten voor raadsleden en griffiers. Hieruit kwamen een aantal tips voor raadsleden naar voren, zie https://www.platform31.nl/nieuws/welke-rolhebben-raadsleden-in-de-warmtetransitie

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie heeft om na te gaan of het proces naar behoren loopt én dat de raad primair een besluit neemt wanneer en op welke wijze de gemeente van het aardgas afgaat. Weer een andere gemeente geeft aan dat de raad formeel nog niet is aangehaakt, omdat het project nog in de planfase verkeert. Uiteindelijk moet hier het plan van aanpak (wijkuitvoeringsplan) wel door de raad worden vastgesteld en een intentieovereenkomst tussen dorpsraad en gemeenteraad worden ondertekend. Door een paar gemeenten wordt opgemerkt dat de politieke druk groot is. Hoewel binnen kleine gemeenten vele zaken

doorgaans gemoedelijk verlopen, merkt men dat het bij de energietransitie soms ‘schuurt’. “In kleinere gemeenten ”, zo wordt gezegd, “is de binding met de achterban nauw en is men het minder gewend indien burgers actievoeren ”.

3.2 Kansen voor versnelling

Uit de gesprekken komt naar voren dat de initiatieven om de energietransitie in de gebouwde omgeving werkelijkheid te maken divers van aard zijn. Vrijwel alle gemeenten staan nog voor veel vragen; de omvang van de opgave is groot en onzekerheden over technologische ontwikkelingen, het publieke draagvlak en rolverdeling van betrokken partijen maken de puzzel complex. Toch kunnen we uit de voorbeelden een aantal kansen destilleren die de energietransitie in de gebouwde omgeving in kleine gemeenten kunnen versnellen.

Koppeling met andere opgaven

29

Een aantal kleine gemeenten koppelt de aardgasvrije opgave aan andere opgaven. In de gemeente

Zevenaar wordt de ambitie om een dorp (Angerlo) aardgasvrij te maken gekoppeld aan het vervangen van de riolering. Hier staat men voor de vraag of er voor een collectieve oplossing (warmtenet) wordt gekozen of voor een individuele oplossing (bijvoorbeeld warmtepompen). De gemeente Zevenaar kent 13 een TVW waarin stap voor stap wordt beschreven hoe en wanneer de gemeente van het aardgas wil.

De verwachting is dat rond de jaarwisseling duidelijkheid is op welke manier Angerlo aardgasvrij gaat worden, zodat de werkzaamheden zoveel mogelijk mee kunnen lopen met de vervanging van de riolering. Ook in de gemeente Drimmelen heeft de vervanging van het riool in het dorp Terheijden momentum gecreëerd voor de start van de aanleg van het warmtenet.

De gemeente Loppersum heeft de ambitie om de dorpen Loppersum, ’t Zandt en Westeremden

aardgasvrij te maken. Daarbij wordt aan de ene kant ingezet op energiebesparing door isolatie. Tevens zijn er onder andere plannen voor een collectief warmtenet en duurzame warmtevoorzieningen, zoals warmtepompen in combinatie met collectieve Warmte- en Koude Opslag. Nadat biomassa als

warmtebron van tafel is, is nog onduidelijk of er voldoende draagvlak is voor de optie ‘wind’ als

warmtebron. Interessant is dat hier beoogd wordt het aardgasvrij maken te koppelen aan de versterkingsopgave (naar aanleiding van de aardbevingen).

Aansluiten bij initiatiefnemers

Cruciale rol bewoners

Zoals eerder opgemerkt, hebben de meeste geïnterviewde kleine gemeenten sterk op het netvlies dat participatie van burgers in de energietransitie van de gebouwde omgeving essentieel is (zoals in bewonersinitiatieven/energiecoöperaties).Gemeenten zien de uitdaging niet zozeer in juridische of technische zaken, maar in het iedereen meekrijgen en (mee) laten doen voor een betaalbare prijs.

Hoewel een paar gemeenten wijzen op een sterke, actieve coöperatie binnen een van hun wijken of

_________

29

 Platform31 analyseerde koppelkansen met de energietransitie in vijftien kwetsbare wijken, https://www.platform31.nl/publicaties/beterewijken-dankzij-de-energietransitie

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie dorpen geven de meeste gemeenten aan dat het organiseren van betrokkenheid van bewoners bij de energietransitie stroef verloopt. Gemeenten proberen dan ook te stimuleren dat er bewonersinitiatieven van de grond komen. Soms gebeurt dat door een werkgroep (die gericht was op energiebesparing) hulp en ondersteuning te bieden waardoor het uitmondt in een energiecoöperatie. Een andere keer wordt een bewonersinitiatief financiële ondersteuning en toegang tot netwerken geboden. In andere gevallen sluit de gemeente aan bij initiatieven uit de samenleving.

“Neem drempels bij lokale initiatiefnemers weg en maak het makkelijk voor ze. Zorg dat

je ze direct helpt. Als er zich in onze gemeente een initiatiefnemer meldt dan wordt meteen gevraagd: Wat kunnen we morgen voor je doen? Indien er bijvoorbeeld kosten gepaard gaan met het opzetten van een stichting (bijvoorbeeld het laten opstellen van de statuten bij een notaris), dan neemt de gemeente die kosten voor haar rekening. Dat

helpt; je organiseert zo de kracht van de beweging.

In het Noord-Brabantse Drimmelen nam het Traais Energie Collectief (TEC) het voortouw om door het

aanleggen van een warmtenet de huizen in het dorp Terheijden door duurzame warmte te verwarmen.

Zoals eerder genoemd is dit initiatief gekoppeld aan de plannen van de gemeente om de riolering te

vervangen in Terheijden. TEC benaderde de gemeente om bij de vervanging van het riool direct een

warmtenet aan te leggen dat TEC zelf wil gaan beheren. Het initiatief bestaat uit twee fasen: a.) de

aanleg van het warmtenet waarbij het water met behulp van thermische energie uit oppervlaktewater

en Warmte Koude Opslag (WKO) verhit wordt tot een hoge temperatuur, en b.) de uitrol van het

warmtenet over het hele dorp. De middelen uit de proeftuin worden ingezet voor de aanleg van een

hoge temperatuur warmtenet en de aansluiting van 334 huishoudens en gebouwen, zoals kerken en het 14 zwembad. De gemeente legt het warmtenet aan. Na de aanleg wordt het warmtenet overgedragen aan

TEC. Het initiatief richt zich op 334 woningen en vijf grote gebouwen met een geleidelijke uitbouw naar

500 woningen. De eerste fase van de rioolvervanging en het aanleggen van het warmtenet omvat

ongeveer 120 woningen. De gemeente geeft aan dat dat voor een belangrijk deel op conto van het

30

Traais Energie Collectief (TEC) kan worden geschreven. TEC wil binnen de gemeente duurzame

warmte opwekken en Terheijden als eerste dorp in Brabant energieneutraal maken. Op initiatief van

TEC is het project Warmtenet Terheijden door de gemeente Drimmelen ingediend als aanvraag (en

geselecteerd) voor de eerste ronde proeftuinen aardgasvrije wijken.

In de gemeente Staphorst sprak de dorpsraad van IJhorst (± 1.400 inwoners) de ambitie uit om in 2030

energieneutraal te willen zijn. De gemeente ziet dit als een mooie kapstok om aan de energietransitie te

beginnen, mede ook omdat IJhorst een enthousiaste kern met grote gemeenschapszin is.

Ondernemers als motor van duurzaamheid

In het gesprek met de gemeente Twenterand wordt de samenwerking met lokale ondernemers

aangehaald; zij worden als belangrijke motor van duurzaamheid gezien. Er is een aantal zeer actieve

ondernemersverenigingen met hoge ambities op het gebied van verduurzaming. De gemeente probeert

hen te ontzorgen en te bewegen naar een duurzamere bedrijfsvoering. Er is bijvoorbeeld een

ondernemersfonds opgericht. Dit is een fonds van en voor ondernemers. De inzet wordt naar rato

verdeeld en beoordeeld door een toetsingscommissie (van ondernemers). Er zijn op deze manier

middelen voor extra projecten en er ontstaat duidelijk kruisbestuiving tussen ondernemersverenigingen.

De gemeente is betrokken in een coördinerende rol. Ook de gemeente Bronkhorst trekt nauw op met

bedrijven door ‘zon op daken’ mogelijk te maken. Groene opwek past bij het beleid van de gemeente

_________

30

 Het Traais Energie Collectief (TEC) is een initiatief van en voor mensen uit Terheijden, https://traaisenergiecollectief.nl/

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

Bronkhorst: 45 procent besparen en de rest duurzaam opwekken. Er is voldoende capaciteit op de

daken, alleen het energienetwerk in de Achterhoek blijkt te beperkt (zie ook ‘beperkte netcapaciteit’).

Gemeente als initiator

In sommige gevallen neemt de gemeente zelf het heft in eigen hand. Zo is in de gemeente Twenterand een grootschalig zonnepark ontwikkeld. De gemeente is honderd procent eigenaar van deze BV. De opbrengsten uit het park komen in een duurzaamheidsfonds dat moet dienen als vliegwiel voor (de financiering van) nieuwe verduurzamingsprojecten, zoals het verduurzamen van scholen of

maatschappelijke organisaties. 31

3.3 Knelpunten

Uit de voorbeelden van de koplopers van kleine gemeenten komen ook een aantal knelpunten naar voren die de realisatie van de energietransitie bemoeilijken.

Beweging maakt beweging, maar niet altijd vooruit

Om de woningen in de dorpen Nieuwolda en Wagenborgen aardgasvrij te maken, bedacht de gemeente Oldambt een uit twee delen bestaand plan. Enerzijds, het reduceren van de gasvraag met 30 procent, anderzijds de lokale productie van groengas dat door een coöperatief groengasnet - en via het bestaande aardgasnet - moet worden geleverd aan de woningen. Ook de gemeente Staphorst wil groengas voor de verduurzaming inzetten. De gemeente overweegt om te beginnen met het

verduurzamen en isoleren van monumentale panden. Staphorst kent namelijk zo’n 600 monumentale

boerderijen waarvan een deel dringend onderhoud nodig heeft. In historische en afgelegen huizen kan aardgas vervangen worden door groengas. Groengas, dat volgens de gesprekspartner een stuk 15 goedkoper is dan elektrificeren, wordt gewonnen uit biomassa en kan opgewaardeerd worden naar aardgaskwaliteiten en vervoerd worden door het huidige gasnet. Het ministerie van EZK heeft, volgens de gesprekspartner, echter aangegeven dat men eerst de productie van groengas wil opvoeren voordat het wordt ingezet als alternatieve warmtebron voor de warmtetransitie. 32 De gemeente Oldambt staat voor het vraagstuk hoe de omzetting van biogas in groengas budgetneutraal kan worden uitgevoerd.

Aanvankelijk leek dit mogelijk, maar door het veranderde rijksbeleid is dit niet meer zeker. Dit soort

‘pionierende’ ontwikkelingen, zoals groengas (waar nog veel vragen en onduidelijkheden over bestaan),

laat zien dat gemeenten die het aandurven om ruimte te bieden aan nieuwe innovaties, in de praktijk op

  • – 
    en dus niet direct ‘beloond’ worden voor de genomen stappen.

de proef worden gesteld

Duurzame alternatieven aardgas beperkt

De dorpskern Bronkhorst in de gemeente Bronkhorst is typerend voor de variatie in de Achterhoek (en daarmee andere kleine gemeenten): kleinschalig, lage huizendichtheid met een grote variatie aan panden en eigenaren (particuliere als sociale woningen afgewisseld met monumentale panden).

Warmtenet oplossingen zijn daardoor niet rendabel. Er wordt veel van individuele all-electric

  • – 
    ondanks een aantal uitdagingen oplossingen verwacht 33 ; niet alleen voor de gemeente Bronkhorst,

maar voor de hele Achterhoek. Ook de gemeente Staphorst merkt op dat de optie van een collectief

_________

31

 Zonnepark Oosterweilanden draagt bij aan de duurzaamheidsdoelstelling van de gemeente Twenterand om in 2050 volledig energieneutraal te zijn. https://www.twenterand.nl/zonnepark-oosterweilanden

32

 In maart 2020 verscheen de Kamerbrief van Minister Wiebes ( Ministerie EZK) ‘Routekaart groen gas’ met daarin de inzet van het kabinet om

de ontwikkeling van CO2-vrije gassen, als alternatief voor aardgas, te stimuleren. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/duurzameenergie/documenten/kamerstukken/2020/03/30/kamerbrief-routekaart-groen-gas

33

 Volgens de gesprekspartner is een van de uitdagingen techniek gerelateerd: all-electric is nog onvoldoende ontwikkeld, een verbeterde versie van efficiënte en geluidloze warmtepompsystemen zijn bijvoorbeeld gewenst. Daarnaast is de rentabiliteit van het aardgasnetwerk een

issue (zie ‘wettelijke beperkingen’).

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie warmtenet minder goed van toepassing is voor plattelandsgemeenten (zoals Staphorst), vooral voor buitengebieden waar het vanwege de dichtheid niet rendabel is om een warmtenet aan te leggen.

Wettelijke beperkingen

Eén gemeente benadrukt dat met de huidige, landelijke regels richting bewoners niet kan worden

afgedwongen om van het aardgas af te gaan (behalve bij nieuwbouw). “We hebben behoefte aan meer

steun en mandaat van het Rijk en de landelijke politiek om impopulaire maatregelen te kunnen nemen.

Uiteindelijk hangt het af van de inzet en motivatie van mensen, zo is de overtuiging. De gemeente

beseft de omvang van de opgave maar, zo wordt gesteld, het kost tijd voordat dit ook bij inwoners is

geland. Overigens is het ook zo dat een bewonersinitiatief of energiecoöperatie alleen niet voldoende

is. Om als groep bewoners de rol van eigenaar (over bijvoorbeeld een warmtenet) te kunnen uitvoeren

is een professionaliseringsslag nodig, zo geven de gesprekspartners aan.

Beperkte netcapaciteit

Uit meerdere gesprekken komt naar voren dat het vermogen van de elektriciteitsinfrastructuur (inclusief

opslag) niet toereikend is om grootschalige (extra) opwek te realiseren. Zoals eerder vermeld willen

bedrijven in bijvoorbeeld Bronkhorst graag hun daken beschikbaar stellen voor ‘zon op dak’, maar blijkt

het energienetwerk in de Achterhoek te beperkt. Vorig jaar waren er negen ‘zon op daken projecten’ uit

34

Bronkhorst die SDE+ subsidie hebben aangevraagd. Vijf zijn er uiteindelijk afgewezen, omdat de

netwerkcapaciteit (nog) te beperkt is. Voor het bereiken (en behouden) van draagvlak is dat een hard

gelag. Er wordt daarom nu hard gewerkt om te komen tot technische (tussen)oplossingen.

Krappe financiën

16 Alle gemeenten geven aan dat de beschikbare capaciteit niet toereikend is om de gestelde doelen en ambities op het terrein van de energietransitie daadwerkelijk te behalen. Integendeel, er zijn

grootschalige investeringen nodig om de wijken en dorpen aan te pakken. De rode draad in de

gesprekken met de gemeenten is dat men financieel krap zit en dat het rondkrijgen van de begroting

een steeds grotere uitdaging is. Daarbij wordt vaak verwezen naar de grote uitdagingen die spelen

binnen het sociaal domein. “Voor dit jaar is de begroting dekkend, maar voor de komende jaren wordt

het lastiger. ” De oplopende kosten in het sociaal domein kunnen uiteindelijk ten koste gaan van de

opgaven op het terrein van de energietransitie. Veel gemeenten staan voor (grote) bezuinigingen. Dat

geeft veel onzekerheid. Nu is het al zo dat slechts een zeer beperkt deel van een gemeente, d.w.z. een

beperkt aantal dorpen en/of wijken, aandacht krijgt van de gemeente op het terrein van de

energietransitie. Eén gemeente geeft aan dat vanwege financiële redenen besloten is tot 2023 geen

nieuwe grote plannen of projecten in het kader van de energietransitie op te pakken. Na 2023 wil de

gemeente versnellen.

De inkomsten van gemeenten bestaan uit eigen inkomsten (lokale belastingen en heffingen e.d.) en uit

middelen die men van de Rijksoverheid ontvangt (gemeentefonds, speciale uitkeringen e.d.). Het

gemeentefonds is een algemene uitkering waarbij de gemeenten zelf mogen bepalen waar ze dit geld

aan besteden. Zij leggen daarover verantwoording af aan de gemeenteraad. Bij een specifieke uitkering

krijgen gemeenten extra geld om bepaald beleid van de Rijksoverheid uit te voeren.

_________

34

 De overheid stimuleert de productie van zonne-energie via subsidies en belastingvoordelen. De Stimuleringsregeling Duurzame

Energieproductie (SDE+) is bedoeld voor bedrijven om subsidie aan te vragen bij de productie van duurzame energie.

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/duurzame-energie/zonne-energie

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

De middelen die benodigd zijn om de taken op het terrein van de energietransitie te bekostigen, komen uit de algemene uitkering. Dit betekent dat niet voorgeschreven is hoeveel middelen men ervoor dient uit te trekken; deze middelen zijn niet gelabeld. Dat betekent dat de raad beslist waar het voor wordt ingezet. Het gevolg is dat de middelen naar andere beleidsterreinen gaan die als meer urgent worden ervaren en/of daar waar tekorten zijn. Desondanks moeten gemeenten wel aan bepaalde verplichtingen

35

voldoen, zoals het opstellen van Regionale Energiestrategieën en de Transitievisie Warmte. Er zijn samenwerkingen met andere kleine gemeenten op het gebied van Regionale Energie Strategie (en voor de Transitievisie Warmte). Organisatorisch is dat echter lastig vanwege verschillende budgetten en besluitvorming die langs de verschillende raden moet, hetgeen het proces kan bemoeilijken.

Subsidies en andere financiële ondersteuning

Om de taken op het terrein van de energietransitie uit te kunnen voeren, is elke gemeente op zoek naar subsidies, omdat het vanuit eigen middelen niet haalbaar is. Sinds juni 2020 is er bijvoorbeeld de regeling Extern Advies Warmtetransitie (EAW). Met deze regeling kunnen gemeenten een financiële

tegemoetkoming aanvragen voor het inkopen van externe expertise. 36 Niettemin worden de

beschikbare subsidies als niet toereikend ervaren, zowel voor de gemeenten om proceskosten en uitvoeringskosten te kunnen dekken, als voor de inwoners om aanpassingen voor verduurzaming te

bekostigen. Een paar keer wordt opgemerkt dat de subsidies 37 die er wel zijn niet aansluiten bij de

vraag of behoefte van bewoners en gemeenten. Aan de huidige subsidies zijn veel voorwaarden gekoppeld waar de gemeente niet aan kan voldoen (bijvoorbeeld de toezegging dat één bepaalde wijk in 2030 van het aardgas af zal zijn). Ook wordt als bezwaar genoemd dat de subsidies zich richten op de gemeenten waar het relatief eenvoudig is om van het aardgas af te gaan, d.w.z. waar men bijvoorbeeld de beschikking heeft over een rioolzuiveringsinstallatie of industriële restwarmte. In veel kleine gemeenten is daar echter geen sprake van. 17

Vanuit de gemeenten is de hoop gevestigd dat de Rijksoverheid straks, na de coronacrisis, op

grootschalig gaat investeren (oftewel financiële middelen beschikbaar gaat stellen). 38 Ook wordt tijdens

de gesprekken een paar keer opgemerkt dat men hoopt dat de techniek zich dermate ontwikkelt dat de energietransitie voor de gemeenten (tot kostenreductie leidt) en op die manier in een stroomversnelling komt.

Beperkte organisatie capaciteit

Een andere rode draad in de gesprekken, die nadrukkelijk samengaat met de politieke urgentie en beschikbare financiële middelen van gemeente, is dat de beschikbare capaciteit voor duurzaamheidsvraagstukken beperkt is. De beschikbare capaciteit waarover de geïnterviewde gemeenten beschikken om de gestelde doelen van de energietransitie te bereiken varieert. De ene gemeente beschikt over 4,2 fte, verdeeld over tien personen die allen vanuit hun eigen functie op specifieke duurzaamheidsprojecten worden ingezet, de andere gemeente kent drie beleidsmedewerkers die allen parttime aan het thema duurzaamheid werken. Middelen om tot meer

inzet van fte’s te komen, zijn niet voorhanden, gegeven het feit dat de meeste gemeenten te kampen

hebben met structurele tekorten op het sociaal domein en de druk die de gevolgen van corona legt op de budgetten.

_________

35

 Er is wel ondersteuning vanuit het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie.

36

 Het gaat om een specifieke uitkering van 20.660 euro per gemeente bedoeld voor het laten uitvoeren van specialistische werkzaamheden bij het: Interpreteren van de Startanalyse van de Leidraad Aardgasvrije Wijken, Verrijken van Startanalyse met lokale data en opstellen van de Transitievisie Warmte, en Vertalen van de Transitievisie Warmte (TVW) naar Wijkuitvoeringsplannen.

37

 Voor een overzicht van alle openstaande subsidieregelingen, zie https://www.rvo.nl/subsidies-regelingen

38

 Gemeenten zijn hiervoor in afwachting van de uitkomsten van het Artikel 2 onderzoek.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie Sparringpartners vinden

De beleidsmedewerkers die zich binnen een gemeente bezighouden met de energietransitie zijn

inhoudelijk veelal op zichzelf aangewezen, zo komt uit de gesprekken naar voren. Zij moeten zelf

inhoudelijk alles uitvinden en uitzoeken over het dossier om goede besluiten te kunnen nemen. De

mogelijkheden om (inhoudelijk) te kunnen sparren binnen de gemeentelijke organisatie zijn beperkt.

Toch vinden zij hun oplossingen hiervoor door het gesprek aan te gaan met buurgemeenten, provincie

en waterschappen. Vanzelfsprekend gebeurt dit al in het kader van de RES, maar ook andere regionale

overlegstructuren helpen hierbij. De overleggen vinden zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau

plaats. Een eventuele grote buurgemeente kan het beste als sparringpartner fungeren, zo geven de

gesprekspartners aan. De buurgemeenten van de kleine gemeenten zitten vrijwel allemaal nog in het

begin van de planfase, aldus de gesprekspartners.

Doordat je je gezicht laat zien, word je als het ware serieuzer genomen. Je wordt gezien

en er wordt om input gevraagd waarnaar geluisterd wordt. Het is in feite bouwen aan een relatie. Dat kost tijd, maar maakt wel dat je indirect inbreng hebt op grotere vraagstukken zoals beperkte netcapaciteit (zoals die die aan de VNG Klimaattafels worden besproken)

en hierdoor doen we mee aan een pilot van de provincie.

Nieuwe en specifieke kennis opdoen

Het Kennis- en Leerprogramma (KLP) van het PAW onder coördinatie van VNG wordt een aantal keren

genoemd als programma waar men veel van leert. Toch geeft ook één gemeente aan dat het KLP zich

met name richt op dorpen en wijken die al zijn aangewezen als plekken die van het aardgas zullen

18 worden gehaald. De kennis die daar wordt opgedaan, is niet direct de kennis waar veel gemeenten in de voorbereidende fase bij gebaat zijn. Het KLP zou zich meer kunnen richten op gemeenten in de

voorbereidende fase.

Vooral op technisch en juridisch vlak is er soms specifieke behoefte aan kennis (bijvoorbeeld voor het

. “In onze gemeente hebben we één jurist in dienst, die werkt er

oprichten van een energiecoöperatie)

” Zoals eerder al opgemerkt zien de meeste gemeenten een cruciale rol voor

parttime.

bewonersinitiatieven en/of energiecoöperaties. Daar hoort ook de grote uitdaging bij om iedereen mee

te krijgen in de energietransitie. Wat dit betreft is er vanuit de gemeente een belangrijke rol weggelegd

voor de projectleider/programmaleider die de contacten met bewoners, dorps/wijkraden onderhoudt. 39

Opvallend is dat de meeste gemeenten aangeven subsidie te krijgen (vaak van provincies) waarmee ze

bijvoorbeeld een (externe) procesondersteuner voor de duurzaamheidswerkzaamheden kunnen

inhuren of dat ze gebruik kunnen maken van een jurist die bij een door de provincie gefinancierd

energieloket werkzaam is.

“De energietransitie vraagt om draagvlak en draagkracht onder inwoners. Draagkracht

kan je organiseren door subsidies en financiën, maar draagvlak kan alleen tot stand komen door als gemeente het gesprek met bewoners aan te gaan. Net als wijkregisseurs zullen er ook warmtetransitieregisseurs moeten komen die mensen meenemen, inspireren en motiveren. Dat vraagt tijd en er moet heel veel georganiseerd worden,

_________

39

 Volgens een paar gesprekspartners dient een projectleider/beleidsmedewerker energietransitie/duurzaamheid van vele markten thuis te zijn: technisch goed onderlegd zijn en de technische impact van oplossingen begrijpen, maar vooral goed zijn in de omgang met mensen, het iedereen mee laten doen en meekrijgen in de energietransitie.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

alleen al rondom het aanpassen van het infrastructurele netwerk. Het blijft een publieke

taak waar je als gemeente je rol in moet pakken.

3.4 Provincies

Van planfase tot uitvoering

Alle provincies geven aan dat de gemeenten nog geen grote stappen hebben gezet. Zo geeft de provincie Overijssel bijvoorbeeld aan dat alle gemeenten in Overijssel nog in de procesfase (planfase) zitten (en er dus geen gemeente is die in de uitvoeringsfase zit). Ook de provincie Noord-Brabant geeft aan dat uit een in 2019 uitgevoerde 0-meting naar voren kwam dat nog geen van de gemeenten met de uitvoering is gestart. Alleen de gemeenten binnen deze provincie die een proeftuin-aanvraag hadden ingediend, hebben eerste stappen gezet in de warmtetransitie.

Maak een plan en daarna een beter plan. In deze fase kan je het niet in één keer goed

doen. Dit geldt zowel voor de Regionale Energiestrategie als de Transitievisie Warmte.

Hoewel gemeenten volgens de provincies nog geen grote stappen hebben gezet, constateren zij wel grote verschillen tussen gemeenten. Interessant daarbij is dat de verschillen met name worden verklaard door een drietal factoren: de financiële situatie van gemeenten 40 , de mate van urgentie die aan de energietransitie wordt gegeven en het economisch perspectief. Daarnaast werd soms ook een specifiek regionale verklaring gegeven, zoals bijvoorbeeld de verschillende (aanstaande en recent

41

gerealiseerde) herindelingen in de provincie Groningen en Noord-Brabant , waardoor de focus op de energietransitie in die gemeenten wat minder groot is. De grootte van de gemeenten wordt door de gesprekspartners van de provincies niet als bepalende factor genoemd. 19

Rol provincie

Uit de gesprekken met de vijf provincies komt naar voren dat zij eenduidig tegenover hun rol in de energietransitie voor gemeenten staan: de provincie faciliteert, verbindt, wisselt kennis uit en informeert.

Hoewel niet alle provincies het expliciet opmerken zien zij zichzelf – in relatie tot de energietransitie -

als een verbinder tussen Rijk en gemeenten. Ze proberen de gemeenten bij elkaar te brengen, zodat men zo veel mogelijk van elkaar kan leren, maar trekken de grens (vanzelfsprekend) bij de uitvoering van de gemeentelijke taken. De opgave van de energietransitie ligt bij de gemeente maar de provincie probeert de gemeenten daarbij zo veel mogelijk te ondersteunen.

We kunnen helpen – bijvoorbeeld door een haalbaarheidsonderzoek mede te

financieren of door een handreiking te doen voor het vervolgproces - maar we kunnen in

dat vervolgproces niet acteren.

De provincies merken dat er onder gemeenten veel behoefte is aan ondersteuning en hulp. In algemene zin ontbreekt het de gemeenten aan capaciteit, kennis en geld, zo is de opvatting. Een paar provincies geven aan dat er specifieke kennisbehoeften van gemeenten naar voren komen die vaak techniek-gerelateerd zijn. In één gesprek wordt opgemerkt dat er bij de provincie soms zorgen zijn over

_________

40

 Hoewel het niet per definitie zo is, volgt uit de gesprekken dat meer armlastige gemeenten, d.w.z. gemeenten die in de knel zitten door o.a. hoge uitgaven in het sociaal domein, wat minder actief in de energietransitie lijken te zijn. Gemeenten die wat meer spek op de botten hebben lijken doorgaans wat actiever.

41

 Zie https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2019/09/27/ministerraad-stemt-in-met-herindeling-gemeenten-haaren-en-eemsdelta De

gedac hte achter deze herindelingen is dat “grotere gemeenten beter en krachtiger kunnen inspelen op de maatschappelijke opgaven in de regio”.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie hoe de gemeenten van proces naar uitvoering overgaan. Het proces omschrijven is heel wat anders dan daadwerkelijk tot uitvoering overgaan. Volgens de gesprekspartner van deze provincie valt er nog veel te behalen in de klantreis en bewustwording en daarin probeert de provincie aan de hand van het energieloket te ondersteunen.

Ondersteuning provincies varieert

De provincies proberen in kennis en capaciteit (juridisch en technisch) en soms financieel gemeenten te

ondersteunen. Uit de interviews met de provincies blijkt dat de provincies bezig zijn met het oprichten

van expertisecentra, expertiseteams en kennisloketten (zie kader). Provincies willen met deze extra

expertise gemeenten ondersteunen. Voor de provincies is dat een voor de hand liggende keuze. “De

provincies hebben veel contact met gemeenten, ze weten wat er in brede zin speelt en waar de

De vorm van ondersteuning verschilt per provincie. De kaders van dergelijke

behoeften liggen.

expertisecentra zijn in veel gevallen nog niet uitgewerkt. Naast de verschillende regionale initiatieven

rond expertisecentra, expertiseteams en kennisloketten, is er ook een landelijk Expertisecentrum

Warmte (ECW). Het centrum ondersteunt in technische en juridische zin wat betreft duurzaamheid bij

de warmtetransitie van de Nederlandse woningen en gebouwen. 42

Eén van de provinciale gesprekspartners vindt het waardevol om te kijken welke aanpakken er werken

en of deze bewezen aanpakken dan ook weer in andere gemeenten kunnen worden ingezet, zodat niet

elke gemeente het wiel opnieuw hoeft uit te vinden. Zo heeft de provincie waar deze gesprekspartneer

werkzaam is een adviseur Aardgasvrij Wijken aangenomen om de aanpakken die al lopen te

ondersteunen.

20 De provincie Groningen heeft naast de energietransitie opgave ook te maken met een versterkingsopgave (in het aardbevingsgebied). De provincie ziet het als een kans om de twee opgaven aan elkaar te koppelen door in de versterkingsopgave duurzame en innovatieve technieken (zoals circulaire bouw) en duurzame energie (zoals waterstof) in te zetten. Door deze innovaties mogelijk te maken, wil de provincie kennis creëren en kosten besparen.

Opvallend is dat één provincie aangeeft dat gemeenten niet goed weten waar hun kennisbehoefte ligt

en daarom ook niet in staat zijn de juiste vragen te stellen. In die provincie konden in 2019 gemeenten

advies inwinnen aan de hand van een strippenkaart die werd gefinancierd door de provincie. Geen van

de gemeenten heeft echter van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Hier ziet de betreffende provincie

een taak voor zichzelf: bewustwording creëren en gemeenten helpen de vraag helder te krijgen. In een

andere provincie benadrukt de provincie vooral het belang van het bevorderen van kennisuitwisseling

en integraal werken.

Samenwerking bevorderen

Hoewel samenwerking tussen gemeenten door alle provinciale gesprekspartners als belangrijk wordt

gezien, vindt die niet altijd plaats. Soms zijn gemeenten binnen een provincie minder snel geneigd om

samen te werken vanwege de afstand tot elkaar of omdat ze een eigen karakter hebben en daardoor

met een andere problematiek te maken hebben. “Je moet het heel lokaal oplossen, maar niet lokaal

naar oplossingen zoeken. ” Door gemeenten met dezelfde soort problematiek en eigenschappen bij

elkaar te zetten kan ervoor worden gezorgd dat er kruisbestuiving ontstaat, zowel binnen als buiten de

gemeente. De gesprekspartner binnen de provincie Flevoland merkt op : “Als Lelystad wat leert van

_________

42

 Zie https://www.expertisecentrumwarmte.nl/home/default.aspx

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

Zoetermeer en dit weer inbrengt bij de overleggen in Flevoland, dan snijdt het mes ook aan twee

kanten.

Interessant is ook dat in de gesprekken een paar keer werd opgemerkt werd dat het Interprovinciaal

Overleg (IPO) bezig is om een kerngroep gebouwde omgeving op te richten om zo de rol van de provincies richting de uitvoering van het Klimaatakkoord meer structureel te maken. Daarnaast krijgt het kernteam warmte van IPO een belangrijkere rol in het vergroten van de samenwerking en het organiseren van kennisdeling tussen de verschillende overheidslagen.

Ondersteuningscentra in ontwikkeling

Provincies zijn bezig met opzetten van centra die beogen om de gemeenten te ondersteunen in hun opgaven om aan de ambities rond de energietransitie te voldoen. Zo richtte de provincie Groningen in samenwerking met de

Groningse gemeenten een Warmtetransitie Centrum Groningen (WTCG) op. Het WTCG gaat de gemeenten ondersteunen bij de Transitievisie Warmte, de wijkuitvoeringsplannen en warmteprojecten. Gemeenten bepalen welke vorm van ondersteuning nodig is. Hierbij heeft de provincie een organiserende rol en verbindt gemeenten met elkaar én met een aantal strategische partners op basis van hun behoeften. Het WTCG is nog in de opstartfase.

De provincie Overijssel startte een aanbestedingstraject om te komen tot een gezamenlijk energieloket. Nu zijn er voor 25 gemeenten 25 afzonderlijke energieloketten. De backbone is gemeenschappelijk (communicatie, campagne, klantvolgsysteem etc.). De provincie levert een projectleider die het proces stroomlijnt. Reden om het centraal te regelen is omdat de gemeenten het nu allemaal op een andere manier aanpakken, waardoor de uitvoering en uitstraling naar buiten sterk kan verschillen.

In Noord-Brabant ontstaan grote verschillen in kennisniveau tussen gemeenten. Bij kleine gemeenten zijn de 21

beleidsmedewerkers verantwoordelijk voor meerdere dossiers. Het dossier energietransitie is groot en complex en is daardoor moeilijk op te pakken indien je nog met andere dossiers bezig bent. Om de verschillen in kennis te verkleinen is in de provincie gestart met het opbouwen van een expertiseteam Warmte, ondersteund door een online platform Energiewerkplaats Brabant.

Gelderland heeft al het Gelders Energieakkoord (GEA): een netwerkorganisatie van meer dan 220 partners die samen werken aan de energietransitie van Gelderland. In de provincie Gelderland wordt het Expertteam Warmte in het najaar 2020 opgezet. Dit wordt een multidisciplinair team bestaande uit experts van Alliander op het gebied van warmtetechnieken en experts van de provincie op het gebied van financiën en juridische zaken (ontwikkeling warmtenet, opzet warmtebedrijf). Formeel is de provincie de opdrachtgever voor het expertteam en het beschikbaar stellen van de experts. Het expertteam werkt op vraag/verzoek van de gemeenten. Samen proberen ze de vraag helder te krijgen. Dan volgt de matching: wat kan het expertteam bieden. Vervolgens gaan een of twee experts op het gemeentehuis aan het werk. De enige tegenprestatie die gevraagd wordt van de gemeenten is capaciteit vrijmaken of in dienst nemen. Op deze manier wil de provincie zorgen dat er capaciteit ontstaat en de experts kunnen de door de gemeente ingezette medewerkers al werkende ervaring en expertise bijbrengen. De provincie wil daarnaast meer doen aan de ontwikkeling en uitbreiding van warmtenetten en onderzoekt samen met gemeenten en

Alliander naar de mogelijkheden voor het opzetten van een warmtenetwerkbedrijf. Men wil met name de gemeenten

waar de businesscase niet van de grond komt – o.a. doordat hoogbouw nagenoeg ontbreekt – ondersteunen.

Structurele middelen nodig

De geïnterviewde provincies geven aan dat de gemeenten met grote en nieuwe opgaven en taken te maken hebben. De energietransitie (warmtetransitie) is een voorbeeld van een nieuwe opgave met een langjarig proces. Hier moet in het gemeentefonds ruimte voor komen. Dit signaal hebben de provincies

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie al meerdere keren afgegeven bij de VNG en IPO. Zonder structurele middelen zijn de opgaven niet uitvoerbaar en haalbaar, volgens de gesprekspartners. Gemeenten hebben nu wel financiële middelen ontvangen voor het opstellen van een TVW, maar voor armlastige gemeenten is het een gevecht om het gemeentefondsgeld in te zetten voor de energietransitie. Dat komt, zoals eerder gezegd, doordat de middelen uit het gemeentefonds niet gelabeld zijn, maar ook zijn de warmtetransitie en energietransitie niet altijd (politieke) prioriteit. Er is een capaciteitsprobleem maar er is feitelijk sprake van een prioriteitsprobleem, zo merkt een van de gesprekspartners op, niet alleen bij de gemeenten maar ook

bij het Rijk. “Er zijn geen extra middelen; blijkbaar is het niet belangrijk genoeg.

Eén gesprekspartner van een kleine gemeente geeft aan dat het voor een krimpgemeente lastig is om

eigen middelen te genereren. Zo zijn er bijvoorbeeld geen nieuwbouwprojecten waar geld bij vrijkomt

om in een gebied te investeren, in tegenstelling tot grotere steden waar nog bijgebouwd wordt. Eén

andere gesprekspartner merkt op dat grotere gemeenten aan de hand van meer jarenprogramma’s

makkelijker financiële middelen alloceren dan kleine(re) gemeenten. Overigens wordt door meerdere

gesprekspartners opgemerkt dat het financieringsvraagstuk niet alleen in kleine gemeenten speelt.

Subsidies

De geïnterviewde provincies hebben allen verschillende subsidiepotjes en/of financiële instrumenten

(aanvullend op de landelijke financiële instrumenten) om gemeenten te ondersteunen bij hun taken in

relatie tot de energietransitie. Zo beschikt de provincie Gelderland over allerlei financiële instrumenten

voor om de warmtetransitie en energietransitie te simuleren. Zo zijn er bijvoorbeeld het Innovatie

en Energiefonds Gelderland (IEG) en de Duurzame Energienetwerken Gelderland (DENG). Daarnaast

is de provincie bezig met het opzetten van een Investeringsimpuls voor woningcorporaties en biedt de 22 provincie het programma Wijk van de Toekomst. In de provincie Overijssel is er een subsidie voor

wijkaanpakken, oftewel een subsidie voor het ontwikkelen van een wijkuitvoeringsplan. 43 In totaal

kregen 25 wijkaanpakken een subsidie van de provincie. De subsidie van de provincie was voorheen

een 100.000 euro plus 30 procent cofinanciering. Dit is veranderd naar 50.000 euro plus 50 procent

cofinanciering met een maximum van twee subsidies per gemeente. De provincie Groningen

ondersteunt via het fonds ‘Het Nieuwe Doen’ bewonersinitiatieven en de professionalisering van

energiecoöperaties.

Eén van de gesprekspartners is van mening dat de proeftuinen aardgasvrije wijken van de eerste ronde

zich op de massa richten en dan met in het bijzonder op die objecten die grootschalig en relatief

makkelijk te voorzien zijn van andere warmtebronnen. In veel plattelandsgemeenten zit de uitdaging

juist in technologische innovaties, zo geeft deze gesprekspartner aan. Zo zijn er vaak geen grote

(rest)warmtebronnen te vinden in de directe omgeving. Ook is de aanleg van een warmtenet in een

buitengebied voor bijvoorbeeld 200 woningen niet betaalbaar voor een plattelandsgemeente. Daardoor

wordt al snel gekeken naar individuele en all-electric oplossingen. “Dit zijn intensieve trajecten voor

gemeenten”, aldus de gesprekspartner, “en is er de druk om innovatieve oplossingen te vinden.”

Verschil grote en kleine gemeenten

Capaciteit

Door de provinciale gesprekspartners wordt benadrukt dat grote gemeenten meer capaciteit hebben en

een paar keer wordt opgemerkt dat grote gemeenten ook een meer strategische aanpak hanteren. Eén

het

keer wordt expliciet gezegd dat de provincie grote gemeenten sneller vindt bewegen, maar

_________

43

 D.w.z. een besluitvormingsrijp uitvoeringsplan op wijkniveau dat bepaalt wanneer en hoe de wijk van het aardgas afgaat en wat het alternatief voor aardgas is (zie https://www.overijssel.nl/loket/subsidie/milieu-energie/energietransitie/)

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie hangt sterk van de persoon af die bij de gemeente zit en wat op dit moment het vraagstuk is bij de

gemeenten ”. De provincies benadrukken dat er ook kleine gemeenten zijn die de energietransitie meer

prioriteit geven, bijvoorbeeld omdat men dat vanuit politiek-bestuurlijk oogpunt belangrijk vindt.

Als een grotere gemeente met moeite over de sloot springt, hoe moet dan een kleine gemeente over de sloot springen?

“Afgezien van de stad Groningen die vooroploopt in de provincie hebben de andere

gemeenten aangegeven dat zij de expertise niet in huis hebben om de warmtetransitie te

realiseren.

Verschillende provincies geven aan dat bij kleine gemeenten beleidsmedewerkers verantwoordelijk zijn voor meerdere dossiers. Omdat het dossier energietransitie groot en complex is, is dat moeilijk op te pakken als de beleidsmedewerker ook nog met andere dossiers bezig is. Het dossier energietransitie is

daarnaast ook een betrekkelijk nieuw werkveld . “Indien je er slechts een dag in de week voor hebt dan gaat het opbouwen van expertise op het dossier lang duren. ” Door de provincies wordt dan ook

opgemerkt dat van een structurele capaciteitsopbouw zeker niet altijd sprake is. Veel kleine gemeenten huren externe bureaus in voor bijvoorbeeld planvorming of indien ze specifieke kennisvragen hebben.

Deze gemeenten hebben, volgens een van de gesprekspartners, al moeite om een goede uitvraag te doen waardoor actie uitblijft nadat het rapport is opgeleverd.

De gemeenten met minder capaciteit of de gemeenten die hulp en ondersteuning nodig

hebben, zijn naar de provincie gestapt voor een samenwerking. De belangrijkste

hulpvragen gaan over kennis, capaciteit en geld.23

De provincies geven aan dat de korte lijnen met wethouder (en burgemeester) en beleidsmedewerkers, een voordeel zijn voor kleine gemeenten. De besluitvorming kan zo eenvoudiger en sneller plaatsvinden. De bevraagde gemeenten noemden eveneens de korte lijnen binnen de gemeentelijke

44

organisatie. Daarmee worden de directe contacten met collega’s (ook degenen die werkzaam zijn in

andere domeinen) en wethouders en directie bedoeld. Zo kan er snel worden overlegd en draagt het vaak bij aan een meer integrale aanpak. Aan de andere kant, zo geven de provinciale gesprekspartners aan, hebben grote gemeenten een sterker ambtelijk apparaat waarbij er meer tijd en ruimte is om de uitdaging goed te agenderen bij bestuurders en kaderstellingen. Omdat er meer beschikbare capaciteit

is voor duurzaamheidsvraagstukken kunnen grotere gemeenten ook meer ‘routine’ opbouwen.

Sociale cohesie

De provincies geven aan dat de samenhang tussen bewoners (of: de gemeenschapszin) in kleine gemeenten sterk is. Sommigen geven daarbij aan dat de sociale cohesie in kleinere gemeenten ook groter is dan in grotere gemeenten. De geïnterviewde kleine gemeenten bevestigen de voordelen van het vaak levendige verenigingsleven, de hoge dorpsbinding, sociale cohesie en organiserend

45

vermogen. Een sterke sociale cohesie wordt als belangrijk gezien in de energietransitie, een heldere communicatie is daarin cruciaal. Een sterke sociale cohesie is echter niet per definitie een voordeel, zo wordt opgemerkt, het kan ook tegen je werken. Bijvoorbeeld indien een groep bewoners het niet eens is

_________

44

 De gesprekspartners vinden het moeilijk aan te geven wat de voor- en nadelen zijn van kleine gemeenten ten opzichte van grote gemeenten (in relatie tot de energietransitie).

45

 Het goede organiserende vermogen kan ook een nadeel zijn, bijvoorbeeld indien men het niet eens is met de gekozen warmtebron. Draagvlak voor bijvoorbeeld een protest vanuit een dorp is dan snel georganiseerd.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie met een beslissing of keuze van de gemeente is men in staat om vrij eenvoudig een grotere groep tegenstanders te mobiliseren. Wijken en dorpen (waar de gemeenten uit bestaan) verschillen op voorhand vaak qua enthousiasme voor de energietransitie. Voor gemeenten is het vaak onduidelijk hoe het staat met het draagvlak onder inwoners. Het is de verwachting dat dit evenzo geldt voor grote gemeenten.

Voortvarendheid

Eén gesprekspartner van een provincie is van mening dat het niet erg hoeft te zijn dat kleine

gemeenten nu wat minder voortvarend zijn wat betreft de energietransitie. Terwijl de grotere steden in

deze eerste fase stappen zetten en hun doelen behalen, ontwikkelt ondertussen de techniek en kunnen

parallel daaraan onderzoeksprogramma’s voor kleine gemeenten starten die in de innovatieve

technologische hoek zitten. Zonder technologische ontwikkelingen wordt het sowieso toch lastig voor

kleine gemeenten, aldus deze gesprekspartner, tenzij er ergens in de buurt een grote warmtebron te

vinden is.

Eén provinciale gesprekspartner is van mening dat veel gemeenten geen beslissingen durven te nemen

of k euzes durven te maken. “Met de Warmtewet 2.0 gaat daar verandering in komen. De regierol van

de gemeenten wordt in de nieuwe warmtewet wettelijk verankerd, waardoor de gemeenten bevoegd zijn

om een keuze te maken en zullen eerder durven om dit te doen. ” Daarnaast geeft deze

gesprekspartner aan dat daarvoor ook kennis en ervaring van belang zijn. Omdat daarvan minder

sprake is in kleine gemeenten wordt verwacht dat het ook moeilijker is voor kleine gemeenten om

beslissingen te nemen.

24 Toch is er onder de provinciale gesprekspartners geen overeenstemming over de vraag of de uitdaging waar kleine (plattelands)gemeenten voor staan groter is dan de opgave waar grote gemeenten voor

staan. Een grote gemeente heeft weliswaar vaak een heel team beschikbaar voor de opgaven rond de

energietransitie, maar heeft tegelijkertijd ook een groter aantal wijken die van het aardgas af moeten.

Kwantitatief is de opgave vele malen groter. De uitvoeringsfase, waarbij 20 wijken tegelijk parallel

worden opgestart en gefaciliteerd, wordt eveneens een grote opgave voor deze gemeenten.

3.5 Reflectie

Met deze verkennende studie werd beoogd om aan de hand van deskresearch, gesprekken met een

achttal kleine gemeenten en een vijftal provincies te komen tot een aantal rode draden en leerpunten

die andere kleine gemeenten kunnen stimuleren en inspireren om ook stappen te zetten op het terrein

van de energietransitie in de gebouwde omgeving. Helder is dat deze verkennende studie geen inzicht

biedt in hoe bijvoorbeeld de totstandkoming van initiatieven en projecten en/of de (keuze voor)

samenwerkingspartners er idealiter uit dient te zien. Daarvoor was het aantal geïnterviewde gemeenten

te beperkt, maar ook liepen de activiteiten en initiatieven van de verschillende gemeenten te ver uiteen.

Tevens dient te worden geconstateerd dat er concreet nog weinig is gerealiseerd in de meeste

geïnterviewde gemeenten, ondanks de soms ambitieuze en grootse plannen. Tegelijkertijd komt uit de

gesprekken naar voren dat alle gemeenten in een ‘leren-door-te-doen’ proces verkeren. In de acht

geïnterviewde gemeenten worden volop plannen gemaakt, wordt met bewoners gesproken, zoekt men

naar financiële middelen, wisselt men kennis uit met andere gemeenten, verkent men de verschillende

warmtebronnen, zoekt men naar wijken en dorpen die als goede startcases kunnen dienen om van het

aardgas af te gaan etc. Kortom, men is volop actief en men leert, waardoor relevante kennis en ervaring

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie in de complexe wereld van de energietransitie wordt opgedaan. Dat is knap, want gemeenten hebben een zich uitbreidend takenpakket en slechts beperkte capaciteit en middelen.

Uit de meeste gesprekken kunnen we opmaken dat de juiste randvoorwaarden om de opgaven waar de gemeenten voor staan én goed te kunnen vervullen ontbreken. 46 Met (zeer) beperkte capaciteit en

of provinciale programma’s)

zonder (voldoende) financiële middelen (bijvoorbeeld uit andere nationalewordt het immers een stuk lastiger (of onmogelijk) om grote stappen te maken. Het verbaast dan ook niet dat de drie proeftuin-gemeenten die we in het kader van dit onderzoek interviewden, de middelen uit het PAW-programma als een zeer belangrijke steun zien voor hun plannen en ambities op het terrein van de energietransitie. Zonder die steun zou het een stuk complexer zijn geweest om plannen op te stellen, ervaringen en kennis op te doen, met bewoners in gesprek te komen en de eerste concrete resultaten te boeken. De gesprekspartners zijn allen gemotiveerd en ambitieus en ook vinden zij dat dat geldt voor de verantwoordelijke bestuurder. Dezelfde observaties kunnen worden gemaakt voor de

gesprekspartners van de niet-proeftuin-gemeenten. 47 Ondanks een tekort aan kennis, capaciteit en

middelen maakt men er het beste van, maar tegelijkertijd weet men dat de opgaven en taken waar men voor staat niet gerealiseerd zullen worden zonder ingrijpende veranderingen. Het is niet voor niets dat een aantal gesprekspartners de hoop heeft gevestigd op technologische ontwikkelingen.

Onder gemeenten bestaat veel behoefte aan ondersteuning en hulp. Het is goed te zien dat provincies een ondersteunende rol richting gemeenten oppakken, ook in financierende zin. Provincies zijn volop bezig met het oprichten van expertisecentra, expertiseteams en kennisloketten. Gezien wordt dat veel

(kleine) gemeenten veelal zelf ‘het wiel aan het uitvinden zijn’ en hun eigen pad bewandelen. Terwijl er

juist veel geleerd kan worden indien gemeenten met elkaar worden verbonden en er praktijkervaringen worden uitgewisseld. De provincies hebben hier een verbindende rol opgepakt. 25

Interessant is dat vrijwel alle gemeenten aangeven dat de grootste uitdaging ligt in het iedereen inwoners, ondernemers - meekrijgen en (mee) laten doen in de energietransitie, én voor een betaalbare prijs. Elke gemeente weet moeiteloos aan te geven in welke wijken en dorpen het meeste enthousiasme bestaat voor de energietransitie (en waar dus kansen zijn om te beginnen). Vaak zijn dat ook de wijken en dorpen waar sprake is van een levendig verenigingsleven, hoge dorpsbinding, sociale cohesie en organiserend vermogen. Goede contacten en een doordachte communicatie- en participatieaanpak tussen gemeenten en deze wijken en dorpen is cruciaal, want de stemming kan snel

omslaan als een groep bewoners het niet eens is met een beslissing of keuze van de gemeente. 48 In

andere wijken en dorpen waar het enthousiasme voor de energietransitie minder (of onbekend) is, zal de gemeente nog volop capaciteit en middelen in moeten zetten om actieve betrokkenheid van bewoners bij de energietransitie te organiseren en te stimuleren. En dat is nodig, want de meeste plannen in wijken en dorpen op het terrein van de energietransitie zijn vanuit bewonersinitiatieven ontstaan.

_________

46

 Zie ook Studiegroep Interbestuurlijke en Financiële Verhoudingen (2020), Als één overheid, slagvaardig de toekomst tegemoet!, 10 september 2020.

47

 Een paar niet-PWA gemeenten gaven aan ook een aanvraag ingediend te hebben maar het werd niet toegekend. Eén gemeente heeft overwogen een aanvraag in te dienen maar zag daar uiteindelijk vanaf omdat de aan te leveren informatie te veel tijd en capaciteit zou

kosten. “Voor kleine gemeenten die al veel ballen in de lucht moeten houden is dit niet haalbaar”.

48

 Zie ook de Handreiking Participatie Wijkaanpak Aardgasvrij (https://www.aardgasvrijewijken.nl/handreikingparticipatie/default.aspx).

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie Vijf tips voor (kleine) gemeenten

Twee stappen vooruit, een stap terug

De cases in dit rapport laten zien dat het hebben van ambities een mooi begin is, maar ga stap-voorstap

te werk. De complexiteit van de energietransitie maakt dat de praktijk moet uitwijzen wie welke rol

pakt, welke technische mogelijkheden voorhanden zijn en welke juridische belemmeringen nog beslecht

moeten worden. Uit de voorbeelden blijkt dat je gaandeweg pas de hobbels ontdekt, én beslecht. Dus:

maak keuzes en ontdek gaandeweg welke bijsturing het vraagt.

Ontzorg lokale initiatieven

Lokale initiatieven (van burgers én ondernemers) zijn onontbeerlijk. Ze brengen ambities dichterbij en

vergroten het draagvlak onder inwoners. Ga het gesprek met ze aan en steun ze waar mogelijk. Neem

drempels voor ze weg. Ondersteun startende energiecoöperaties bijvoorbeeld met een vergoeding in

de opstartkosten (zoals notariskosten e.d.). Ook zonder te weten of het initiatief zal slagen. Voor

gemeenten betekent dit een geringe kostenpost, maar geeft inwoners de gelegenheid om stappen te

maken. Bovendien straalt het op de gemeente af als proactieve voorstander van de energietransitie.

Het wiel bestaat al

Probeer niet zelf het wiel uit te vinden. Kijk naar wat andere gemeenten doen en sluit je aan bij

(regionale) samenwerkingsverbanden. Dit geldt voor ambtenaren en bestuurders. Samenwerking met

andere gemeenten zorgt voor korte lijnen met duurzaamheidsprofessionals die aan hetzelfde taaie

vraagstuk werken. Bovendien kan je via deze weg knelpunten inbrengen op nationale tafels (zoals de

VNG Klimaattafels). Indien specifieke expertise ontbreekt, zijn er in sommige provincies expertpools te

26 raadplegen.

Maak slimme koppelingen

Koppel de opgave van de energietransitie aan andere opgaven. Zoek binnen de organisatie de

verbinding op voor een integrale benadering van de opgave. Benader bijvoorbeeld collega’s beheer

openbare ruimte om rioolvervanging te combineren met de aanleg van een warmtenet. Of verbind de

verduurzaming van woningen aan een brede wijkvernieuwingsaanpak.

Betrek de raad zoveel mogelijk

De uitwerking van de energietransitie kent veel onduidelijkheden. Niet alleen vanwege de omvang van

het vraagstuk en de betrokkenheid van diverse partijen die samen een sleutel tot de oplossing vormen,

maar ook vanwege de technische aard. Het is lastige materie en de ontwikkelingen gaan snel. De raad

is een van de partijen die niet direct op de voorgrond staat, maar wel een beslissende factor in de

uitvoering kan zijn. Door ze regelmatig mee te nemen in het proces en ze te betrekken bij

ontwikkelingen die spelen, blijven ze op de hoogte en vergroot je het commitment op het onderwerp. 49

_________

49

 Bovendien kan je op deze manier voorkomen dat er voorstellen worden aangenomen met ongewenste uitkomsten (zoals buitenlandse investeerders die de opbrengsten van duurzame opwek niet laten terugvloeien naar de regio).

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

4 Bevindingen per casus

4.1 Casus gemeente Bronkhorst

Gemeente   Bronkhorst (Gelderland)

Categorie   Niet-stedelijk (36.410 inwoners)

Ambitie   Energieneutraal in 2030

Status uitvoering   Planfase warmtetransitie

Totale capaciteit  3 fte voor het programma energietransitie

Belangrijkste project (aanjager)   Nog geen warmteproject in uitvoering. Wel een interessant

voorbeeld omtrent opwek en opslag.

Succesfactor“Begin en houd het klein.”

Opschaalbaar naar rest Via twee geselecteerde startwijken wordt opgeschaald naar v.d. gemeente   andere wijken.

27

Grootste uitdaging   Diverse uitdagingen: financiering voor de uitrol van aardgasvrije

wijken. Met betrekking tot all-electric (de meest logische oplossingsrichting voor warmte in Bronkhorst) zijn de uitdagingen: 1) technologische ontwikkeling, dat vraagt om efficiëntere en geluidlozere versies en 2) rentabiliteit van het aardgasnet, bij bestaande bouw ontbreekt er (vooralsnog) een instrument om de energietransitie af te dwingen.

Lering van of samenwerking met Samenwerkingsverband binnen de RES-regio, zowel een

andere gemeenten   duurzaamheidscoördinatoren-overleg als een overleg .

warmtecoördinatoren

Duurzame ambities gemeente Bronkhorst

De Gelderse gemeente Bronkhorst ligt in de Achterhoek en behoort tot een van de grotere gemeenten van Nederland. Bronkhorst is een niet-stedelijke gemeente, heeft 44 kernen en telt 36.077 inwoners. De gemeente Bronkhorst heeft als ambitie om in 2030 energieneutraal te zijn.

Beleid

Het beleid bestaat uit twee hoofdlijnen: de inzet op energieneutraal met als doelstelling om 45 procent te besparen en de rest duurzaam op te wekken. Bronkhorst wil dit bereiken door warmte, groene opwekking en isolatie. Het actieplan van de gemeente, de routekaart Energieneutraal

Bronkhorst 2030, beschrijft de kaders waaraan initiatieven voor zonneparken moeten voldoen, op welke manier de samenleving wordt betrokken en wat de ruimtelijke randvoorwaarden en procedures zijn. De spelregels voor windenergie zijn nog niet afgesproken.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie Transitievisie Warmte

Gemeente Bronkhorst heeft nog geen wijk aangewezen waar met warmte wordt geëxperimenteerd. Het

plan is om met twee wijken te starten. In de Transitievisie Warmte volgt de aanpak voor de andere

wijken. Overwegingen om tot een keuze te komen: starten met een wijk/dorp waar sprake is van heel

divers bezit en type woningen, omdat dit een mooie afspiegeling is van de dorpen in de Achterhoek, of

de samenwerking met een woningcorporatie opzoeken om een wijk met groot aantal sociale

huurwoningen aardgasvrij te maken. De financiering wordt gezocht bij de provincie Gelderland.

Rol gemeente Bronkhorst in de energietransitie

De gemeente Bronkhorst voert de regie en faciliteert waar nodig, maar blijft zoveel mogelijk weg van de

uitvoering. Bronkhorst werkt volgens een uitnodigingsplanologie 50 : de gemeente werkt mee met

initiatieven en jaagt ze aan. Voor warmte is het lastiger; een gemeente kan alleen aangeven waar een

collectieve warmtevoorziening niet rendabel zal zijn en dus niet zal worden gerealiseerd. Op de

warmteopgave verwacht de gesprekspartner dat de gemeente waarschijnlijk meer regie zal moeten

pakken. In de startwijken zal dit moeten blijken.

De wethouder Duurzaamheid is bestuurlijk trekker van de warmte-coördinatoren van de regio en neemt

deel aan de VNG-commissie Economie, Klimaat, Energie en Milieu (EKEM). Wat gezamenlijk wordt

gedaan, valt onder zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid. Bij deze rol heeft de gemeente baat: de

gemeente zit dichter op besluiten en lobby richting het Rijk, bovendien staat het onderwerp warmte

sterker op de bestuurlijke agenda van Bronkhorst.

Uitdagingen en kansen in gemeente Bronkhorst

28 Kleine huizendichtheid

In Bronkhorst en andere P10-steden is de huizendichtheid niet groot, wat warmtenet-oplossingen in de

regel onrendabel maakt. Daarom moet worden gekeken naar andere duurzame initiatieven zoals allelectric-oplossingen,

waarbij de energievraag volledig elektrisch wordt ingevuld. Dit vraagt om

draagvlak en draagkracht onder inwoners. Draagkracht kun je organiseren door subsidies en financiën,

maar voor draagvlak moet je het gesprek aangaan. Daarom zijn er warmtetransitie-regisseurs (net als

wijkregisseurs) nodig om mensen te inspireren en motiveren. Dit vraagt in de nabije toekomst om inzet

van meer fte, waar ook additionele financiering voor nodig is.

Financiering

De gemeente heeft geen eigen middelen om de uitvoering van de energietransitie te financieren. De

opschaalbaarheid van wijken is afhankelijk van de financiering die het Rijk aan gemeenten beschikbaar

stelt. Duidelijk is dat grootschalige investeringen nodig zijn om alle wijken aan te pakken. Voor een

krimpgemeente als Bronkhorst komt er bij dat er geen vernieuwingsprojecten (nieuwbouw) zijn waar

geld bij vrijkomt dat kan dienen om te investeren in de energietransitie.

Kenmerkend voor de Achterhoek, en veel andere niet-Randstedelijke gebieden, is de verouderde

woningvoorraad. Het aantal huizen gebouwd na 1980 is hier nog geen 20 procent, tegen

35 tot 40 procent in de Randstad. Het aantal nieuwbouw (en dus aardgasvrije) huizen is beperkt.

Dat maakt aanpassingen aan het netwerk noodzakelijk. Zeker daar waar sprake is van grondgevoelige

leidingen (oude leidingen met veel koper en zink), moet alles worden vervangen en dit moet

gefinancierd worden.

_________

50

 Deze werkwijze wordt gehanteerd in de gehele Achterhoek.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

Zon op daken bij bedrijven

De daken van bedrijven in de gemeente Bronkorst bieden mogelijkheden voor zon op dak. Bedrijven zijn over het algemeen enthousiast, maar het energienetwerk in de Achterhoek blijkt (nog) te beperkt.

Hierdoor konden vorig jaar maar vijf van de negen projecta anvragen ‘zon-op-dak’ een SDE+ subsidie

ontvangen. Dit komt het draagvlak voor duurzame energie niet ten goede. De gemeente kijkt nu met de bedrijven naar zogenoemde tussenoplossingen (zoals mini-elektriciteitscentrales naast trafo-stations of andere initiatieven met opslag). Veel is echter nog onontgonnen terrein. Desondanks zijn innovaties op dit vlak van grote waarde om slagen te kunnen maken in de energietransitie.

Bedrijven die over energie, zoals restwarmte, beschikken, leveren dit bij voorkeur aan de omliggende wijk. In geval van restwarmte is dat ook mogelijk, maar zodra er sprake is van grootschalige opwek waarbij de omliggende kernen door het bedrijf van elektriciteit wordt voorzien, is het wettelijk niet toegestaan. Volgens de wet wordt de onderneming een elektriciteitsbedrijf en dat is niet toegestaan. Dit maakt dat ondernemers vooralsnog terughoudend zijn. Zodra de interpretatie wettelijk wordt opgerekt, kan een grotere hoeveelheid lokaal opgewekte energie ook direct lokaal worden gebruikt en dat scheelt kostbaar transport.

4.2 Casus gemeente Drimmelen

Gemeente 51 Drimmelen (Noord-Brabant)

Categorie Weinig stedelijk (27.150 inwoners)

Ambitie Energieneutraal in 2040 29

Status uitvoering Planfase plus een pilotproject

Totale capaciteit duurzaamheid 1 fte, komende 2 jaar + 1fte

PAW Eerste ronde PAW – Warmtenet Terheijden (3,4 miljoen euro)

Belangrijkste project (aanjager) Warmtenet Terheijden: met de aanleg van een warmtenet wordt Terheijden het eerste energieneutrale dorp in Brabant. Het warmtenet wordt gevoed door Thermische Energie uit Oppervlaktewater (TEO) en WKO. Voor de langere termijn wordt de potentie van Geothermie onderzocht. Doel is om de eerste woningen en gebouwen in de loop van 2020 van het

aardgas af te sluiten.  

Succesfactor Dit initiatief wordt getrokken en ondersteund door een uit Terheijden afkomstige commerciële ontwikkelaar die over kennis en capaciteit beschikt, en daarmee TEC en ook de gemeente ondersteunt.

Opschaalbaar en toepasbaar naar Niet een op een toepasbaar in de rest van de gemeente. De rest v.d. gemeente samenwerking met ondernemers die willen investeren in een

burgerinitiatief moet worden gevonden, andersom moeten burgerinitiatieven gestimuleerd worden.

_________

51

 Zie https://drimmelen.nl/duurzaamheid-gemeente-drimmelen

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie Grootste uitdaging Draagvlak van onderaf creëren.

Lering van of samenwerking met Samenwerking in RES-verband, regio West-Brabant. andere gemeenten

30

Drimmelen. Bron: HIER Klimaatabonnement

Duurzame ambities gemeente Drimmelen

Drimmelen bestaat uit zes dorpen en is met haar 27.150 inwoners en 11.761 woningen een weinig

stedelijke gemeente in de provincie Noord-Brabant. Drimmelen heeft de ambitie om in 2040

52

energieneutraal te zijn. De energiecoöperatie TEC ambieert een energieneutraal Terheijden in 2025.

Duurzaam beleid

Tot twee jaar terug had de gemeente Drimmelen nog geen visie voor grootschalig hernieuwbare

energie-opwek ontwikkeld. Dit veranderde in 2018 met de vaststelling van een beleidskader

‘Grootschalig Zon’, met ruimte voor 150 hectare zonneweiden. In korte tijd werd aangevraagd voor 170

hectare. De veelal commerciële ontwikkelaars verwierven diverse grondposities op locaties die veel

weerstand opriepen bij de inwoners, die door deze ontwikkelaars hierin niet of nauwelijks werden

betrokken. Dit resulteerde in protest van de inwoners, waarna het beschikbare grondgebied werd

gereduceerd tot 10 hectare. 53 Het Traais Energie Collectief (TEC) bleek uiteindelijk de enige die

voldeed aan alle vergunningseisen.

In de gemeente Drimmelen is op dit moment alleen Terheijden erg actief op het gebied van de

energietransitie, wat voor een belangrijk deel op conto van de TEC kan worden geschreven. Voor de

andere dorpen wordt op het moment nagedacht over de plannen over de energietransitie.

_________

52

https://allecijfers.nl/woonplaats/drimmelen/

53

 Reflectieve monitor.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

Het initiatief: Warmtenet Terheijden

Terheijden is een dorp in de gemeente Drimmelen en telt circa 6.300 inwoners. Het project Warmtenet

Terheijden is op initiatief van TEC door de gemeente Drimmelen ingediend voor de eerste ronde van het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW). TEC wil binnen de gemeente duurzame warmte opwekken en van Terheijden het eerste energieneutrale dorp van Noord-Brabant maken. Dit wil TEC onder andere bereiken door het aanleggen van een warmtenet om de huizen in het dorp duurzaam te verwarmen. Het initiatief is gekoppeld aan de plannen van de gemeente om de riolering te vervangen. TEC benaderde de gemeente om bij de vervanging van het riool in het dorp Terheijden direct een warmtenet aan te leggen dat TEC zelf wil gaan beheren.

Het initiatief bestaat uit twee fasen:

  • 1. 
    Aanleg van het warmtenet waarbij het water verhit wordt tot een hoge temperatuur met behulp van thermische energie uit oppervlaktewater en WKO.
  • 2. 
    Uitrol van het warmtenet over het hele dorp.

De middelen uit de proeftuin worden voor de eerste fase ingezet, namelijk de aanleg van een hoog temperatuur-warmtenet waarop 334 huishoudens en gebouwen, zoals kerken en het zwembad, worden aangesloten. In een latere fase starten huishoudens met het isoleren van hun woning om op de lange termijn het hoog temperatuur-warmtenet om te zetten in een laagtemperatuur-warmtenet. De vervanging van het riool in Terheijden creëert momentum voor de start van de aanleg van het warmtenet. De gemeente legt het aan en draagt het daarna over aan TEC.

Rol gemeente in de energietransitie Drimmelen

De gemeente Drimmelen heeft een meer verbindende en faciliterende rol. In de planfase neemt de gemeente meer de regie en zoekt naar combinaties van ondernemers met burgers, naar het voorbeeld 31 van de TEC. Dat sluit aan op de cultuur in de regio, waarin burgers de eigen kern centraal stellen. 54

Samenwerkingen

De gemeente Drimmelen werkt met verschillende buurtgemeenten samen. Zo werkt Drimmelen in

EnergieA16 verband met de gemeenten Breda, Moerdijk en Zundert o.a. op het gebied van grootschalige duurzame energieopwekking en in RES0-verband met vijftien andere gemeenten in West

Brabant samen. De gemeente heeft ook regelmatig overleg met buurgemeenten zoals Oosterhout,

Geertruidenberg en Moerdijk. Er wordt gekeken of het mogelijk is om samen met andere gemeenten een Transitievisie Warmte op te stellen. Dit is organisatorisch niet makkelijk: de verschillende budgetten en besluitvorming die langs de verschillende raden moeten, kunnen dit bemoeilijken.

Uitdagingen en kansen

Regie, kennis en samenwerking

De gemeente heeft een regierol in de energietransitie en daarmee samenhangende verantwoordelijkheden. Zo moeten gemeenten aan bepaalde verplichtingen voldoen, zoals het opstellen van Regionale Energiestrategieën (RES) en de Transitievisie Warmte. De gemeente beschikt zelf niet over voldoende kennis, capaciteit en middelen. Er is veel informatie en kennis beschikbaar, maar deze wordt als zeer versnipperd, veelal inconsistent en niet uniform ervaren. Daarnaast heeft de gemeente in de fase strategie- en visievormingsfase te maken met de proceskosten en menskracht, maar moet ook kunnen investeren in de uitvoering. Door samen te werken met buurgemeenten ontstaat er informatie- en kennisuitwisseling die de gemeenten samen verder kunnen brengen. Zo kijkt gemeente Drimmelen met haar buurgemeenten of het mogelijk is om een Transitievisie Warmte op te

_________

54

 Rapport: Bewonersinitiatieven en gemeenten in de lokale warmtetransitie Succesfactoren voor samenwerking.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie stellen. De transitie houdt namelijk niet op bij de gemeentegrens. Organisatorisch is dit een uitdaging: de verschillende budgetten en besluitvorming die langs de verschillende raden moeten, kunnen dit bemoeilijken.

Bottom-up

Voor de komende aantal jaren is niet de techniek of het juridische deel van de energietransitie een

uitdaging, maar het proces om de energietransitie van onderaf voor elkaar te krijgen, waarbij de

inwoners eigenaar worden van hun eigen energievoorziening. Dat de gemeente uit zes vrij homogene

dorpen bestaat, ziet de gemeente Drimmelen als een voordeel. Er zijn verschillen tussen de dorpen,

maar in elk dorp is er een vorm van gemeenschapszin. Een kleine lokale gemeenschap weet zich snel

te organiseren en elkaar snel te vinden. Een belangrijk punt daarbij is bewustwording en draagvlak

creëren. Dit vraagt om een heldere communicatie over waar de gemeente wel en niet van is en welke

inspraak de bewoners concreet hebben.

4.3 Casus gemeente Loppersum

Gemeente Loppersum ( Provincie Groningen) 55

Categorie Niet-stedelijk (9.914 inwoners)

Ambitie Energieneutraal in 2030 

Totale capaciteit duurzaamheid 3 fte 32

PAW Eerste ronde PAW - Energiek Loppersum (3 miljoen euro)

Belangrijkste project Energiek Loppersum: De dorpen Loppersum, ‘t Zandt en

Westeremden worden aardgasvrij gemaakt. Het betreft

woningen waarvan de versterkingsadviezen (naar aanleiding van aardbevingen) al aangegeven zijn. De inzet in dit project richt zich op energiebesparing door isolatie (individuele stimuleringsmaatregel). Daarnaast komt er in Loppersum Noord een collectief warmtenet.

Succesfactor De betrokkenheid van de inwoners is een belangrijke succesfactor. Maar ook de politieke wil van het

gemeentebestuur om tastbare resultaten te bereiken in de energietransitie.

Opschaalbaar/herhaalbaar Afhankelijk van de vraag of de andere dorpen kunnen en willen aansluiten op een warmtenet en de

beschikbaarheid van een duurzame warmtebron.

Grootste uitdaging Nadat biomassa als warmtebron voor het warmtenet is afgeschreven, moet er een andere warmtebron gevonden worden. Het bestuur is voor windenergie, maar alleen als er voldoende steun bij de inwoners is.

Onder inwoners wordt er daarom door energiecoöperatie LOPEC een draagvlakonderzoek gehouden.

_________

55

 Zie https://www.loppersumversterkt.nl/loppersum-versterkt/duurzaamheid_42452/ en https://www.loppersum.nl/wonen-leven/ruimte-voor-energie_43280/

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

Lering van of samenwerking met andere Regelmatig wordt contact opgenomen met collega’s

gemeenten/organisaties van de gemeente Groningen voor technische en juridische kennis. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van

de kennis en ervaring van de energiecoöperatie LOPEC.

Duurzame ambities gemeente Loppersum

De gemeente Loppersum bestaat uit 17 dorpen en telt bijna 10 duizend inwoners. Vanaf 1 januari 2021 fuseert de gemeente Loppersum met de gemeenten Appingedam en Delfzijl. De gemeente kenmerkt zich door unieke huizen waarvan velen behoren tot beschermd dorpsgezicht of een rijksmonument. Loppersum bevindt zich in een aardbevingsrisicogebied en heeft te maken met bevolkingskrimp en vergrijzing.

Beleid

Naast een versterkingsopgave heeft Loppersum zich als ambitie gesteld om in 2030 al aardgasvrij

zijn. Het aardgasvrije wijken project ‘Energiek Loppersum’ waarvoor Loppersum een rijksbijdrage van

circa 3 miljoen euro ontving , moet gaan helpen om die ambitie in te vullen. Met het project Energiek

Loppersum wil de gemeente twee vliegen in één klap slaan, namelijk het versneld aardgasvrij maken van delen van de gemeente en de versterkingsopgave oppakken. Door de versterkingsopgave samen met de verduurzaming van de woning op te pakken, kunnen dubbele kosten en werk worden voorkomen. Uiteindelijk moeten alle 17 dorpen van de gemeente Loppersum aardgasvrij gemaakt worden.

Het initiatief

De rijksbijdrage voor het project ‘Energiek Loppersum’ wordt enerzijds ingezet voor het uitrollen van 33

een warmtenet en anderzijds voor de stimulering van inwoners om hun woningen aardgasvrij te maken. Er wordt een collectief warmtenet aangelegd waar een 60-tal woningen en utiliteitsgebouwen, zoals een kerk, een hotel en de gemeentewerf op kunnen worden aangesloten. In dit project werkt de gemeente nauw samen met energiecoöperatie LOPEC. Zij is ook de beoogde eigenaar van nader te bepalen onderdelen van het warmtenet. 1,17 miljoen euro van de PAW-subsidie is gereserveerd voor de stimuleringsregeling aardgasvrij wonen. Deze regeling voor woningeigenaren heeft twee doelen: Aardgasvrij maken van de woning en de woning laten voldoen aan de warmteverlies-eis (terugdringen van energieverlies).

Rol gemeente Loppersum in de energietransitie

Een sturende overheid wordt als noodzakelijk gezien om de energietransitie van de grond te krijgen. De verwachting dat inwoners uit zichzelf actie gaan ondernemen, wordt als niet realistisch gezien. Daarom zou de gemeente naast het verbinden en regie voeren ook actief moeten zijn in de uitvoering. Tegelijkertijd heeft de gemeente te maken met landelijke regels waaraan zij zich moeten houden. De gemeente kan de bewoners niet dwingen om van het aardgas af te gaan. Het aantal inwoners dat uit zichzelf van het aardgas afgaat, is nog beperkt. Om iedereen zo ver te krijgen, zijn voor de langere termijn landelijke regels nodig.

Uitdagingen en kansen in gemeente

De warmtebron voor het warmtenet vormt een knelpunt. In eerste instantie was voor biomassa gekozen als warmtebron, maar hier werd van afgezien na de klachten over de uitstoot van de vergelijkbare biomassaketels door inwoners van de gemeenten Winschoten en Oldambt. Dit heeft tot de verkenning van twee andere opties geleid, namelijk zonthermie en wind. Uit berekeningen is gebleken

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie dat zonthermie stukken duurder is (door seizoensopslag) dan biomassa. De optie windmolens blijkt evenveel kosten met zich mee te brengen als biomassa.

De wethouder en de gedeputeerde van de provincie zijn enthousiast over de optie wind. Om na te gaan

of er draagvlak is onder de bewoners wordt een draagvlakonderzoek gehouden. Energiecoöperatie

LOPEC leidt het onderzoek. Als er geen draagvlak is of gecreëerd kan worden voor deze optie, dan

wordt realisatie van het warmtenet lastig of zelfs onmogelijk; er is immers geen alternatieve duurzame

warmtebron. Indien er wel draagvlak is, dan zou de gemeente willen dat LOPEC de eigenaar wordt

van de windmolen. LOPEC wordt gerund door vrijwilligers. Om de rol van eigenaar te kunnen uitvoeren

is een professionaliseringsslag nodig. De gemeente is hierover met de coöperatie in gesprek.

De aanstaande fusie van de drie gemeenten zal naar verwachting niet tot veel verandering leiden. De

drie gemeenten werken al langer samen en stelden de energievisie en de transitievisie warmte

gezamenlijk voor hun gebied op. De relatie tussen de drie gemeenten is goed. Er wordt regelmatig

kennis en informatie gewisseld. Wel verschilt de aard van de drie gebieden sterk; zo ligt Loppersum in

het Groene Hart van het noorden, heeft Appingedam veel meer stadskenmerken en Delfzijl industriële

kenmerken.

Financiering

Tot nu toe lukt het de gemeente om voor de energietransitie financiële middelen te vinden, zoals het

Nationaal Programma Groningen en Programma Aardgasvrije Wijken. Het verkrijgen van financiële

middelen is ook noodzakelijk. Zonder deze middelen zou het een stuk lastiger zijn om alles te

realiseren. Daarnaast werkt de gemeente ook samen met de provincie, bijvoorbeeld bij het project met

34 56 de coöperatie Zonnedorpen. Hierbij krijgt de gemeente professionele hulp en de helft van het project

wordt door de provincie gefinancierd.

Kennis en samenwerking

Ondanks de vele kennis en informatie die beschikbaar is, moeten beleidsmedewerkers zelf

inhoudelijk veel uitvinden en uitzoeken over het dossier en vervolgens besluiten nemen. Wanneer het

om politieke keuzes gaat, worden besluiten goed doorgesproken met de wethouder. Er wordt

regelmatig voor advies contact opgezocht met de grotere gemeenten in de provincie Groningen. De

behoefte aan kennis ligt vooral op technisch en juridisch vlak. Ook wordt veel met de energiecoöperatie

LOPEC samengewerkt en van hun expertise, zoals communicatie en draagvlak creëren, gebruik

gemaakt. De provincie Groningen is bezig met het opzetten van een expertisecentrum warmte. Dit

gebeurt in samenwerking met de gemeenten binnen de provincie.

4.4 Casus gemeente Oldambt

Gemeente   Oldambt en Delfzijl (provincie Groningen) 57

Categorie   Niet-stedelijk (38.213 inwoners)

Ambitie   In 2022 Nieuwolda en Wagenborg aardgasvrij met uitloop tot 2029 58

_________

56

 Zie https://www.rvo.nl/initiatieven/zon-pv/zonnedorpen

57

 Zie https://allecijfers.nl/gemeente/oldambt/

58

 Zie https://www.nieuwborgen.net/veelgestelde-vragen/

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

Gemeente Oldambt 2050 aardgasvrij

Status uitvoering   Planfase, nog niet in de uitvoering

Totale capaciteit duurzaamheid  2,5 fte

PAW    Ja

Belangrijkste project (aanjager)   Het doel is om in 2022 de twee dorpen Nieuwolda en

Wagenborgen, met in totaal 1.200 woningen, aardgasvrij te maken. Het plan bestaat uit twee delen: 1. Het reduceren van de gasvraag met 30 procent d.m.v. energiebesparende maatregelen. 2. De lokale productie van groengas. De proeftuin heeft de ambitie om het groene gas via een coöperatief groengasnet aan de woningen te leveren, waarvoor het bestaande aardgasnet zal worden gebruikt.

Succesfactor   Stap voor stap samenwerken met bewoners en experts.

Opschaalbaar naar rest v.d. Ja, het is de bedoeling dat Nieuwborgen.net een eerste stap is gemeente   naar een regionaal groengasnetwerk en om daarna meer

dorpen aan dit regionale groengasnetwerk aan te schakelen.

Grootste uitdaging   Het vertalen van een simpel concept in een praktisch

uitvoerbaar plan.

Lering van of samenwerking met Er is direct contact met andere proeftuinen aardgasvrij.

andere gemeenten   Bijvoorbeeld de proeftuin in Loppersum. 35

Praatplaat Nieuwborgen

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie Duurzame ambities gemeente Oldambt

Oldambt is de vijfde grootste gemeente van de provincie Groningen, zowel qua inwoners als

oppervlakte. Met ruim 38.000 inwoners is het een weinig stedelijke gemeente. De gemeente Oldambt

heeft, samen met de gemeente Delfzijl, de naburige dorpen Nieuwolda en Wagenborg naar voren

geschoven in de aanvraag voor proeftuin van het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW).

Het initiatief: Nieuwborgen.net

In samenwerking met de buurgemeente Delfzijl en diverse andere samenwerkingspartners, waaronder

Woonstichting Groninger Huis, de dorpsbelangen van Nieuwolda en Waarborgen en Enexis, meldde de

gemeente Oldambt de dorpen Nieuwolda en Wagenborg (Nieuwborgen.net) aan als proeftuin

aardgasvrije wijken. In deze keuze speelde de geografisch nabijheid van de dorpen en het

bewonersinitiatief ‘Nieuwolda het meest energiezuinige dorp van Nederland’ een rol. De twee dorpen

ontvingen een subsidie van ruim 4,7 miljoen euro voor het in 2022 aardgasvrij maken van zo’n 1.200

woningen. Het plan Nieuwborgen.net bestaat uit twee delen:

  • 1. 
    Het reduceren van de gasvraag Door middel van energiebesparende maatregelen is de doelstelling om de gasvraag 30 procent te reduceren. Op dit moment wordt aan meerdere pakketten gewerkt. Bij deze nietfinanciële

    arrangementen gaat het om vier verschillende pakketten (‘verken’, ‘start’, ‘bespaar’ en ‘voeg toe’) om het gebruik van groengas terug te brengen. Het pakket ‘start’ richt zich op

    hele eenvoudige maatregelen, zoals kierdichting. De laatste twee pakketten gaan verder met maatregelen die zich richten op woonisolatie en het substitueren van aardgas door elektriciteit:

    bijvoorbeeld koken op inductie of infraroodpanelen. Het ‘verken’-pakket is toegespitst op het

36 verkrijgen van advies en energierapportages.

  • 2. 
    De lokale productie van groengas via het bestaande gasnet geleverd aan woningen In het uitvoeringsplan staat de ambitie om in februari 2022 de gaskraan voor de twee dorpen dicht te draaien. Deze ambitie wordt aangepast. De gaskraan wordt voorlopig niet afgesloten en er wordt rekening gehouden met een uitloop tot 2029. De gemeente wil gebruik maken van het huidige gasnetwerk om groengas bij bewoners aan huis te kunnen leveren. Om dit mogelijk te maken, is apparatuur nodig om biogas in groengas om te zetten en een invoedingspunt; een pijpleiding van de groengas-productie-installatie naar het netwerk. Door veranderend Rijksbeleid is het moeilijk om de omzetting van biogas in groengas budgetneutraal te realiseren. De biovergister in Nieuwolda maakt op dit moment elektriciteit van biogas. Om van biogas groengas te produceren, moet de biovergister een andere SDE- subsidie aanvragen, dan de ontvangen SDE-subsidie. Deze SDE-subsidie blijkt minder gunstig te zijn, dan de SDE-subsidie voor duurzame elektriciteitsopwekking. Daarnaast wordt

    groengas door de ODE-heffing 59 voor de consument onaantrekkelijk. Met de nieuwe

    regelingen wordt elektriciteit minder belast dan gas, ook groengas. De gemeente Oldambt is dan ook in gesprek met het ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor een structurele oplossing.

Rol gemeente in de energietransitie

De gemeente heeft vooral een verbindende rol, waarbij de ambitie samen met de inwoners wordt

gerealiseerd. Door de inwoners van kennis te voorzien, neemt de gemeente ook een informerende rol

_________

59

 De ODE is een door het Rijk genomen maatregel om de gasprijs te verhogen, zodat gebruik van elektriciteit relatief aantrekkelijker wordt dan

het gebruik van gas. Vreemd genoeg is de ODE voor groengas op dit moment even hoog als de ODE voor aardgas.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie op zich. De gemeente wil zo haar inwoners helpen en ondersteunen bij de keuze van de aanpak die bij de inwoners past. De faciliterende rol van de gemeente zit in het creëren van de juiste randvoorwaarden voor haar inwoners om de energietransitie te realiseren. Gemeente Oldambt wil dit in het project Nieuwborgen.net doen met de niet-financiële arrangementen. Ook wordt een financieel arrangement ontwikkeld, omdat de uitvoering volgens Oldambt niet bij de inwoner ligt en alle bewoners in het project dezelfde kansen moeten krijgen. Dit wil de gemeente realiseren door middel van het beschikbaar stellen van een energieadviseur en een subsidie waarmee uitvoering kan worden gegeven aan het advies van de energieadviseur. Het opgavegericht werken brengt ook met zich mee dat er anders naar besluitvorming wordt gekeken. Het plan in Oldambt is om in een verder stadium de

plannen voor te leggen aan bewoners. Dit advies, ongeacht positief of negatief,  dient als voorstel voor besluitvorming.  

Kansen en uitdagingen

Kennis en capaciteit

Grote en kleine gemeenten hebben met dezelfde belemmeringen en kennisbehoefte te maken. Voor kleine gemeenten zit de uitdaging met name dat niet alle expertise in huis beschikbaar is, en deze in huis halen, leidt tot de nodige kosten. De gemeente Oldambt zou zo veel mogelijk kennis in huis willen halen. Een projectteam van verschillende expertisedragers zou een uitkomst bieden, waarbij de opgedane kennis en ervaring in de andere dorpen kan worden toegepast. Hiervoor is in Oldambt en

Delfzijl niet genoeg capaciteit. Wel maakt de gemeente gebruik van de expertise geboden door de provincie via het warmtetransitie-centrum. Ook maakt Oldambt gebruik van de kennis van het Kennisen Leerprogramma Aardgasvrije Wijken, van experts uit het eigen netwerk of ze kijken mee met andere gemeenten.

37 Haalbaar en betaalbaar voor iedereen?

Naast de technische uitdagingen waar de gemeente Oldambt voor staat, maakt de gemeente zich zorgen of iedereen wel mee kan doen met de energietransitie. Met name 80-plussers en mensen met schulden vallen buiten de boot. Binnen de gemeente Oldambt wordt nagedacht over verschillende oplossingen voor dit probleem, bijvoorbeeld om in een coöperatief dorpsmodel een abonnementsvorm voor groengas en woningisolatie aan te bieden. De opbrengsten moeten zo veel mogelijk lokaal worden geïnvesteerd en opdrachten zo veel mogelijk lokaal gegund. Om dit idee te kunnen realiseren blijkt het nog wel lastig om het juiste professionalisme in een lokale coöperatie bij elkaar te krijgen.

4.5 Casus gemeente Olst-Wijhe

 Gemeente   Olst-Wijhe

Categorie   Niet-stedelijk (17.995 inwoners)

Ambitie   In 2020 30% CO 2 -reductie en 20% duurzame energieopwekking

Status uitvoering   Planfase, nog geen uitvoering gegeven aan het plan om aardgas

af te koppelen

PAW    Nee

Belangrijkste project Energieneutrale kernen: in drie kernen zijn onder andere vrijwilligers bezig

(aanjager) met de verduurzaming van hun omgeving. Het doel is om procesondersteuning te bieden en zo de projecten verder te

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie brengen, van deze drie dorpen te leren en de informatie met de andere kernen of dorpen te delen wanneer zij ook willen starten.

Uitdaging   Gebrek aan capaciteit en kennis voor het aardgasvrij maken van alle

kernen in 2050.

Samenwerking Buurtgemeenten Raalte en Deventer, Regio Zwollen, RES West

Overijssel.

38

Gemeentehuis Olst-Wijhe

Duurzame ambities gemeente Olst-Wijhe

Olst-Wijhe is een plattelandsgemeente in de Nederlandse provincie Overijssel, gelegen tussen

Deventer en Zwolle. Op 1 januari 2001 fuseerden de toenmalige gemeenten Wijhe en Olst. Olst

Wijhe heeft twaalf kernen en is met haar 17.995 inwoners een niet-stedelijke gemeente. De gemeente

Olst-Wijhe heeft als ambitie om 30 procent CO 2 -reductie en 20 procent duurzame energieopwekking in

2020. Met drie parttime medewerkers wordt aan deze ambitie gewerkt.

Duurzaam beleid

Beleid

‘Duurzaamheidsprogramma 2016-2020’ loopt dit jaar ten einde. De gemeente Olst-Wijhe moet nog

Het

een nieuwe duurzaamheidsprogramma opstellen. Door onder andere de gevolgen van Covid-19 en

deels door de energievisie dat ook dit jaar moet worden opgesteld, liep het proces vertraging op. De

gemeente wil bij het opstellen van het programma Duurzaamheid zo veel mogelijk inwoners betrekken.

Het initiatief: energieneutrale kernen 60

_________

60

 Zie Coalitieakkoord Olst-Wijhe p.35.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

Het afgelopen jaar huurde de gemeente Olst-Wijhe externen procesondersteuners in. Dit was mogelijk met een subsidie van de provincie. 61 De externe procesondersteuners zijn ingezet in de duurzaamheids-werkgroepen. Deze werkgroepen bestaan uit vrijwilligers met een passie voor duurzaamheid, die zo hun ideeën over de verduurzaming van hun leefomgeving kunnen delen. In eerste instantie begon de gemeente met de ondersteuning van vijf enthousiaste kernen. Nu is de subsidie gestopt en monitoren beleidsmedewerkers van de gemeente de voortgang van de vijf kernen.

Zo is onder de eerste vijf duurzaamheidswerkgroepen een coöperatie opgericht en een tweede in oprichting. Niet alle groepen ambiëren om een coöperatie op te richten. De voornaamste reden die daarbij wordt gegeven, volgens de beleidsmedewerkers, is dat bewoners het te gecompliceerd vinden om andere bewoners mee te krijgen.

Door aan te sluiten bij de kernen waar al energie zit, probeert de gemeente de initiatieven te versterken.

Naast de vijf kernen zijn in drie andere kernen duurzaamheidswerkgroepen opgestart. De drie redenen om te kiezen voor juist deze drie kernen:

  • 1. 
    In het eerste dorp waren de inwoners al bezig met een eigen zonneweide en dorpsmolen in de kern.
  • 2. 
    In het tweede dorp, Aardehuizen, zijn de inwoners veel verder op het gebied van duurzaamheid. Hier wonen mensen in aardewoningen (wat vergelijkbaar is met een ecodorp).
  • 3. 
    Het derde dorp gaf aan geïnteresseerd te zijn om met duurzaamheid aan de slag te gaan. Hier zijn de inwoners zelf al beroepsmatig bezig met duurzaamheid en hebben ze kennis en

    ervaring.

Van deze drie dorpen kan veel worden geleerd en de informatie kan met de andere kernen of dorpen worden gedeeld wanneer zij met het proces starten. 39

Rol gemeente Olst-Wijhe in de energietransitie

De gemeente neemt een faciliterende, stimulerende en informerende rol aan. De gemeente ziet de duurzaamheidsopgave als een gezamenlijke opgave, een die de gemeente niet alleen op zich kan nemen. Plattelandsgemeente Olst-Wijhe beschikt niet over warmtebronnen en bestaat uit particuliere woningen en boerderijen waar bewoners of eigenaren graag zelf over willen beslissen. Door dichtbij de bewoners te staan en aan te sluiten bij werkgroepen inventariseert de gemeente de behoefte binnen de verschillende kernen en ziet het als haar taak om haar inwoner te stimuleren om tot actie over te gaan. In deze fase wordt de gemeenteraad geïnformeerd over de voortgang.

Samenwerkingen

De gemeente Olst-Wijhe werkt in DOWR-verband samen, een samenwerkingsverband bestaande uit de gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalte. De gemeenten Raalte en Olst-Wijhe trekken meer met elkaar op vanwege het feit dat de twee gemeenten aan elkaar grenzen en beide plattelandsgemeenten zijn. Met de gemeente Deventer, meer een stedelijke gemeente, vindt Olst-Wijhe de aansluiting in de aanpak van de kernen en de dorpen. De provincie Overijssel stimuleert de samenwerking tussen de gemeenten door collectieve overleggen te organiseren.

Uitdagingen en kansen in gemeente Olst-Wijhe

De gemeente Olst-Wijhe vindt het ingewikkeld om een stip op de horizon aan te geven en staat voor een aantal uitdagingen. Olst-Wijhe is een kleine plattelandsgemeente met veel particuliere woningen en beschikt niet over een (rest)warmtebron om met een warmtenet deze woningen duurzaam te

_________

61

 Zie https://www.overijssel.nl/onderwerpen/economie/nieuwe-energie/

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

verwarmen. De gemeente hoopt dat de techniek zich ontwikkelt en dat de energietransitie in een

stroomversnelling raakt, maar zit niet stil. De gemeente probeert op dit moment haar inwoners zo veel

mogelijk te stimuleren in het isoleren van hun woningen. Dit is echter complex. De energietransitie is

voor heel veel mensen kostbaar en niet alle inwoners hebben de financiële middelen. Ondanks het

gebrek aan middelen, capaciteit en (specialistische) kennis probeert de gemeente de initiatieven vanuit

de samenleving te stimuleren, faciliteren en te ondersteunen. Door onder andere de capaciteit en

specialistische kennis die nodig is in het netwerk te zoeken. Ook is de samenwerking met andere

overheden en met het bedrijfsleven van groot belang voor Olst-Wijhe. In de regio zijn dat bijvoorbeeld

de Kracht van Salland, Regio Zwolle, Gemeente Deventer (Stedendriehoek), Raalte en de provincie

Overijssel. De gemeente Olst-Wijhe probeert op die manier te voorkomen het wiel opnieuw uit te vinden

en lessen te trekken uit de praktijkervaringen van anderen.

4.6 Casus gemeente Staphorst

Gemeente   Staphorst (Overijssel)

Categorie   Niet-stedelijk (16.691 inwoners)

Ambitie   2050 energieneutraal, circulair en klimaat adaptief 62 , tussendoel

2030: 49 procent hernieuwbare energie

Status uitvoering   Planfase Transitievisie Warmte (TVW)/geen concrete wijk geselecteerd

40 Totale capaciteit 4.2 fte   duurzaamheid

Belangrijkste project Lokaal geproduceerd groengas inzetten voor het aardgasvrij maken

(aanjager) van met name monumentale boerderijen.

Succesfactor   De energietransitie staat hoog op de agenda.

Opschaalbaar/ De kennis en ervaring die opgedaan worden in de verduurzaming van

herhaalbaar monumentale boerderijen kunnen in de rest van de gemeente worden ingezet.

Uitdaging   Monumentale gebouwen en boerderijen aardgasvrij en bekostiging van de

warmtetransitie.

Samenwerking Regelmatig in gesprek met buurgemeenten uit West-Overijssel en de Drentse Meppel en de Wolden. Het overlegorgaan Energie van de RES West-Overijssel biedt ook een goede mogelijkheid om kennis en

ervaringen uit te wisselen.

_________

62

 Zie https://www.staphorst.nl/inwoners/onderwerpen-a-z_42831/product/energietransitie_1060.html

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

Duurzame ambities gemeente Staphorst 41 De gemeente Staphorst is een plattelandsgemeente, gelegen in de provincie Overijssel, met 5.874 huishoudens en 16.691 inwoners. Hiervan is 35 procent jonger dan twintig jaar. De gemeente Staphorst bestaat uit vier dorpen en is aangewezen als beschermd dorpsgezicht vanwege de historische structuur, het bijzondere bebouwingspatroon en de historisch waardevolle bebouwing. Staphorst

63

kent zeshonderd monumentale boerderijen langs het twaalfkilometerlange dorpslint.

Beleid

64

Staphorst heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal, circulair en klimaat adaptief te zijn. Voor 2030 heeft Staphorst als tussendoel dat minimaal 49 procent van de totale energiebehoefte uit hernieuwbare

65

energie komt. Staphorst wil deze ambities bereiken met wind en zon op daken en wil voor 2030 vooral inzetten op besparing en productie van groengas. Om deze ambities te realiseren is een programmateam in tijdelijk verband opgericht. Het programmateam bestaat uit tien medewerkers, waarvan acht medewerkers vanuit hun eigen functie worden ingezet op specifieke duurzaamheidsprojecten (energietransitie, klimaatadaptatie en circulaire economie) en twee

fulltimemedewerkers. De structurele begroting voor duurzaamheid is klein. Dit jaar zijn de kosten gedekt

vanuit incidentele middelen (reserves).

Transitievisie Warmte (TVW)

Gemeente Staphorst heeft vooruitlopend op de Transitievisie Warmte nog geen specifieke wijk of dorp op het oog om te starten. Als eerste stap wil de gemeente een technische en lokale analyse doen

_________

63

 Zie https://allecijfers.nl/gemeente/staphorst/

64

 Zie https://www.staphorst.nl/inwoners/duurzaam-staphorst-2050_44825/

65

 Zie https://ris2.ibabs.eu/Agenda/Details/Staphorst/3acfcdf3-04af-4bce-ac7d-759a15073421

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

volgens de voorschriften van het Expertise Centrum Warmte. 66 Aan de hand van de uitkomsten wordt

een participatieplan opgesteld.

De gemeente Staphorst kent 600 monumentale boerderijen (gemiddeld uit eind jaren 1800) die zich

voornamelijk langs de Oude Rijksweg en Gemeenteweg bevinden (lintbebouwing). Het verduurzamen

van monumentale panden wordt als lastig ervaren; door regelgeving ter bescherming van de panden,

en omdat elk monument om een eigen, passende aanpak vraagt. De gemeente overweegt om met

de monumentale boerderijen te starten en verwacht hier lessen voor de rest van de gemeenten uit te

trekken.

42

Rol gemeente Staphorst in de energietransitie

De gemeente voert een regierol in de warmtetransitie. De gemeente brengt alle partijen bij elkaar

en zet samen het tijdspad uit. Hierbij neemt de gemeente de verantwoordelijkheid om afnemers en

leveranciers van warmte bij elkaar te brengen en het gesprek daarin te faciliteren. De gemeente heeft

ook een rol in het creëren van bewustwording over de energietransitie en wil op deze manier samen

met haar inwoners een plan voor een duurzame energiemix ontwikkelen. De wethouder zit met name in

de uitvoering van de Transitievisie Warmte, is kader scheppend en zorgt dat iedereen kan meedoen en

alle belangen worden meegenomen. De gemeenteraad monitort of het proces naar behoren loopt en

neemt het besluit over wanneer en hoe men van het gas afgaat.

Uitdagingen en kansen in gemeente Staphorst

Contact buurtgemeenten

Door in gesprek te gaan met buurtgemeenten over hun aanpak van de energietransitie ontstaan nieuwe

inzichten . Zo hebben de beleidsmedewerkers van Staphorst goede contacten met collega’s uit West

Overijssel, maar bijvoorbeeld ook met de Drentse buurgemeenten Meppel en de Wolden. Tevens biedt

_________

66

 Zie https://www.expertisecentrumwarmte.nl/default.aspx

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

het overlegorgaan Energie van de RES West-Overijssel een goede mogelijkheid voor de beleidsmedewerkers om kennis en ervaringen uit te wisselen.

Financiering

De grootste uitdaging van de gemeente is een sluitende begroting. Door de uitgaven in het sociaal domein verkeert de gemeente in financieel zwaar weer. Het energieprogramma heeft een klein structureel budget. Op dit moment verkent Staphorst de mogelijkheden voor een structurele financiering voor het energieprogramma.

Warmtetransitie

Een andere uitdaging is de warmtetransitie voor de gemeente. Individuele oplossingen (elektrisch) of een warmtenet zijn minder goed van toepassing voor plattelandsgemeenten, zoals Staphorst. Door de dichtheid in dergelijke buitengebieden is de aanleg van een warmtenet niet rendabel. Ook is het vermogen van de elektriciteitsinfrastructuur niet toereikend genoeg om de komende jaren deze huizen duurzaam te verwarmen. Daarom wil de gemeente graag groengas inzetten voor de verduurzaming van monumentale boerderijen. Echter loopt de gemeente tegen de plannen van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Het ministerie wil eerst de productie stimuleren om vervolgens in 2030 de verdeling van het gas over Nederland te regelen. De gemeente is samen met de netbeheerder met EZK in gesprek om groengas voor 2030 in te kunnen zetten in Staphorst.

De energiekrant

De gemeente Staphorst wil in 2050 energieneutraal zijn. Om inwoners te informeren en inspireren verspreidde de gemeente recent een Energiekrant. In de Energiekrant staat informatie, tips en verhalen over energiebesparing en duurzame opwekking. De krant laat zien wat er mogelijk is en hoe 43 ondernemers en bedrijven daarmee bezig zijn. Inwoners vertellen bijvoorbeeld hoe ze hun huis

67

verduurzaamd hebben.

4.7 Casus gemeente Twenterand

Gemeente   Twenterand

Categorie   Weinig stedelijk (33.845 inwoners)

Ambitie   In 2050 is Twenterand energieneutraal.

In 2020 is 20 procent van het totale energieverbruik in Twenterand afkomstig van hernieuwbare energie. 68 Energie is onderdeel van de Agenda Duurzaam Twenterand. 69

Status uitvoering   In voorbereidende fase (opstellen TVW) en energietransitie in uitvoering

Totale capaciteit 0.5 FTE duurzaamheid

Belangrijkste project Voor de thema’s energietransitie zijn de belangrijkste projecten op dit moment (aanjager)   de RES en de bijdrage van Twenterand daaraan: 25 ha zonnevelden

_________

67

 Zie https://www.staphorst.nl/inwoners/actuele-berichten_42822/item/gemeente-staphorst-verspreidt-energiekrant_230615.html

68

 Zie https://www.twenterand.nl/energieneutraal-twenterand-2050?origin=/res

69

 Zie https://www.twenterand.nl/duurzaam-twenterand/

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie (van 1 zonneveld is de gemeente 100 procent eigenaar, het opstellen van de warmtevisie, het energieloket et cetera). Daarnaast lopen er diverse projecten, zoals zon op de daken van bedrijventerreinen, maar zijn er ook energiecoöperaties in oprichting.

Succesfactor Samenwerken met lokale en regionale partners.

Opschaalbaar Nog onduidelijk

Grootste uitdaging De netcapaciteit is op dit moment een groot vraagstuk om extra opwek aan het

  net te kunnen leveren. Daarnaast zijn de financiering en de beperkte

uitvoeringscapaciteit bij de gemeente een uitdaging.

Lering van of Voor het begin van het ontwikkelen van de warmtevisie wordt samenwerking met samengewerkt met de WT4: een samenwerking tussen de West-Twentse

andere gemeenten   gemeenten Hellendoorn, Rijssen-Holten, Wierden en Twenterand.

Duurzame ambities gemeente Twenterand

Twenterand is een gemeente in Twente en Salland, in het midden van de Nederlandse provincie

Overijssel. De weinig stedelijke gemeente heeft 33.729 inwoners en maakt deel uit van de Regio

Twente. De gemeente Twenterand heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn.

Beleid en aanpak

In 2018 is in samenwerking met inwoners en ondernemers de Agenda Duurzaamheid opgesteld. Op het

vlak van energie maken een aantal ondernemers prioriteit van energieneutrale bedrijventerreinen.

Middels energiescans wordt gekeken naar zon op daken. Daarnaast ligt er een economische visie

44 ‘De toekomst van BV Twenterand’ waarbinnen duurzaamheid en circulaire economie twee van de

opgaven zijn.

Transitievisie Warmte

Binnen de provincie Overijssel is de alli antie ‘Nieuwe Energie Overijssel’ opgericht. De provincie biedt

hiermee onder andere ondersteuning aan gemeenten bij het maken van een warmtevisie door het

organiseren van zogenoemde tweedaagse ‘sprintsessies’. Gemeente Twenterand werkte hierin samen

met drie andere Overijsselse gemeenten. Het zijn vergelijkbare gemeenten: plattelandsgemeenten met

een lage bebouwingsdichtheid. Met behulp van adviseurs voor de technisch-inhoudelijke kant en de

aanwezigheid van de algemene partners (netbeheerders Enexis en Cogas, waterschappen) is

samengewerkt aan een warmtevisie met een routekaart voor de wijken. 70

Het is tot nu toe niet duidelijk welke wijken als eerste geselecteerd zullen worden. In een beoogde wijk

leek een klein warmtenet mogelijk op basis van restwarmte, maar uit de nieuwste technische

berekeningen blijkt de hoeveelheid uit te koppelen restwarmte veel lager dan de hoeveelheid waar

men van uitging. Tevens zijn in een andere wijk, waar de woningcorporatie grootschalige sloop- en

nieuwbouw had gepland, de opties verkend voor een collectieve oplossing op basis van energie

uit oppervlaktewater. Maar ook deze mogelijkheid blijkt bij doorrekening te weinig potentie te hebben in

relatie tot de bebouwing. Begin 2021 moet de definitieve warmtevisie naar het college en daarna naar

de raad voor vaststelling. Hierin moet duidelijk worden welke wijken geselecteerd worden, wanneer

wordt gestart en of dit al voor 2030 kan plaatsvinden.

_________

70

 Het concept dat er nu ligt, krijgt nog een vervolg, want de leidraad van het Expertise Centrum Warmte kwam pas na de sprintsessies

beschikbaar. Daarna moet de warmtevisie nog worden opgesteld, waar ook inwoners bij worden betrokken. Tot nu toe zijn al wel de

huurdersraad, woningcorporatie, energiecoöperatie en wooncoaches betrokken.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

Rol gemeente Twenterand in de energietransitie

Gemeente Twenterand pakt waar mogelijk een regierol. De gemeente richtte bijvoorbeeld een ondernemersfonds op waarmee ze ondernemers kan ontzorgen en enthousiasmeren een duurzamere bedrijfsvoering te realiseren. De medewerkers spelen zelf een belangrijke rol in het netwerken met alle partners; variërend van ondernemers tot Cogas en Enexis tot aan lobby richting de provincie en

Tweede Kamer. Het bouwen aan een relatie kost tijd, maar levert indirect inbreng op grotere vraagstukken op (zoals die aan de VNG Klimaattafels worden besproken) en bijvoorbeeld deelname aan pilot van de provincie. Het netwerken heeft als voordeel dat de beleidsmedewerkers de juiste contacten kennen en hierdoor als kleine gemeente ook flinke stappen kunnen zetten.

Kansen en uitdagingen in gemeente Twenterand

Beperkte netcapaciteit

Op dit moment speelt in Twenterand dat de netcapaciteit vol is. Er loopt een pilot in de gemeente dat zich richt op een slim netwerk waarmee bedrijven onderling energie kunnen uitwisselen.

Interne capaciteit en samenwerking met partners

De beperkte organisatie capaciteit maakt het realiseren van de duurzame ambities niet makkelijk. Er is maar 0,5 fte beschikbaar voor een breed palet aan onderwerpen: de energietransitie, RES

Twente, de warmtetransitie en het energieloket. Daar komt bij dat energietransitie een vrij nieuw onderwerp is en de natuurlijke lijn naar de uitvoeringsorganisatie nog ontbreekt; het is nog niet ingeregeld. Er is bijvoorbeeld nog geen uitvoeringsteam voor het onderwerp duurzaamheid.

Als oplossing is de Agenda Duurzaam Twenterand ingestoken vanuit de idee van samenwerking. Die is 45

nodig: samenwerking is de motor van duurzaamheid – met inwoners, ondernemers, en met collegagemeenten,

de regio, de provincie, het waterschap en de netbeheerders. Een aantal ondernemers in de gemeenten hebben hoge ambities op het gebied van verduurzaming. Daarom richtten de gemeenten een ondernemersfonds op. Het fonds stelt 1000.000 euro op jaarbasis beschikbaar voor duurzame projecten door ondernemers. Onder de inwoners gaat het organiseren van betrokkenheid stroever. Er was meerdere keren sprake van het vormen van een energiecoöperatie, met financiële ondersteuning en toegang tot netwerken (zoals met andere energiecoöperaties in Overijssel 71 ) vanuit de gemeente, maar tot nu toe is er nog geen energiecoöperatie gerealiseerd. De gemeente is doordrongen van de opgave, maar uiteindelijk is ze afhankelijk van de inzet en motivatie van de bewoners. En dat kost tijd, ook al wil een gemeente dit proces graag versnellen.

Financiën

Een kleine gemeente heeft, naast een kleine formatie, ook een beperkt budget. Daar komt bij dat

corona het lastiger maakt om overzicht te houden; wie van de collega’s is waar mee bezig? Ook vraagt

het sociaal domein veel van de gemeente. Twenterand kent op sociaal vlak een grootstedelijke problematiek en dat betekent dat andere opgaven, zoals de energietransitie, op de tweede plaats terechtkomen.

Een duurzaamheidsfonds biedt echter mogelijkheden om deze opgaven te financieren. De gemeente

Twenterand ontwikkelde zelf een zonnepark en de opbrengsten hiervan komen in een

72

duurzaamheidsfonds dat moet dienen als vliegwiel voor nieuwe verduurzamingsprojecten.

_________

71

 Overijssel werkt ook met initiatievenmakelaars die coöperaties in de beginfase ondersteunen.

72

 De kaders hiervan moeten nog door de raad worden vastgesteld.

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

4.8 Casus gemeente Zevenaar

Gemeente Zevenaar (Gelderland) 73

Categorie Matig-stedelijk (43.755 inwoners) 74

Ambitie Energieneutraal en aardgasvrij in 2040 75 , Angerlo 2030 aardgasvrij

Status uitvoering De Transitievisie Warmte is opgesteld en er is gestart met de plannen om het eerste dorp aardgasvrij te maken.

Totale capaciteit 2,5 fte op duurzaamheid duurzaamheid

PAW Nee, Wijk van de Toekomst (provincie Gelderland)

Belangrijkste project (aanjager) Aardgasvrij Angerlo: Angerlo is het eerste dorp dat in Zevenaar aardgasvrij wordt. Dit wordt gelijktijdig aangepakt met de

vervanging van de riolering. Het project wordt ondersteund vanuit

het pro gramma ‘Wijken van de Toekomst’. In een werkgroep

bestaande uit bewoners, de gemeente, de woningcorporatie en netbeheerder worden de mogelijke oplossingen geïnventariseerd.

Succesfactor Bottom-up benadering door de vorming van een

46 regiegroep bestaande uit bewoners, gemeente, corporatie en

energieleverancier.

Opschaalbaar naar rest v.d. Wordt onderzocht. gemeente

Grootste uitdaging Het haalbaar en betaalbaar maken van de energietransitie voor alle inwoners van Zevenaar.

Lering van of samenwerking Ja, in RES-verband en in het regionale met andere gemeenten samenwerkingsverband Regioan (Regio Arnhem-Nijmegen)

_________

73

 Zie https://www.zevenaar.nl/ambities-gemeente-zevenaar

74

 Zie https://www.zevenaar.nl/zevenaar-cijfers, https://www.zevenaar.nl/proces-herindeling

75

 Zie https://www.zevenaar.nl/ambities-gemeente-zevenaar

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie

Duurzame ambities gemeente Zevenaar 47

De gemeente Zevenaar bestaat uit 17 dorpen in de provincie Gelderland. In 2018 is Zevenaar gefuseerd met Rijnwaarden. Met haar 43.755 inwoners is Zevenaar een matig-stedelijke gemeente.

Duurzaam beleid

Beleid

De gemeente Zevenaar heeft de ambitie om in 2040 aardgasvrij en energieneutraal te zijn. Dit wil de gemeente zonder windmolens bereiken. Eind 2019 stelde de raad van Zevenaar de Transitievisie

Warmte 76 op. Hierin staat stap voor stap hoe en wanneer de gemeente van het aardgas af wil.

Het initiatief: Aardgasvrij Angerlo 77

Met de vaststelling van de Transitievisie Warmte is Angerlo het eerste dorp dat aardgas vrij wordt.

Binnenkort moet de riolering in dit dorp vervangen worden. Een praktisch en financieel interessant moment om naar een nieuwe warmtevoorziening te kijken. Om die reden kreeg duurzaamheid ook een plek tijdens een inloopavond over de plannen in de openbare ruimte. Tijdens deze bijeenkomst gaf een aantal dorpsbewoners aan te willen meedenken over hoe het dorp aardgasvrij kan worden gemaakt en wat daarvoor nodig is. Samen met de gemeente, woningcorporatie en netbeheerder (Alliander) vormden de dorpsbewoners een regiegroep. Ze gingen in werkgroepen aan de slag met vraagstukken rondom techniek, financiën, communicatie en het betrekken van dorpsgenoten.

_________

76

 Zie https://www.zevenaar.nl/file/13657/download

77

 Zie http://angerlosnieuws.nl/?p=821, https://www.wijkvandetoekomst.nu/wijken/zevenaar-angerlo/

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie Angerlo Aardgasvrij Inwonersavond 20 december 2016

Samen werken de partijen naar een plan van aanpak toe, met als doel een intentieovereenkomst

tussen gemeente en dorp te sluiten. Er wordt twee jaar uitgetrokken (tot de zomer van 2021) om voor

het dorp de juiste informatie op tafel te krijgen, en hoe en door wie dit gefinancierd gaat worden. De

verwachting is dat in 2020/2021 duidelijk is hoe Angerlo aardgasvrij wordt, zodat de werkzaamheden

48 hiervoor zoveel mogelijk kunnen meelopen met die van de vervanging van de riolering. De intentie is

een aardgasvrij Angerlo in 2030, maar de verwachting is dat de doorlooptijd best lang is en de inwoners

tijd nodig hebben voor de woningaanpassingen.

De dorpsgenoten van Angerlo worden online en offline op de hoogte gehouden van alle ontwikkelingen.

Het doel is om in 2021 een toekomstplan op te leveren, waarin mogelijke en beschikbare technieken

staan beschreven en de bijbehorende investeringen inzichtelijk gemaakt zijn. Ondertussen zijn de

eerste stappen naar de oprichting van een energiecoöperatie van, voor en door Angerlo, gezet. Ook zijn

de eerste twee projecten voor de coöperatie geselecteerd: een postcoderoos-zonnedak en de

collectieve inkoop van energie.

Rol gemeente in de energietransitie

In het project Aardgasvrij Angerlo, dat nog in planfase is, is het dorp aan zet en neemt de leiding. De

gemeente heeft een faciliterende rol en is de opdrachtgever van de (onafhankelijke) procesbegeleider.

De rol van de gemeente in de uitvoeringsfase kan veranderen; dit is afhankelijk van de oplossing

(collectief of individueel) waarvoor wordt gekozen. Omdat het project nog in de planfase is, wordt de

gemeenteraad geïnformeerd. Uiteindelijk moet de raad het plan van aanpak vaststellen.

Regionale samenwerking

De gemeenten in de regio zijn zich meer bewust dat ze niet alles alleen afkunnen en dat sommige

keuzes op regionale schaal moeten worden gemaakt. Los van de Regionale Energiestrategie

(RES) Arnhem-Nijmegen 78 kunnen gemeenten in de regio elkaar ook ambtelijk en bestuurlijk vinden in

_________

78

 Zie https://zevenaar2019.kadernota.nl/p2208/uitvoeren-van-het-uitvoeringsprogramma-routekaart-energietransitie-regio-arnhem-n

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie het samenwerkingsorgaan Regioan (Arnhem-Nijmegen) om de verbindingen van ambities over de gemeentegrenzen te maken en kennis uit te wisselen.

Uitdagingen en kansen gemeente Zevenaar

De onzekerheid in de energietransitie

Het iedereen mee laten doen en meekrijgen in de energietransitie is het uitgangspunt van de gemeente

Zevenaar. De transitie moet bereikbaar en betaalbaar zijn voor iedereen. In de energietransitie gaat het om gedragsverandering. Dit is een proces en gaat gepaard met geduld en overleg, waar de gemeente ook niet alle oplossingen heeft. Daarbij is de uitdaging de onzekerheid in de energietransitie. De gemeente “weet zeker dat ze niet alles zeker weet”. Dit kan weerstand oproepen bij mensen. Door de

transparantie beoogt de gemeente haar inwoners goed mee te nemen en de verwachtingen te managen.

Financiële uitdagingen vs. urgentie

Kleine gemeenten hebben cofinanciering nodig in de energietransitie. Dit heeft te maken met de verschillende bezuinigingen. Het is voor kleine gemeente lastig om financiële middelen te alloceren voor de energietransitie, omdat andere beleidsdomeinen net iets meer urgentie hebben op het moment. Een kans zou de bestemming van de energietransitie in het Gemeentefonds kunnen zijn, waardoor (kleine) gemeenten ook verplicht worden om de uitkering voor de energietransitie in te zetten.

Het programma Wijk van de Toekomst

Een andere kans zijn programma’s zoals Wijk van de Toekomst. 79 Wijk van de Toekomst is onderdeel van het Gelders Energieakkoord. Het richt zich op één van de hoofdthema’s van de energietransitie in 49

de gebouwde omgeving: de stapsgewijze afkoppeling van het aardgas en de opbouw van een nieuwe basis voor warmtevoorziening. De beschikbaarheid van een subsidie voor een externe deskundige die kan helpen met het ontwikkelen van een plan voor de verduurzaming van een wijk of aaneengesloten wijkenprocessen biedt de mogelijkheid om samen het proces uit te stippelen en te verbeteren. Om vervolgens ergens anders weer toe te kunnen passen.

_________

79

 Zie https://zevenaar2019.kadernota.nl/p2208/uitvoeren-van-het-uitvoeringsprogramma-routekaart-energietransitie-regio-arnhem-n

Kleine gemeenten aan de slag met de energietransitie


3.

Hoofddocument

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.