Terugzendrecht Eerste Kamer - Hoofdinhoud
In juni 2023 heeft Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Hanke Bruins Slot i een wetsvoorstel voor een terugzendrecht van de Eerste Kamer ingediend. Het voorstel behelst een wijziging van artikel 85 i, 86 i en 87 i Grondwet. Met de invoering van het terugzendrecht zou de Eerste Kamer de mogelijkheid krijgen aanpassingen voor te stellen in wetsvoorstellen om deze vervolgens terug te sturen naar de Tweede Kamer.
In tegenstelling tot de Tweede Kamer kan de Eerste Kamer wetsvoorstellen momenteel niet wijzigen. Zij kan een wetsvoorstel alleen maar in zijn geheel aannemen of verwerpen. Wel kan de Eerste Kamer om een novelle i vragen, maar dan moet dat wetsvoorstel eerst het hele wetgevingstraject doorlopen. Het terugzendrecht zou hier verandering in brengen. Nadat de Eerste Kamer een wetsvoorstel heeft gewijzigd, zou dat vervolgens teruggestuurd worden naar de Tweede Kamer. Die moet dan beslissen of zij akkoord gaat met de verandering en stemmen over het wetsvoorstel.
Het voorstel is op dit moment in eerste lezing bij de Tweede Kamer.
Inhoudsopgave
In het wetsvoorstel worden de artikelen 85, 86 en 87 gewijzigd.
Artikel 85 komt te luiden:
-
1.Zodra de Tweede Kamer een voorstel van wet heeft aangenomen of tot indiening van een voorstel heeft besloten, zendt zij het aan de Eerste Kamer. De Tweede Kamer kan een of meer van haar leden opdragen een door haar ingediend voorstel in de Eerste Kamer te verdedigen.
-
2.Zolang een aan de Eerste Kamer gezonden voorstel van wet niet door haar is aangenomen, kan het door haar, op voorstel van een of meer leden, worden gewijzigd, tenzij:
-
a.het een voorstel van rijkswet betreft;
-
b.zij van oordeel is dat het een voorstel van wet betreft dat de kamers alleen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen kunnen aannemen;
-
c.het een voorstel van wet betreft als bedoeld in artikel 105, eerste lid;
-
d.het een voorstel van wet betreft dat door of vanwege de Koning is ingediend op het in artikel 65 bedoelde tijdstip en dat noodzakelijk is voor de uitvoering van een voorstel van wet als bedoeld in artikel 105, tweede lid.
-
3.Zodra de Eerste Kamer een door haar gewijzigd voorstel van wet heeft aangenomen, zendt zij het aan de Tweede Kamer. De Tweede Kamer besluit over elk van de door de Eerste Kamer aangebrachte wijzigingen en overweegt overigens het voorstel zoals het door de Eerste Kamer aan haar is gezonden.
In artikel 86 wordt een verwijziging naar artikel 85 toegevoegd in het eerste lid. Dit luidt als volgt:
Zolang een voorstel van wet niet overeenkomstig artikel 85 door de Staten-Generaal is aangenomen, kan het door of vanwege de indiener worden ingetrokken.
In artikel 87 wordt een verwijziging naar artikel 85 toegevoegd in het eerste lid. Dit luidt als volgt:
Een voorstel wordt wet, zodra het overeenkomstig artikel 85 door de Staten-Generaal is aangenomen en door de Koning is bekrachtigd.
Daarnaast worden enkele overgangsbepalingen in een additioneel artikel voorgesteld.
Het terugzendrecht voor de Eerste Kamer kwam in de jaren zeventig van de vorige eeuw op de politieke agenda. Een bij de behandeling van de Nota Grondwetsherziening ingediende motie-De Kwaadsteniet daarover werd echter ingetrokken. Een bij de behandeling van de grondwetsvoorstellen ingediende motie-Van Thijn werd verworpen.
De grondwetsherziening van 1983 gaf de Eerste Kamer wel een sterkere politieke legitimatie, wat de kans op eventuele conflicten tussen de Kamers vergrootte. Dit leidde tot hernieuwd debat dat resulteerde in de opzet van de bijzondere Commissie Vraagpunten. Deze commissie pleitte voor een terugzendrecht waarin de Tweede Kamer de definitieve beslissing zou maken.
Vervolgens gaf de Tweede Kamer de commissie-De Koning i (1991-1993) de opdracht om de positie van de Eerste Kamer te onderzoeken. Deze commissie kwam tot de conclusie dat een eenmalig terugzendrecht, waarbij het eindoordeel bij de Eerste Kamer blijft, een betere optie is. In 1993 werd er over het eindrapport van de commissie gedebatteerd in de Tweede Kamer, maar hier kwam niets uit.
Op Prinsjesdag 1999 kondigde het Kabinet-Kok II i aan te komen met een notitie over de positie van de Eerste Kamer. Eén van de opties om de rol van de Eerste Kamer te wijzigen, was invoering van een terugzendplicht. Als een wetsvoorstel met minder dan tweederde van de stemmen werd verworpen dan moest het worden teruggezonden naar de Tweede Kamer. Daarna diende de Tweede Kamer het laatste woord te krijgen. Het was dus aan die Kamer om te beslissen of er iets met de kritiek op het wetsvoorstel zou worden gedaan.
De Notitie Eerste Kamer is in 2002 openbaar behandeld door de Eerste Kamer en voor kennisgeving aangenomen. Tijdens de plenaire behandeling is de Motie-Jurgens c.s. over de uitbreiding van de huidige bevoegdheden van de Eerste Kamer, waaronder het verlenen van een terugzendrecht, ingediend. De motie is op 5 februari 2002 aangehouden en op 25 september 2018 vervallen op basis van artikel 93, derde lid, van het Reglement van Orde i van de Eerste Kamer.
Ook toen de conclusie van de commissie-De Koning nogmaals werd herhaald in het rapport van de Nationale Conventie i in 2006 bracht dit niets teweeg.
De Staatscommissie parlementair stelsel i (2017-2018) zette het terugzendrecht opnieuw op de agenda. De commissie achtte de groei in het aantal keren dat er gebruik werd gemaakt van novelles i en de toezeggingen van de regering i aan de Eerste Kamer omslachtig en vertragend. Het terugzendrecht wordt in het eindrapport gepresenteerd als het instrument waarmee hetzelfde bereikt kan worden op een effectievere en snellere wijze. In de versie van het terugzendrecht die de commissie voorstelt heeft de Tweede Kamer het laatste woord.
Bij brief van 1 juli 2020 liet de minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties weten de opinie van de commissie-Remkes te delen. De Rijksministerraad heeft er op 13 november 2020 mee ingestemd het voorstel voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State te zenden. Deze heeft in 2022 laten weten niet overtuigd te zijn van de waarde van het terugzendrecht, omdat dit negatieve gevolgen kan hebben voor de kwaliteit en coherentie van voorstellen.
In het coalitieakkoord van 2021 is afgesproken dat de aan de Raad van State en de Kamers voorgelegde voorstellen ter uitvoering van de staatscommissie parlementair stelsel (verder) in behandeling worden genomen. Uiteindelijk heeft minister Hanke Bruins Slot i in juni 2023 een wetsvoorstel ingediend ter wijziging van de Grondwet voor het instellen van het terugzendrecht van de Eerste Kamer.