Monitor Sportakkoord 'Sport verenigt Nederland' (bijlage bij 30234,nr.251)

1.

Kerngegevens

Officiële titel Monitor Sportakkoord 'Sport verenigt Nederland' (bijlage bij 30234,nr.251)
Document­datum 30-06-2020
Publicatie­datum 07-07-2020
Nummer 2020D27222
Kenmerk 30234, nr. 251
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Monitor Sportakkoord

‘Sport verenigt Nederland’

Voortgangsrapportage juni 2020

Ine Pulles

Marieke Reitsma

Ad Hoogendam

Jeroen Brus

Remco Hoekman

Hugo van der Poel

Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’

Voortgangsrapportage juni 2020

Met steun van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)

Ine Pulles Marieke Reitsma Ad Hoogendam Jeroen Brus Remco Hoekman Hugo van der Poel

© Mulier Instituut

Utrecht, juli 2020

Mulier Instituut sportonderzoek voor beleid en samenleving

Postbus 85445 | 3508 AK Utrecht

Herculesplein 269 | 3584 AA Utrecht

T +31 (0)30 721 02 20 | I www.mulierinstituut.nl

E info@mulierinstituut.nl | T @mulierinstituut

Inhoudsopgave

Managementsamenvatting 5

  • 1. 
    Inleiding 17 Implementatie sportakkoord 17 Deelakkoord 6 ‘Topsport die inspireert’ 18 Monitoring sportakkoord 18 Covid-19 en het sportakkoord 22 Leeswijzer 22
  • 2. 
    Procesopbrengsten sportakkoord 24 Lokale lijn 24 Sportlijn 32 Nationale lijn 37
  • 3. 
    Inclusief sporten en bewegen 40 Inleiding 40 Ambitie, doelen en indicatoren 40 Aanpak 45 Maatregelen 48 Samenvatting en beschouwing 61
  • 4. 
    Duurzame sportinfrastructuur 65 Inleiding 65 Ambitie, doelen en indicatoren 65 Aanpak 68 Maatregelen 70 Samenvatting en beschouwing 82
  • 5. 
    Vitale sport- en beweegaanbieders 85 Inleiding 85 Ambitie, doelen en indicatoren 85 Aanpak 90 Maatregelen 91 Samenvatting en beschouwing 101
  • 6. 
    Positieve sportcultuur 105 Inleiding 105 Ambitie, doelen en indicatoren 105 Aanpak 107 Maatregelen 110 Samenvatting en beschouwing 124
  • 7. 
    Van jongs af aan vaardig in bewegen 128 Inleiding 128 Ambitie, doelen en indicatoren 128 Aanpak 130 Maatregelen 133 Samenvatting en beschouwing 147
  • 8. 
    Flankerend beleid 152 Nationaal Preventieakkoord 152 Versterken sportbonden 153 Nationale Agenda Fiets 154 Provinciaal sportbeleid 155
  • 9. 
    Slotbeschouwing 157 Wat beoogt het sportakkoord, en welke voortgang wordt daarbij geboekt? 157 Monitoring van het proces 162

Bijlage 1. Ondersteuning Nationaal Sportakkoord 166 B1.1 Lokale lijn 166 B1.2 Sportlijn 168 B1.3 Nationale lijn 168

Bijlage 2. Procesopbrengsten lokale lijn 169 B2.1 Overzicht van deelnemende gemeenten 169 B2.2 Overzicht Living Labs 172

Bijlage 3. Procesopbrengsten sportlijn 175 B3.1 Netwerk Adviseurs Lokale Sport 175 B3.2 Diensten (services) 178 B3.3 Sport Professionals Netwerk (SPN) 184

Bijlage 4. Procesopbrengsten nationale lijn 187 B4.1 Overzicht activiteiten nationale lijn 187 B4.2 Challenges 188 B4.3 Kennis- en validatievraagstukken 193

Bijlage 5. Inclusief sporten en bewegen 196 B5.1 Overzicht alliantiepartners en projectsubsidies 196

Bijlage 6. Positieve sportcultuur 210 B6.1 Aandacht van sportverenigingen voor positieve sportcultuur 210 B6.2 Proeftuinen clubkadercoaching 212 B6.3 Discriminatie bij sportverenigingen 214 B6.4 Centrum Veilige Sport Nederland 217 B6.5 Instituut Sportrechtspraak 219 B6.6 Stichting De Stilte Verbroken 220 B6.7 Trainingen Sport en Gedrag – Stichting Halt 222 B6.8 Vechtsport Autoriteit 223

Bijlage 7. Van jongs af aan vaardig in bewegen 226 B7.1 Projectsubsidies van jongs af aan vaardig in bewegen 226 B7.2 Gebruik van meetinstrumenten voor motorische vaardigheden van kinderen 4-12 jaar 226 B7.3 Inzet van beweegprogramma's in het onderwijs (niet erkend) 227 B7.4 Percentage scholen in het primair onderwijs met een vakleerkracht 228 B7.5 Onderwijstijd voor sport en bewegen in het primair onderwijs 229

Bijlage 8. Flankerend beleid 231 B8.1 Gezonde sportomgeving sportlijn 231 B8.2 Versterken sportbonden 232

Managementsamenvatting

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), NOC*NSF en Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) hebben 29 juni 2018 het Nationaal Sportakkoord ondertekend. De ambitie uitgesproken in het akkoord is dat iedereen in Nederland nu en in de toekomst zonder belemmeringen in een veilige en gezonde omgeving plezier in sport en bewegen kan hebben 1 . De ambities van het sportakkoord zijn uitgewerkt in zes thema’s: inclusief sporten en bewegen, duurzame sportinfrastructuur, vitale sport- en beweegaanbieders, positieve sportcultuur, van jongs af aan vaardig in bewegen en topsport die inspireert. Een consortium van beleidspartners en kennispartijen voert de monitoring van het sportakkoord uit. Met inbreng van en in samenwerking met de consortiumpartners worden halfjaarlijkse voortgangsrapportages opgesteld. Dit is de derde voortgangsrapportage 2 .

In deze managementsamenvatting wordt eerst de opzet en werking van het sportakkoord gepresenteerd. Daarna wordt de structuur van de voortgangsrapportage aangehouden. Allereerst worden de inspanningen van de drie implementatielijnen beschreven (hoofdstuk 2). Vervolgens worden de belangrijkste resultaten voor de eerste vijf thema’s van het sportakkoord opgesomd (hoofdstukken 3 t/m 7). In elk hoofdstuk is aandacht voor de overkoepelde ambitie; de doelen en het doelbereik; de voortgang in de uitrol van de aanpak en in de inzet van maatregelen; en een samenvattende en concluderende slotparagraaf. De managementsamenvatting wordt afgesloten met een aantal bevindingen uit de slotbeschouwing (hoofdstuk 9). De voortgangsrapportage is daarnaast nog voorzien een hoofdstuk waarin flankerend beleid (hoofdstuk 8) wordt beschreven en inzicht gegeven wordt in de context waarin het sportakkoord wordt uitgevoerd.

Samenhang implementatielijnen en thema’s

De thema’s vormen het fundament van het sportakkoord. Ze zijn bij het sluiten van het Nationaal

Sportakkoord in 2018 gekozen als de inhoudelijke thema’s waarop het sportakkoord zich richt. Ieder thema heeft een ambitie, met bijbehorende doelen en voorgenomen maatregelen om die doelen te bereiken.

Na het vaststellen van de inhoudelijke thema’s is een plan gemaakt voor de uitvoering van het akkoord. Dit plan houdt in dat de uitvoering van het akkoord via drie implementatielijnen verloopt: de lokale lijn, de sportlijn en de nationale lijn. De implementatielijnen vormen als het ware de beschikbare instrumenten van het sportakkoord, en die instrumenten worden ingezet om aan de thematische doelen te werken. Binnen de lijnen is ook weer onderscheid te maken in verschillende ‘sublijnen’. De matrix in figuur M1.1 geeft weer hoe de vijf thema’s en de implementatielijnen zich tot elkaar verhouden. Om de matrix overzichtelijk te houden hebben we bij de implementatie de sublijnen beperkt tot twee per implementatielijn. De kleuren in de matrix hebben geen inhoudelijke betekenis en dienen alleen om verschillende lijnen makkelijk van elkaar te kunnen onderscheiden.

Niet elk instrument is geschikt voor elk thema. Een wit vlak in de matrix betekent dat (het instrument van) een sublijn niet wordt ingezet op dit thema. Zo is zichtbaar dat geen van de projectsubsidies zich

1 VWS, VSG, VNG & NOC*NSF (2018). Nationaal sportakkoord 2018-2022. Sport verenigt Nederland. Den

Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

2 Zie voor de eerste voortgangsrapportage Reitsma, M. & Poel, H. van der (2019). Monitoring Sportakkoord: start lokale akkoorden. Utrecht: Mulier Instituut, en de tweede voortgangsrapportage Reitsma, M., Pulles, I. & Poel, H. van der (2019). Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’. Voortgangsrapportage

november 2019. Utrecht: Mulier Instituut.

richt op het thema vitale sport- en beweegaanbieders, en dat de impuls versterken bonden niet wordt ingezet op het thema inclusief sporten en bewegen.

Figuur M1.1 Samenhang inhoudelijke thema’s en implementatielijnen (instrumenten) van het sportakkoord (2018-2021)

Inclusief Duurzame Vitale sportsporten

en Sportinfraen beweeg Positieve

Van jongs af aan vaardig in

bewegen structuur aanbieders sportcultuur bewegen

Lokale akkoorden Lokale

lijn Buurtsportcoaches

Sportlijn (diensten, adviseurs, back

office, SPN) Sportlijn

Impuls versterken bonden

Projectsubsidies Nationale

lijn Challenges

Procesopbrengsten implementatielijnen

Lokale lijn

Via de lokale lijn wordt aan de ambities van het sportakkoord gewerkt door lokale sportakkoorden te sluiten. Het proces om tot een sportakkoord te komen, wordt begeleid door een sportformateur. Daarnaast worden buurtsportcoaches veelvuldig ingezet in de processen van de lokale sportakkoorden, en bij de uitvoering van verschillende maatregelen voor de inhoudelijke thema’s van het sportakkoord. Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) is de trekker van de lokale lijn, maar werkt hierbij ook samen met andere organisaties.

  • • 
    In 310 van de 355 gemeenten is een sportakkoord gesloten (of is er een living lab; peildatum 26 juni 2020).
  • • 
    In 33 gemeenten wordt nog gewerkt aan (de afronding van) een lokaal sportakkoord, deze worden uiterlijk op 8 november 2020 opgeleverd.
  • • 
    Twaalf gemeenten doen na de eerste twee aanvraagrondes niet mee aan de regeling lokale sportakkoorden. Dit betekent dat 343 gemeenten op peildatum 26 juni 2020 deelnemen aan de regeling en bezig zijn met het maken of uitvoeren van een lokaal sportakkoord (of living lab).

Sportlijn

In de sportlijn werken de gezamenlijke sportpartijen (NOC*NSF, sportbonden en NL Actief) aan het versterken van de lokale en landelijke samenwerking rond de sportaanbieder (in de sportlijn ‘club’ genoemd) en de ondersteuning van clubs en vrijwilligers. De sportlijn moet een impuls geven aan deze processen en is daarmee een aanvulling op de activiteiten die de gezamenlijke sport al jarenlang uitvoert. De belangrijkste ontwikkelingen:

Netwerk Adviseurs Lokale Sport

  • • 
    Het netwerk Adviseurs Lokale Sport is gegroeid van 48 adviseurs in november 2019 naar 79 adviseurs in april 2020. Zij zijn ieder gekoppeld aan drie tot vijf gemeenten die bezig zijn met een lokaal sportakkoord (in totaal 355 gemeenten), en richten zich op het versterken van de

    sportaanbieders in die gemeente. • Onder andere door intervisiebijeenkomsten is de aanpak van de adviseur veranderd; hij richt zich

    minder op de sportaanbieder zelf, maar hij richt zich meer om het netwerk daaromheen, zoals de buurtsportcoach of de lokale verenigingsondersteuner.

  • • 
    Een aandachtspunt blijkt de overgang van de sluiting van een lokaal sportakkoord naar de uitvoeringsfase, en de rol van de adviseur daarbij. De adviseur beperkt zich daarbij idealiter tot adviseren. In gemeenten waar (nog) geen sterk lokaal netwerk bestaat, is dat lastiger.

Diensten

  • • 
    Via het sportakkoord zijn in de periode tussen september 2019 en 31 maart 2020 in totaal 754 diensten (ook wel services genoemd) aangevraagd. Dit zijn ondersteuningsproducten voor

    sportaanbieders, die vaak al langer bestaan en gebruikt worden, en via het sportakkoord gratis beschikbaar zijn voor clubs.

  • • 
    Het aantal aangevraagde diensten loopt iets achter bij de verwachting. De coronacrisis heeft hierbij niet geholpen. De verwachting uit de sportlijn is dat de behoefte aan diensten groter wordt naarmate de lokale sportakkoorden in de uitvoeringsfase komen. Vanuit de sportlijn wordt

    voornamelijk ingezet op het ondersteunen van sportaanbieders met inspiratiesessies, om zo een brede groep te bereiken.

  • • 
    Vanuit de sportlijn wordt gewerkt aan selectiecriteria en kwaliteitscriteria voor de producten die als dienst worden aangeboden. Vanaf juni 2020 worden de kwaliteitscriteria voor producten voor bestuurders en voor trainers/coaches (september 2020) verwacht.

Sport professionals Netwerk (SPN)

  • • 
    Inmiddels zijn circa 230 professionals aangesloten bij SPN, een netwerk voor professionals die inzetbaar zijn voor verenigingsondersteuning op verschillende terreinen.
  • • 
    Vanuit de sportlijn vindt verbreding naar type ondersteuningsfuncties plaats. Het netwerk richt zich nog vooral op procesbegeleiding en bestuurscoaching, inmiddels zijn ongeveer tien

    ondersteuners op sporttechnisch beleid en enkele ondersteuners op de gebieden accommodaties of bouwkundig/juridisch aangesloten.

  • • 
    Vanuit de sportlijn wordt aan een kwaliteitszorgsysteem voor de professionals gewerkt (in aanvulling op kwaliteitscriteria voor diensten, zie hierboven). De ontwikkeling bevindt zich nog in een fase van gesprekken met bonden en het onderzoeken van mogelijkheden.

Supportdesk en registratiesysteem (back office)

  • • 
    In de periode tussen 1 september 2019 en 31 maart 2020 heeft de supportdesk 249 vragen behandeld, voornamelijk van verenigingen (150) en van bonden (86). De vragen hadden vooral betrekking op diensten, contactpersonen voor het sportakkoord, de Adviseur Lokale Sport en het meedenken over de toekomst van de club.

Daarnaast wordt vanuit de gezamenlijke sportpartijen gewerkt aan de verschillende inhoudelijke thema’s van het sportakkoord (zie daarvoor de themahoofdstukken).

Nationale lijn

Het ministerie van VWS is trekker van de nationale implementatielijn van het sportakkoord en verleent hierbinnen onder andere projectsubsidies en –opdrachten aan verschillende partijen. De nationale lijn richt zich op kennisdeling, borging en validatie rondom de deelthema’s met als doel om vraagstukken te beantwoorden en gedragsverandering teweeg te brengen.

Projectsubsidies

Via de nationale lijn heeft VWS projectsubsidies en -opdrachten verleend aan organisaties om aan één of meerdere van de thema’s van het sportakkoord een bijdrage te leveren. Deze opdrachten lopen uiteen van een projectsubsidie aan Stichting De Stilte Verbroken om meer aandacht te generen voor seksueel misbruik in de sport en ondersteuning aan slachtoffers te bieden, tot aan ondersteuning voor kennisproject NL Zwemveilig. De inzet van deze opdrachten en subsidies wordt behandeld bij de betreffende themahoofdstukken.

Challenges

In de periode januari 2019 tot en met maart 2020 zijn zes challenges uitgezet, waarvan vier al met de uitvoering zijn gestart. Het Topteam Sport en Sportinnovator bezig zijn om voor alle thema’s van het sportakkoord in kaart te brengen welke vragen er spelen in de sector en wat er aan problematiek speelt waar een innovatievraag relevant is. Op basis daarvan worden in de komende maanden innovatiechallenges ontworpen die in de tweede helft van 2020 worden uitgezet .

Kennis- en validatievraagstukken

Via opdracht van de uitvoeringsalliantie sportakkoord worden de onderwerpen ‘menselijk kapitaal in de sport’ en ‘organisatie en financiering van de sport’ verkend.

  • • 
    Het traject menselijk kapitaal in de sport leidt tot een Human Capital Agenda Sport, die begin 2021 wordt verwacht. De agenda gaat in op de rol van verschillende stakeholders op het gebied van arbeidsmarkt in de sport, competenties en vaardigheden van vrijwilligers en professionals in de sport en aandacht hiervoor in opleidingen en bij werkgevers.
  • • 
    Het traject organisatie en financiering van de sport heeft geleid tot de publicatie van het Brancherapport Sport (KPMG) in november 2019, over de organisatie van en geldstromen in de sportsector. In het voorjaar van 2020 werkt de NL Sportraad samen met stakeholders aan de ontwikkeling van mogelijke toekomstscenario’s en bijbehorend advies voor de Nederlandse sport. Dit traject wordt naar verwachting rond de zomer van 2020 afgerond.

Inclusief sporten en bewegen

De ambitie van het thema inclusief sporten en bewegen is dat iedere Nederlander een leven lang plezier beleeft aan sporten en bewegen in een inclusieve sport- en beweegomgeving. Uitvoeringspartners VSG, NOC*NSF en VWS leveren een bijdrage aan de aanpak en uitvoering van dit thema. Aanvullend daarop is de landelijke alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ opgericht. De alliantie heeft de ambitie en doelen voor dit thema verder uitgewerkt en draagt bij aan de uitvoering ervan. Om de ambitie te realiseren is een drietal doelen opgesteld:

Doel 1. Inclusief sporten en bewegen wordt door iedereen als vanzelfsprekend ervaren

  • • 
    Een campagne om bewustwording over ‘inclusief sporten en bewegen’ bij (potentiële) sporters en het werkveld te genereren, is in voorbereiding en zal in 2020 door Zouka Media worden

    uitgevoerd. • Een vijfde van de sportverenigingen (19%) voert activiteiten uit voor kwetsbare doelgroepen zoals

    mensen met een beperking of aandoening, lage inkomensgroepen en mensen met een migratieachtergrond.

  • • 
    Ongeveer acht op de tien gemeenten (87%) heeft sportbeleid gericht op specifieke doelgroepen.
    • • 
      Zeven op de tien de sportbonden (70%) en vier op tien de sportverenigingen (40%) heeft diversiteitsbeleid op kaderfuncties.

Doel 2. Regio’s in Nederland zijn versterkt op het gebied van inclusief sporten en bewegen door intensieve samenwerking in regionale of lokale allianties

  • • 
    Als vervolg op het beleidsprogramma Grenzeloos Actief worden regionale

    samenwerkingsverbanden ondersteund door middel van stimuleringsbudgetten. NOC*NSF en Sportkracht12 ondersteunen in totaal 25 regionale samenwerkingsverbanden.

  • • 
    Sinds oktober 2019 zijn 114 aanvragen voor een stimuleringsbudget ten behoeve van het opzetten

    of versterken van passend aanbod ingediend, waarvan 54 aanvragen in het vierde kwartaal van 2019 zijn toegekend. Per 1 mei 2020 worden aanvragen gericht op mensen met een beperking en ouderen niet meer beoordeeld en toegekend. Reden daarvoor is om aanbieders die zich (willen gaan) inzetten voor kwetsbare mensen, LHBTI+ én mensen met een laag inkomen, meer ruimte te geven om gebruik te maken van dit budget.

    • • 
      Om potentiële sporters naar passend sport- en beweegaanbod te begeleiden, worden

      buurtsportcoaches ingezet. 95 procent van de buurtsportcoaches zeggen met hun werkzaamheden bij te dragen aan de ambitie en doelen van het thema inclusief sporten en bewegen.

    • • 
      De helft van de buurtsportcoaches (n=100) geeft aan op enige wijze bij de Gecombineerde

      Leefstijl Interventie (GLI) betrokken te zijn.

Doel 3. De sociale, praktische, financiële toegankelijkheid van het sport- en beweegaanbod is vergroot

  • • 
    Zeven op de tien de gemeenten (69%) is bij het Jeugdfonds Sport & Cultuur aangesloten, 68.946

    kinderen hebben dankzij het fonds in 2019 gesport.

  • • 
    Al langere tijd is er behoefte aan een vergelijkbaar fonds als het JFS&C, maar dan gericht op

    volwassenen. De alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ heeft dan ook een verkenning uitgevoerd naar een ‘algemeen fonds’. Dat heeft uiteindelijk geresulteerd in de oprichting van het Volwassenenfonds dat door Team Sportservice is opgezet en wordt gefaciliteerd.

  • • 
    Gemeenten en sportaanbieders worden bewust gemaakt van de subsidieregeling ‘Stimulering bouw

    en onderhoud van sportaccommodaties’ (zie kopje Duurzame sportinfrastructuur).

    • • 
      Daarnaast wordt eind 2021 een toolbox/handreiking ‘Sporthulpmiddelen’ aan gemeenten

      beschikbaar gesteld waarin een actueel overzicht van hulpmiddelen en goede voorbeelden van individueel maatwerk aangeboden worden. Het doel is om sporthulpmiddelen tegen een goede prijs-kwaliteitverhouding beter beschikbaar en bereikbaar te maken om zo de sport- en beweegdeelname van mensen met een beperking te stimuleren.

  • • 
    Er wordt onderzocht hoe een vervoersvoorziening voor mensen met een beperking, mensen in

    armoede en ouderen optimaal ingezet kan worden, zodat vervoer (daar waar mogelijk) geen belemmering is voor mensen om te gaan sporten.

Duurzame sportinfrastructuur

De ambitie van het thema duurzame sportinfrastructuur is om Nederland te voorzien van een functionele, goede en duurzame sportinfrastructuur. Daarbij gaat aandacht uit naar het verbeteren van de exploitatie van sportaccommodaties, de beweegvriendelijkheid van de omgeving en duurzaamheid van accommodaties. De aanpak van het thema kenmerkt zich door dat ieder doel eigenlijk een andere aanpak kent. De meest opvallende is de Routekaart Verduurzaming Sport, waarin door betrokken partijen (gemeenten, provincies, Rijksoverheid, NOC*NSF, platform ondernemende sportaanbieders en anderen) afspraken zijn gemaakt om tot de gewenste resultaten te komen op de doelen verduurzaming en milieuvriendelijk beheer. In de ambitie komen verschillende aspecten van de sportinfrastructuur terug, die ook de basis zijn voor de geformuleerde doelen:

Doel 1. Verduurzaming van het sportvastgoed

De invulling hiervan is zo ingestoken dat het gelijk oploopt met de doelen van het klimaatakkoord. Het doel krijgt vorm door de Routekaart Verduurzaming Sport, die in januari 2020 is ondertekend, en waarin de afspraken over verduurzaming van sportvastgoed staan opgetekend. De eerste maatregelen en acties zijn in gang gezet.

  • • 
    De uitgangspositie is in beeld gebracht via een onderzoek naar energetische waarde van het Nederlands Sportvastgoed, waaruit blijkt dat in de komende 30 jaar een extra financiële

    inspanning van 3,5 miljard euro aan verduurzamingsmaatregelen nodig is. • Verenigingen worden gestimuleerd te verduurzamen; 45 procent van de sportverenigingen,

    voornamelijk die met eigen accommodatie en kantine, investeerden in 2019 of de jaren daarvoor in duurzaamheidsmaatregelen.

  • • 
    NOC*NSF heeft in maart 2020 in totaal circa 500 ondersteuningstrajecten voor verenigingen gestart waarin energiescans worden afgenomen.
  • • 
    Het opnemen van verduurzaming in het Kwaliteitszorgsysteem Sportaccommodaties staat op de agenda voor komende jaren.
  • • 
    Via de bosa (stimuleringsregeling) kunnen verenigingen extra subsidie aanvragen voor energiebesparende maatregelen. In 2019 is voor 72 miljoen euro aan aanvragen goedgekeurd.
  • • 
    Ook gemeenten spelen een rol: zeven op de tien gemeenten heeft energiebesparende maatregelen doorgevoerd bij gemeentelijke sportaccommodaties, en vrijwel alle gemeenten helpen verenigingen met verduurzaming van de accommodatie.

Doel 2. Sportvelden worden zo milieuvriendelijk mogelijk beheerd

  • • 
    De huidige stand met betrekking tot milieuvriendelijk sportveldbeheer wordt in kaart gebracht via een nulmeting in onderzoek van NOC*NSF en VSG (medio 2020). Op basis daarvan worden concrete acties geformuleerd.
  • • 
    De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft in opdracht van VWS een Small Business Innovator Research (SBIR) oproep uitgezet waarin ondernemers werden opgeroepen nieuwe

    producten voor milieuvriendelijke sportvelden te ontwikkelen. In januari 2020 zijn vijf winnaars aangewezen.

Doel 3. Nederland wordt steeds beweegvriendelijker

  • • 
    De huidige stand van zaken is grotendeels in beeld gebracht, door de doorontwikkeling van de kernindicator beweegvriendelijke omgeving, die medio 2020 wordt gepresenteerd in het

    ‘Brancherapport Openbare Ruimte’. • Met betrekking tot kennisontwikkeling is een studie uitgevoerd naar werkzame elementen van de

    beweegvriendelijke omgeving en is lokaal beleid (omgevingsvisies) geëvalueerd. • Via de doorlopende campagne buitenruimte wordt het belang van een beweegvriendelijke

    omgeving onder de aandacht gebracht.

Doel 4. Exploitatietekorten van sportaccommodaties worden kleiner

  • • 
    De huidige stand van zaken met betrekking tot exploitatietekorten wordt onderzocht. De komende twee jaar gaan gemeenten eigendoms- en investeringsverhoudingen van sportaccommodaties in

    beeld brengen. VWS ondersteunt door gemeentelijke uitgaven aan sport(accommodaties) via IV3 staten doorlopend te monitoren.

  • • 
    De subsidieplafonds van de SPUK subsidie, voor investeringen in hardware en exploitatiekosten van sportaccommodaties, zijn in 2019 en 2020 behaald.

Doel 5. Gebruik van sportaccommodaties neemt toe

  • • 
    Ook op dit doel wordt de huidige stand van zaken in beeld gebracht. Dit staat nog in de beginfase; begin 2020 zijn gemeenten en verenigingen hierover bevraagd.

Vitale sport- en beweegaanbieders

De ambitie van het thema vitale sport- en beweegaanbieders is sport- en beweegaanbieders toekomstbestendig te maken. Het streven is het aantal toekomstbestendige verenigingen te vergroten en commerciële aanbieders uit te dagen meer maatschappelijk te gaan ondernemen. Vitale sportverenigingen en ondernemende sportaanbieders zijn in staat in te spelen op de omgeving, en kunnen zo bijdragen aan bijvoorbeeld het creëren van een positieve sportcultuur en een bijdrage leveren aan de maatschappelijke opdracht vanuit het sportakkoord. Het deelakkoord vitale sport- en beweegaanbieders is, naast de strategische partners (VWS, NOC*NSF en VSG), ondertekend door NLActief, Rabobank en de ministeries van OCW en SZW. In de startperiode van het sportakkoord (najaar 2018) is het thema, samen met het thema positieve sportcultuur vanwege de inhoudelijke raakvlakken, verder uitgewerkt door een uitwerkingsteam met afgevaardigden van NOC*NSF, VSG en VWS. De aanpak kenmerkt zich door het feit dat de uitvoering van de maatregelen grotendeels verloopt via bestaande structuren, ondersteuningsinstrumenten en de implementatielijnen en dat voor het thema zelf geen aparte structuur is opgezet. De volgende doelen zijn geformuleerd voor het thema vitale sport- en beweegaanbieders:

Doel 1. Meer sport- en beweegaanbieders zijn toekomstbestendig

  • • 
    In de periode tussen 1 september 2019 en 31 maart 2020 zijn via de diensten (ook wel services genoemd) van de sportlijn 105 trajecten aangevraagd. Onbekend is nog hoeveel daarvan zijn

    gerealiseerd. • 22 procent van de verenigingen heeft in 2018 gebruik gemaakt van verenigingsondersteuning. 2

    procent heeft in 2018 gebruik gemaakt van procesbegeleiding. • 80 procent van de buurtsportcoaches geeft aan zich in te zetten voor de ambitie en doelen van

    het thema vitale sport- en beweegaanbieders. 87 procent van de gemeenten met buurtsportcoaches zet buurtsportcoaches in voor vitale verenigingen.

  • • 
    Aan de inzet van professionals bij sportverenigingen wordt gewerkt via het traject Human Capital Agenda (gericht op de ontwikkeling van de arbeidsmarkt in de sportsector) en op wat kortere

    termijn via aandacht hiervoor bij opleidingen (zoals het uitstroomprofiel clubkadercoach voor mbo+ studenten) en via opleidingen voor buurtsportcoaches.

Doel 2. Een groei van (geschoold) verenigingskader

  • • 
    In de periode tussen 1 september 2019 en 31 maart 2020 zijn via de diensten van NOC*NSF 45 trainersopleidingen aangevraagd.
  • • 
    Er wordt gewerkt aan een kwaliteitskader voor ondersteuningsproducten voor trainers/coaches en voor bestuurders. Daarnaast wordt een behoefteonderzoek naar opleidingen onder

    verenigingskader uitgevoerd. • Clubkadercoaches zijn ingezet in 52 proeftuinen. De resultaten hiervan zijn nog niet bekend.

Doel 3. Een groei van diversiteit en aantal vrijwilligers

  • • 
    Via het programma Maatschappelijke Diensttijd Sport wordt geprobeerd een bijdrage te leveren aan zowel een groei van de diversiteit als de omvang van vrijwilligers in de sport. Het programma Maatschappelijke Diensttijd in de sport bestaat uit zeven projecten en is gestart op 15 oktober 2019.
  • • 
    Er zijn twee innovatiechallenges uitgezet rondom het thema vitale sport- en beweegaanbieders. De eerste betrof een oproep om te komen met innovatieve oplossingen om het aantal vrijwilligers structureel te vergroten, maar leidde niet tot winnaars. Daarop is de vraagstelling geëvalueerd en opnieuw geformuleerd.
  • • 
    De tweede challenge had betrekking op innovatieve instrumenten om de vrijwilligerscoördinator te ondersteunen bij het werven van vrijwilligers. Hier waren twee winnaars (uit 47 inzendingen): Sportservice Nederland met ‘Taakie’, een portal en platform om vrijwilligerstaken te

    categoriseren en vrijwilligers te koppelen aan openstaande taken en WeMaron met ‘Hallo Vriend’, een slimme sms-berichtenservice die zelfstandig gesprekken voert over de interesses en voorkeuren van mensen voor het verrichten van vrijwilligerstaken.

  • • 
    De vrijwilligersvergoeding is in 2018 verhoogd van 1.500 naar 1.700 euro.

Doel 4. Een groei van interne en externe samenwerkingsverbanden in de sport

  • • 
    Buurtsportcoaches worden in grote mate ingezet voor het verbreden, verbeteren en meer vraaggericht maken van het sport- en beweegaanbod (zie ook doel 1).
  • • 
    Volgens de gemeenten worden de buurtsportcoaches binnen dit thema het meest ingezet op verenigingsondersteuning (76%) en daarna op het verbeteren van lokale samenwerking (63%). De buurtsportcoaches zelf geven aan dat hun werkzaamheden het meest gericht zijn op het

    verbeteren van lokale samenwerking (83%). • In bijna alle gemeenten worden lokale akkoorden gesloten of uitgevoerd, waarbinnen lokale

    samenwerkingen ontstaan, waaronder tussen sportorganisaties en niet-sportorganisaties. Ook zijn vrijwel overal Adviseurs Lokale Sport actief, die zich voornamelijk richten op het versterken van interne samenwerkingsverbanden (tussen sportorganisaties).

Doel 5. Innovatie van aanbod en lidmaatschapsvormen

  • • 
    De uitvoering van dit doel verloopt hoofdzakelijk via de inzet van de lokale lijn en de sportlijn. Via de lokale akkoorden (en het uitvoeringsbudget) kunnen sportaanbieders die interesse hebben

    hiermee aan de slag. Via de diensten van de sportlijn kunnen sportaanbieders gebruiken maken van ondersteuning met betrekking tot innovatief aanbod.

Doel 6. Een hogere kwaliteit van verenigingsondersteuning

  • • 
    Aan dit doel wordt gewerkt via de sportlijn en via de impuls versterken bonden. Het Sport Professionals Netwerk wordt verbreed naar andere sporten en andere typen

    ondersteuningsfuncties. • Het netwerk Adviseurs Lokale Sport bestaat uit 79 adviseurs die de verenigingsondersteuning

    vooral op lokaal niveau een kwaliteitsimpuls geven.

Doel 7. De transitie bij bonden is versneld

  • • 
    De maatregelen om te werken aan een versnelling van transitie bij bonden, worden uitgevoerd via het programma impuls versterken sportbonden. Hierop vindt geen monitoring plaats.

Positieve sportcultuur

Overal met plezier, veilig, eerlijk en zorgeloos kunnen sporten is de centrale ambitie binnen het thema positieve sportcultuur. Het creëren van een positieve sportcultuur vraagt om aandacht voor en ondersteuning van bestuurders, sportclubs, trainers, ouders en verzorgers. Het thema positieve sportcultuur is deels een voortzetting van thema’s uit het afgeronde beleidsprogramma Veilig Sportklimaat, en legt deels nieuwe accenten. De aanpak van het thema kenmerkt zich doordat de te nemen maatregelen zijn onderverdeeld in opdrachten, en dat aan iedere opdracht een coördinerende partij is toegewezen. Bij het thema zijn voornamelijk partijen uit de gezamenlijke sport (NOC*NSF, NL Actief en sportbonden) betrokken, en de uitvoering vindt plaats via de sportlijn, via samenwerking met en tussen sportbonden, via Centrum Veilige Sport en via andere projectsubsidies. Via een werkgroep wordt getracht verbinding te leggen met lokale sportakkoorden. Aan de volgende vier doelen wordt door de partijen gewerkt:

Doel 1. Alle aanbieders hebben actief aandacht voor een positieve sportcultuur

  • • 
    Vanuit de sportlijn is ondersteuning voor sportaanbieders beschikbaar. Dit betreft bestaand aanbod, bijvoorbeeld vanuit het Veilig Sportklimaat -programma (VSK), en nieuw aanbod specifiek gericht op positieve sportcultuur, zoals bestuurscoaching en procesbegeleiding positieve

sportcultuur. Een relatief nieuw onderdeel in de verenigingsondersteuning is de specifieke

aandacht voor technisch-pedagogisch beleid (ondersteuning voor bestuurders) en technischpedagogisch

handelen van trainers (zie doel 2). Ook buurtsportcoaches spelen een rol in deze

ondersteuning.

  • • 
    Onderdeel van een positieve sportcultuur is ook het voeren van goed sportbestuur. Vanuit het

project Code Goed Sportbestuur wordt gewerkt aan het moderniseren van de code. Uit

beschikbare cijfers blijkt dat vrijwel alle bonden de richtlijnen van de code hebben

geïmplementeerd, en dat de toepassing bij verenigingen nog laag is. De gemoderniseerde code zal

zich meer richten op toepasbaarheid voor verenigingen.

Doel 2. Trainers en instructeurs stellen het welzijn van het kind boven de winst

  • • 
    Vanuit dit doel zijn veel nieuwe inspanningen gericht op het stimuleren van een pedagogisch klimaat op de sportvereniging. Het al langer bestaande coach-de-coach traject is beschikbaar via het sportakkoord, maar wordt ook ingezet binnen het project clubkadercoaching. In dit project wordt in proeftuinen geëxperimenteerd met de inzet van een buurtsportcoach bij een vereniging, opgeleid als clubkadercoach, die zich zowel richt op het vergroten van de pedagogische

    vaardigheden van trainers via trainersbegeleiding, als op het inbedden van goede trainersbegeleiding binnen de vereniging. Inmiddels zijn 32 buurtsportcoaches opgeleid tot clubkadercoach; het project krijgt vanaf 2021 een vervolg.

Doel 3. Meer sportieve regels, binnen en buiten het veld

  • • 
    Het realiseren van meer sportieve regels gaat zowel om spelregels die kunnen worden aangepast ter bevordering van spelplezier, als om regels buiten het veld, zoals gedrags- en omgangsregels voor spelers, kaderleden en/of ouders.
  • • 
    Zeventien sportbonden (maart 2020) werken vanuit het sportakkoord samen om dit doel te bereiken. Hun activiteiten bevinden zich nog in de opstartfase, maar gaan onder andere over het aanpassen van spelregels, het omvormen van arbitrerend kader tot spelleiders, het houden van pilots met het loslaten van rangen en standen en het bewustmaken van ouders van hun rol en bijdrage op plezierbeveling. Dit alles gericht op de jeugd.

Doel 4. Het tegengaan van grensoverschrijdend en ongewenst gedrag

  • • 
    Een belangrijke (gerealiseerde) maatregel is de oprichting van Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN) als onderdeel van de uitvoering van de aanbevelingen van Commissie de Vries. Deze

    aanbevelingen zijn uitgevoerd. CVSN fungeert als meldpunt maar ook voor preventie van allerlei vormen van ongewenst gedrag in de Nederlandse sport.

  • • 
    Naast het CVSN zetten ook andere organisaties zich in voor dit doel, via projectsubsidies van het sportakkoord: John Blankenstein Foundation (LHTB acceptatie), Stichting De Stilte Verbroken

    (seksueel misbruik), Stichting Halt (training Sport en Gedrag), Instituut Sportrechtspraak (tuchtrecht), Vechtsport Autoriteit (regulering full contact vechtsporten) en het plan ‘Ons voetbal is van iedereen - samen zetten we racisme en discriminatie buitenspel’ (KNVB en partners).

  • • 
    Een werkgroep, met vertegenwoordigers vanuit zowel sportlijn als gemeentelijn, richten zich op het betrekken van gemeenten en het kijken naar kader voor een ondergrens positieve

    sportcultuur, iets wat zich nog in de opstartfase bevindt.

Van jongs af aan vaardig in bewegen

De ambitie van het thema van jongs of aan vaardig in bewegen is om meer kinderen aan de beweegrichtlijnen te laten voldoen en om de neerwaartse spiraal van de motorische vaardigheid van kinderen de komende jaren in positieve richting om te buigen. De aanpak kenmerkt zich doordat in een vroeg stadium in het proces van uitwerking van het akkoord werd geconstateerd dat extra activiteiten nodig waren, en daarom bepaalde accenten zijn aangebracht. Dit heeft geleid tot een aanpak volgens vier lijnen: 1) jong beginnen (de Kleine Beweegagenda en impuls voor buitenspelen), 2) uitrollen beweegvaardigheidsmonitor, 3) investeren in kwaliteit kader en 4) netwerkvorming en communicatie. Via deze lijnen wordt gewerkt aan de vier doelen van thema van jongs af aan vaardig in bewegen:

Doel 1. Een positieve trendbreuk in de motorische vaardigheden van jeugd

  • • 
    Voor het doel monitoren van motorische vaardigheden concludeerde de uitwerkingsgroep in een vroegtijdig stadium dat er een groot aantal meetinstrumenten in gebruik is dat hiervoor wordt

    ingezet. Het werd noodzakelijk geacht de meeteigenschappen en mogelijkheden van deze systemen te vergelijken en beoordelen voorafgaand aan een advies over landelijke uitrol van een beweegvaardigheidsmonitor en van leerlingvolgsystemen in het onderwijs. Hiertoe is een studie uitgevoerd die een overzicht van de in Nederland veel gebruikte meetinstrumenten voor motorische vaardigheden van kinderen van 4-12 jaar in Nederland geeft.

  • • 
    Op twee derde (66%) van de basisscholen worden de vorderingen van de leerlingen voor bewegingsonderwijs bijgehouden via een leerlingvolgsysteem. Een algemeen leerlingvolgsysteem (zoals Parnassys) wordt het meest gebruikt.
  • • 
    De mate van inzet van erkende interventies in het primair onderwijs uit de database sport- en beweeginterventies wordt in kaart gebracht door het RIVM en in het najaar van 2020

gerapporteerd. Er is daarnaast veel informatie beschikbaar over de inzet van beweegprogramma’s,

zowel onder als buiten schooltijd.

  • • 
    Er zijn werkdrukmiddelen beschikbaar voor scholen om desgewenst vakleerkrachten

bewegingsonderwijs in te zetten. Het aantal aangestelde vakleerkrachten bewegingsonderwijs via

is onbekend. Er zijn 897 aanvragen toegekend voor beurzen om groepsleerkrachten in het primair

onderwijs hun bevoegdheid bewegingsonderwijs te laten halen.

  • • 
    Binnen het project Brede Motorische Ontwikkeling waarin sportbonden samenwerken, is een

meetlat ontwikkeld voor de beoordeling van de aandacht voor breed motorische ontwikkeling in

de beweegprogramma’s van sportbonden. Er is nog geen training gericht op verbetering van

motorische vaardigheden voor buurtsportcoaches en trainers ontwikkeld.

  • • 
    De doorlopende leerlijn voor het leergebied sport en bewegen is uitgewerkt binnen de integrale

curriculumherziening.

Doel 2. Stijging van het aantal kinderen dat voldoet aan de beweegnorm

  • • 
    Vanuit de impuls buitenspelen is in het najaar van 2019 gestart met het uitvoeren van een stand van zaken onderzoek wat betreft buitenspelen. Over de resultaten van deze analyse is inmiddels verschillende keren gesproken met de op dit terrein actieve landelijke partners. De gezamenlijke inzet is gericht op het vormen van een ‘buitenspelen coalitie’ en uitwerking van beleids- en

    kennisimpulsen. • De programma’s Gezonde School en Gezonde Kinderopvang worden beide ondersteund via een

    projectsubsidie vanuit de nationale lijn van het sportakkoord. Deze programma’s richten zich op een gezonde leefstijl op scholen en kinderopvang.

  • • 
    Communicatie over de beweegrichtlijnen vindt plaats; Kenniscentrum Sport & Bewegen heeft de beweegcirkel ontwikkeld en verschillende (communicatie)-activiteiten rond de beweegnorm

    georganiseerd, zoals het evenement Beweeg het Door in mei 2019.

Doel 3. Stijging van de sportdeelname: verhogen van sportplezier in de leeftijd 0-12 jaar en tegengaan van uitval van jeugd in de leeftijd 12-18 jaar

  • • 
    Door het uitwerkingsteam is gekozen voor een focus op de leeftijdsgroep 0-12 jaar. • Binnen het sportakkoord worden verschillende cursussen en trainingen aangeboden die zich richten op beginnende trainers, zoals ouders of vrijwilligers. In totaal zijn er via het sportakkoord 45 cursussen jeugdtrainer voor ouders en vrijwilligers aangevraagd tussen 1 september 2019 en 31 maart 2020. Vrijwel alle gevolgde trainingen zijn afkomstig vanuit de sporten voetbal, hockey, zwemmen of volleybal.
  • • 
    Kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar vormen de belangrijkste doelgroep van de buurtsportcoaches; iets meer dan de helft (54%) van de buurtsportcoaches richt zich op deze doelgroep. Ruim vier van de vijf (84%) buurtsportcoaches geven te kennen met hun activiteiten en werkzaamheden bij te

    dragen aan het thema van jongs af aan vaardig in bewegen. Dit doen ze het vaakst door het organiseren en aanbieden van multisport (58%), het stimuleren van aandacht voor een brede ontwikkeling van de beweegvaardigheid van kinderen (55%) en het verzorgen van lessen bewegingsonderwijs (50%).

Doel 4. Groter bewustzijn bij ouders en verzorgers over het belang van bewegen en motorische ontwikkeling van kinderen

  • • 
    In het kader van de Kleine Beweegagenda is het initiatief genomen om de Gezondheidsraad te verzoeken om het uitbrengen van een advies over een beweegrichtlijn voor 0-4 jarigen in haar programma op te nemen. Dit verzoek is eind 2019 gehonoreerd.
  • • 
    Er wordt in het kader van de Kleine Beweegagenda gewerkt aan een tweetal overzichtsstudies (systematische reviews), waarin het Mulier Instituut in samenwerking met Maastricht University en Amsterdam UMC (locatie VUmc) determinanten voor kwaliteit en kwantiteit van bewegen van kinderen van 0-4 jaar identificeert. De resultaten van deze studies worden gelinkt aan de

    interventies die opgenomen zijn in de database sport- en beweeginterventies. • De erkende beweegprogramma’s die worden uitgevoerd in de kinderopvang en op

    peuterspeelzalen zijn samengevoegd in de database sport- en beweeginterventies. Uit de database blijkt dat er momenteel zes beweegprogramma’s zijn die geschikt zijn voor de kinderopvang. In alle gevallen zijn pedagogisch medewerkers, soms samen met ouders, de uitvoerders van de interventie. De interventies richten zich voor en groot deel op het vergroten van kennis van pedagogisch medewerkers en ouders over gezond bewegen en gezonde voeding. De mate van inzet van de interventies van erkende interventies in de kinderopvang en peuterspeelzalen uit de database sport- en beweeginterventies wordt in kaart gebracht door het RIVM en in de zomer van 2020 gerapporteerd.

Reflectie doel en voortgang sportakkoord

De bedoeling van een akkoord is om een aantal partijen bijeen te brengen rondom een maatschappelijke opgave om zodoende een beweging in een beoogde richting te bewerkstelligen. In de slotbeschouwing staan we stil bij de vraag of het sportakkoord een beweging in gang heeft gezet, en zo ja, of er in de gewenste richting wordt bewogen. Wat is nu de meerwaarde van het sportakkoord? We zien dat er een heleboel gebeurt en dat er veel partijen bij zijn betrokken. Maar was dat allemaal niet ook gebeurd zonder een akkoord? Daarbij reflecteren we op wat het sportakkoord beoogt en in hoeverre de aanpak bijdraagt aan het versterken van de sportsector. Zie voor (aanzetten tot) antwoorden op deze vragen de slotbeschouwing op pagina 157.

Monitoring van het proces

In het kader van ‘lerend beleid’ is het belangrijk de monitoring niet alleen te richten op outcomeindicatoren of de voortgang van allerlei afzonderlijke maatregelen, maar ook op het proces van sturing. De Raad voor het Openbaar Bestuur stelt een aantal voorwaarden aan het ‘besturen met akkoorden’. 3 Om als akkoord bij te kunnen dragen aan het realiseren van publieke waarde(n) (‘publiek waardevol’) dient aan de volgende voorwaarden voldaan te worden:

3 ROB (2020). Akkoord?! Besturen met akkoorden als evenwichtskunst. Den Haag: Raad voor het Openbaar

Bestuur.

  • • 
    Borging: houden alle partijen zich aan gemaakte afspraken en voorziet het akkoord-(proces) in de borging daarvan?

    Met deze monitor valt te concluderen dat de borging bij de meeste thema’s redelijk tot goed is geregeld. Bij vrijwel ieder thema is er wel sprake van enige vorm van regie op het proces, bijvoorbeeld door de vorming van een begeleidingsgroep (Positieve sportcultuur en Vaardig in bewegen) of alliantie (Inclusief sporten en bewegen). Bij het thema duurzame sportinfrastructuur verschilt dit per onderdeel: twee onderdelen zijn geborgd, de regie op de uitvoering van de drie andere onderdelen is in mindere mate of niet gestructureerd. Bij enkele thema’s is minder duidelijk sprake van een centrale regie, of vindt de aansturing vooral plaats vanuit een van de ondersteunende lijnen, zoals bij Vitale sport- en beweegaanbieders vanuit de Sportlijn. Wat hierbij opvalt, is dat de regie in veel gevallen ligt bij de strategische partners NOC*NSF, VSG, en VWS, in sommige gevallen ondersteund door een of meer kennisinstellingen (KCBS, MI, RIVM).

  • • 
    Presterend: faciliteert de procesarchitectuur het komen tot beoogde uitkomsten? Over de mate waarin het proces ‘presterend’ is ingericht valt vaak nog niet veel met zekerheid te zeggen. Daarvoor is het nog te vroeg. Duidelijk is dat er wel heel veel in gang is gezet, maar de veelheid ontneemt ook nog wel eens het zicht op daadwerkelijke, duurzame ontwikkelingen in proces en uitkomsten.
  • • 
    Veerkrachtig: zijn akkoordpartners in staat om te leren van nieuwe inzichten en zich aan te passen aan veranderende omstandigheden?

    Binnen de meeste thema’s lijkt er te worden geleerd en leiden nieuwe inzichten tot bijsturing. Zo zijn met de alliantiepartners ‘Sport en bewegen voor iedereen’ (inclusief sporten en bewegen) evaluatiegesprekken gevoerd en zijn hieruit zijn lessen getrokken. Daarnaast is voor de beweegvriendelijke omgeving (duurzame sportinfrastructuur) een klankbordgroep ingericht waar de voortgang wordt besproken en ruimte is voor kritische noten. Dat wijst op een zekere mate van veerkrachtigheid. Bij enkele thema’s is dat minder duidelijk, of ontbreekt hierover informatie.

  • • 
    Verbindend: draagt het proces van het akkoord op zichzelf bij aan het dichter bij elkaar brengen van partijen?

    Deze voortgangsrapportage laat zien dat er zeer veel partijen bij het sportakkoord betrokken zijn,

    zowel van binnen, als van buiten de sport, en dat er op allerlei fronten nauw wordt

    samengewerkt, zowel landelijk binnen de verschillende lijnen en de afzonderlijke thema’s, als

    lokaal. Het beeld is vooral dat veel partijen betrokken waren bij de opstart en uitwerking van het

    thema. Bij de uitvoering lijken toch vooral de strategisch partners en kennisinstellingen betrokken

    te zijn. De rol van overige partners is niet altijd duidelijk (of minder zichtbaar). Dat roept twijfel

    op over de vraag of het akkoord erin slaagt ook op de langere termijn verbindend te zijn.

Afgaand op de stand van zaken met betrekking tot de vier randvoorwaarden waaraan volgens de ROB moet worden voldaan om succesvol te kunnen besturen met een akkoord, lijkt het erop dat met het sportakkoord in belangrijke mate aan die randvoorwaarden wordt voldaan. Daarmee is dan een proces gaande dat moet kunnen leiden tot een succesvol sportakkoord.

  • 1. 
    Inleiding

    Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), NOC*NSF en Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) hebben 29 juni 2018 het Nationaal Sportakkoord ondertekend. De ambitie uitgesproken in het akkoord is dat iedereen in Nederland nu en in de toekomst zonder belemmeringen in een veilige en gezonde omgeving plezier in sport en bewegen kan hebben. 4

    In het kader van het Nationaal Sportakkoord zijn zes thema’s onderscheiden waarvoor zes deelakkoorden zijn opgesteld en ondertekend door VWS, NOC*NSF en VSG (strategische partners) en andere partijen, die zich hebben gecommitteerd aan het leveren van inspanningen op het betreffende thema. Tussen haakjes staat het aantal partijen dat naast de strategische partners heeft meegetekend: 1. Inclusief sporten en bewegen (8) 2. Duurzame sportinfrastructuur (9) 3. Vitale sport- en beweegaanbieders (4) 4. Positieve sportcultuur (5) 5. Van jongs af aan vaardig in bewegen (10) 6. Topsport inspireert (dit deelakkoord is ondertekend op 10 oktober 2019 en loopt mee met de olympische cyclus, zie verder paragraaf 1.2)

    Na ondertekening hebben de partijen in werkgroepen verdere invulling gegeven aan de thema’s en nagedacht over de wijze van uitvoering. Het uitgangspunt hierbij is geweest ‘samenwerken, verbinden en versterken’. De vernieuwing is vooral gezocht in de gezamenlijke, op de (lokale) vraag gerichte aanpak, en daarbij zo min mogelijk nieuwe activiteiten opzetten en maximaal gebruik maken van wat er al is.

    Een consortium van beleidspartners en kennispartijen voert de monitoring uit. Het consortium bestaat uit de drie beleidspartners (NOC*NSF, VSG en VWS) en de kennisinstellingen RIVM, Kenniscentrum Sport & Bewegen (KCSB) en Mulier Instituut. Het Mulier Instituut stelt de halfjaarlijkse voortgangsrapportages samen, met inbreng van en in samenwerking met de consortiumpartners. Deze rapportage is de derde voortgangsrapportage. 5

    Implementatie sportakkoord

    Het Nationaal Sportakkoord en vijf van de onderliggende deelakkoorden zijn getekend voor een periode van ruim drie jaar. De looptijd is van september 2018 tot en met het einde van 2021. De Rijksoverheid (ministerie van VWS) trekt jaarlijks ruim 400 miljoen euro 6 voor het sportakkoord uit, maar ook betrokken partijen leveren een bijdrage, vaak in de vorm van cofinanciering.

    4 VWS, VSG, VNG & NOC*NSF (2018). Nationaal sportakkoord 2018-2022. Sport verenigt Nederland. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

    5 Zie voor de eerste voortgangsrapportage Reitsma, M. & Poel, H. van der (2019). Monitoring Sportakkoord: start lokale akkoorden. Utrecht: Mulier Instituut, en de tweede voortgangsrapportage Reitsma, M., Pulles, I. & Poel, H. van der (2019). Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’. Voortgangsrapportage

    november 2019. Utrecht: Mulier Instituut.

    6 Hiervan is 240 miljoen bestemd voor twee subsidieregelingen (SPUK en BOSA), waarmee gemeenten en sportorganisaties worden gecompenseerd in het kader van de verruiming van de btw-sportvrijstelling (zie ook paragraaf 4.4). De resterende 160 miljoen is het ‘reguliere’ budget van VWS voor sport, waarvan

    ongeveer 130 miljoen is bestemd voor topsport, de Brede Regeling Combinatiefuncties (BRC) en kennisbeleid/internationale zaken. Het ‘vrije’ budget voor de drie lijnen in het sportakkoord (zie hierna) is ongeveer 30 miljoen.

De implementatie van het akkoord verloopt langs drie lijnen:

  • 1. 
    Lokale lijn De lokale lijn focust op het breder verankeren en duurzaam versterken van sport en bewegen als doel en middel in de samenleving. Met nieuwe samenwerkingsverbanden op lokaal (of regionaal) niveau moet met gezamenlijke inzet, budgetten en energie aan gedeelde ambities worden gewerkt. Binnen de lokale lijn worden met behulp van een sportformateur en een uitvoeringsbudget lokale sportakkoorden opgesteld en uitgevoerd.
  • 2. 
    Sportlijn De sportlijn richt zich op het verhogen van de kwaliteit en kwantiteit van (vrijwillig) kader en ondersteuning en advisering van sportaanbieders. Het gaat hierbij zowel om sportverenigingen als om andere ondernemende sportaanbieders, zoals een judoschool of een bootcampondernemer. Vanuit de sportlijn worden hiervoor Adviseurs Lokale Sport aangesteld. Een belangrijk uitgangspunt bij de implementatie van de sportlijn is dat er niet vanuit sporttakken wordt gedacht, maar overkoepelend vanuit de gezamenlijke sport te werk wordt gegaan. Tot de gezamenlijke sport behoren de sportbonden, NOC*NSF en NL Actief.
  • 3. 
    Nationale lijn In de nationale lijn wordt ingezet op kennisdeling, borging en validatie rondom de thema’s. Een doel vanuit de nationale lijn is het realiseren van doorbraken op vraagstukken waar op lokaal niveau behoefte aan is. Dit gebeurt bijvoorbeeld via het uitzetten van challenges, waarbij partijen worden uitgedaagd om innovatieve ideeën voor veelvoorkomende vraagstukken in de sport te ontwikkelen en uit te voeren. Daarnaast wordt vanuit de nationale lijn gewerkt aan projecten die op landelijk niveau efficiënter zijn te organiseren.

Voor meer informatie over de implementatie en ondersteuning van het sportakkoord, zie bijlage 1 .

Deelakkoord 6 ‘Topsport die inspireert’

Het deelakkoord 6 ‘Topsport die inspireert’ is getekend op 10 oktober 2019. 7 In de préambule wordt gemeld dat het deelakkoord wordt uitgewerkt in een implementatiestrategie, die aansluit op de olympische cyclus en de periode 2021 – 2024 bestrijkt. Daarbij wordt aangegeven dat er indicatoren zullen worden benoemd die gemonitord moeten worden om de voortgang in de uitvoering te kunnen volgen.

Bij het opstellen van deze rapportage werd nog gewerkt aan de implementatiestrategie. Inmiddels is bekend dat de Olympische Spelen die in 2020 in Tokio zouden worden gehouden, zijn verplaatst naar juli en augustus 2021. De huidige ‘olympische cyclus’ wordt een jaar verlengd en daarmee een groot deel van het Nederlandse topsportbeleid. In 2020 vindt er daarom geen monitoring plaats van deelakkoord 6.

Monitoring sportakkoord

Het tekenen van een Nationaal Sportakkoord en de hieruit voortvloeiende activiteiten zijn op het gebied van sport een nieuwe vorm van overheidsbeleid. De sport lijkt hiermee aan te sluiten op een al langer

7 VWS, VSG, VNG & NOC*NSF (2019). Topsport die inspireert. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport (VWS).

bestaande ontwikkeling naar ‘besturen met akkoorden’. In een recent advies van de Raad voor het

Openbaar Bestuur (ROB) heeft de Raad een centrale boodschap voor de Rijksoverheid, die begint als volgt:

‘De Rijksoverheid kan niet met gezag en resultaat besturen zonder een betekenisvolle inbreng van de samenleving en mede-overheden. Modern besturen, in een context van maatschappelijke complexiteit, is vooral ‘verbinden’ en gebruik maken van de energie, opvattingen, kennis, ervaringen en beïnvloedingsmogelijkheden van alle geledingen in de samenleving. Brede maatschappelijke akkoorden als sturingsarrangement zijn hierbij zeer welkom, ja zelfs noodzakelijk.’ 8

Er kunnen verschillende typen akkoorden worden onderscheiden. Met het hierboven aangehaalde uitgangspunt van het sportakkoord: ‘samenwerken, verbinden en versterken’ en ‘hierin nieuwe vormen te zoeken’, is volgens een indeling van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur het sportakkoord het beste te typeren als een ‘acceleratieakkoord’. Die akkoorden ‘worden gesloten om een ontwikkeling nader kracht bij te zetten, geslaagde experimenten op te schalen en te versnellen’. 9 Deze typering van het sportakkoord en het citaat van de ROB in gedachten zal duidelijk zijn dat ‘besturen’ met een (sport)akkoord niet kan worden begrepen als een vorm van blauwdrukplanning of uitvoering van beleid, dat van bovenaf wordt aangestuurd door de Rijksoverheid. Besturen is in dit verband meer ‘meesturen’ of begeleiden van maatschappelijke ontwikkelingen, gedragen door (de energie van) individuen, maatschappelijke organisaties, bedrijven en/of andere overheden. Daarbij kan wel sprake zijn van stimuleren en afremmen, van zorg voor procesarchitectuur en inbedding in wet- en regelgeving, enz., maar is hoe dan ook sprake van coproductie van beleid en gedeeld ‘eigenaarschap’ van de ontwikkeling waarop het akkoord inzet. In geval van het sportakkoord zijn het ministerie van VWS, NOC*NSF en VSG landelijk de strategische partners en vormen zij gezamenlijk de UitvoeringsAlliantie (UA) van het sportakkoord. Tal van partijen, zoals provincies, maatschappelijke organisaties en bedrijven, hebben meegetekend op een of meer van de deelakkoorden. Op lokaal niveau wordt in gelijkwaardige samenwerkingsverbanden gewerkt aan het versterken van de sport. Binnen de ambitie en de doelen van het landelijke sportakkoord zijn de lokale partijen relatief vrij in de keuze van doelen die ze lokaal willen nastreven en de inspanningen die ze daartoe willen plegen. Dit biedt de mogelijkheid om vanuit de lokale behoeften, ambities en mogelijkheden te werken.

Beleid op deze manier vormgegeven in een akkoord brengt uitdagingen met zich mee voor de monitoring ervan. Monitoring richt zich op het volgen van het beleid in uitvoering, teneinde zicht te krijgen op de mate waarin de beleidsdoelen worden gerealiseerd en waardoor dat wordt bepaald. In het ideale geval wordt gewerkt vanuit een ‘beleidstheorie’, op grond waarvan bekend is hoe (op welke manier en in welke mate) de beleidsmiddelen die worden ingezet bijdragen aan de realisatie van een gewenste eindsituatie (doel). De monitoring maakt zichtbaar of die verwachtingen uitkomen en geeft een terugkoppeling op de mate van doelbereik. Wanneer uit deze terugkoppeling blijkt dat gewenste en verwachte mate van doelbereik niet wordt gehaald, maar achterblijft dan wel wordt overtroffen, is dit ‘sturingsinformatie’, op grond waarvan kan worden besloten het beleid bij te stellen. Idealiter biedt de monitoring hier een handreiking voor, door inzicht te geven in de achtergronden van het (in een bepaalde context) niet uitkomen van het verwachte doelbereik. Beleid bijstellen is het zoeken naar een nieuwe ‘doel – middel’ verhouding, waarbij soms de doelen worden bijgesteld, maar meestal de aard en/of omvang en/of wijze van inzet van de beleidsmiddelen.

8 ROB (2020). Akkoord?! Besturen met akkoorden als evenwichtskunst. Den Haag: Raad voor het Openbaar

Bestuur, p.7.

Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut 19 Bij een akkoord zoals het sportakkoord is er geen sprake van een duidelijke onderliggende beleidstheorie, waarbij vooraf onderbouwde keuzes zijn gemaakt voor aard en omvang van de beleidsmiddelen die nodig zijn voor de realisatie van de gestelde doelen. In verschillende contexten (in geval van het sportakkoord de nationale, sport- en lokale lijn; de zes thema’s; en de lokale sportakkoorden) zijn en worden doelen gesteld, die volgen uit de contextspecifieke wensen, ambities en mogelijkheden. In de lokale sportakkoorden en het landelijke sportakkoord wordt gebruik gemaakt van de (lokale) ‘energie, opvattingen, kennis, ervaringen en beïnvloedingsmogelijkheden’ (zie citaat van ROB hiervoor), worden partijen hierin en hiermee verbonden en wordt gezocht door samenwerking goed lopende aanpakken en processen te versnellen en op te schalen. Van alle ambities, doelen en maatregelen is dus geen logisch onderbouwde en beredeneerde ‘doelenboom’ te maken, afgeleid van de overkoepelende ambitie van het sportakkoord (en die kan dienen als kader voor (de klassieke vorm van) monitoring). In de verschillende contexten zijn bovendien verschillende begrippen en verschillende doel-middelschema’s gebruikt. In de ene context is sprake van een missie of een ambitie, in een andere van primaire, hoofd- of achterliggende doelstelling. In de ene context spreekt men van instrumenten, in een ander van maatregelen, of acties, of activiteiten, enzovoorts. Soms zijn aan doelen indicatoren gekoppeld, waarmee de mate van doelbereik kan worden gemeten, soms ook niet. Tot slot maakt de wens om zoveel als mogelijk gebruik te maken van de ‘lokale energie’, bereidheid tot samenwerken en bestaande instrumenten en aanpakken, de keuze voor maatregelen en doelen in belangrijke mate is ingegeven door wat er beschikbaar is (aan organisatie, aanpakken, maatregelen en interventies), en in mindere mate door wat nodig is om het gestelde doel te bereiken.

Het succes van deze pragmatische vorm van beleid wordt voornamelijk bepaald door de mate waarin het beleid reflexief is en leert in en van de uitvoering ervan. Met ‘lerend beleid’ wordt onderkend dat beleid zich ‘werkende weg’ moet kunnen ontplooien, dat in het beleidsproces de onderliggende beleidstheorie wordt ontwikkeld, bijgesteld en verdiept, en dat dit gepaard kan gaan met aanpassing van de doelen, bijsturing op de inzet van beleidsmiddelen of beide. Daarmee vergt lerend beleid monitoring in de vorm van kortcyclische terugkoppeling vanuit het beleidsproces in uitvoering, teneinde continu in staat te zijn om beredeneerd bij te kunnen sturen in de uitvoering van het beleid. Dat geldt niet alleen voor het beleid, maar ook voor de monitoring zelf. Die zal moeten meebewegen in de bijsturing van het beleid, maar zal ook zelf-reflexief moeten zijn en alert op mogelijkheden tot verbetering. Dat wil zeggen, mogelijkheden om adequater, effectiever en efficiënter de voortgang in het beleidsproces en mate van doelbereik inzichtelijk te maken. In functie van het lerend beleid en monitoring hebben we in deze rapportage drie bewerkingen uitgevoerd.

Ten eerste hebben we gekozen voor een beperkt aantal eenduidige begrippen, die we bij alle thema’s gebruiken:

Ambitie: de overkoepelende doelstelling(en) (bijvoorbeeld van een deelakkoord). De ambitie geeft richting, is gericht op de langere termijn (‘stip op de horizon’) en niet gekwantificeerd. Ambitie komt overeen met wat in sommige thema’s wordt aangeduid als missie, hoofddoelstelling, primaire doelstelling, of iets dergelijks.

Doelen: om de ambitie te realiseren moeten er verschillende doelen worden behaald. Hierbij kan worden gedacht aan een ‘doelenboom’, waarbij subdoelen bijdragen aan de realisatie van een overkoepelend doel. Bedoeld zijn hier inhoudelijke doelstellingen, die een gewenste situatie omschrijven, geen inspanningsverplichtingen of implementatiedoelen. Doelen zullen verschillen naar de mate waarin ze

SMART 10 zijn geformuleerd of geformuleerd kunnen worden.

Indicatoren 11 : indicatoren geven de stand van zaken op de doelen of ambitie weer en inzicht in de mate van doelbereik. In deze rapportage is die stand van zaken de nulmeting/startsituatie.

Aanpak: hoe wordt de implementatie van het beleid, in het bijzonder de inzet van de maatregelen (zie hierna), organisatorisch vormgegeven: wie zet de maatregelen in, hoe wordt die inzet georganiseerd? De routekaart en het uitvoeringsteam buitenruimte bij duurzame sportinfrastructuur en de Alliantie ‘Sport en bewegen voor iedereen’ bij inclusief sporten en bewegen zijn voorbeelden van de specifieke aanpak die past bij de respectievelijke thema’s.

Maatregelen: wat wordt ingezet om het doel te bereiken? Er kan onderscheid worden gemaakt in soorten maatregelen die worden ingezet, zoals acties (activiteiten/inspanningen) en instrumenten/middelen.

Acties zijn te herkennen aan werkwoorden als ‘ondersteunen van’, ‘ontwikkelen van’, ‘opzetten van’, et cetera. Instrumenten bevatten de middelen (‘dingen’ en ‘diensten’) die worden ingezet

(verenigingsondersteuning, scholing, een Code Goed Bestuur, etc.).

Procesindicatoren: indicatoren die de stand van zaken aangeven qua aanpak (in hoeverre is de uitvoeringsorganisatie/implementatie op orde) en indicatoren die de stand van zaken aangeven bij de inzet van de maatregelen (de mate van inspanningen).

Vervolgens hebben we getracht met behulp van dit eenduidige begrippenkader en zoveel als mogelijk in de geest van het voorgenomen beleid in de vijf uitgewerkte thema’s, dit beleid te formuleren in doel – middelschema’s. We hebben uit de beschikbare informatie een overkoepelende ambitie gedestilleerd, geïdentificeerd welke doelen zijn geformuleerd in functie van deze ambitie, en welke aanpak en maatregelen worden ingezet (‘welke inspanningen worden gepleegd’) om deze doelen te halen. Wij hebben daarbij de vrijheid genomen soms ambities, doelen en maatregelen iets te herformuleren, om ze vergelijkbaar te maken en passend voor de doel – middelschema’s.

Als derde zijn we, om het bereik op de ambities en doelen en de voortgang in de uitrol van de aanpak en inzet van maatregelen te meten, gestart met de indicatoren die genoemd zijn in het Monitorplan

Nationaal Sportakkoord. Daarbij is naar voren gekomen (‘lerende monitoring!’) dat soms bij ambities, doelen en maatregelen bijpassende indicatoren ontbreken, en in een enkel geval zijn er indicatoren benoemd waarvan niet helemaal duidelijk is wat daarmee wordt gevolgd in het kader van het thema

10 SMART staat voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden.

11 De term ‘kernindicatoren’ uit het Monitorplan nationaal sportakkoord vervangen we door ‘indicatoren’, omdat de toevoeging ‘kern’ in de context van de monitoring van het sportakkoord niet relevant is en voor verwarring kan zorgen. De term ‘kernindicatoren’ komt uit de context van www.sportenbeweginincijfers.nl . De kernindicatoren zijn bedoeld om de ontwikkelingen in de sport op hoofdlijnen te kunnen volgen. In het Monitorplan is een (groot) aantal van die kernindicatoren aangewezen als indicatoren van de mate van doelbereik binnen de verschillende thema’s van het sportakkoord. Dit is gebeurd op pragmatische gronden, omdat die kernindicatoren toch al worden bijgehouden. Verder is bij het opstellen van het Monitorplan Nationaal Spotakkoord en de uitvoering van de monitoring duidelijk geworden dat de aansluiting ‘doelen’ (of eventueel ‘ambities’) - ‘(kern)indicatoren’ niet altijd optimaal en soms zelfs niet aanwezig is. In het kader van lerende monitoring wordt in deze rapportage hierop gereflecteerd en worden voorstellen gedaan voor aanpassing, toevoegen of schrappen van indicatoren, waarmee het doelbereik kan worden gevolgd.

Naarmate hier stappen in worden gemaakt ontstaat er in de loop van de tijd een steeds groter verschil tussen de indicatoren die worden gebruikt in de monitoring van het sportakkoord en de monitoring van de ontwikkelingen in de sportwereld, via de kernindicatoren.

waarbinnen ze zijn genoemd in het monitorplan. Daar waar de indicator iets zegt over ambitie, doel of maatregel, is de informatie sturingsinformatie die kan worden gebruikt voor bijsturing van het beleid.

Waar een indicator ontbreekt, is waar mogelijk geprobeerd in kwalitatieve termen te berichten over de mate van doelbereik. In een aantal gevallen ontbreekt ook daarvoor de informatie. Daar waar nuttig en mogelijk doen we suggesties voor toevoegen of aanpassen van indicatoren.

Covid-19 en het sportakkoord

Midden maart 2020 zijn maatregelen getroffen om het coronavirus in te dammen. Deze maatregelen hebben een groot deel van de sport stilgelegd, in elk geval het georganiseerde deel. In mei 2020 zijn enkele maatregelen versoepeld en kan er bij verenigingen weer buiten gesport worden, met inachtneming van hygiënemaatregelen, zonder competitiewedstijden en met gesloten kantines. Ook zwembaden kunnen met de nodige beperkingen weer worden gebruikt. Tegelijkertijd gaf het kabinet aan dat binnensportaccommodaties en sportscholen tot 1 september 2020 gesloten dienden te blijven, later is dit 1 juli 2020 geworden. Sportevenementen en wedstrijden met publiek werden evenmin mogelijk geacht voor 1 september 2020, en mogelijk zelfs niet totdat er een vaccin beschikbaar is. De gevolgen voor de sport zullen hoe dan ook groot zijn. Bij die gevolgen hoort ook de uitvoering van het sportakkoord.

Gemeenten melden dat het sluiten van lokale sportakkoorden vertraging oploopt, dat het moeilijker is lokale bijeenkomsten te beleggen, afspraken te maken en voorgenomen activiteiten te ontplooien. 12

Deze rapportage is enerzijds een nulmeting of ’foto’ van de startsituatie voor wat betreft de ambities en doelen, die zijn vastgelegd in het Nationaal Sportakkoord en vijf van de onderliggende deelakkoorden. We kunnen nu zeggen dat deze foto (landelijk) de situatie laat zien net voor het uitbreken van de coronacrisis. In geen van de gebruikte indicatoren is al een effect te zien van de coronacrisis op de sport, omdat alle metingen hebben plaatsgevonden voor half maart 2020. Anderzijds is dit de derde voorgangsrapportage over de inspanningen die zijn en worden gedaan om de aanpak uit te rollen en maatregelen in te zetten. Hierbij geldt wel dat een aantal indicatoren de stand van zaken weergeeft van een tijdstip na half maart 2020, waarbij mogelijk een effect van de genomen maatregelen en stillegging van de (georganiseerde) sport te bemerken is. Waar dit het geval is of zou kunnen zijn, geven we dat in deze rapportage aan.

De drie beleidspartners (VWS. NOC*NSF en VSG) hebben in mei 2020 aan het Mulier Instituut en

Kenniscentrum Sport & Bewegen gevraagd een Kennisconsortium Sport en Corona in te richten en de gevolgen van de maatregelen ter bestrijding van de coronacrisis voor de sport in kaart te brengen en te volgen. Het Mulier Instituut draagt zorg voor de afstemming tussen de Monitor Sport en corona 13 en de monitoring van het sportakkoord.

Leeswijzer

Hoofdstuk 2 schetst een beeld van de stand van zaken met betrekking tot de drie implementatielijnen: de lokale lijn, de sportlijn en de nationale lijn. In een bijlage wordt de ondersteuningsstructuur uitgebreid beschreven, hoofdstuk 2 focust op de inspanningen die binnen deze drie lijnen worden gepleegd. De hoofdstukken 3 tot en met 7 zijn gewijd aan de eerste vijf thema’s van het sportakkoord. In elk hoofdstuk

12 Hoekman, R. (2020). Uitvoering van gemeentelijk sportbeleid na de eerste coronamaatregelen: stand van zaken begin april 2020. Utrecht: Mulier Instituut.

13 Poel, H. van der & Pulles, I. (red.) (2020). Monitor Sport en corona. De gevolgen van coronamaatregelen voor de sportsector. Utrecht: Mulier Instituut.

is aandacht voor de overkoepelde ambitie; de doelen en het doelbereik; de voortgang in de uitrol van de aanpak en in de inzet van maatregelen; en een samenvattende en concluderende slotparagraaf. Hoofdstuk 8 gaat in op onderwerpen die raken aan het sportakkoord, en geven daarmee meer inzicht in de context waarin het sportakkoord wordt uitgevoerd.

In het hiervoor aangehaalde advies formuleert de ROB een aantal voorwaarden waaraan voldaan moet worden, wil ‘besturen met akkoorden’ succesvol zijn in het realiseren van publieke waarden. In de slotbeschouwing van deze rapportage beschrijven we de voortgang bij het sportakkoord naar de mate waarin aan deze voorwaarden (borging, prestatie, veerkracht/adaptatie- of lerend vermogen, verbindend) wordt voldaan. Het Monitorplan voor het sportakkoord ziet vooral op de voorwaarden ‘prestatie’ (mate van doelbereik) en ‘veerkracht/lerend vermogen’ (kunnen leren van nieuwe inzichten/aanpassen aan veranderende omstandigheden). De voorwaarde ‘verbindend’ (brengt het proces van het akkoord partijen dichten bij elkaar?) betreft het uitgangspunt van het sportakkoord: ‘samenwerken, verbinden en versterken’. In de slotbeschouwing reflecteren we op de vraag hoe en in hoeverre dit uitgangspunt is gehanteerd in de ontwikkeling en uitrol van het sportakkoord, en hoe en in hoeverre dit proces zelf weer heeft gezorgd voor een ‘acceleratie’ van de samenwerking en versterking van de sportsector. Bij borging gaat het om de vraag of partijen zich houden aan de gemaakte afspraken en hoe het toezicht daarop is geregeld. Het is nu nog te vroeg in het proces om te kunnen bepalen of partijen zich aan de gemaakte afspraken houden. We bezien wel of, en zo ja, wat is geregeld om continuïteit in de uitvoering te borgen, zowel qua toedeling van verantwoordelijkheden in de uitvoering (is duidelijk wie wat doet in de uitvoering?), als qua ‘eigenaarschap’ van de vastgelegde ambities (is duidelijk welke partijen zich voor de lange termijn committeren aan de geformuleerde ambities?).

Behalve de bijdrage aan de realisatie van publieke waarde(n) heeft de ROB nog twee sets van criteria in haar ‘normenkader voor goede maatschappelijke akkoorden’, te weten de mate waarin het akkoord scoort op ‘democratische’ criteria en op criteria van ‘behoorlijkheid’ (transparantie, rechtmatigheid en integriteit). 14 Deze rapportage gaat niet in op deze criteria, maar beperkt zich tot de vraag of aan de voorwaarden wordt voldaan of kan worden voldaan, om de ambitie en doelen van het sportakkoord (de publieke waarde(n)) te realiseren, daarbij in acht nemend dat het hier om de nulmeting gaat.

Tot slot domineert in deze rapportage het landelijk perspectief, en is er slechts in globale zin aandacht voor het lokale perspectief, terwijl daar het grootste deel van de uitvoering plaatsvindt. Er zijn aparte rapportages die dieper ingaan op wat er in de lokale akkoorden is vastgelegd en in functie daarvan tot uitvoer komt. 15

14 ROB (2020). Akkoord?! Besturen met akkoorden als evenwichtskunst. Den Haag: Raad voor het Openbaar

Bestuur, p. 20-21.

15 Zie voor de eerste van die rapportages Reitsma, M., Pulles, I., Poel, H. van der & Hoogendam, A. (2020).

Tussenstand lokale sportakkoorden: procesevaluatie en inhoudsanalyse. Utrecht: Mulier Instituut.

  • 2. 
    Procesopbrengsten sportakkoord

    In dit hoofdstuk worden de procesopbrengsten binnen de drie implementatielijnen van het sportakkoord gepresenteerd. Zie bijlage 1 voor meer informatie over de opzet en implementatie van het sportakkoord.

    Lokale lijn

    2.1.1 Lokale sportakkoorden Via de lokale lijn wordt aan de ambities van het sportakkoord gewerkt door lokale sportakkoorden te sluiten. VSG is de trekker van de lokale lijn.

    Aanvragen voor de regelingen sportformateur en uitvoeringsbudget In november 2019 namen 339 gemeenten deel aan de regeling lokale sportakkoorden, 16 gemeenten deden na de tweede circulaire nog niet mee. 16 In totaal nemen in juni 2020 343 gemeenten deel aan de regeling lokale sportakkoorden (tabel 2.1). Daarvan hebben 310 gemeenten een lokaal sportakkoord gesloten en zijn of gaan bezig met de uitvoering ervan (hieronder vallen ook de gemeenten met een living lab). De overige 33 gemeenten hebben een conceptakkoord op hoofdlijnen ingeleverd en moeten voor 8 november 2020 een definitief akkoord opleveren. Twaalf gemeenten nemen niet deel aan de regeling.

    In tabel 2.1 staat een overzicht van de aanvragen voor de regeling sportformateur en de regeling uitvoeringsbudget, waarin de voortgang tussen de aanvraagrondes in april 2019 en in juni 2020 zichtbaar is. De deadline voor het aanvragen van het uitvoeringsbudget is wegens het uitbreken van het coronavirus verplaatst naar 8 juni. De deadline voor het indienen van een lokaal sportakkoord is verplaatst van 8 april naar 26 juni 2020 (zie voor meer informatie deze brief van VSG).

    16 Reitsma, M., Pulles, I. & Poel, H. van der (2019). Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’. Voortgangsrapportage november 2019. Utrecht: Mulier Instituut.

Tabel 2.1 Overzicht aanvragen voor regeling lokale sportakkoorden in 2020 (aantal gemeenten, peildatum 26 juni)

1 e ronde: 2 e ronde: 3 ronde: e April 2019 Aantal November 2019 Aantal Juni 2020 Aantal Aanvraag 155 Doorloop sportformateur 1 e 110 Doorloop sportformateur 1 e 3 sportformateur tranche (geen oplevering tranche (geen oplevering 1 tranche e sportakkoord op 8 november) sportakkoord op 26 juni) Oplevering sportakkoord en 45 Oplevering sportakkoord en 152 aanvraag uitvoeringsbudget aanvraag uitvoeringsbudget 1 e tranche 1 e tranche

Aanvraag 19 Doorloop uitvoeringsbudget 19 Doorloop uitvoeringsbudget 19 uitvoeringsbudget 0 e tranche 0 e tranche 0 tranche* e

  Aanvraag uitvoeringsbudget 1 Doorloop uitvoeringsbudget 1 1

e tranche** 1 e tranche

  Aanvraag sportformateur 2 e 164 Doorloop sportformateur 2 e 28 tranche tranche

(geen oplevering sportakkoord op 26 juni)

  Oplevering sportakkoord en 136 aanvraag uitvoeringsbudget

2 e tranche

  Doorloop 3 e tranche (geen 2 oplevering sportakkoord op

26 juni)*** Oplevering sportakkoord en 2

aanvraag uitvoeringsbudget 3 e tranche***

Geen aanvraag 181 Geen aanvraag 16 Geen aanvraag 12

Totaal gemeenten 355 Totaal gemeenten 355 Totaal gemeenten 355 * 19 gemeenten sloegen de aanvraag voor een sportformateur bij het eerste aanvraagmoment in 2019 over, zij vroegen direct een uitvoeringsbudget voor 2019 aan. Dit betrof de elf Zeeuwse gemeenten die al een regionaal sportakkoord hadden gesloten, de G5-gemeenten (Utrecht, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en

Eindhoven) die zijn vrijgesteld van een lokaal sportakkoord en het uitvoeringsbudget gebruiken voor het opzetten van een living lab (zie verderop in deze paragraaf) en de gemeenten Breda, Meierijstad en Kampen. ** Eén gemeente (Oegstgeest) heeft uitvoeringsbudget voor 2020 aangevraagd zonder een sportformateur te hebben aangesteld, maar door op eigen wijze een lokaal sportakkoord op te stellen.

*** Vier gemeenten hebben in juni 2020 direct uitvoeringsbudget aangevraagd en stellen een lokaal sportakkoord op (zonder sportformateur).

Bron: VSG, 2020. Bewerking: Mulier Instituut.

Van de 155 gemeenten die in april 2019 een sportformateur aanstelden (eerste tranche genoemd), hebben inmiddels 152 gemeenten een lokaal sportakkoord opgeleverd en werken drie gemeenten nog verder aan hun conceptakkoord (tabel 2.1). Deze 152 gemeenten hebben, tegelijk met de oplevering van het sportakkoord, uitvoeringsbudget voor 2020 aangevraagd. Met dit uitvoeringsbudget hebben zij de mogelijkheid het afgesloten lokale sportakkoord uit te gaan voeren. De hoogte van het uitvoeringsbudget is afhankelijk van het inwonertal. De drie gemeenten die een conceptakkoord hebben ingediend, hebben tot 8 november 2020 de tijd om aan een definitief lokaal sportakkoord te werken.

In november 2019 hebben 164 gemeenten een aanvraag voor een sportformateur ingediend (tweede tranche genoemd). Van hen hebben 136 gemeenten inmiddels een sportakkoord opgeleverd en uitvoeringsbudget aangevraagd (tabel 2.1). De resterende 28 gemeenten uit de tweede tranche werken hun conceptakkoord verder uit en dienen uiterlijk 8 november 2020 een sportakkoord in.

Op dit moment (peildatum 26 juni) zijn nog 33 gemeenten bezig met het proces om een lokaal sportakkoord te sluiten. In de meeste gevallen hebben de processen als gevolg van de coronamaatregelen vertraging opgelopen. Daarom is besloten uitstel tot 8 november 2020 mogelijk te maken.

Zie voor een lijst van alle deelnemende gemeenten aan de regeling lokale sportakkoorden bijlage B2.1 . In een volgende tussenrapportage zal verder ingegaan worden op de achtergrondkenmerken van gemeenten binnen de regeling lokale akkoorden.

Interactieve kaart van gemeenten (RIVM)

RIVM heeft een interactieve kaart ontwikkeld die de lokale inspanningen in het kader van het sportakkoord weergeeft (afbeelding 2.1). RIVM en VSG zorgen dat de kaart wordt geactualiseerd en actief wordt ontsloten na de sluitingsdata voor de aanvraagrondes voor sportformateur en uitvoeringsbudget.

Kaart 2.1 Weergave van interactieve kaart* lokale en regionale sportakkoorden per 13 mei 2020

Bron: RIVM 2020.

Procesevaluatie en inhoudsanalyse opgeleverde sportakkoorden eerste tranche

Begin 2020 is een procesevaluatie en inhoudsanalyse van de opgeleverde eerste tranche sportakkoorden uitgevoerd. 17 Het onderzoek is uitgevoerd met een vragenlijst onder de sportformateurs die een lokaal sportakkoord hebben opgeleverd (peildatum 8 november 2019, n=34) en een documentanalyse van de opgeleverde akkoorden (n=39).

De belangrijkste bevindingen uit deze analyse zijn:

  • • 
    Sportformateurs die in de periode april tot en met november 2019 de eerste 39 lokale sportakkoorden hebben begeleid, zien nieuwe samenwerking en contacten ontstaan tussen sportpartijen onderling, maar ook tussen de sport en andere sectoren en beleidsterreinen.
  • • 
    Gemiddeld is een lokaal sportakkoord ondertekend door 26,4 organisaties, waarbij de sportverenigingen het best vertegenwoordigd zijn (gemiddeld 10 ondertekenaars).

17 Reitsma, M., Pulles, I., Poel, H. van der & Hoogendam, A. (2020). Tussenstand lokale sportakkoorden.

Procesevaluatie en inhoudsanalyse. Utrecht: Mulier Instituut.

  • • 
    Over de betrokkenheid van verschillende sectoren bij het sportakkoord zijn de sportformateurs redelijk tot zeer tevreden.
  • • 
    Een traject voor een lokaal sportakkoord duurde gemiddeld 24 weken, waarin gemiddeld zeven groepsbijeenkomsten zijn georganiseerd door de sportformateur.
  • • 
    Aan de thema’s inclusief sporten en bewegen, vitale sport- en beweegaanbieders en van jongs af aan vaardig in bewegen uit het Nationaal Sportakkoord is het vaakst invulling gegeven in de lokale akkoorden.
  • • 
    De lokale allianties kiezen regelmatig voor een zelfgekozen focus (bijvoorbeeld ouderen) binnen één van de thema’s of juist voor een onderwerp dat meerdere thema’s combineert.
  • • 
    Sportformateurs beoordelen het verloop van het proces minder goed naarmate er concretere afspraken moesten worden gemaakt.
  • • 
    In de helft van de gesloten akkoorden zijn afspraken opgenomen over de financiering van maatregelen, bijvoorbeeld over de besteding van het uitvoeringsbudget.
  • • 
    Succesfactoren in het proces zijn onder andere de betrokkenheid van deelnemende partijen en de bereidheid tot samenwerking.
  • • 
    Knelpunten zijn onder andere het creëren van eigenaarschap voor concrete maatregelen, de (verdeling van) financiën en het betrokken houden van sportverenigingen.

2.2.2 Ondersteuningsactiviteiten lokale lijn

De ondersteuningsactiviteiten van VSG richten zich op de sportformateurs en gemeenten die bezig zijn met een lokaal sportakkoord. Voor de sportformateurs vindt de ondersteuning plaats via bijeenkomsten, documenten en begeleiding (de helpdeskfunctie). Voor de beleidsambtenaren sport die betrokken zijn bij een lokaal sportakkoord organiseert VSG informatiebijeenkomsten en bijeenkomsten over het gebruik van lokale data. Aan deze bijeenkomsten leveren landelijke kennispartners zoals het Kenniscentrum Sport &

Bewegen, NOC*NSF, RIVM en Mulier Instituut een bijdrage. Als consortium hebben zij lokale data online ontsloten. 18

Zie tabel 2.2 voor een overzicht van de bijeenkomsten. De inhoud van deze bijeenkomsten is toegelicht in de voortgangsrapportage van november 2019

19 .

18 www.sportenbewegenincijfers.nl/sportakkoord .

19 Reitsma, M., Pulles, I. & Poel, H. van der (2019) Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’.

Voortgangsrapportage november 2019. Utrecht: Mulier Instituut.

Tabel 2.2 Ondersteuningsactiviteiten VSG ten behoeve van de lokale sportakkoorden in 2019 en 2020 (aantal bijeenkomsten, peildatum 30 maart)

Onderwerp Activiteit Aantal Toelichting Ondersteuning Startbijeenkomst (kick-off) 11 155 deelnemers sportformateurs Intervisie bijeenkomst 11 165 deelnemers Evaluatiebijeenkomsten 1 12 deelnemers

Ondersteuning Informatiebijeenkomsten over 21 400 deelnemers beleidsambtenaren sportakkoord sport Workshop werkconferentie VSG 4 80 deelnemers Bijeenkomsten ‘werken met lokale 6 122 deelnemers data’

Ondersteuning Informatiebijeenkomsten over 27 800 deelnemers

buurtsportcoaches sportakkoord

Provinciale Themabijeenkomsten sportakkoord 10 Thema’s: regionale samenwerking,

bijeenkomsten lerend beleid, borging, relatie met

beleid, inhoudelijke thema’s

Bron: VSG, 2020.

Documenten

Namens het consortium ‘werken met lokale data’ (Kenniscentrum Sport & Bewegen, Mulier Instituut,

NOC*NSF, RIVM en VSG) is in aanvulling op eerder gedeelde documenten ( handreiking voor sportformateurs en inspiratiesheets voor lokale sportakkoorden ) de handreiking ‘werken met (lokale data) in de sport ontsloten en beschikbaar gesteld voor sportformateurs en (medewerkers van) gemeenten.

Begeleiding (helpdeskfunctie)

VSG heeft voor betrokkenen bij de lokale akkoorden de functie van helpdesk. Een projectteam bestaande uit een aantal personen is telefonisch bereikbaar voor vragen. Vanaf de start van de regeling lokale akkoorden in mei 2019 zijn via de helpdesk circa 4.500 vragen binnengekomen (zie tabel 2.3).

Tabel 2.3 Kenmerken van de binnengekomen vragen bij de helpdesk van VSG in 2019 en

2020 (peildatum 30 maart)

Aantal vragen Herkomst van de vragen Aard van de vragen Circa 4.500 Gemeenten (80%) Techniek regeling vragen Sportformateurs (10%) Matching gemeente en sportformateur Bonden, NOC*NSF, Borging sportakkoorden sportservices (10%) Besteding middelen Profiel sportformateur Inhoud sportakkoord Sportakkoord planning Relatie sportformateur en Adviseur Lokale Sport Bijwonen bijeenkomsten Consultancyvragen Procesadvies Financieel advies Communicatie Eisen sportakkoord Evaluatie sportakkoord Sportakkoord en corona Eisen uitvoeringsbudget

Bron: VSG, 2020.

Overige ondersteuningsactiviteiten in het kader van het sportakkoord

Zie tabel 2.4 voor een overzicht van andere ondersteunende activiteiten voor gemeenten die VSG in het kader van het sportakkoord heeft uitgevoerd of nog gaat uitvoeren.

Tabel 2.4 Activiteiten VSG in het kader van het sportakkoord in 2019 en 2020 (peildatum 30 maart 2020)

Aantal Onderwerp Activiteit bijeenkomsten Toelichting Algemeen Werkatelier 3 In totaal zijn 10 bijeenkomsten gepland

beleidsoverstijgend werken

Duurzaamheid Duurzaamheidstour (op 5 27 bijeenkomsten gepland; vanwege het diverse duurzame coronavirus zijn de resterende

(sport)locaties) bijeenkomsten uitgesteld naar najaar 2020 en voorjaar 2021

Duurzaamheidskringen Nog op te starten als vervolg op sportaccommodaties Duurzaamheidstour

Duurzaamheid Gouden Gids Nog te ontwikkelen (inventarisatiefase) verduurzaming

sportaccommodaties Bron: VSG, 2020.

2.1.3 Communities of Practice lokale sportakkoorden

Als onderdeel van de monitoring van het sportakkoord en in functie van lerend beleid, dat binnen het sportakkoord wordt beoogd, is in vier gemeenten die werken aan een lokaal sportakkoord een Community of Practice (CoP) ingericht. De CoP wordt opgezet en begeleid door VSG en het Mulier Instituut. De CoP heeft een tweeledig doel:

  • 1. 
    Het opbouwen van ervaringskennis over dit type proces. 2. Het bijsturen en versterken van het lokale proces door deelnemers.

Voor meer informatie over de vormgeving van de CoP’s, zie de voortgangsrapportage uit november 2019 20 .

Vier gemeenten nemen deel aan deze CoP’s: Albrandswaard, Hoorn, Oss en Putten. De CoP in Oss is in

2019 afgerond (zie kader voor belangrijkste resultaten). In Albrandswaard zijn twee bijeenkomsten geweest en de derde die in april gepland stond kon wegens het coronavirus niet doorgaan. Er zal een digitaal overleg in juni gepland worden. In Hoorn en Putten hebben twee bijeenkomsten plaatsgevonden. Zodra de CoP’s in deze vier gemeenten zijn afgerond, zal hierover worden gerapporteerd. Daarbij zal voornamelijk aandacht uitgaan naar de leerpunten die op basis van de bijeenkomsten getrokken kunnen worden.

Kader 2.1 CoP gemeente Oss

Community of Practice Oss In de gemeente Oss is op 9 oktober 2019 het Osse Sportakkoord door ruim 40 samenwerkingspartners ondertekend. Uit de CoP in de gemeente Oss kwamen een aantal aandachts- en leerpunten naar voren: • Het proces om tot een lokaal sportakkoord te komen is beïnvloed door het tijdspad en de daarbij horende deadlines die vanuit het Rijk aan het lokale sportakkoord zijn gesteld. Er is sprake van een spanningsveld tussen de complexiteit en aard van het proces dat voorzien werd en de (korte) doorlooptijd en (strakke) deadlines. Bij het sluiten van het Osse sportakkoord is vastgehouden aan deze deadlines omdat het behalen ervan noodzakelijk was om toegang te krijgen tot de beschikbaar gestelde middelen. • Zorg dat de marketing en communicatie omtrent het landelijke sportakkoord op orde is en breng het meer onder de aandacht. Zorg er daarmee voor dat ook juist de mensen bereikt worden die niet (dagelijks) met sport en het -akkoord bezig zijn. Bijvoorbeeld door het delen van (succes)verhalen in tijdschriften van andere sectoren. • Zorg als landelijke partners voor een prioritering van thema’s: je kunt niet alle thema’s goed uitwerken en uitvoeren op lokaal niveau. Plan hoe deze thema’s de komende jaren geborgd moeten worden. Bijvoorbeeld: komende vijf jaar inzetten op borging van bepaalde zaken binnen het onderwijs of verenigingsleven. • Het is lastig om bij de betrokkenen van het akkoord eigenaarschap van de ambities en bijbehorende maatregelen te creëren. Als je wil dat lokale partijen betrokken zijn en verantwoordelijkheid dragen, dan moet daar vanuit het landelijke akkoord ook voor een langere periode en vanuit verschillende invalshoeken aandacht naar uitgaan. Eigenaarschap creëren, vooral bij (vrijwilligers)organisaties waarvoor sport geen core business is, kost meer tijd dan de doorlooptijd waarin een lokaal akkoord gesloten moet worden. • Het is belangrijk dat er goed nagedacht gaat worden over de borging van het Nationaal Sportakkoord na afloop in 2021. Maak een plan voor de komende vijftien jaar.

In een te verschijnen rapportage zal nader verslag worden gedaan van de uitkomsten van de CoP in de gemeente Oss.

20 Reitsma, M., Pulles, I. & Poel, H. van der (2019). Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’.

Voortgangsrapportage november 2019. Utrecht: Mulier Instituut.

2.1.4 Living Labs

Living labs zijn leeromgevingen waar innovaties op het gebied van sport en bewegen in de ‘echte’ wereld getest en verbeterd worden. In de labs wordt geëxperimenteerd met creatieve en innovatieve oplossingen voor complexe maatschappelijke vraagstukken. In de G5-gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Eindhoven) zijn living labs opgezet. Over de living labs van deze G5-gemeenten is in de tussenrapportage van november 2019 gerapporteerd 21 . Daarnaast worden sinds december 2019 met subsidie van ZonMW in 16 gemeenten ‘kleine living labs’ uitgevoerd. Deze living labs lopen tot augustus 2020. Deze subsidieronde is geen onderdeel van het sportakkoord, maar sluit er wel goed op aan. Zie bijlage B2.2 voor een overzicht van de living labs.

2.1.5 Brede Regeling Combinatiefuncties

In het sportakkoord wordt de inzet van buurtsportcoaches veelvuldig benoemd. Ten behoeve van het sportakkoord zijn door het ministerie van VWS en VSG/VNG nieuwe bestuurlijke afspraken gemaakt over de invulling van de buurtsportcoachregeling, ofwel de Brede Regeling Combinatiefuncties (zie dit document voor meer informatie). Zo wordt met middelen vanuit het sportakkoord het aantal formatieplaatsen (fte) buurtsportcoaches met 650 verhoogd.

In het najaar van 2019 zijn vragenlijsten uitgezet onder buurtsportcoaches, hun werkgevers en gemeenten met vragen over het sportakkoord. Aan buurtsportcoaches is gevraagd of zij met hun werkzaamheden een bijdrage leveren aan de ambities van de thema’s van het sportakkoord. Indien dat het geval is, is hen gevraagd welke thema’s zij vooral oppakken. Aan werkgevers en gemeenten is gevraagd voor welke ambities zij hun buurtsportcoaches inzetten. De resultaten van deze peilingen zijn gepresenteerd in een factsheet 22 en worden waar relevant toegelicht in de themahoofdstukken van deze rapportage.

Vanuit de nationale lijn is een CoP omtrent de Brede Regeling Combinatiefuncties ingericht, zie een beschrijving hiervan in paragraaf 2.3.

Sportlijn

De opzet van de sportlijn worden in bijlage B1.2 toegelicht. Het uitgangspunt is dat bij de partijen van de gezamenlijke sport (NOC*NSF, NL Actief en sportbonden) de wens bestaat om een systeemtransitie in te zetten met betrekking tot lokale samenwerking, die als volgt wordt geformuleerd: ‘Gestalte geven aan lokale samenwerking op het gebied van clubontwikkeling en clubkaderontwikkeling (in de volle breedte).’ De achterliggende gedachte hierbij is ‘dat sportclubs zich idealiter in de eigen lokale context optimaal zouden moeten kunnen ontwikkelen’, waarbij het ontwikkelen gaat om ‘toekomstbestendigheid plus zelfredzaamheid en maatschappelijke betrokkenheid’. Om de genoemde systeemtransitie in gang te zetten, zien de partijen de noodzaak voor een impuls voor de gezamenlijke sport. De uitwerking van de sportlijn richt zich op deze impuls voor de partijen van de gezamenlijke sport en tegelijkertijd op de ondersteuning van sportclubs. 23

21 Reitsma, M., Pulles, I. & Poel, H. van der (2019). Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’.

Voortgangsrapportage november 2019. Utrecht: Mulier Instituut.

22 Heijnen, E. & Stam, W. van (2020). De inzet van de buurtsportcoach voor het Nationaal Sportakkoord

(factsheet 11/2020). Utrecht: Mulier Instituut.

23 De beschrijving en citaten zijn overgenomen uit: Subsidieaanvraag sportlijn - voor de periode 1 mei 2019 tot en met 31 december 2021, 2019.

In deze paragraaf worden de belangrijkste ontwikkelingen en procesopbrengsten in de sportlijn besproken.

De gepresenteerde informatie is afkomstig van aangeleverde data door NOC*NSF en op basis van gesprekken met betreffende projectleiders vanuit de gezamenlijke sportpartijen.

De activiteiten in de sportlijn dragen ieder in meer of mindere mate bij aan de uitvoering van doelen en maatregelen van de inhoudelijke thema’s van het sportakkoord. In de betreffende hoofdstukken wordt toegelicht in welke mate op deze inhoudelijke doelen en maatregelen voortgang is geboekt.

2.2.1 Netwerk Adviseurs Lokale Sport

Opzet en samenstelling

Met het doel om de positie van de sport in de lokale akkoorden te verstevigen, is de rol van Adviseur

Lokale Sport ontwikkeld. De Adviseur Lokale Sport wordt gekoppeld aan een gemeente die werkt aan een lokaal sportakkoord, en heeft als belangrijkste taak het bijdragen aan het versterken van de (samenwerking tussen) lokale sportaanbieders. Het is de bedoeling dat de adviseur betrokken blijft bij de gemeente t/m 2021. Zie bijlage B3.1 voor een uitgebreidere beschrijving van de achtergrond en doelen van het netwerk Adviseurs Lokale Sport.

Het netwerk bestaat in april 2020 uit 79 Adviseurs Lokale Sport (in november 2019 nog 48 adviseurs), die zijn gekoppeld aan 355 Nederlandse gemeenten. De adviseurs zijn afkomstig van verschillende organisaties. Van de 79 adviseurs zijn 39 adviseurs afkomstig van sportbonden (KNVB, KNGU, Nevobo, KNKV, JBN, KNZB, NSKiV) en NOC*NSF, twee adviseurs vanuit NL Actief en 38 adviseurs vanuit provinciale sportorganisaties (of Rotterdam Sportsupport). Het netwerk is verdeeld in twee teams.

In het kernteam zitten in april 2020 tien adviseurs (in november 2019 negen adviseurs), die door hun organisatie worden uitgeleend aan de gezamenlijke sport. De adviseurs uit het kernteam zijn actief in meerdere gemeenten, maar hebben daarnaast ook tijd en ruimte om breder actief te zijn. Ze wonen bijvoorbeeld aan het sportakkoord gerelateerde bijeenkomsten bij en denken door middel van intervisie en kennisuitwisseling mee over het ontwikkelen van het netwerk. Daarnaast hebben de leden van het kernteam een coachende rol voor andere adviseurs (zie kopje ondersteuning). Het kernteam komt elke drie weken bij elkaar voor een werksessie, onder leiding van het ondersteuningsteam vanuit de gezamenlijke sport.

Het bredere team is gegroeid van 39 adviseurs in november 2019 naar 69 adviseurs in april 2020. Zij hebben vanuit hun eigen organisatie een aanstelling voor de functie. Ze vervullen de rol van Adviseur Lokale Sport bij meerdere gemeenten en hebben hiervoor zes dagdelen per gemeente per jaar beschikbaar.

In de opzet van het netwerk heeft in de periode november 2019- april 2020 een aantal veranderingen plaatsgevonden:

  • • 
    Het aantal gemeenten dat bezig is met een lokaal sportakkoord is bijna verdubbeld, van 174 naar 339. In november 2019 bleek dat het huidige netwerk adviseurs niet voldoende was om alle

    gemeenten te bedienen Daarnaast was het ook niet divers genoeg. Via een uitvraag onder sportbonden (verenigingsadviseurs) is het gelukt het team uit te breiden met meer inbreng vanuit de sportbonden, waardoor nu een meer 50/50 verdeling in het team bestaat tussen adviseurs van provinciale sportorganisaties en sportbonden + NL Actief.

  • • 
    Het aantal dagdelen dat een adviseur beschikbaar heeft per gemeente. De vier dagdelen die daarvoor stonden bleken minimaal, dat is uitgebreid naar zes dagdelen per gemeente. De eerste ervaring van het ondersteuningsteam is dat dit aantal dagdelen over het algemeen voldoende is.
  • • 
    Een adviseur moet minstens drie tot vijf gemeenten bedienen. Er waren Adviseurs Lokale Sport die maar één gemeente ondersteunden. Deze mogelijkheid is er nu niet meer. Redenen hiervoor zijn

    dat de adviseur dan meer ervaringen kan opdoen en flexibeler kan omgaan met het aantal dagdelen. Daarnaast liggen deze gemeenten vaak bij elkaar in één regio, waar ook de adviseur al bekend is, en wordt het hierdoor makkelijker verbindingen tussen gemeenten te maken en ondersteuningsproducten te combineren.

  • • 
    Adviseurs uit het kernteam hebben een coachende rol voor gemiddeld zes tot zeven andere adviseurs in hun regio, met name voor nieuwe adviseurs is dit een manier om zo snel mogelijk kennis en ervaringen te delen.

Zie bijlage B3.1 voor een overzicht van de activiteiten en ondersteuning vanuit het ondersteuningsteam voor het netwerk.

Procesopbrengsten en ervaringen

In bijlage B3.1 zijn de procesopbrengsten en ervaringen van adviseurs uit de eerste maanden dat de adviseurs actief waren (zomer 2019 tot april 2020) op basis van een interview met de projectleider beschreven. Enkele opbrengsten en ervaringen zijn:

  • • 
    De adviseur richt zich minder direct op de sportaanbieders in de betreffende gemeente, maar meer op het netwerk om de sportaanbieder heen, zoals de buurtsportcoach of lokale

    verenigingsondersteuner. • Het ondersteuningsteam merkt een groot verschil in ervaringen tussen gemeenten. Met name in

    grotere gemeenten is vaak al een sterk lokaal netwerk van verenigingsondersteuning. In kleinere gemeenten is het voor de adviseur soms lastiger om zich tot adviseren te beperken.

  • • 
    Het ondersteuningsteam merkt dat er lokaal relatief veel enthousiasme is voor het versterken van lokale behartiging en samenwerking van sportpartijen, bijvoorbeeld in een lokaal sportplatform.
  • • 
    De aanvraag van diensten (‘services’) via de adviseurs blijft volgens het ondersteuningsteam enigszins achter bij de verwachting. Ze ervaren dat de vraag niet vanzelf komt en wellicht tijd nodig heeft.
  • • 
    Een aandachtspunt blijkt de overgang van de sluiting van een lokaal akkoord naar de uitvoering van het akkoord, en de rol van de adviseur daarbij.
  • • 
    De samenwerking tussen sportformateur en sportadviseur wordt als wisselend ervaren. • Tot slot ziet het ondersteuningsteam dat het bestaan van het netwerk Adviseurs Lokale Sport tot een extra opbrengst leidt, namelijk dat ontmoeting en overleg plaatsvindt tussen verenigingsondersteuners van verschillende organisaties (sportservices, bonden, NL Actief) en dat die verschillende achtergronden en minder toe doen dan voorheen.

2.2.2 Diensten (services) 24

Diensten (‘services’) zijn ondersteuningsproducten of trajecten die door de Adviseur Lokale Sport kunnen worden toegekend aan sportclubs. Het doel van de diensten is clubs te helpen om zichzelf te versterken, zodat ze makkelijker bij kunnen dragen aan de ambities van het lokale sportakkoord. Een beschrijving van de achtergrond, doelen en opzet van de diensten is te vinden in bijlage B3.2 .

24 De diensten (ondersteuningsproducten voor sportaanbieders) worden in de sportlijn ook wel ‘services’ genoemd. In deze rapportage gebruiken we overal de term ‘diensten’.

Registratie diensten

Alle afgenomen diensten via het sportakkoord worden geregistreerd door NOC*NSF. Bovendien laat

NOC*NSF iedere gebruiker van een dienst een evaluatieformulier invullen waarin wordt gevraagd naar tevredenheid, succesfactoren en verbeterpunten van de afgenomen dienst. In tabel 2.5 staat een overzicht van de aangevraagde diensten. In bijlage B3.2 is een totaaloverzicht met verschillende uitsplitsingen van de aangevraagde diensten te zien. In de hoofdstukken per thema is aandacht voor de diensten per thema. Het aantal ingevulde evaluatieformulieren is op de peildatum te laag om resultaten over te kunnen presenteren.

Tabel 2.5 Aantal aangevraagde diensten via de sportlijn tussen 1 september 2019 en 31 maart 2020 (in aantallen)

Thema Aanbieder Aantal

Inclusief sporten en bewegen NOC*NSF Academie voor Sportkader 15

Duurzame sportinfrastructuur De Groene Club 319 Sportstroom 33 Sportservice Noord-Brabant 91 Team Sportservice 63 Sport Drenthe 34

Vitale sport- en beweegaanbieders NOC*NSF Academie voor Sportkader 47 Sport Professionals Netwerk 54 KNVB 4

Positieve sportcultuur NOC*NSF Academie voor Sportkader 48 KNHB 1

Van jongs af aan vaardig in bewegen Verschillende sportbonden 45

Totaal 754 Bron: NOC*NSF, 2020.

Op basis van interviews met de betrokken projectleiders zijn de belangrijkste ontwikkelingen rond selectie en kwaliteitsontwikkelingen van de diensten en de ervaringen met de inzet van de diensten, beschreven. Deze zijn te lezen in bijlage B3.2 .

2.2.3 Sport Professionals Netwerk

Achtergrond en doelen

Het Sport Professionals Netwerk (SPN) is een netwerk van sportbreed inzetbare professionals dat sinds juni 2019 bestaat. Het doel is dat SPN een platform wordt voor het matchen van de vraag van sportorganisaties met gekwalificeerde professionals. Onder andere de volgende resultaten worden nagestreefd: uitbreiding naar 450 aangesloten professionals (in diverse functie met verschillende expertises) en 25 opdrachtgevers (zoals bonden en gemeenten die via het netwerk verenigingsondersteuning inzetten). De volgende activiteiten worden hiertoe uitgevoerd:

Vanuit de versterken sportbonden- subsidie:

  • • 
    De verbreding van het netwerk naar elf andere sportbonden naast de KNVB.

Vanuit de sportlijn sportakkoord:

  • • 
    Verbreden van het netwerk naar type ondersteuningsfunctie. • Ontwikkeling van een kwaliteitszorgsysteem voor de professionals. Dit sluit aan bij de kwaliteitsontwikkeling van de diensten, omdat de professionals vaak de dienst aanbieden.

Zie bijlage B3.3 voor een beschrijving van de voortgang op de activiteiten en ervaringen van de projectleiders.

Volgens de projectleider lopen de ontwikkelingen in het SPN-traject goed. Zowel voor het doel om SPN uit te breiden met 450 professionals als 25 opdrachtgevers geldt dat de helft is bereikt. Een uitdaging is om een werkend businessmodel voor het netwerk te creëren. Hierover vinden gesprekken met bonden en professionals plaats, waarbij verschillende opties met betrekking tot financiering worden bekeken. De projectleider heeft vertrouwen in het voortbestaan van het netwerk. Het feit dat professionals vanuit verschillende bonden, gemeenten, sportservices en Academie voor Sportkader zijn aangesloten geeft aan dat de meerwaarde van het netwerk wordt gezien. Mede door de huidige coronacrisis ziet de projectleider voor de korte termijn aandachtspunten in het goed betrokken houden van de professionals. Ook als er minder opdrachten beschikbaar zijn, is het van belang om het netwerk levend te houden.

2.2.4 Supportdesk en informatiesysteem (CRM systeem)

In de uitvoering van de sportlijn wordt gewerkt aan de centralisering van de supportdesk en een informatiesysteem (CRM-systeem). In dit systeem worden vragen vanuit de gezamenlijke sport verzameld en afgehandeld. Ook worden verzamelde data over de afgenomen ondersteuning door sportclubs ontsloten voor de betreffende bonden of gemeenten. Het CRM-systeem registreert alle afgenomen diensten, en zet daarnaast verzoeken voor evaluatieformulieren uit onder afnemers van diensten. De ontwikkeling van de centrale supportdesk en het CRM-systeem is nog niet gerealiseerd (april 2020).

Supportdesk

Bij de huidige supportdesk van NOC*NSF komen tijdens de looptijd van het sportakkoord vragen binnen. In tabel 2.6 is zichtbaar dat in ruim negen maanden tijd in totaal 249 vragen zijn binnengekomen bij de supportdesk. Alle vragen zijn direct door de supportdesk afgehandeld, door ofwel de vraag direct te beantwoorden, ofwel na interne navraag de vraag te beantwoorden.

Tabel 2.6 Vragen bij de supportdesk NOC*NSF in de periode 1 juli 2019 – 31 maart, naar thema en herkomst (in aantallen)

T/m 9 oktober 2019 T/m 31 maart 2020 Sport Sport

Thema vraag Clubs bonden Overig Clubs bonden Overig

Meewerken en meedenken over toekomst club 22 33

Doet mijn gemeente mee aan het sportakkoord? 5 9

Is er een lokaal sportakkoord en wat betekent dit 2 16

voor mijn club?

Wie is de sportformateur? 9 9

Wie is de Adviseur Lokale Sport? 3 7 21 7 7

Mogelijkheden sportakkoord 2 2

Informatie diensten (services) 1 1 4 4 1 4

Afnemen diensten (services) 48

Wat te doen als er geen sportakkoord in de 1 1

gemeente is?

Status verenigingen in diverse gemeenten 1 1

CRM-systeem/platform 2 2

Doorgeven contactpersoon sportakkoord 55 55

Wijzigen contactpersoon sportakkoord 3

Informatie servicelijst 6

Aanmelden nieuwsbrief sportakkoord 4

Brochures aanvragen 3

Overig 2 2 3 2

Totaal 44 60 13 150 86 13 Totaal aantal vragen 117 249 Bron: NOC*NSF, 2020.

Nationale lijn

2.3.1 Projectsubsidies en opdrachten

Vanuit de nationale lijn wordt gewerkt aan projecten die op landelijk niveau efficiënter zijn te organiseren. Hiertoe heeft het ministerie van VWS projectsubsidies toegekend verdeeld over de vijf thema’s. Zie bijlage B4.1 voor een overzicht van alle projectsubsidies en -opdrachten. De projecten worden waar relevant toegelicht bij het hoofdstuk van het betreffende thema.

2.3.2 Challenges

Vanuit de nationale lijn worden challenges uitgezet, waarbij partijen worden uitgedaagd om innovatieve ideeën voor veelvoorkomende vraagstukken in de sport te ontwikkelen en uit te voeren. Het uitzetten van de challenges gaat via Starthubs, een online platform. In de periode januari 2019 tot en met maart 2020 zijn zes challenges uitgezet, waarvan vier al met de uitvoering zijn gestart. De challenges worden beschreven in bijlage B4.2 en waar relevant per thema toegelicht in de hoofdstukken 3 tot en met 7. Het Topteam Sport en Sportinnovator bezig zijn om voor alle thema’s van het sportakkoord in kaart te brengen welke vragen er spelen in de sector en wat er aan problematiek speelt waar een innovatievraag relevant is. Op basis daarvan worden in de komende maanden innovatiechallenges ontworpen die in de tweede helft van 2020 worden uitgezet .

2.3.3 Community of Practice buurtsportcoaches

De bijeenkomsten van de CoP zijn enerzijds ingericht op intervisie en het van elkaar leren door middel van het bespreken van praktijkvoorbeelden. Anderzijds wordt er tijdens de bijeenkomsten nagedacht over de brede vraagstukken rondom de Brede Regeling Combinatiefuncties zodat advies gegeven kan worden aan de Rijksoverheid en gemeenten. Zij kunnen dan waar mogelijk bijsturen.

Tot nu toe zijn er twee bijeenkomsten georganiseerd. Enkele adviezen die hieruit zijn voortgekomen:

  • • 
    Het landelijk beleid kan zich nog prominenter richten op haar focus ‘sport als middel voor gezondheid, sociale zaken als inclusie en welzijn… ’ en dat ook goed onder de aandacht brengen van andere beleidsterreinen (ook ministeries).
  • • 
    Benoem een basisprofiel buurtsportcoaches, dit helpt ons ook om op andere beleidsterreinen zichtbaar te worden.
  • • 
    Het landelijk beleid kan de lokale samenwerkingen die daarvoor nodig zijn meer loslaten en aan de lokale partijen overlaten.
  • • 
    Visie over de inzet van buurtsportcoaches op gemeentelijk niveau blijft belangrijk.

Deze adviezen worden door het Rijk en gemeenten aangenomen en bezien wat er aangepast kan worden in het beleid. Het opstellen van een basisprofiel voor de buurtsportcoach wordt nu uitgewerkt binnen het programma ‘Landelijke Academy Buurtsportcoaches’.

De derde bijeenkomst ging niet door als gevolg van de coronamaatregelen. Bij de intrede van de beperkende coronamaatregelen bleek de community een onverwachte waardevolle bijvangst. Het netwerk ging digitaal verder en bleek als zodanig een laagdrempelige structuur voor alle betrokkenen op verschillende beleidsniveaus om kennis uit te wisselen met betrekking tot sport, bewegen en corona. In het bijzonder de rol van de buurtsportcoach in het begeleiden bij opstarten van de sport voor kinderen en jongeren werd met veel onderlinge interactie besproken. Waarbij tegelijkertijd VWS en VSG deze vraagarticulatie konden gebruiken voor het generieke beleid en het opstellen van protocollen.

2.3.4 Kennis- en validatievraagstukken

Binnen de nationale lijn van het sportakkoord worden vanuit de middelen voor kennis- en validatievraagstukken twee trajecten uitgevoerd.

Het vraagstuk ‘menselijk kapitaal in de sport’ zal leiden tot een Human Capital Agenda Sport. De agenda wordt samen met stakeholders opgesteld en heeft als doel: "Een gezonde sportsector met voldoende en bekwame (betaalde en onbetaalde) mensen." De agenda zal ingaan op ieders rol in de sector en biedt aan de hand van actiepunten handvaten voor de stakeholders. Voor het ministerie van VWS biedt de agenda daarnaast input voor de doorontwikkeling van het beleid. De agenda wordt naar verwachting in het voorjaar van 2021 gepresenteerd. Lees meer over de voortgang en activiteiten binnen het traject in bijlage B4.3 .

Het onderzoek naar organisatie en financiering van de sport komt voort uit vragen over de toekomst van de sport in Nederland. Het doel is te onderzoeken in hoeverre de sportinfrastructuur in Nederland toekomstbestendig is. Na het verschijnen van het Brancherapport Sport in november 2019 25 bevindt het onderzoek zich nu in de tweede fase, waarin de NL Sportraad werkt aan het opstellen van een aantal mogelijke scenario’s over de richting van de sportsector in de komende jaren. Naar verwachting worden

38 Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut de scenario’s voor het zomerreces opgeleverd, en wordt daarmee het adviestraject afgerond 26 . De

Directie Sport formuleert vervolgens een beleidsreactie die, afhankelijk van de inhoud van het advies, zal leiden tot vervolgstappen en de doorontwikkeling van beleid. Zowel de beleidsreactie als vervolgstappen worden ondernomen vanuit de bestuurlijke alliantie van het sportakkoord: VWS, NOC*NSF en VSG. Lees meer over de voortgang binnen het onderzoek in bijlage B4.3 .

26 Het eindadvies is na publicatie in te zien via de website van de NL Sportraad: https://www.nederlandse href="https://www.nederlandse-sportraad.nl/adviezen/organisatie-en-financiering-van-de-sport">sportraad.nl/adviezen/organisatie-en-financiering-van-de-sport . Op deze pagina is ook informatie te vinden over de voortgang van het traject.

  • 3. 
    Inclusief sporten en bewegen

    Inleiding

    In 2017 voldeed 47 procent van de Nederlandse bevolking van vier jaar en ouder aan de beweegrichtlijnen 27 en sportte de helft van hen wekelijks 28 . In 2019 bedragen de deelnamecijfers respectievelijk 49 procent en 54 procent. Meedoen aan sport en plezier in sport is echter niet voor iedereen vanzelfsprekend. Dit is ook terug te zien in de sport- en beweegdeelname van specifieke groepen: ouderen, lager opgeleiden, mensen met een beperking en/of chronische aandoening en mensen met een (niet-westerse) migratieachtergrond sporten en bewegen minder vaak. Redenen waarom deze groepen achterblijven in hun sport en beweegdeelname variëren van gezondheidsaspecten, praktische belemmeringen, financiële belemmeringen en het ontbreken van passend sport- en beweegaanbod tot het niet thuis voelen bij een sport- en beweegaanbieder. Het uitgangspunt van het thema is dat belemmeringen vanwege iemands leeftijd, fysieke of mentale gezondheid, etnische achtergrond, seksuele geaardheid of sociale positie weggenomen worden.

    Ambitie, doelen en indicatoren

    3.2.1 Samenhang ambitie, doelen en indicatoren De ambitie van het thema inclusief sporten en bewegen is dat iedere Nederlander een leven lang plezier beleeft aan sporten en bewegen in een inclusieve sport- en beweegomgeving. Er wordt een omslag gemaakt van aangepast sporten naar inclusief sporten en bewegen. Inclusief sporten en bewegen vormt in feite het centrale uitgangspunt van het sportakkoord en heeft een verbindende rol richting de andere thema’s.

    Om deze ambitie te realiseren is een drietal doelen opgesteld. Om ervoor te zorgen dat sport en bewegen voor iedereen (sporters, sport- en beweegaanbieders, sportbonden, gemeenten, overheden en andere betrokkenen) vanzelfsprekend wordt, zetten partijen zich in om inclusiviteit te realiseren: zowel in de sportdeelname als de vertegenwoordiging in sportbesturen, coach- trainers en vrijwilligersfuncties. Ten tweede wordt ingezet op het versterken van regio’s door intensieve lokale of regionale samenwerking. Hierbij wordt gestreefd naar borging van inclusief sporten en bewegen in de regionale en lokale sportakkoorden. Tot slot is het doel om de sociale, praktische (van accommodaties, hulpmiddelen en vervoer) en financiële toegankelijkheid en de vindbaarheid van regelingen op het gebied van inclusief sporten en bewegen te vergroten.

Om de ambitie en doelen van het thema te kunnen monitoren, zijn in opdracht van het ministerie van VWS indicatoren geformuleerd. De ambitie, doelen en indicatoren voor het thema inclusief sporten en bewegen

zijn weergegeven in tabel 3.1.

27 Zie: https://www.sportenbewegenincijfers.nl/kernindicatoren/beweegrichtlijnen.

40 Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut Tabel 3.1 Ambitie, doelen en indicatoren inclusief sporten en bewegen

Ambitie: Iedere Nederlander ervaart een leven lang sport- en beweegplezier in een inclusieve sport- en

beweegomgeving

  Indicator Stand van zaken Sportdeelname wekelijks 54% van de bevolking van 4 jaar en ouder doet in 2019 wekelijks aan sport

Voldoen aan de beweegrichtlijnen 49% van de bevolking van 4 jaar en ouder voldoet in 2019 aan de beweegrichtlijnen

Clublidmaatschap 28% van de bevolking van 6 jaar en ouder is in 2018 lid van een sportvereniging

Doel 1: Inclusief sporten en bewegen wordt door iedereen als vanzelfsprekend ervaren

  Diversiteit in sportverenigingskader Verenigingsbestuur (2017) (trainers, bestuur) 71% man

29% vrouw 14% jonger dan 36 jaar 21% 36 t/m 50 jaar 37% 50 t/m 65 jaar 29% 65 jaar en ouder Hoofdtrainers (2018)

86% man 14% vrouw 5% migratieachtergrond Trainers (2018) 74% man 26% vrouw 12% migratieachtergrond

  Diversiteit in bondbestuur en overig Bondsbestuur (2017) (top)kader incl. arbitrage 72% man

18% vrouw 28% bonden zonder vrouwen in bestuur 3% jonger dan 30 jaar 35% 30 t/m 50 jaar

61% 51 jaar en ouder (Bonds)trainers (2019) 85% man 15% vrouw

Doel 2: Regio’s in Nederland zijn versterkt op het gebied van inclusief sporten en bewegen door intensieve samenwerking in regionale of lokale allianties

Doel 3: De sociale, praktische, financiële toegankelijkheid van het sport- en beweegaanbod is vergroot

  Sportdeelname wekelijks 54% man 53% vrouw 60% 4 t/m 11 jaar

74% 12 t/m 19 jaar

Vervolg tabel 3.1 Ambitie, doelen en indicatoren inclusief sporten en bewegen

  Indicator Stand van zaken

63% 20 t/m 34 jaar 53% 35 t/m 54 jaar 45% 55 t/m 64 jaar 41% 65 t/m 79 jaar 22% 80 jaar en ouder

30% lager opleidingsniveau 48% middelbaar opleidingsniveau 66% hoger opleidingsniveau 38% inkomen kwintiel 1 40% inkomen kwintiel 2 51% inkomen kwintiel 3 60% inkomen kwintiel 4 67% inkomen kwintiel 5

60% geen lichamelijke beperking en chronische aandoening

28% alleen een lichamelijke beperking 49% alleen een chronische aandoening 23% een lichamelijke beperking en een chronische aandoening 55% Nederlandse nationaliteit 50% westerse migratieachtergrond 44% niet-westerse migratieachtergrond

53% heteroseksueel 54% lesbisch/homoseksueel/biseksueel

  Voldoen aan beweegrichtlijnen 49% man

45% Vrouw

55% 4 t/m 11 jaar 40% 12 t/m 19 jaar 53% 20 t/m 34 jaar 48% 35 t/m 54 jaar 48% 55 t/m 64 jaar 41% 65 t/m 79 jaar 21% 80 jaar en ouder 34% lager opleidingsniveau

46% middelbaar opleidingsniveau 57% hoger opleidingsniveau 40% inkomen kwintiel 1 38% inkomen kwintiel 2 45% inkomen kwintiel 3 48% inkomen kwintiel 4 55% inkomen kwintiel 5 51% geen lichamelijke beperking en chronische aandoening

27% alleen een lichamelijke beperking

Vervolg tabel 3.1 Ambitie, doelen en indicatoren inclusief sporten en bewegen

  Indicator Stand van zaken 47% alleen een chronische aandoening 17% een lichamelijke beperking en een chronische aandoening

48% Nederlandse nationaliteit 45% westerse migratieachtergrond

41% niet-westerse migratieachtergrond 48% heteroseksueel 53% lesbisch/homoseksueel/biseksueel

  Diversiteit in clublidmaatschap 31% man 26% vrouw 80% 6-11 jaar 56% 12-19 jaar 27% 20-34 jaar

22% 35-54 jaar 18% 55-64 jaar 17% 65-79 jaar 7% 80 jaar en ouder 12% lager opleidingsniveau 20% middelbaar opleidingsniveau 27% hoger opleidingsniveau 18% inkomen kwintiel 1

24% inkomen kwintiel 2 33% inkomen kwintiel 3 31% inkomen kwintiel 4 35% inkomen kwintiel 5 32% geen lichamelijke beperking en chronische aandoening 17% alleen een lichamelijke beperking 18% alleen een chronische aandoening

13% een lichamelijke beperking en een chronische aandoening

30% Nederlandse nationaliteit 25% westerse migratieachtergrond 23% niet-westerse migratieachtergrond 24% heteroseksueel 19% lesbisch/homoseksueel/biseksueel

  Op gemak voelen bij sportaanbieder 8,6 sporters van 4 jaar en ouder geven de sportaanbieder waarbij zij sporten een ruime voldoende (8,6) op de

vraag of zij zich op hun gemak voelden

Trendgegevens, uitsplitsingen naar achtergrondkenmerken en bronvermeldingen zijn te raadplegen via: https://www.sportenbewegenincijfers.nl/beleid/sportakkoord/inclusief-sporten

Bron: VWS, VSG, VNG & NOC*NSF (2018). Nationaal sportakkoord 2018-2022. Sport verenigt Nederland. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Uitwerkingsplan alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’, 2018.

3.2.2 Reflectie op doelen en indicatoren

Aanvullend op de ambitie van het thema inclusief sporten en bewegen zijn drie doelen geformuleerd. De voortgang op deze doelen wordt gevolgd middels indicatoren. Voor dit thema geldt dat de indicatoren niet zozeer te relateren zijn aan de doelen, maar op een hoger niveau inzicht verschaffen in het realiseren van de ambitie. De indicatoren sportdeelname, voldoen aan de beweegrichtlijnen en clublidmaatschap zeggen uiteindelijk meer over het al dan niet realiseren van de overkoepelende ambitie dan over het realiseren van de doelen. De ambitie is te koppelen aan de sport- en beweegdeelname van Nederlanders, met name wanneer wordt uitgesplitst naar specifieke groepen Nederlanders. Want een uitsplitsing naar groepen dient gemaakt te worden om uitspraken te kunnen doen over inclusiviteit in de sport. Ook kunnen de motieven van mensen om te sporten en bewegen, bijvoorbeeld of mensen dat voor hun plezier doen, iets zeggen over het al dan niet bereiken van de overkoepelende ambitie (hierover is geen indicator geformuleerd). Uiteindelijk zullen alle inspanningen binnen dit thema moeten uitmonden in meer sporten en bewegen, wat een relevante en bestaande indicator is die aansluit bij de ambitie.

Het eerste doel binnen het thema gaat over de bewustwording van inclusiviteit onder sporters en allerlei belanghebbenden in de sport- en beweegsector. Of inclusief sporten en bewegen door iedereen als vanzelfsprekend ervaren wordt, is voor een deel af te meten aan de diversiteit van bonds- en verenigingsbesturen. Wanneer er in sterke mate sprake is van diversiteit binnen sportbesturen, dan kan dat een indicatie zijn voor (toegenomen) bewustwording en vanzelfsprekendheid. Andersom geldt dat wanneer er geen sprake is van diversiteit binnen sportbesturen, er ook geen sprake is van vanzelfsprekendheid van inclusiviteit. Bij dit doel gaat het echter veel meer om zaken als in hoeverre sporters zich welkom voelen, of sport- en beweegaanbieders openstaan voor iedereen en of zij inclusief beleid voeren. Dit zijn geen indicatoren die op dit niveau benoemd zijn, maar indicatoren waarmee de voortgang op de maatregelen gevolgd worden.

Doel 2 heeft betrekking op de versterking van lokale en regionale samenwerking. Dit is niet inzichtelijk te maken middels een van de opgestelde indicatoren. Daarvoor moet gekeken worden in hoeverre op lokaal en regionaal niveau wordt samengewerkt en tussen wie die samenwerkingsverbanden zijn ontstaan, maar ook in hoeverre inclusief sporten en bewegen in de lokale en of regionale sportakkoorden is geland. Uit een tussentijdse analyse bleek dat het thema in nagenoeg alle sportakkoorden wordt uitgewerkt. 29 Het is mogelijk en raadzaam om hier alsnog een indicator voor op te stellen. In 2020 staat een nieuwe inhoudsanalyse van de sportakkoorden gepland, waarmee meer inzicht verkregen kan worden in hoeverre het thema in de lokale sportakkoorden is geborgd.

Het derde doel richt zich op het verbeteren van de sociale, praktische en financiële toegankelijkheid van sport en bewegen. De benoemde indicatoren ‘op gemak voelen bij de sportaanbieder’ en diversiteit in clublidmaatschap geven enig beeld in hoeverre deze randvoorwaarden beter zijn ingevuld. Wanneer sporters zich op hun gemak voelen bij de sportaanbieders, dan is dit een indicatie dat de sport sociaal toegankelijk is. Daarbij moet wel gekeken worden naar diverse groepen en een ontwikkeling over de tijd. Ook de mate waarin diverse groepen lid zijn van een sportvereniging kan een weergave zijn van de toegankelijkheid van sport en bewegen. Bij dit doel is het echter ook wenselijk om te kijken naar de inspanningen die zijn geleverd op het verbeteren van de toegankelijkheid en of de doelgroep zelf ook daadwerkelijk verbeteringen merkt.

29 Reitsma, M., Pulles, I., Poel, H. van der & Hoogendam, A. (2020). Tussenstand lokale sportakkoorden: inhoudsanalyse en procesevaluatie. Utrecht: Mulier Instituut.

Aanpak

3.3.1 Beschrijving aanpak

Uitvoeringspartners VSG, NOC*NSF en VWS leveren langs de drie implementatielijnen (lokale-, sport- en nationale lijn) een bijdrage aan de aanpak en uitvoering van dit thema. Aanvullend daarop is de landelijke alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ opgericht. De alliantie heeft de ambitie en doelen voor dit thema verder uitgewerkt en zal bijdragen aan de uitvoering ervan.

Alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’

De landelijke Alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ werkt aan de ambitie om sport en bewegen voor iedereen toegankelijk te maken, met aandacht voor specifieke doelgroepen. De alliantiepartners zijn de strategische partners (VWS, VSG en NOC*NSF) en daarnaast MEE NL, Bas van de Goor Foundation,

Stichting Life Goals, John Blankenstein Foundation, Sportkracht12, Fonds Gehandicaptensport, Jeugdfonds Sport & Cultuur en het Ouderenfonds. De alliantie richt zich specifiek op mensen die een achterstand hebben tot het sporten en bewegen of die zich minder welkom voelen bij de sport- en beweegaanbieders. Het doel van de alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ is het werkveld bewust te maken van de mogelijkheden en belemmeringen die er vanwege iemands leeftijd, fysieke of mentale gezondheid, etnische achtergrond, seksuele geaardheid of sociale positie zijn om te gaan sporten en bewegen.

De alliantie werkt gezamenlijk aan:

  • 1. 
    Bewustwording van het werkveld en de (potentiële) sporters vergroten. De alliantie draagt bij aan de verspreiding van de boodschap van inclusief sporten en bewegen en alliantiepartners voeren campagnes gericht op de doelgroep waarvoor zij werkzaam zijn.
  • 2. 
    De lokale en of regionale samenwerking en borging te versterken of te bereiken. De alliantiepartners agenderen thema’s van inclusief sporten en bewegen binnen hun eigen netwerk en nieuwe netwerken. De alliantie organiseert jaarlijks een landelijk congres en lokale en/of regionale bijeenkomsten worden georganiseerd.
  • 3. 
    Wegnemen belemmeringen, opzetten versterken en uitbreiden van passend sport- en beweegaanbod.

    De alliantie zet in op het bevorderen van sport- en beweegparticipatie door sport- en beweegaanbieders te versterken en het delen van kennis. Ze ondersteunen het werkveld met kennis die praktisch toepasbaar is.

Bij het realiseren van deze doelen wordt gebruik gemaakt van bestaande samenwerkingen. De alliantie komt gemiddeld drie keer per jaar bijeen. Tot nu toe hebben in januari, september en december 2019 bijeenkomsten plaatsgevonden. Voor een overzicht van de inspanningen per alliantiepartner zie bijlage

B5.1 .

3.3.2 Proces aanpak

In het monitoringsplan van het sportakkoord zijn geen procesindicatoren benoemd om de uitrol van de aanpak van inclusief sporten en bewegen te volgen. Niettemin kunnen we een aantal relevante zaken over de stand van zaken met betrekking tot de aanpak vermelden, namelijk de projectsubsidies en challenges die VWS via de nationale lijn voor het thema uitzet, de diensten die NOC*NSF via de sportlijn aanbiedt om inclusiviteit in de sport te bevorderen, de aandacht van het thema in de lokale sportakkoorden (lokale lijn) en een tussentijdse evaluatie van de alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’.

Projectsubsidies en innovatiechallenges inclusief sporten en bewegen

Binnen het thema inclusief sporten en bewegen worden door VWS projectsubsidies verleend die zich richten op inclusief sporten en bewegen (zie tabel 3.2). In bijlage B5.1 worden de projectsubsidies en de actuele stand van zaken nader beschreven.

Tabel 3.2 Projectsubsidies inclusief sporten en bewegen in 2020 (peildatum 31 maart 2020)

Projectsubsidie Looptijd activiteiten Special Olympics Healthy Athletes 1-1-2019 t/m 31-12-2021*** Special Olympics Play Unified 1-9-2019 t/m 31-12-2023 Stichting Gouden dagen (Vitality games) 11-9-2019 t/m 01-11-2020*** Voetbal voor iedereen (KNVB)* 1-10-2019 t/m 31-03-2022 Sporthulpmiddelen 1-10-2018 t/m 31-12-2021*** (vervolg op bestaand traject) Vervoersvoorziening 1-1-2020 t/m 31-12-2020 Ongehoord Sportief 1-1-2020 t/m 31-12-2021 Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud - sportaccommodaties**

Alliantie Sporten en bewegen voor iedereen Voorzitter 1-7-2019 t/m 31-12-2021 Bas van de Goor Foundation 1-1-2020 t/m 31-12-2021 Fonds Gehandicaptensport 1-6-2019 t/m 31-12-2021 Jeugdfonds Sport & Cultuur 1-9-2018 t/m 31-8-2022 John Blankenstein Foundation 1-1-2019 t/m 31-12-2021 MEE NL 1-6-2019 t/m 31-12-2021 NOC*NSF 1-5-2019 t/m 31-12-2021 Ouderenfonds 1-5-2019 t/m 31-12-2021 Sportkracht12 1-6-2019 t/m 31-12-2021 Stichting Life Goals 1-7-2019 t/m 31-12-2021 VSG 1-1-2019 t/m 31-12-2022

  • Dit project valt zowel binnen het thema inclusief sporten en bewegen als onder de Alliantie Gelijkspelen (zie hoofdstuk 6 positieve sportcultuur).

** Deze projectsubsidie valt zowel binnen het thema inclusief sporten en bewegen als onder duurzame sportinfrastructuur. De subsidieregeling wordt in hoofdstuk 4 nader toegelicht.

*** Deze projectsubsidies zijn inmiddels verlengd tot de genoemde datum.

Via de nationale lijn zijn twee innovatiechallenges uitgezet voor het thema inclusief sporten en bewegen: de bewustwordingscampagne inclusief sporten en bewegen en samen spelen met een beperking. Zie bijlage B4.2 voor een beschrijving van deze challenges.

Diensten NOC*NSF voor het thema inclusief sporten en bewegen

In de periode 1 september 2019 (start sportlijn) t/m 31 maart 2020 zijn vijftien diensten aangevraagd waarin ondersteuning van sportverenigingen op het thema inclusief sporten en bewegen plaatsvindt. De meeste aangevraagde producten voor dit thema richten zich op beginnende trainers en zijn allemaal van het type informeren en inspireren. De diensten zijn gericht op specifieke doelgroepen, wat aansluit op de ambitie van het thema inclusief sporten en bewegen. Zie voor meer informatie een beschrijving van de diensten in paragraaf 2.2 en registratiedata van de diensten in bijlage 3.2 .

Lokale sportakkoorden en het thema inclusief sporten en bewegen

Het thema inclusief sporten en bewegen is in 35 van de eerste 39 lokale sportakkoorden benoemd en uitgewerkt. Dit blijkt uit de analyse van deze eerste groep akkoorden, die in november 2019 zijn opgeleverd 30 . Uit analyse van de tot nu toe opgeleverde lokale sportakkoorden blijkt dat meerdere doelgroepen aandacht krijgen bij het uitwerken van het thema inclusief sporten en bewegen. De zoektermen jongeren/jeugd, ouderen/senioren en beperking/handicap staan in de top vijf van meest gebruikte termen. Er is daarnaast vooral veel aandacht voor termen als belemmering, kwetsbaar of meedoen en voor inkomen, armoede en/of lage sociaal economische status als belemmeringen op wijkniveau. Dat sluit aan bij de landelijke ambitie om sport en bewegen voor iedereen toegankelijk te maken, ook voor degenen die nu nog belemmeringen ervaren. Overeenkomstig de accenten binnen het landelijk thema inclusief sporten en bewegen, gaat de aandacht binnen de lokale akkoorden vooral uit naar het vergroten van de sportdeelname onder specifieke doelgroepen (ouderen, mensen met een lichamelijke beperking of aandoening en mensen in armoede) en minder naar belemmerende sportcultuur (o.a. racisme, homonegativiteit) en diversiteit in kaderfuncties.

Ten opzichte van de tussenrapportage in november 2019 zijn 62 nieuwe lokale sportakkoorden opgeleverd. Hiervan is de inhoudsanalyse nog niet gereed, deze resultaten worden later in 2020 verwacht.

Evaluatie alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’

VWS heeft met alle alliantiepartners evaluatiegesprekken gevoerd waarbij werd teruggeblikt op het afgelopen jaar en vooruitgeblikt op het jaar 2020. Volgens de partners moet de nadruk van de alliantie liggen op het positief beïnvloeden van beleid en het gebruikmaken van elkaars netwerk, kennis en middelen. In het begin was het voor diverse partijen binnen de alliantie nog zoeken naar de te varen koers en de wijze waarop partners elkaar kunnen versterken. Dit is inmiddels helder en er vloeien concrete actiepunten en doelstellingen uit de alliantie. Uitkomst van de evaluatie is dat de alliantie goed functioneert. Voorbeelden hiervan zijn:

  • • 
    De voorzitter heeft een ondersteunende rol gehad in de ontwikkeling van de brochure ‘ Met sport en bewegen naar en energiek en gezond Nederland die door NOC*NSF als input voor de verkiezingsprogramma’s naar de programmacommissies en woordvoerders sport verstuurd is. Ook hebben meerdere partners mee gedacht.
  • • 
    Groepen die bij meerdere organisaties tot de doelgroep behoren worden door de partners gezamenlijk bediend en de partners verwijzen naar elkaar, of maken ruimte voor andere partijen.
  • • 
    Bas van de Goor Foundation die via regionale partijen (bijv. via MEENL het Ouderenfonds of Stichting Life Goals) de Diabetes Challenge bij verschillende doelgroepen kan gaan uitrollen.
  • • 
    Het Volwassenfonds is opgericht door Sportkracht 12 en wordt ondersteund door de hele alliantie.

Uit de evaluatie blijkt dat het essentieel is dat in 2020 de nadruk gelegd wordt op verbinding, zowel tussen de partners, als tussen de activiteiten van de alliantiepartners en de lokale en regionale activiteiten om de alliantie tot een succes te maken. Daarnaast is het belangrijk dat knopen snel kunnen worden doorgehakt. De alliantie zou een katalysator moeten zijn van initiatieven. In het eerste jaar was het erg zoeken naar onderlinge posities en het concreet maken van acties. De uitkomsten van deze evaluatie zijn een goed voorbeeld van lerend evalueren.

In 2020 zal door de alliantie gewerkt worden aan de zichtbaarheid en de vindbaarheid van regelingen en ondersteuning. In 2020 kan de samenwerking nog nadrukkelijker worden gezocht en kan de alliantie breder worden uitgedragen door bijvoorbeeld het aangaan van samenwerkingen en uitdagingen. Een

30 Reitsma, M., Pulles, I., Poel, H. van der & Hoogendam, A. (2020). Tussenstand lokale sportakkoorden: inhoudsanalyse en procesevaluatie. Utrecht: Mulier Instituut.

voorbeeld daarvan is dat MEE NL een doelgroep bereikt die bij meerdere partners in aanmerking kan komen voor de lopende programma’s (Ouderenfonds, Bas van de Goor Foundation, Stichting Life Goals).

3.3.3. Samenvatting Het thema inclusief sporten en bewegen heeft een overkoepelende ambitie die door middel van drie doelen verder is uitgewerkt. De aanpak van het thema is uitgewerkt door een alliantie, zij dragen mede zorg voor de uitvoering ervan. De alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ werkt gezamenlijk aan bewustwording rond inclusief sporten en bewegen, het versterken en borgen van lokale en regionale samenwerking en het wegnemen van belemmeringen en opzetten en versterken van passend aanbod. De organisatie rondom dit thema staat en de betrokken partijen zijn bezig met de uitvoering van het thema inclusief sporten en bewegen (zie paragraaf 3.4). Zo wordt via een aantal projectsubsidies van VWS aan de doelen van thema inclusief sporten en bewegen gewerkt en is het thema opgenomen in nagenoeg alle lokale sportakkoorden.

Maatregelen

3.4.1 Samenhang doelen, maatregelen en procesindicatoren Om de drie doelen van het thema inclusief sporten en bewegen te realiseren zijn voor elk doel een aantal maatregelen uitgewerkt. De voortgang op deze maatregelen worden gevolgd middels een aantal procesindicatoren. In tabel 3.3. staat per doel een overzicht van deze maatregelen en procesindicatoren 31 .

Tabel 3.3 Doelen, maatregelen en procesindicatoren inclusief sporten en bewegen

Maatregelen Procesindicatoren

Doel 1: Inclusief sporten en bewegen wordt door iedereen als vanzelfsprekend ervaren

1.1 De uitvoering van een campagne om 1.1.1 Bewustwordingscampagne inclusief sporten en bewustwording over ‘inclusief sporten en bewegen bewegen’ bij (potentiële) sporters en het werkveld te genereren

1.2 Het agenderen van de thema’s inclusief 1.2.1 Activiteiten bij sportaanbieders voor mensen die sporten, sociale toegankelijkheid en diversiteit in belemmeringen ervaren om te (gaan) sporten en het werkveld bewegen 1.2.2 Aandacht in beleid bij sportverenigingen voor mensen die belemmeringen ervaren 1.2.3 Gemeentelijk beleid voor toegang tot sport voor kwetsbare groepen 1.2.4 Diversiteitsbeleid op kaderfuncties bij sportbonden 1.2.5 Diversiteitsbeleid op kaderfuncties bij sportverenigingen

 De stand van zaken op een aantal van deze indicatoren is ook te raadplegen op:

31

https://www.sportenbewegenincijfers.nl/beleid/sportakkoord/inclusief-sporten

Vervolg tabel 3.3 Doelen, maatregelen en procesindicatoren inclusief sporten en bewegen

Maatregelen Procesindicatoren

1.3 Het stimuleren en faciliteren van 1.3.1 Monitoren online platforms (gebruik en kennisuitwisseling over ‘inclusief sporten en tevredenheid) bewegen’ in samenwerking met en voor het 1.3.2 Monitoren bijeenkomsten (registratie en werkveld tevredenheid deelnemers)

Doel 2: Regio’s in Nederland zijn versterkt op het gebied van inclusief sporten en bewegen door intensieve samenwerking in regionale of lokale allianties

2.1 Opzetten, versterken en uitbreiden van lokale 2.1.1 Aanvragen en gebruikers stimuleringsbudget en/of regionale samenwerkingen

2.2 Opzetten, versterken en uitbreiden van 2.2.1 Aanvragen en gebruikers microbudget passend sport- en beweegaanbod

2.3 Het verleiden en begeleiden van potentiële 2.3.1 Inzet buurtsportcoaches voor inclusief sporten en

sporters naar het sport- en beweegaanbod bewegen

2.3.2 Inzet buurtsportcoaches voor specifieke

doelgroepen

2.3.3 Gemeenten met buurtsportcoaches die zich

inzetten voor deze groepen

2.3.4 Inzet buurtsportcoaches voor begeleiding vanuit

de GLI

2.3.5 Aantal modules in MBO en HBO sportopleidingen

gericht op inclusief sporten en bewegen

Doel 3: De sociale, praktische en financiële toegankelijkheid van het sport en beweegaanbod is vergroot

3.1 Het verlagen van financiële drempels voor 3.1.1 Aanvragen Jeugdfonds Sport & Cultuur (potentiële) sporters (deelnemende gemeenten, gebruikersgroepen, aanvrager, uitputting budgetten) en oprekken leeftijdsgrens

3.2 Het verbeteren van de praktische 3.2.1 Gebruik en tevredenheid subsidieregeling toegankelijkheid voor (potentiële) sporters Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties 3.2.2 Gebruik en tevredenheid Toolbox Sporthulpmiddelen 3.2.3 Gebruik en tevredenheid vervoersregeling

3.3 Het vergroten van de vindbaarheid van landelijke en lokale regelingen

Bron: Uitwerkingsplan alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’, 2018.

3.4.2 Procesindicatoren maatregelen

In deze paragraaf wordt de stand van zaken voor de verschillende maatregelen aan de hand van de procesindicatoren geschetst.

Doel 1: Inclusief sporten en bewegen wordt door iedereen als vanzelfsprekend ervaren

1.1 Bewustwordingscampagne inclusief sporten en bewegen

Het creëren van bewustwording bij het werkveld is geen eenvoudig doel en leent zich daardoor uitstekend voor een meer innovatieve aanpak. Om die reden is er een innovatiechallenge uitgezet met als vraag:

‘Bedenk een creatieve en spraakmakende bewustwordingscampagne: hoe zorgen we ervoor dat iedereen zich welkom voelt in de sport?’. De campagne moet zich richten op de aanbieders van sport- en beweegactiviteiten (verenigingen, sportscholen, ongeorganiseerde sport, openbare ruimte, etc.), en de mensen binnen die organisaties (medewerkers, trainers, vrijwilligers, coaches, bestuurders, etc.) of sportondersteuners, zoals buurtsportcoaches. De campagne moet zorgen voor bewustwording en zo bijdrage aan een inclusievere sportwereld.

Van de 41 inzendingen zijn acht partijen uitgenodigd om hun idee aan de jury te presenteren. De alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ heeft de drie beste ideeën geselecteerd. De partijen Zouka Media,

Social Brothers en Willem van Rooij kregen ieder € 5.000,- ontwikkelbudget om hun idee door te ontwikkelen tot een volledig uitvoerbaar campagneplan. Uiteindelijk is het campagneplan van Zouka

Media als beste beoordeeld door de alliantiepartners en krijgen zij € 75.000,- om een campagne voor inclusief sporten en bewegen te ontwikkelen. Deze campagne heeft als werktitel ‘Iedereen welkom in de sport’ en zal tot een beeldcampagne met foto’s (posters) en filmpjes uitgewerkt worden. Doelstelling van de campagne is het op gang brengen van gesprekken over de waarde van een inclusieve en gastvrije sportomgeving. De bewustwordingscampagne wordt momenteel uitgewerkt en zal in 2020 worden gelanceerd met een looptijd tot en met 2021. Na afloop zal de campagne worden geëvalueerd (indicator 1.1.1).

1.2 Agenderen thema’s inclusief sporten, sociale toegankelijkheid en diversiteit

Met betrekking tot het agenderen van de thema’s zijn een aantal streefwaarden voor 2021 geformuleerd (zie tabel 3.4). Per ambitie zal op basis van meest recente data worden toegelicht wat de stand van zaken 32 voor de betreffende ambitie is.

Tabel 3.4 Agenderen inclusief sporten, sociale toegankelijkheid en diversiteit, streefwaarden 2021 en stand van zaken

Streven 2021 Stand van zaken

Minimaal 25% van de sportverenigingen voert activiteiten uit voor 19% voert activiteiten uit, voor 6% is mensen die belemmeringen ervaren om te (gaan) sporten en dat op korte termijn een bewegen aandachtspunt (2018) Minimaal 50% van de sportverenigingen heeft aandacht voor wordt in 2020 uitgevraagd mensen die belemmeringen ervaren om te (gaan) sporten en bewegen in het beleid Minimaal 70% van de sportbonden heeft diversiteitsbeleid op 65% van sportbonden voert kaderfuncties diversiteitsbeleid (2018) Verbreden van diversiteitsbeleid binnen bonden tot alle - kaderfuncties (niet alleen bestuur) Minimaal 40% van de sportverenigingen heeft diversiteitsbeleid op 19% van sportverenigingen voert kaderfuncties diversiteitsbeleid (2018)

32 De actuele stand van zaken voor een aantal indicatoren wordt ontsloten via: https://www.sportenbewegenincijfers.nl/beleid/sportakkoord/inclusief-sporten .

Activiteiten voor mensen die belemmeringen ervaren

In 2018 voerde één op de vijf verenigingen activiteiten uit voor kwetsbare doelgroepen zoals mensen met een beperking of aandoening, lage inkomensgroepen en mensen met een migratieachtergrond (indicator

1.2.1; figuur 3.1). Dit is een toename ten opzichte van 2016. Het lijkt er op dat verenigingen deze ambitie gedeeltelijk hebben gerealiseerd. In 2018 wil 6 procent van de verenigingen op de korte termijn activiteiten aan deze doelgroepen aanbieden, dat zou betekenen dat de ambitie van 25 procent in 2021 haalbaar is.

Figuur 3.1 Het uitvoeren van activiteiten voor kwetsbare doelgroepen door verenigingen in 2016 (n=501) en 2018 (n=442; in procenten)

2016 14 9 26 30 21

2018 19 6 27 28 20

0 20 40 60 80 100

Voeren activiteiten uit op dit thema Aandachtspunt voor de korte termijn

Aandachts-punt voor de lange termijn Geen belangstelling

N.v.t.

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, voorjaar 2016 en najaar 2018.

In 2019 biedt 66 procent van de ondernemende sportaanbieders sport- en beweegactiviteiten of openingstijden voor speciale doelgroepen aan (figuur 3.2). Doelgroepen waar zij zich hiermee het meest op richten zijn kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar (44%) en ouderen (42%), gevolgd door mensen met een beperking of chronische aandoening (39%). Er lijkt vooral aandacht voor specifieke leeftijdsgroepen. Minder aandacht lijkt uit te gaan naar mensen met een migratieachtergrond (14%) en lage inkomens (9%).

Figuur 3.2 Ondernemende sportaanbieders met sport- en beweegactiviteiten of openingstijden voor speciale doelgroepen in 2019, naar type aanbieder (in procenten, n=468)

Kinderen tussen 4 en 12 jaar

Ouderen

Mensen met beperkingen en/of chronische aandoeningen

Baby’s en peuters van 0-4 jaar

Jeugd tussen 12 en 18 jaar

Vrouwen

Mensen met een migratieachtergrond

Mensen met lage inkomens

Mannen

Andere speciale doelgroep

Nee

0 20 40 60 80 100

Totaal Fitnessaanbieder Paardensportaanbieder Zwemaanbieder

Bron: Mulier Instituut, Peiling ondernemende sportaanbieders, 2019.

Aandacht in beleid voor mensen die belemmeringen ervaren om te sporten en bewegen

Deze indicator (indicator 1.2.2) wordt in 2020 voor het eerst bij verenigingen uitgevraagd. De resultaten worden in het najaar van 2020 verwacht en zullen in een volgende rapportage worden opgenomen.

Voor de mate waarin gemeentelijk sportbeleid zich op specifieke doelgroepen richt, is geen streefwaarde benoemd (indicator 1.2.3). Wel is het een indicator om te volgen in welke mate de thema’s inclusief sporten, sociale toegankelijkheid en diversiteit worden geagendeerd. Ongeveer acht op de tien gemeenten (87%) voeren sportbeleid voor specifieke groepen. De drie doelgroepen waar gemeentelijk beleid zich het meest op richt zijn kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar (80%), ouderen van 50 jaar en ouder (73%) en personen met een beperking (72%; figuur 3.3).

Figuur 3.3 Gemeentelijk sport- en beweegbeleid gericht op specifieke doelgroepen in 2019 (in procenten, meerdere antwoorden mogelijk, n=141)

100

80 80

73 72

67

60 57

53

49 47

46

40 37 37

31 29 29

26

20 13

6 6

0

Bron: Mulier Instituut/VSG, VSG-panel, december 2019.

Diversiteitsbeleid op kaderfuncties

In 2018 gaf 65 procent van 72 bevraagde sportbonden aan specifiek beleid te voeren om diversiteit en inclusie te bevorderen binnen het bondskader (Bondenmonitor 2018, NOC*NSF), een toename vergeleken met 2017 (51%; indicator 1.2.4). Daarbij gaat het vooral om bestuurders (41%) en in mindere mate (ook) om andere kaderfuncties zoals onder meer trainers/coaches (17%) en arbitrage (16%). Van de bevraagde sportverenigingen (totaal 485 verenigingen) gaf in 2018 19 procent aan rekening te houden met diversiteit bij de werving en keuze van bestuurders en/of trainers/coaches (indicator 1.2.5; Verenigingsmonitor 2018, Mulier Instituut). Dit diversiteitsbeleid is overwegend gericht op zowel bestuur als trainers/coaches en bij een kwart alleen op het bestuur.

Sportbonden en sportverenigingen met diversiteitsbeleid richten zich met name op geslacht en leeftijd

(figuur 3.4). Van de bonden met een diversiteitsbeleid voor kaderfuncties richt de meerderheid zich op geslacht (85%) en leeftijd (62%) en in minder mate (ook) op etniciteit (26%; n=12), beperking (21%; n=10), opleidingsniveau (15%) en seksuele voorkeur (13%). Van de verenigingen met een diversiteitsbeleid richt zo'n 75 procent zijn kaderfunctiebeleid op diversiteit in geslacht en leeftijd. Enkele verenigingen richten zich (tevens) op meer diversiteit naar etniciteit (16%), beperkingen (6%) en/of seksuele voorkeur (3%).

Figuur 3.4 Diversiteitsbeleid sportbonden (n=47) en sportverenigingen (n=118) voor kaderfuncties gericht op verschillende groepen in 2018 (basis= sportbonden en sportverenigingen met diversiteitsbeleid, in procenten)

100

85 74

80 75

62 60

40 26 21

20 16 15

13 15

6 3

0

Sportbonden Sportverenigingen

Bron: Mulier Instituut, Verenigingsmonitor, 2018; NOC*NSF, Bondenmonitor, 2018.

De stand van zaken over het diversiteitsbeleid van sportbonden en sportverenigingen wordt online bijgehouden op sportenbewegenincijfers.nl . Zodra er nieuwe cijfers beschikbaar zijn, worden deze hier ontsloten.

1.3 Kennisuitwisseling over inclusief sporten en bewegen

Om ervoor te zorgen dat inclusief sporten en bewegen als vanzelfsprekend wordt ervaren bij (potentiële) sporters, sport- en beweegaanbieders, overheden en andere betrokken organisaties, wordt kennisuitwisseling over inclusief sporten en bewegen in samenwerking met en voor het werkveld gestimuleerd en gefaciliteerd. Er worden feiten en cijfers (sturingsinformatie), producten en diensten (ontwikkelen en versterken), marketinginformatie (kennis over hoe mensen te bereiken en te benaderen), interventies en goede voorbeelden beschikbaar gesteld. Daarnaast wordt kennis beschikbaar gesteld via diverse kanalen die aansluiten bij de doelgroep: bijeenkomsten, sociale media, bestaande (kennis)platformen (waaronder allesoversport.nl als content database), en andere lokale en landelijke platformen. Ook draagt het jaarlijks organiseren van een landelijk congres inclusief sporten en lokale en/of regionale bijeenkomsten bij aan de kennisuitwisseling omtrent dit thema.

Kennisuitwisseling over inclusief sporten en bewegen wordt gemonitord aan de hand van de inspanningen van de alliantiepartners (Sporten en bewegen voor iedereen) en het gebruik van online platforms (o.a. allesoversport.nl, platform sportakkoord en websites van de allianties) en de evaluatie van bijeenkomsten. Van een aantal alliantiepartners hebben we bezoekcijfers van hun website ontvangen. Van nagenoeg alle alliantiepartners is informatie beschikbaar over hun bijdragen aan de organisatie van landelijke dan wel lokale bijeenkomsten en overige de diensten, interventies etc. (zie bijlage B5.1 ). Veel van de afgesproken inspanningen zijn geleverd of worden opgestart. Om uitspraken te doen over het gebruik van online platforms (indicator 1.3.1) en de evaluatie van bijeenkomsten (indicator 1.3.2) is het nog te vroeg. Deze worden de komende periode verder ontwikkeld en van informatie voorzien.

Doel 2: Regio’s in Nederland zijn versterkt op het gebied van inclusief sporten en bewegen door intensieve samenwerking in regionale of lokale allianties

2.1 Opzetten, versterken en uitbreiden van lokale en/of regionale samenwerkingen

Om ervoor te zorgen dat inclusief sporten en bewegen in de regionale en/of lokale akkoorden wordt geborgd worden inspanningen gepleegd voor het opzetten, versterken of uitbreiden van lokale en/of regionale samenwerkingsverbanden. Als vervolg op Grenzeloos Actief 33 worden regionale samenwerkingsverbanden ondersteund. Hiertoe worden stimuleringsbudgetten uitgekeerd (indicator 2.1.1). Op dit moment ondersteunen NOC*NSF en Sportkracht12 in totaal 25 regionale samenwerkingsverbanden. Er was met 34 aanvragen sprake van een overvraging. Iedere provincie heeft minimaal één aanvraag toegekend gekregen. De procesbegeleiding gaat ingevuld worden door professionals van Sportkracht12 en SPN en richt zich op: communicatiestrategie, ‘bestaansrecht’ samenwerkingsverband, missie/visie bepalen, nieuwe samenwerkingspartners aantrekken en betrokkenheid gemeentes vergroten. Op basis van de ervaringen van de regionale samenwerkingsverbanden aangepast sporten vinden nu gesprekken plaats met de gemeente Alphen aan de Rijn, Deventer en Heemskerk (Zeist volgt nog) om hen procesbegeleiding te bieden om ook een samenwerkingsverband te versterken of te ontwikkelen rondom ouderen.

Daarnaast zijn ook inspanningen gepleegd op het aanhaken van organisaties buiten de alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’. Voorbeelden hiervan zijn ReumaNL, NL Training, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en Humankind.City (zie bijlage B5.1 ).

2.2 Opzetten, versterken en uitbreiden van passend sport- en beweegaanbod

Het opzetten, versterken en uitbreiden van passend sport- en beweegaanbod draagt bij aan het strategische doel om inclusief sporten en bewegen in de lokale en regionale sportakkoorden te borgen. Sportaanbieders worden hierin ondersteund door goede voorbeelden en werkzame elementen te delen. Daarnaast worden sport- en beweegaanbieders gestimuleerd tot het werven van een diverse samenstelling van besturen, trainers/coaches en overige vrijwilligers. De wervings- en opleidingskosten kunnen vanuit een microbudget worden ingezet door de sport- en beweegaanbieder.

Microbudgetten sportaanbieders

De inspanningen op deze maatregel worden gemonitord aan de hand van het aantal microbudgetten dat wordt aangevraagd (indicator 2.2.1). Sport- en beweegaanbieders kunnen namelijk budgetten aanvragen die zij in afstemming met de gemeente, regio of sportbond in kunnen zetten om passend aanbod op te zetten of versterken. Dit budget is beschikbaar voor kwetsbare doelgroepen en breder dan alleen aangepast sporten in het verleden. Het gaat om het bereiken van mensen die vanwege leeftijd, fysieke of mentale gezondheid, etnische achtergrond, seksuele geaardheid of sociale positie belemmeringen ervaren om te gaan sporten en bewegen. Sport- en beweegaanbieders kunnen maximaal €850,- aanvragen. Het budget kan bijvoorbeeld ingezet worden om materialen aan te schaffen die inclusief sporten en bewegen mogelijk maken. Sinds oktober 2019 zijn 114 aanvragen voor een stimuleringsbudget ingediend. Daarvan zijn 54 aanvragen in het vierde kwartaal van 2019 toegekend. Daarbij is een spreiding zichtbaar naar de verschillende doelgroepen waarvoor het budget is aan te vragen. Ruim een derde van de aanvragen is gericht op mensen met een beperking. Ook een derde van de aanvragen is gericht op ouderen. Daarnaast zijn de aanvragen gericht op mensen met een laag inkomen een meer abstracte doelgroep van ‘kwetsbare mensen’. In afstemming met VWS is besloten om per 1 mei 2020 geen aanvragen meer te beoordelen

Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut 55 gericht op mensen met een beperking en ouderen. Reden daarvoor is om aanbieders die zich (willen gaan) inzetten voor dak- en thuislozen, LHBTI+ en mensen met een laag inkomen, meer ruimte te geven om gebruik te maken van dit budget.

Ook binnen andere thema’s worden inspanningen op deze maatregel geleverd. Zo wordt binnen vitale sport- en beweegaanbieders ingezet op het versterken van aanbieders en wordt binnen positieve sportcultuur het belang een positieve sportcultuur bij sport- en beweegaanbieders geagendeerd en worden zij ondersteund en gefaciliteerd in het werken aan een positief pedagogisch klimaat.

2.3 Verleiden en begeleiden naar passend sport- en beweegaanbod

Om potentiële sporters naar passend sport- en beweegaanbod te begeleiden worden buurtsportcoaches ingezet. Dit kunnen coördinerende, uitvoerende of gespecialiseerde buurtsportcoaches zijn, die verbindingen leggen binnen het werkveld. De buurtsportcoaches worden ingezet op het bij elkaar brengen van vraag en aanbod en het stimuleren van diversiteit. Waar nodig helpen zij bij het opzetten van sporten beweegaanbod dat bijdraagt aan inclusief sporten en bewegen. Ook ondersteunen zij mensen die belemmeringen ervaren om te sporten, om te besturen of belemmeringen ervaren om als vrijwilliger aan de slag te gaan. Daarnaast worden professionals betrokken en ingezet die in direct contact staan met potentiële sporters om hen te verleiden en begeleiden naar het sport- en beweegaanbod. Hierbij is aandacht voor bestaande initiatieven als beweegmaatjes, inzet van vrijwilligers en rolmodellen.

Het streven is om de inzet van buurtsportcoaches voor sportstimulering van mensen die belemmeringen ervaren om te sporten en bewegen te vergroten.

Inzet van buurtsportcoaches voor inclusief sporten en bewegen

Uit een peiling onder buurtsportcoaches (n=100) blijkt dat 95 procent van de buurtsportcoaches naar eigen zeggen met hun werkzaamheden bijdraagt aan de ambities van het thema inclusief sporten en bewegen

(indicator 2.3.1). Daarmee leveren ze met hun werkzaamheden de grootste bijdrage aan dit thema. 91 procent zet zichzelf in om iedere Nederlander een leven lang plezier te laten beleven aan sport en 80 procent om belemmeringen om te sporten weg te nemen. In figuur 3.5 is te zien op welke thema’s binnen het thema de buurtsportcoaches voornamelijk actief zijn.

Figuur 3.5 De inzet buurtsportcoaches voor thema's binnen inclusief sporten en bewegen in 2019 (basis= buurtsportcoaches die zich voor dit thema inzetten, in procenten, in procenten, n=90)

100 94

80

64

60 49

40

23

20

0 Sportstimulering van Vergroten toegankelijkheid Vergroten toegankelijkheid Stimulering sociale

minder actieve/kwetsbare bij sportverenigingen bij overige sportaanbieders diversiteit in kaderfuncties groepen (bestuur/trainers) bij

sportaanbieders

Bron: Mulier Instituut, Panel sport- en cultuurcoaches, najaar 2019.

Voor meer informatie over de inzet van buurtsportcoaches voor de ambities van sportakkoord, zie het factsheet over de inzet van buurtsportcoaches voor het sportakkoord 34 . De stand van zaken over het de inzet van buurtsportcoaches wordt online bijgehouden op sportenbewegenincijfers.nl . Zodra er nieuwe cijfers beschikbaar zijn, worden deze hier ontsloten.

Inzet van buurtsportcoaches voor specifieke doelgroepen

Aan buurtsportcoaches is gevraagd voor welke doelgroepen zij werkzaam zijn. Hieruit blijkt dat ongeveer de helft van de ondervraagde buurtsportcoaches werkt voor en met mensen die onvoldoende lichamelijk actief zijn, buurtbewoners en mensen met overgewicht (indicator 2.3.2). 35

Gemeenten die aan de Brede Regeling Combinatiefuncties deelnemen, zetten hun buurtsportcoaches overwegend in voor de leeftijdsgroepen kinderen (4-12 jaar), jongeren (12-18 jaar) en ouderen (65+; indicator 2.3.3). 36 Daarnaast is de inzet van buurtsportcoaches in gemeenten voornamelijk gericht op personen met een beperking, chronische aandoening of gedragsproblematiek (74%), buurtbewoners (60%) en personen met overgewicht (60%). Uit de Brede Regeling Combinatiefuncties 2019 37 blijkt dat mensen met een beperking of chronische aandoening en lage inkomensgroepen vaak tot de doelgroep van buurtsportcoaches behoren, maar de inzet op deze doelgroepen in vergelijking met de doelgroep kinderen qua omvang (in aantal fte) achterblijft.

Inzet van buurtsportcoaches voor begeleiding vanuit de Gecombineerde Leefstijlinterventie

Sinds januari 2019 wordt de Gecombineerde Leefstijlinterventie (GLI) vanuit de basisverzekering vergoed door de zorgverzekeraar. 38 Volwassenen met obesitas en overgewicht met een risicofactor (Diabetes Type 2, Hart en Vaatziekten, slaapapneu of artrose) komen in aanmerking voor deelname aan de GLI. Zij krijgen gedurende twee jaar advies over en begeleiding bij gezonde voeding en eetgewoontes, gezond bewegen en gedragsverandering om een gezonde leefstijl te verwerven en te behouden. Ongeveer de helft van de ondervraagde buurtsportcoaches (52%) zegt op enige manier betrokken te zijn bij de GLI. 39 Alle buurtsportcoaches die in de gezondheidssector werkzaam zijn, geven aan bij de GLI betrokken te zijn.

Zeven op de tien buurtsportcoaches die betrokken zijn bij de GLI (71%) denken mee over passend sport- en beweegaanbod voor deelnemers aan de GLI en 29 procent begeleidt patiënten die de GLI hebben afgerond naar structureel sport- en beweegaanbod.

Modules in MBO en HBO sportopleidingen gericht op inclusief sporten en bewegen

Aangezien sportprofessionals zoals managers, buurtsportcoaches en sportleraren, -trainers en -begeleiders een sleutelrol vervullen in het vormgeven van een inclusieve(re) sportomgeving is het met het oog op de toekomst raadzaam ook te kijken naar diversiteit in relevante opleidingen, zoals Academies voor

Lichamelijke Opvoeding, HBO-Sportkunde-opleidingen en Mbo-opleidingen Sport en bewegen. Het Mulier

34 Heijnen, E. & Stam, W. van (2020). De inzet van de buurtsportcoach voor het Nationaal Sportakkoord

(factsheet 11/2020). Utrecht: Mulier Instituut.

35 Mulier Instituut, Panel sport- en cultuurcoaches, najaar 2019.

36 Pulles, I., Stam, W. van, Heijnen, E. & Lindert, C. van (2019). Monitor Brede Regeling Combinatiefuncties

2019 . Utrecht: Mulier Instituut.

37 Zie noot 36.

38 Zie voor meer informatie over de GLI en interventies: https://www.loketgezondleven.nl/zorgstelsel/gecombineerde-leefstijlinterventie

Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut 57 Instituut voert een verkenning uit naar aandacht voor inclusief sporten en bewegen in het curriculum bij zeven MBO sportopleidingen en vijf HBO-Sportkunde opleidingen.

Er zijn op dit moment 34 ROC’s in Nederland. Op het gebied van sport en bewegen bestaan er vijf uitstroomprofielen (uit het kwalificatiedossier): Sport- en bewegingsleider (niveau 3), coördinator Sporten bewegingsagogie, coördinator Buurt, Onderwijs & Sport, coördinator Sport, Bewegen en Gezondheid en coördinator Sportinstructie, Training & Coaching (niveau 4). Alle ROC opleidingen zijn verplicht om aandacht te besteden aan burgerschap competenties en dat is een diploma eis. Binnen de module loopbaan ‘Burgerschap’ wordt aandacht besteed aan inclusie en diversiteit. Zo komt onder andere de multiculturele samenleving aan de orde. Daarnaast bieden de opleidingen keuzevakken of -delen aan gericht op bepaalde doelgroepen en komt het onderwerp in diverse uitstroomprofielen aan bod.

Alle kerncompetenties en handelingscriteria zijn binnen alle Sportkunde opleidingen gelijk, maar er zijn accent verschillen. Binnen de Sportkunde opleidingen wordt uitgegaan van de volgende drie extrinsieke waarden van sport: sociaal-maatschappelijke waarde, gezondheidswaarde en economische waarde. De thema’s inclusiviteit en diversiteit vallen binnen de sociaal maatschappelijke waarde van sport, want sport helpt bij een grotere participatie voor iedereen. Sportkunde opleiding geven hier een eigen invulling waardoor de aandacht voor inclusief sporten en bewegen sterk verschilt tussen Sportkunde opleidingen.

Doel 3: De sociale, praktische en financiële toegankelijkheid van het sport en beweegaanbod is vergroot

3.1 Verlagen van financiële drempels

Het verlagen van financiële drempels voor (potentiële) sporters draagt bij aan het wegnemen van belemmeringen en het toegankelijker maken van de sport. Financiële drempels worden zoveel mogelijk weggenomen door inzet van lokale maatschappelijke organisaties zoals het Jeugdfonds Sport & Cultuur

(JFS&C) en andere minimaregelingen. Ook in de lokale sportakkoorden is aandacht voor het thema armoede. 40

Bereik ondersteuning Jeugdfonds Sport & Cultuur

Het Jeugdfonds Sport & Cultuur (JFS&C) maakt sport- en cultuurdeelname mogelijk voor kinderen die in armoede opgroeien. In 2017 waren 248 gemeenten (64%) aangesloten en hebben 60.103 kinderen en jongeren gebruik gemaakt van het fonds om te sporten. In 2019 waren dat 244 gemeenten, wat neerkomt op 69 procent van het totaal aantal gemeenten in Nederland. In 2019 hebben 8.082 intermediairs een aanvraag ingediend en zijn in totaal 81.936 kinderen door het JFS&C financieel ondersteund. Daarvan hebben 68.946 kinderen (84%) gesport (indicator 3.1.1). De meerderheid van deze kinderen heeft de leeftijd van 0-12 jaar (65%) en de overige 35 procent is 12-18 jaar oud. Om zoveel mogelijk kinderen te bereiken, wordt ingezet om de leeftijdsgrenzen van JFS&C en haar partners op te rekken van 4-18 jaar naar 0-21 jaar en in te zetten op (nieuwe) doelgroepen als meisjes, kinderen met een beperking en talenten (zie bijlage B5.1 voor de inspanningen die hierop zijn geleverd).

Volwassenenfonds

Al langere tijd is er behoefte aan een vergelijkbaar fonds als het JFS&C, maar dan gericht op volwassenen. De alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ heeft dan ook een verkenning uitgevoerd naar een

‘algemeen fonds’. Dat heeft uiteindelijk geresulteerd in de oprichting van het Volwassenenfonds dat door Team Sportservice is opgezet en wordt gefaciliteerd. Het fonds moet het voor gemeenten gemakkelijker maken om de circa 1 miljoen volwassenen die in Nederland onder of rond het bestaansminimum leven,

40 Reitsma, M., Pulles, I., Poel, H. van der & Hoogendam, A. (2020). Tussenstand lokale sportakkoorden: inhoudsanalyse en procesevaluatie. Utrecht: Mulier Instituut.

mee te kunnen laten doen aan sport en cultuur. De gemeenten Nieuwkoop en Hillegom fungeerden in 2019 als pilotgemeenten. Naar aanleiding van goede ervaringen in deze pilotgemeenten is het

Volwassenenfonds 27 februari 2020 officieel gelanceerd.

3.2 Verbeteren praktische toegankelijkheid voor potentiële sporters

Om de praktische toegankelijkheid voor potentiële sporters te verbeteren wordt de fysieke toegankelijkheid van sportaccommodaties verbeterd voor mensen die belemmeringen ervaren. Gemeenten en sportaanbieders worden bewust gemaakt van de subsidieregeling ‘Stimulering bouw en onderhoud van sportaccommodaties’ (indicator 3.2.1; zie ook pararaaf 4.4). Daarnaast wordt een toolbox/handreiking

‘Sporthulpmiddelen’ (indicator 3.2.2) aan gemeenten beschikbaar gesteld waarin een actueel overzicht van allerhande hulpmiddelen en goede voorbeelden van individueel maatwerk aangeboden worden. Het doel van dit project is om sporthulpmiddelen tegen een goede prijs-kwaliteitverhouding beter beschikbaar en bereikbaar te maken om zo de sport- en beweegdeelname van mensen met een beperking te stimuleren. De handreiking zal in een aantal pilotgemeenten worden getest. Eind 2021 zullen de pilots afgerond zijn en wordt de handreiking op basis van input uit de pilots aangepast en met gemeenten en andere betrokken partijen gedeeld.

Daarnaast wordt er onderzocht hoe een vervoersvoorziening voor mensen met een beperking, mensen in armoede en ouderen optimaal ingezet kan worden, zodat vervoer (daar waar mogelijk) geen belemmering is voor mensen om te gaan sporten (3.2.3). Er wordt gestreefd naar een integrale aanpak, zowel landelijk als lokaal. Vanwege kans op ongeoorloofde staatssteun is voor het vervoer een Europese aanbesteding uitgezet. Per 1 juli start de nieuwe opdrachtnemer van de vervoersvoorziening voor mensen met een beperking.

Deze projecten worden als projectsubsidies vanuit de nationale lijn gefinancierd (zie ook de projectsubsidies inclusief sporten en bewegen in bijlage B5.1 ). Uiteindelijk is het de bedoeling om het gebruik van deze regelingen en de tevredenheid daarover te monitoren. Op dit moment is alleen informatie beschikbaar over het gebruik van de subsidieregeling ‘Stimulering bouw en onderhoud van sportaccommodaties’.

3.3 Vergroten van de vindbaarheid van landelijke en lokale regelingen

Om de toegankelijkheid tot sport en bewegen te vergroten zetten Kenniscentrum Sport & Bewegen, VSG en de alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ zich in voor het vergroten van de vindbaarheid van beschikbare regelingen. Op bestaande platforms zoals allesoversport.nl wordt een overzicht geboden van regelingen die ingericht zijn op het wegnemen van belemmeringen, zowel financieel als praktisch van aard. Kenniscentrum Sport & Bewegen is bezig om dit overzicht te maken. Lokale regelingen zullen door

VSG onder de aandacht gebracht worden bij buurtsportcoaches en professionals, zodat zij deze lokaal in kunnen zetten.

De voortgang op deze maatregel zal gemonitord worden aan de hand van het aantal bezoekers van de pagina en zaken als herhaalbezoek, leestijd en eventueel tevredenheid of waardering van gebruikers.

Aangezien het overzicht nog niet gereed is, is hierover nog geen informatie beschikbaar.

3.4.3 Samenvatting

In tabel 3.5 wordt de voortgang op de maatregelen schematisch weergegeven. De tabel kleurt nauwelijks groen en vooral oranje, dit heeft er mee te maken dat de maatregelen gedurende een langere periode, veelal tot en met 2021, uitgevoerd zullen worden. Over het algemeen kan gesteld worden dat de uitvoering van de maatregelen loopt. De inzet van buurtsportcoaches voor de GLI bevindt zich nog in de opstartfase, evenals de landelijke vervoersregeling waar een Europese aanbesteding voor uitgezet wordt.

Tabel 3.5 Voortgang inzet maatregelen inclusief sporten en bewegen (juni 2020)

Maatregelen Indicatoren Voortgang*

Doel 1: Inclusief sporten en bewegen wordt door iedereen als vanzelfsprekend ervaren

1.1 De uitvoering van een campagne om 1.1.1 De voorbereidingen zijn bewustwording over ‘inclusief sporten en Bewustwordingscampagne getroffen en de campagne start bewegen’ bij (potentiële) sporters en het (geen officiële indicator) in 2020 werkveld te genereren

1.2 Het agenderen van de thema’s inclusief 1.2.1 Activiteiten bij Het streven is 25% van de sporten, sociale toegankelijkheid en sportverenigingen voor verenigingen in 2021, op dit diversiteit in het werkveld mensen die belemmeringen moment is 19% gerealiseerd ervaren 1.2.2 Aandacht in beleid bij Wordt later dit jaar uitgevraagd sportaanbieders voor mensen die belemmeringen ervaren 1.2.3 Gemeentelijk beleid Ongeveer acht op de tien voor toegang tot sport voor gemeenten heeft sportbeleid kwetsbare groepen gericht op specifieke doelgroepen (geen streefwaarde geformuleerd) 1.2.4 Diversiteitsbeleid op Het streven is 70% sportbonden kaderfuncties bij met diversiteitsbeleid, op dit sportbonden moment is 65% gerealiseerd 1.2.5 Diversiteitsbeleid op Het streven is 40% verenigingen kaderfuncties bij met diversiteitsbeleid, op dit sportverenigingen moment is 19% gerealiseerd

1.3 Het stimuleren en faciliteren van 1.3.1 Monitoren online Online platform niet ingericht kennisuitwisseling over ‘inclusief sporten en platform (gebruik en bewegen’ in samenwerking met en voor het tevredenheid) werkveld 1.3.2 Monitoren Nog geen te monitoren bijeenkomsten (registratie en bijeenkomsten tevredenheid deelnemers)

Doel 2: Regio’s in Nederland zijn versterkt op het gebied van inclusief sporten en bewegen door intensieve

samenwerking in regionale of lokale allianties

2.1 Opzetten, versterken en uitbreiden van 2.1.1 Aanvragen en Momenteel worden 25 lokale en/of regionale samenwerkingen gebruikers samenwerkingsverbanden stimuleringsbudgetten ondersteund

2.2 Opzetten, versterken en uitbreiden van 2.2.1 Aanvragen en 114 aanvragen ingediend, passend sport- en beweegaanbod. gebruikers microbudgetten waarvan 54 zijn toegekend

2.3 Het verleiden en begeleiden van 2.3.1 Inzet 95% van de buurtsportcoaches potentiële sporters naar het sport- en buurtsportcoaches voor (n=100) zet zich in voor beweegaanbod inclusief sporten en bewegen inclusief sporten en bewegen

  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

Vervolg tabel 3.5 Voortgang inzet maatregelen inclusief sporten en bewegen (juni 2020)

Maatregelen Indicatoren Voortgang*

2.3.2 Inzet buurtsportcoaches voor specifieke doelgroepen 2.3.3 Gemeenten met buurtsportcoaches die zich inzetten voor deze groepen 2.3.4 Inzet De helft van de buurtsportcoaches voor buurtsportcoaches (n=100) begeleiding vanuit de GLI geeft aan op enige wijze bij de GLI betrokken te zijn 2.3.5 Aantal modules in MBO Aandacht voor inclusief sporten en HBO sportopleidingen en bewegen wordt op diverse gericht op inclusief sporten manier vormgegeven en bewegen

Doel 3: De sociale, praktische en financiële toegankelijkheid van het sport en beweegaanbod is vergroot

3.1 Het verlagen van financiële drempels voor 3.1.1 Aanvragen Jeugdfonds 69% van de gemeenten is bij het

(potentiële) sporters Sport & Cultuur fonds aangesloten, 68.946

(deelnemende gemeenten, kinderen hebben dankzij het

gebruikersgroepen, fonds gesport

aanvrager, uitputting

budgetten) en oprekken

leeftijdsgrens

3.2 Het verbeteren van de praktische 3.2.1 Subsidieregeling Zie hoofdstuk duurzame toegankelijkheid voor (potentiële) sporters stimulering bouw en sportinfrastructuur onderhoud sportaccommodaties 3.2.2 Inzet Toolbox Bevindt zich in pilotfase sporthulpmiddelen 3.2.3 Landelijke Europese aanbesteding staat uit vervoersregeling (gebruik en tevredenheid)

3.3 Het vergroten van de vindbaarheid van 3.3.1 Gebruik Een overzicht van de regelingen landelijke en lokale regelingen overzichtspagina’s (aantal wordt gemaakt bezoekers, herhaalbezoek, leestijd en evt. tevredenheid) (geen officiële indicator)

  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

Samenvatting en beschouwing

3.5.1 Samenvatting De ambitie van het thema inclusief sporten en bewegen is dat iedere Nederlander een leven lang plezier beleeft aan sporten en bewegen in een inclusieve sport- en beweegomgeving. Hierbij wordt zowel ingezet op bewustwording, het versterken van samenwerking en het verbeteren van de toegankelijkheid van sport en bewegen. In tabel 3.6 wordt de voortgang op de doelen weergegeven. Voor alle doelen geldt dat de organisatie is vormgegeven en de maatregelen volop in uitvoering zijn.

Tabel 3.6 Voortgang maatregelen per doel inclusief sporten en bewegen (juni 2020)

Doel Voortgang*

  • 1. 
    Inclusief sporten en bewegen wordt door - De bewustwordingscampagne gaat dit jaar van start. iedereen als vanzelfsprekend ervaren. - In en bij sportaanbieders, sportverenigingen, sportbonden en gemeentelijk beleid gaat aandacht uit naar inclusief sporten, sociale toegankelijkheid en diversiteit. De hieraan gekoppelde streefwaarden zijn nog niet bereikt.
  • 2. 
    Regio’s in Nederland zijn versterkt op het - Trajecten om lokale en/of regionale samenwerking te gebied van inclusief sporten en bewegen door versterken (stimuleringsbudget) en passend sport- en intensieve samenwerking in regionale of lokale beweegaanbod uit te breiden (microbudget) lopen. allianties. - Buurtsportcoaches worden ingezet om specifieke doelgroepen en (potentiële) sporters te bereiken.
  • 3. 
    De sociale, praktische en financiële - De betreffende regelingen zijn in gebruik of worden toegankelijkheid van sport en bewegen is vormgegeven en getest. vergroot. - Een overzicht van alle beschikbare regelingen wordt gemaakt.
  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

3.5.2 Beschouwing

Reflectie monitoring

Aangezien de maatregelen nog volop in uitvoering zijn, is het nog te vroeg om uitspraken te doen over de mate waarin de doelen van het thema inclusief sporten en bewegen zijn behaald. Het is daarbij belangrijk om te realiseren dat de indicatoren die voor dit thema zijn opgesteld, niet alleen door de inspanningen binnen dit thema worden beïnvloedt, maar dat ook de inspanningen binnen de andere thema’s bijdragen aan de ambitie van een inclusieve sport. Voorbeelden daarvan zijn het ondersteunen van sportaanbieders, het creëren van een positieve sportcultuur en het stimuleren van een beweegvriendelijke omgeving.

De indicatoren die voor dit thema zijn opgesteld kunnen uiteindelijk helpen bij het maken van een inschatting in welke mate de ambitie en doelen gerealiseerd lijken, maar daarbij is het al dan niet behalen van deze ambitie ook afhankelijk van de mate van inclusiviteit van de andere thema’s van het sportakkoord.

Kijkend naar de indicatoren voor het thema inclusief sporten en bewegen dan is niet voor alle doelen een indicator geformuleerd (zie eerdere tabel 3.1) en zegt een deel van deze indicatoren meer over de overkoepelende ambitie dan over de doelen. Om uiteindelijk uitspraken te kunnen doen over het al dan niet realiseren van de doelen is het van belang dat de doelen SMART geformuleerd zijn. Dat is nu nog niet altijd het geval: wanneer wordt inclusief sporten en bewegen door iedereen als vanzelfsprekend ervaren? ‘Iedereen’ duidt op iedereen en dus 100% van de burgers in Nederland, alle sport- en beweegaanbieders en alle sportbesturen. Is dat ook wat met dit doel wordt beoogd? Het gaat hier om een moeilijk meetbaar lange termijn effect. Het vraagstuk van bewustwording lijkt met deze monitor alleen te kunnen worden beantwoord op het niveau van de maatregelen: welke maatregelen zijn er genomen om bewustwording te creëren (proces) en hoeveel procent van de partijen heeft iets gedaan dat gericht is op het stimuleren van bewustwording?

De procesindicatoren zijn gekoppeld aan de maatregelen. Deze indicatoren zijn vooral van belang in het kader van lerend beleid en bieden de mogelijkheid om waar nodig het proces rond de uitvoering van de maatregelen bij te sturen. Daarnaast bieden deze indicatoren de mogelijkheid om uitspraken te doen over de uitvoering, afronding en het succes van de maatregelen. Met deze monitor wordt geconcludeerd dat de uitvoering van de maatregelen is opgestart en loopt.

Beschouwing proces

Daarnaast beschouwen we in welke mate de uitvoering van het thema inclusief sporten en bewegen aan de voorwaarden (borging, presterend, veerkrachtig, verbindend) voldoet om als ‘publiek waardevol’ te mogen worden beschouwd (zie paragraaf 1.3). Het uitvoeringsteam, bestaande uit de uitvoeringspartners

VSG, NOC*NSF, VWS en de voorzitter van de alliantie ’Sporten en bewegen voor iedereen’, is nog steeds actief. De betrokken partijen nemen hun verantwoordelijkheid en voeren de acties en maatregelen uit waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Daarnaast is met de alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ een netwerk gevormd dat gezamenlijk kan zorgdragen voor de voortzetting van activiteiten. Het algemene karakter van het thema spreekt aan en leidt tot extra beleidsinzet en nieuwe initiatieven (borging). Deze initiatieven zijn echter zeer divers van aard en veelal impliciet of expliciet op een of enkele specifieke groepen gericht (o.a. mensen met een beperking en/of ouderen en/of mensen in armoede). Het vergroten van de inclusie voor specifieke groepen vraagt ook om specifieke aandacht en inzet en wordt niet zonder meer bereikt door te streven naar meer inclusie voor iedereen.

Met het thema inclusief sporten en bewegen wordt expliciet ingezet op het toegankelijker maken van sport en bewegen voor iedereen en tegengaan van ervaren belemmeringen en het vergroten van de sociale diversiteit in de organisatie van sport. Maar mede vanwege uitdagingen op vlak van volksgezondheid (o.a. overgewicht, stijgende zorgkosten) moet (extra) lokale inzet op sport en bewegen veelal gelegitimeerd worden vanuit ‘sport als middel’ principe. Mede daarom ligt het accent vooral op sportstimulering van zogenoemde ‘ondervertegenwoordigde’ doelgroepen en minder op ‘culturele’ aspecten zoals het tegengaan homonegativiteit en racisme en op het vergroten van de diversiteit in kaderfuncties. In het beleid en de activiteiten van enkele alliantiepartners gaat hier aandacht naar uit, maar in de uitvoering bij gemeenten, bonden en sportverenigingen lijkt dit in mindere mate het geval. Dit strookt nog niet helemaal met de gedachte van inclusiviteit, al moeten de inspanningen binnen de thema’s vitale sport- en beweegaanbieders en positieve sportcultuur hier uiteindelijk ook aan bijdragen (presterend).

De doelen zijn veelal gericht op meer bewustwording en samenwerking, wat relatief geringe ‘harde output’ oplevert. De veelzijdigheid in het thema en het grote aantal alliantiepartners, levert enerzijds veel energie en draagt bij aan een veelheid aan opbrengsten, zowel inclusief breed als voor specifieke groepen, maar vertroebelt ook het zicht op daadwerkelijke, duurzame ontwikkelingen in proces en uitkomsten. Zo geven gemeenten en sportaanbieders aan zich in te zetten op het vergroten van de toegankelijkheid van sport en bewegen voor een groot aantal doelgroepen, maar is nog onduidelijk in hoeverre dit gebeurt met voldoende specifieke expertise, financiële middelen en concrete acties om de betreffende groepen ook allemaal daadwerkelijk meer te includeren in de deelname en organisatie van sport en bewegen.

Met een eerste evaluatie van de inspanningen die afgelopen jaar door de alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ zijn geleverd is een proces ingericht waarin ‘gezamenlijk leren’ voorzien is (veerkrachtig). Deze evaluatie heeft vooralsnog geen noodzaak tot een koerswijziging blootgelegd, maar er zijn wel een aantal speerpunten voor komend jaar geformuleerd. De partijen uit de alliantie zijn veelal belangenbehartigers van specifieke vormen van het bevorderen van inclusie en zijn daarbij voornamelijk afhankelijk van subsidies, sponsorgelden en giften. Zowel voor landelijke regelingen (bijv. het stimuleringsbudget uit paragraaf 3.4.2) als voor lokale regelingen geldt dat de organisaties ook deels elkaars concurrenten zijn. Beschikbare budgetten zijn immers beperkt. Toch werken zij gezamenlijk aan de ambitie en wordt deze ook breed gedragen (verbindend). De discussie over inclusie doet de betrokken organisaties realiseren dat de aanpak die zij hanteren of het aanbod dat zij hebben ontwikkeld voor hun doelgroep ook geschikt is voor doelgroepen van andere organisaties en voor deze groepen opengesteld kan worden. Hier zullen de komende periode stappen in gemaakt gaan worden.

Al met al kunnen we concluderen dat de manier waarop het thema wordt uitgevoerd op weg lijkt om

‘publiek waardevol’ te zijn. Op dit moment ontbreekt het inzicht nog of de doelgroepen van het thema, ‘het publiek’ de acties zelf ook als waardevol ervaart. Het zou erg waardevol kunnen zijn om bijvoorbeeld mensen in armoede, ouderen en mensen met een beperking of aandoening te bevragen of zij iets merken van de inspanningen binnen het thema inclusief sporten en bewegen en wat volgens hen noodzakelijk is om bewustwording over inclusief sporten en bewegen te realiseren.

  • 4. 
    Duurzame sportinfrastructuur

    Inleiding

    Binnen het thema duurzame sportinfrastructuur is aandacht voor de beweegvriendelijke omgeving, exploitatievraagstukken, gebruik van sportaccommodaties en de bijdrage aan de duurzaamheidsdoelstellingen. De aandacht voor de sportinfrastructuur komt voort uit de noodzaak van ruimte om te kunnen sporten en bewegen en het aandeel van het sportbudget dat naar sportaccommodaties gaat. Daarnaast wordt verondersteld dat mensen met behulp van een aantrekkelijke en uitnodigende fysieke omgeving kunnen worden aangezet tot sporten en bewegen. Een efficiënte en effectieve inrichting van de sportinfrastructuur is een belangrijke pijler van de duurzame sportinfrastructuur. De exploitatietekorten op sportaccommodaties, verschillen in mate van gebruik en vraagtekens over de mate van toegankelijkheid zijn een aantal aanleidingen om dit op te nemen in het sportakkoord.

    Om aan te haken op de Omgevingswet, waarin aandacht is voor een gezondheid bevorderende leefomgeving, heeft de beweegvriendelijke omgeving ook een plek gekregen in dit thema. Daarbij speelt ook mee dat sportdeelname vaker plaats heeft buiten de officiële sportaccommodaties in de openbare ruimte.

    Een laatste thema dat in dit thema een plek heeft gekregen is duurzaamheid. Hierbij worden de doelstellingen die voortvloeien uit het Klimaatakkoord ingebed. Ook de sportsector moet namelijk bijdragen aan deze doelstellingen. Hierbij sluit het sportakkoord grotendeels aan op de routekaart die voor de sport werd ontwikkeld met aandacht voor de energetische waarde van het sportvastgoed, circulariteit (afval kunstgrasvelden) en milieuvriendelijk beheer van sportvelden.

    Ambitie, doelen en indicatoren

    4.2.1 Samenhang ambitie, doelen en indicatoren De ambitie van het thema duurzame sportinfrastructuur is om Nederland te voorzien van een functionele, goede en duurzame sportinfrastructuur. Daarbij wordt de exploitatie van sportaccommodaties sterk verbeterd, de openbare ruimte beweegvriendelijk ingericht en zijn alle sportaccommodaties straks duurzaam.

    Na de vaststelling van het sportakkoord zijn de doelen van het thema duurzame sportinfrastructuur aangepast. Deze aanpassingen kwamen tot stand tijdens het ontwikkelen van de routekaart, waar partijen samen tot inzichten kwamen dat andere maatregelen en doelen beter aansloten bij de gezamenlijke ambities en in de praktijk beter tot zijn recht kwamen. Zie tabel 4.1 voor een overzicht van de ambitie, doelen en indicatoren voor dit thema.

Tabel 4.1 Ambitie, doelen en indicatoren duurzame sportinfrastructuur

Ambitie: Nederland voorzien van een functionele, goede en duurzame sportinfrastructuur. De exploitatie van sportaccommodaties wordt sterk verbeterd, de openbare ruimte wordt beweegvriendelijk ingericht en alle sportaccommodaties zijn straks duurzaam.

  Indicator Stand van zaken Doel 1: Verduurzaming van het sportvastgoed in het verlengde van de Klimaatafspraken

  Energieverbruik sportaccommodaties* € 3,5 voor een CO 2 - reductie van 95% is in de miljard komende 30 jaar een extra € 3,5 miljard nodig

Bron: CFP Green Buildings & Mulier Instituut, 2019

Ingediende en toegekende aanvragen 2.615 ingediend verduurzaming en verbetering 1.467 goedgekeurd toegankelijkheid sportaccommodaties (bosa) 472 in behandeling

676 niet goedgekeurd

DUS-I, 2019/2020

Meetjaar: 2019

Nieuwe cijfers beschikbaar in: juni 2020

Doel 2: Sportvelden worden zoveel mogelijk milieuvriendelijk beheerd

  Aantal kunstgrasvelden en te vervangen velden Totaal aantal kunstgrasvelden/banen in 2020 1.453 voetbal

898 hockey 126 korfbal 5.631 tennis Verwacht aantal te vervangen/renoveren kunstgrasvelden in 2020 190 voetbal 53 hockey

Database SportAanbod (DSA), Mulier Instituut 2019

Kiwa ISA Sport, 2020

Uitbannen gewasbeschermingsmiddelen op en - Goede stap gezet met de GDS qua rond sportvelden bewustwording, nu zaak om kennis binnen de sector te bundelen om hieruit tot een plan te komen

Doel 3: Nederland wordt beweegvriendelijker

Beweegvriendelijke omgeving* 2.61 Jaarrapport Duurzame Sportinfrastructuur 2019,

Mulier Instituut Meetjaar: 2018

Nieuwe cijfers beschikbaar in: medio 2020

Vervolg tabel 4.1 Ambitie, doelen en indicatoren duurzame sportinfrastructuur

  Indicator Stand van zaken

  Aandacht voor thema’s sport en 35 afgeronde omgevingsvisies. bewegen in opgestelde omgevingsvisies Verschillende invullingen van thema’s. Meeste gemeenten kiezen voor een langdurig participatietraject met betrokken partijen.

Mulier Instituut, 2020

Meetjaar: 2020

  Openbaar toegankelijke schoolpleinen - Monitor School en Sport

Doel 4: Exploitatietekorten van sportaccommodaties worden kleiner

  Uitgaven aan sportaccommodaties door € 799 gemeentelijke netto-uitgaven aan sportaccommodaties gemeenten miljoen bedroegen in 2018 € 799 miljoen (74% van alle

sportuitgaven)

Monitoring sportuitgaven gemeenten 2018, Mulier Instituut,

2019

Meetjaar: 2018.

Nieuwe cijfers beschikbaar in: eind 2020

  Kosten sportaccommodaties SPUK € 227 in 2019 is voor € 227 miljoen subsidie aangevraagd miljoen door gemeenten. € 142 miljoen daarvan (55%)

bestemd voor nieuwbouw, renovatie of onderhoud sportaccommodaties.

DUS-I, 2020.

Meetjaar: 2019

Doel 5. Gebruik van sportaccommodaties neemt toe

  Open sportparken - Verenigingspanel & VSG-panel zijn begin 2020 bevraagd over dit onderwerp. Resultaten worden eind 2020 gepresenteerd.

4.2.2 Reflectie op doelen en indicatoren

Een aantal doelen heeft geen geformuleerd einddoel, wat het opzetten van het proces lastig maakt.

Hierdoor zijn een aantal doelen meer naar de achtergrond geschoven en hebben die in de afgelopen periode geen of weinig aandacht gehad.

De verduurzaming van sportaccommodaties is nu zo opgesteld, dat het gelijk loopt met de doelen van het

Klimaatakkoord. De volgende subdoelen horen hierbij:

  • 1. 
    In 2050 moeten alle sportaccommodaties CO2-arm zijn, dat betekent een CO2-reductie van 95 procent ten opzichte van 1990.
  • 2. 
    In 2030 moet 49 procent CO2- reductie gerealiseerd zijn ten opzichte van 1990.
  • 3. 
    In 2050 voldoen alle sportaccommodaties aan de op te stellen norm voor energieprestatie. Via deze weg loopt de verduurzaming van de sportsector gelijk met andere sectoren.

Het milieuvriendelijk maken van sportveldbeheer komt voort uit de Green Deal Sportvelden (GDS). De looptijd van de GDS bleek in de praktijk niet haalbaar en is voor verdere uitvoering en monitoring meegenomen in de routekaart.

De beweegvriendelijkheid wordt (deels) via de Kernindicator Beweegvriendelijke Omgeving (KBO) gemonitord. De verwoording van het doel laat een kennisbehoefte zien in de ontwikkeling van de beweegvriendelijke omgeving door de tijd heen. Dit wordt inmiddels meegenomen in discussie over de doorontwikkeling van de KBO.

Het doel ‘exploitatietekorten van sportaccommodaties worden kleiner’ heeft geen uitgesproken einddoel. Dit doel is daarmee naar de achtergrond geschoven en hierop is beperkte inspanning geleverd. Dit geldt ook voor het doel ‘gebruik van sportaccommodaties neemt toe’.

Aanpak

4.3.1 Beschrijving aanpak

Routekaart Verduurzaming Sport

Op 23 januari 2020 werd door gemeenten, provincies, de Rijksoverheid, NOC*NSF, het platform ondernemende sportaanbieders en andere ondersteunende partijen de routekaart verduurzaming sport ondertekend. In de routekaart worden door betrokken partijen afspraken gemaakt om tot de gewenste en noodzakelijke resultaten te komen. De monitoring van de duurzame sportinfrastructuur sluit hiermee aan op het volgen van de vorderingen op de routekaart. Hierbij was de eerste stap om de uitgangsituatie in beeld te brengen, resulterend in een 0-meting van de routekaart. In opdracht van het ministerie van VWS heeft RvO een SBIR 41 - oproep voor milieuvriendelijke sportvelden opgezet.

Beweegvriendelijke omgeving

Voor het monitoren van de beweegvriendelijke omgeving in Nederland is het nodig om de KBO verder te ontwikkelen tot een instrument dat niet alleen vergelijking tussen gemeenten mogelijk maakt (zoals nu het geval is), maar ook door de tijd heen de ontwikkeling binnen een gemeente in beeld kan brengen. Hiermee wordt inzichtelijk in welke mate Nederland beweegvriendelijker is geworden. Voor de doorontwikkeling is een klankbordgroep geformeerd met onder andere VSG, CROW, CBS, RIVM,

Kenniscentrum Sport & Bewegen en VWS.

Voor de opgave binnen de beweegvriendelijke omgeving is een uitvoeringsteam buitenruimte geformeerd dat zich bezig houdt met de campagne buitenruimte. De campagne buitenruimte bestaat uit een verzameling activiteiten met betrekking tot sporten in de buitenruimte, die zijn belegd bij het uitvoeringsteam buitenruimte. De betrokken partijen bij de campagne buitenruimte zijn de VSG, NOC*NSF (specifiek Sportvisserij), Kenniscentrum Sport & Bewegen, VWS, CROW en het Mulier Instituut.

In de aanpak is veel aandacht voor de onderbouwing van beleid en het toepassen van werkende principes. Om dit mogelijk te maken wordt in de aanpak ingezet op kennisontwikkeling. Dit krijgt onder andere vorm door een literatuurstudie naar werkzame elementen van de beweegvriendelijke omgeving. Bij deze

68 Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut literatuurstudie is aandacht voor configuraties van context-mechanism-output om een goed onderbouwd beeld te kunnen geven van effectieve maatregelen op basis van de literatuur.

Exploitatietekorten van sportaccommodaties

Op het gebied van het in beeld brengen van de huidige situatie van bestaande exploitatietekorten van sportaccommodaties is tot nu toe een beperkte inspanning geleverd. Dit komt vooral omdat andere thema’s, zoals het verduurzamen van het sportvastgoed, meer aandacht hebben gekregen.

Het Mulier Instituut heeft in 2019 een verkennende studie naar verschillende exploitatievormen uitgebracht. Hierin wordt gezegd dat er een goed overzicht moet komen van de exploitatievormen van sportaccommodaties in Nederland om verbetering mogelijk te kunnen maken. In de routekaart hebben gemeenten de taakstelling gekregen om de eigendoms- en investeringsverhoudingen bij sportaccommodaties binnen hun grenzen in kaart te brengen.

Exploitatietekorten van gemeentelijke sportaccommodaties worden gevolgd via de IV3-staten. In 2018 gaven gemeenten circa 64 euro per inwoner uit aan sport. Hiervan kwam 47 euro ten goede van sportaccommodaties. Van de 47 euro die gemeenten per inwoner aan sportaccommodaties uitgeven, gaat 12 euro naar interne exploitatie en 13 euro naar externe exploitatie.

Gebruik van sportaccommodaties neemt toe

In het sportakkoord wordt nadruk gelegd op het belang van open sportparken om het gebruik van sportaccommodaties toe te laten nemen. Denk hierbij aan het geven van bewegingsonderwijs op sportvelden die overdag niet gebruikt worden en het openstellen voor gebruik door wijkbewoners. In het begin van 2020 zijn onder gemeenten en sportverenigingen vragenlijsten uitgezet om te achterhalen in hoeverre er nu open sportparken in Nederland zijn en hoe betrokken partijen hiermee omgaan. Eind 2020 worden de resultaten van het onderzoek gepubliceerd.

4.3.2 Proces aanpak

In het monitoringsplan van het sportakkoord zijn geen procesindicatoren benoemd om de uitrol van de aanpak duurzame sportinfrastructuur te volgen. Niettemin zijn er een aantal relevante zaken te vermelden.

Projectsubsidies en innovatiechallenges duurzame sportinfrastructuur

Binnen het thema duurzame sportinfrastructuur worden door VWS projectsubsidies verleend: de subsidieregelingen specifieke uitkering stimulering sport (SPUK), stimulering bouw en onderhoud van sportaccommodaties (BOSA) en Small Business Innovator Research (SBIR) kunstgras en de campagne buitenruimte (zie bijlage B4.1 voor een totaaloverzicht met projectsubsidies). Deze projectsubsidies en het gebruik ervan worden in paragraaf 4.4.2 nader toegelicht. VWS gaat een subsidie onderzoek via een SIA-call opzetten en in 2020 laten uitvoeren. De call wordt afgestemd met de experts op het thema beweegvriendelijke omgeving.

Via de nationale lijn zijn twee innovatiechallenges uitgezet voor het thema duurzame sportinfrastructuur: ‘beter toegankelijke speelplekken’ en ‘samen spelen met een beperking’. De eerstgenoemde challenge is niet aan een van de deelnemende partijen toegekend, omdat de jury de opschaalbaarheid miste die ervoor kon zorgen dat dit soort projecten ook landelijk de gewenste impact konden hebben. In 2018 is een challenge ‘duurzaamheid’ uitgezet, de innovaties die daaruit naar voren kwamen gaan inmiddels richting afronding. Zie bijlage B4.2 voor een beschrijving van deze challenges.

Lokale sportakkoorden en het thema duurzame sportinfrastructuur

Het thema duurzame sportinfrastructuur is in 21 van de eerste 39 lokale sportakkoorden benoemd en uitgewerkt. 42 Uit de analyse van de tot nu toe gesloten sportakkoorden blijkt dat de onderdelen van de sportinfrastructuur die in het nationaal akkoord worden genoemd, ook in de lokale sportakkoorden aandacht krijgen. Daarbij wordt vooral veel over accommodaties gesproken. De termen route, natuur en beweegvriendelijk worden relatief vaak genoemd onder het thema duurzame sportinfrastructuur. Dit zijn onderwerpen die aansluiten bij de openbare ruimte. De nationale ambitie om de openbare ruimte aantrekkelijker te maken om in te sporten en bewegen, lijkt op sommige plekken ook lokaal een aandachtspunt te zijn. Mogelijk was dit al een aandachtspunt in lokaal gemeentelijk beleid, waar het lokaal sportakkoord op aansluit.

4.3.3 Samenvatting

De aanpak om de verschillende doelen te bereiken verschilt per doel. Doelen 1 (verduurzaming sportvastgoed) en 2 (milieuvriendelijk beheer sportvelden) zijn ondergebracht in de routekaart, waarin door betrokken partijen concrete afspraken zijn gemaakt om het doel te bereiken. Doel 3

(beweegvriendelijke omgeving) wordt gecoördineerd vanuit de klankbordgroep en campagneteam buitenruimte. Voor doelen 4 (exploitatietekorten sportaccommodaties) en 5 (beter gebruik sportaccommodaties) is de aanpak nog niet gedefinieerd. Vanuit het ministerie van VWS worden verschillende projectsubsidies verleend en challenges uitgezet om de duurzame sportinfrastructuur te stimuleren.

Maatregelen

4.4.1 Samenhang doelen, maatregelen en procesindicatoren

Om de vijf doelen van het thema duurzame sportinfrastructuur te realiseren, is voor elk doel een aantal maatregelen uitgewerkt. De voortgang van deze maatregelen worden gevolgd middels een aantal procesindicatoren. In tabel 4.2 staat een overzicht van deze maatregelen en procesindicatoren.

Tabel 4.2 Doelen, maatregelen en procesindicatoren duurzame sportinfrastructuur

Maatregelen Procesindicatoren

Doel 1: Verduurzaming van het sportvastgoed in het verlengde van de Klimaatafspraken

1.1 Uitgangspositie duurzaamheid bij 1.1.1 Nulmeting energetische waarde sportvastgoed sportaccommodaties wordt in beeld gebracht

1.2 Sportbonden en -verenigingen 1.2.1 NOC*NSF heeft 500 ondersteuningstrajecten gestart verduurzamen accommodaties voor verduurzaming sportverenigingen 1.2.2 Verduurzaming wordt opgenomen on Kwaliteitszorgsysteem Sportaccommodaties van NOC*NSF 1.2.3 Sportverenigingen en -stichtingen kunnen via bosa subsidie krijgen voor duurzaamheids- en toegankelijkheidsmaatregelen

1.3 Gemeenten verduurzamen accommodaties 1.3.1 Duurzaamheidstour VSG

42 Reitsma, M., Pulles, I., Poel, H. van der & Hoogendam, A. (2020). Tussenstand lokale sportakkoorden: inhoudsanalyse en procesevaluatie. Utrecht: Mulier Instituut.

Vervolg tabel 4.2 Doelen, maatregelen en procesindicatoren duurzame sportinfrastructuur

Maatregelen Procesindicatoren Doel 2: Sportvelden worden zoveel mogelijk milieuvriendelijk beheerd

2.1 VWS roept bedrijfsleven op om innovaties 2.1.1 SBIR- oproep milieuvriendelijke sportvelden te doen

2.2 Huidige stand van zaken van 2.2.1 Vragenlijst wordt uitgezet onder beheerders milieuvriendelijk sportveldbeheer wordt in beeld gebracht

Doel 3: Nederland wordt steeds beweegvriendelijker

3.1 Huidige stand van zaken van de 3.1.1 Doorontwikkeling KBO beweegvriendelijke omgeving wordt in beeld gebracht

3.2 Kennis van beweegvriendelijke omgeving 3.2.1 Literatuurstudie naar werkzame elementen wordt opgedaan voor implementatie in beleid beweegvriendelijke omgeving

3.3 Lokaal beleid m.b.t. beweegvriendelijke 3.3.1 Analyse omgevingsvisies omgeving wordt geëvalueerd

3.4 Belang van beweegvriendelijke omgeving 3.4.1 Campagne buitenruimte wordt onder de aandacht gebracht

Doel 4: Exploitatietekorten van sportaccommodaties worden kleiner

4.1 Huidige situatie van 4.1.1 Gemeenten brengen eigendoms- en exploitatieverhoudingen van investeringsverhoudingen sportaccommodaties in beeld sportaccommodaties wordt in beeld gebracht 4.1.2 Gemeentelijke uitgaven aan sport(accommodaties) worden gemonitord via IV3-staten

4.2 VWS helpt gemeenten met 4.2.1 Gemeenten kunnen via SPUK subsidie krijgen voor exploitatiekosten van sportaccommodaties investeringen in hardware en exploitatiekosten van sportaccommodaties

Doel 5: Gebruik van sportaccommodaties neemt toe

5.1 Huidige stand van zaken omtrent gebruik 5.1.1 Open sportparken worden in beeld gebracht van sportaccommodaties wordt in beeld gebracht

4.4.2 Procesindicatoren maatregelen

In deze paragraaf wordt de stand van zaken voor de verschillende maatregelen aan de hand van de procesindicatoren geschetst.

Doel 1: Verduurzaming van het sportvastgoed in het verlengde van de klimaatafspraken

1.1 Uitgangspositie duurzaamheid bij sportaccommodaties wordt in beeld gebracht

In het voorjaar van 2019 heeft het Mulier Instituut in samenwerking met CFP Green Buildings een nulmeting uitgevoerd naar de energetische waarde van het Nederlands sportvastgoed (indicator 1.1.1). De meting is gedaan op basis van energiescans van sportaccommodaties die werden aangeleverd door verschillende provincies, gemeenten en ondersteuningsorganisaties. Op basis van de DSA zijn de uitkomsten van deze scans doorgerekend op het totale aantal sportaccommodaties in Nederland, naar type. Bij bijzondere locaties, zoals ijsbanen, zijn locatiebezoeken gepleegd om inzicht te verkrijgen in dit type accommodatie. Vervolgens is gebruik gemaakt van de instrumenten van CFP voor de kosten en opbrengsten van noodzakelijke duurzaamheidsmaatregelen. De eerste versie van de nulmeting heeft een plek in het Jaarrapport Duurzame Sportinfrastructuur 2019 43 . Hierna is deze bijgesteld op basis van afspraken die het Planbureau voor de Leefomgeving heeft gemaakt met vertegenwoordigers van de verschillende sectoren voor de Routekaart Verduurzaming Sport. De bijstelling heeft plaatsgevonden omdat de gehanteerde uitgangspunten voor de verschillende sectoren een beperkte vergelijkbaarheid hadden. De geüpdatete cijfers zijn gepubliceerd in de Routekaart Verduurzaming Sport. Hieruit blijkt dat om tot een CO2- reductie van 95 procent te komen, in de komende 30 jaar een extra financiële inspanning van € 3,5 miljard aan verduurzamingsmaatregelen nodig is. Ongeveer 90 procent van de investeringen heeft betrekking op zwembaden, fitnesscentra, sporthallen en voetbalaccommodaties. Hierin zijn geen kosten voor onderhoud en reguliere renovaties opgenomen. Ook de kosten voor energieopslag zijn niet meegenomen in de berekeningen, omdat deze technologie sterk in ontwikkeling is. Het duurzaam opwekken van elektriciteit en warmte door zonnepanelen en -collectoren wordt flink gewaardeerd. Dit is nodig om het wegvallen van aardgas als energiedrager te kunnen compenseren.

De belangrijkste duurzaamheidsmaatregelen zijn het installeren van zonnepanelen en warmtepompen en het verbeteren van de dakisolatie (figuur 4.1). Samen zorgen deze maatregelen voor een besparing van 70 procent op het energieverbruik van het sportvastgoed. Daarnaast is het vervangen van traditionele veldverlichting door led een voor de hand liggende besparingsmaatregel voor buitensportaccommodaties. Dit sluit aan bij de maatregelen die door verenigingen en gemeenten worden uitgevoerd om energie te besparen (zie verderop in dit hoofdstuk).

43 Hoekman, R., Ruikes, D. & Davids, A. (red.) (2019). Jaarrapport Duurzame Sportinfrastructuur 2019.

Utrecht: Mulier Instituut.

Figuur 4.1 Totale investeringen per maatregel (mln. €) (links), besparingen per maatregel per jaar (mln. €) (midden), terugverdientijd per maatregel in jaren (rechts )

Zonnepanelen € 1.142 Zonnepanelen € 161 Zonnepanelen 7,1

Warmtepomp € 676 Warmtepomp € 67 Warmtepomp 10,0

Dakisolatie € 572 Dakisolatie € 51 Dakisolatie 11,2

Gevelisolatie € 476 Gevelisolatie € 41 Gevelisolatie 11,6

Ledverlichting € 332 Ledverlichting € 45 Ledverlichting 7,4

HR++ glas € 166 HR++ glas € 8 HR++ glas 21,6

Zonnecollecto

ren € 150 Zonnecollectoren € 16 Zonnecollectoren 9,6

Elektrische

boilers € 56 Elektrische boilers € 15 Elektrische boilers 3,8

Warmtenet € 27 Warmtenet € - Warmtenet 0,0

Bron: CFP Green buildings & Mulier Instituut, 2019.

1.2 Sportbonden en -verenigingen verduurzamen accommodaties In het voorjaar van 2019 heeft het Mulier Instituut gevraagd naar duurzaamheid(sbeleid) bij sportverenigingen. 45 procent van de sportverenigingen gaf daarbij aan in de afgelopen drie jaar geïnvesteerd te hebben in energiebesparende maatregelen of duurzame energieopwekking. Vooral verenigingen die over een eigen accommodatie en kantine beschikken hebben in de afgelopen drie jaar geïnvesteerd. Energiebesparende maatregelen zijn het populairst; 42 procent van de sportverenigingen heeft maatregelen getroffen die in die categorie te scharen zijn. 14 procent van de sportverenigingen heeft geïnvesteerd in duurzame energieopwekking. Drie van de vier populairste maatregelen zijn investeringen die verband houden met ledverlichting: binnenverlichting, buitenverlichting en sportveldverlichting (figuur 4.2).

Figuur 4.2 Maatregelen waar sportverenigingen de afgelopen 3 jaar in geïnvesteerd hebben (bevraagd in 2019) (% sportverenigingen, n=190)

0 20 40 60 80 100

Ledverlichting binnen 60

Ledverlichting buiten 31

Zonnepanelen 30

Led sportveldverlichting 25

Isolatie wand, vloer en/of dak 17

Vervangen glas (incl. aanpassen kozijn) 7

Zonnecollectorsysteem 7

Warmtepomp 4

Warmtepompboiler 3

Direct gasgestookte condenserende boiler 3

Direct gasgestookt condenserend

warmwaterdoorstroomtoestel 1

Warmteterugwinning 1

Anders 11

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, voorjaar 2019.

Het vaakst genoemde argument (56%, figuur 4.3) van verenigingen voor het investeren in een energiebesparende maatregel of duurzame opwekking van energie is directe kostenbesparing. Daarnaast is voor verenigingen het natuurlijke vervangmoment een mooie gelegenheid om een energiebesparende maatregel door te voeren. Vooral bij kleine verenigingen speelt de mogelijkheid tot subsidie of een andere financiële regeling een rol.

Figuur 4.3 Belangrijkste argument van sportverenigingen om te investeren in energiebesparende maatregelen of duurzame opwekking (% sportvereniging, n=190)

1 Directe kostenbesparing

4 3 2 Omdat de accommodatie/kantine toch 8 aan vernieuwing toe is

Subsidie of financiële regeling

Het is beter voor het milieu 9

Druk vanuit leden 56

Druk vanuit instanties zoals overheid of sportbonden

16 Anders

Weet ik niet

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, voorjaar 2019.

Verduurzaming sportverenigingen en sportaccommodaties

NOC*NSF heeft een landelijk netwerk van adviseurs dat sportverenigingen bijstaat bij het verduurzamen van de vereniging. Via dit netwerk zijn energiescans bij sportverenigingen afgenomen en verzameld. De uitkomsten van ongeveer 600 energiescans zijn geanonimiseerd beschikbaar gesteld voor analyse (indicator 1.2.1). Een uitgebreide analyse van de energiescans bij sportverenigingen volgt in het jaarrapport 2020 dat later dit jaar verschijnt. NOC*NSF geeft aan ongeveer 500 ondersteuningstrajecten te zijn gestart.

NOC*NSF en de sportbonden gaan verduurzaming opnemen als integraal onderdeel van het optimalisatieproces van het Kwaliteitszorgsysteem Sportaccommodaties. Deze zal diverse zaken gaan omvatten, zoals energiebesparing, gewasbescherming, circulariteit en milieuschade. NOC*NSF heeft de eerste stappen gezet om in de financiering van de bonden de voorwaarde op te nemen dat verenigingen die een eigen accommodatie bezitten een plan van aanpak voor verduurzaming opstellen (indicator 1.2.2). Daarnaast gaan sportbonden in de verenigingsondersteuning verduurzaming integraal opnemen of sluiten zich aan bij het hierboven genoemde netwerk van adviseurs.

Stimulering bouw en onderhoud van sportaccommodaties

Via de bosa (stimulering bouw en onderhoud van sportaccommodaties) kunnen sportverenigingen en – stichtingen 20 procent van de kosten voor sportaccommodaties en activiteiten als subsidie aanvragen bij het ministerie van VWS. Daarbij kan voor een energiebesparende maatregel of een maatregel die de toegankelijkheid van de accommodatie verbetert een extra 15 procent subsidie worden verstrekt. Het oorspronkelijke budget voor 2019 bedroeg € 87 miljoen, maar dit is later bijgesteld naar € 80 miljoen. Hierbij is € 7 miljoen overgeheveld naar de regeling specifieke uitkering stimulering sport (SPUK), vanwege de overvraging op deze regeling en de aanvragen van sportbedrijven binnen de SPUK. Voor het jaar 2019 zijn in totaal 2.615 aanvragen gedaan voor een bedrag van bijna € 113 miljoen (indicator 1.2.3). Meer dan de helft (56%) van de aanvragen is goedgekeurd (verleend of vastgesteld). De goedgekeurde aanvragen zijn samen goed voor bijna € 72 miljoen. Een verleende subsidie is bestemd voor een activiteit die door de aanvrager al is uitgevoerd, bij een vastgestelde aanvraag moet de betreffende activiteit nog plaatsvinden en worden betaald.

Tabel 4.3 Bosa-aanvragen voor het jaar 2019 naar status, uitgesplitst naar soorten subsidieregelingen (in aantal aanvragen en euro’s x 1.000)

Aantal aanvragen Duurzaamheid en toegankelijkheid Overig Totaal Vastgesteld 728 3.186 6.375 9.561 Verleend 739 21.610 40.688 62.297

Afgewezen 255 3.005 3.568 6.573 Buiten behandeling 128 2.285 8.500 10.785 Ingetrokken 293 3.604 13.050 16.654

In behandeling 472 2.314 4.759 7.073

Totaal 2.615 36.003 76.940 112.943 Bron: DUS-I, 2020. Bewerking: Mulier Instituut.

De bosa-regeling is met ingang van 2020 aangepast. De aanvullende subsidie voor duurzaamheids- of toegankelijkheidsmaatregelen is nu 10 procent, waar dit eerder 15 procent was. Het subsidieplafond voor 2020 is € 87 miljoen, waarvan ongeveer € 14 miljoen per 23 april is aangevraagd. Gegevens op verder detailniveau zijn nog niet beschikbaar. Deze worden gepresenteerd in het Jaarrapport Duurzame

Sportinfrastructuur 2020 in het najaar.

1.3 Gemeenten verduurzamen accommodaties

Uit een peiling bij gemeenten in het najaar van 2019 blijkt dat zeven op de tien gemeenten in de afgelopen twee jaar één of meer energiebesparende maatregelen hebben doorgevoerd bij gemeentelijke sportaccommodaties. Het gaat hierbij vooral om het toepassen van ledverlichting en het plaatsen van zonnepanelen en/of zonnecollectoren. Daarnaast hebben bijna alle gemeenten lokale sportverenigingen geholpen met het verduurzamen van sportaccommodaties. Het betreft hierbij met name het attenderen van verenigingen op relevante subsidies en regelingen. Ongeveer de helft van de gemeenten biedt ook hulp of begeleiding bij het aanvragen van een subsidie.

VSG is nauw betrokken geweest bij het opstellen van de routekaart en zet zich op verschillende zaken in om de gestelde doelen te halen. Eén van deze zaken is de duurzaamheidstour, die bestaat uit 27 bijeenkomsten door het hele land (indicator 1.3.1). De doelgroep van de duurzaamheidstour zijn medewerkers van gemeenten en andere professionals zoals verenigingsondersteuners die het verduurzamen van sportvastgoed in de hand hebben. In zo’n bijeenkomst komen de volgende zaken aan bod:

  • • 
    een kijkje achter de schermen van een verduurzaamde sportlocatie; • informatie over beschikbare ondersteuning om lokaal in te zetten; • de Routekaart Verduurzaming Sport wordt besproken; • inspiratie met aanpakken van andere gemeenten; • deelnemers gaan zelf aan de slag onder begeleiding van experts om de eigen route uit te stippelen om sportaccommodaties binnen de gemeente of regio te verduurzamen.

Inmiddels hebben de eerste vijf bijeenkomsten plaatsgevonden. De overige bijeenkomsten zijn verzet naar het najaar van 2020 en het voorjaar van 2021 in verband met de coronacrisis.

Doel 2: Sportvelden worden zoveel mogelijk milieuvriendelijk beheerd

Op basis van de gesprekken met kiwa en diverse extrapolaties concluderen we dat in 2020 naar verwachting 50 nieuwe kunstgrasvoetbalvelden worden aangelegd en 190 (toplagen van) kunstgrasvelden worden vervangen. Voor hockeyvelden wordt verwacht dat er in 2020 23 nieuwe velden worden aangelegd en 53 velden worden gerenoveerd.

2.1 VWS roept bedrijfsleven op om innovaties te doen

In 2018 heeft VWS de Innovation Challenge Energieneutrale sportaccommodaties gehouden. Eind 2018 hebben vijf initiatieven ieder 100.000 euro aan subsidie gekregen om het idee in de praktijk te brengen.

Hoewel de challenge al in gang werd gezet voordat het sportakkoord werd ondertekend, worden de winnende ideeën in deze periode afgerond en op de markt gebracht dus is het relevant om hier te benoemen. De volgende (indieners van) ideeën hebben destijds gewonnen:

  • • 
    Jellarious – zonnetapijt. Dit is een uitrolbaar zonnepaneel dat over een kunstgrasveld gerold kan worden wanneer er niet op wordt gesport.
  • • 
    Kuneverda – luchtdrukbatterij. Een manier om opgewekte energie uit zonnepanelen op te slaan.
  • • 
    HoCoSto – warmteopslag. Een manier voor een sportcomplex om, in combinatie met zonnecollectoren, zelfstandig warmte op te wekken.
  • • 
    Stored Energy – opslag van energie uit zonnepanelen op daken van sportverenigingen. • Techniek in Tuinbouw - energieopwekking vanuit tuinbouw naar het sportveld toe met een oprolbaar zonnepaneel over kunstgrasvelden.

In opdracht van het ministerie van VWS heeft RvO een SBIR- oproep voor milieuvriendelijke sportvelden opgezet (indicator 2.1.1). Hierin werden ondernemers opgeroepen om nieuwe producten te ontwikkelen voor de ontwikkeling van milieuvriendelijke sportvelden. Het budget voor deze oproep was € 2,8 miljoen.

Op 23 januari 2020, de dag dat ook de routekaart werd ondertekend, zijn de winnaars van deze oproep bekend gemaakt:

  • • 
    Senbis Polymer Innovations: ontwikkeling van Bio-maXX: een kunstgrasmat van bioplastics die aan het einde van de levensduur composteerbaar is.
  • • 
    Recreational Systems International: ontwikkeling van een 100 procent recyclebare kunstgrasmat die geheel opgebouwd is uit mono-materiaal.
  • • 
    Ramm: automatisch elektrisch onkruid bestrijden van sportvelden. • Bayer CropScience: ontwikkelt een biologische oplossing voor emelten en engerlingen op sportvelden, en lost daarmee één van de grootste uitdagingen in de Green Deal Sportvelden op. • Grootgroener: door penwortel-onkruiden met een camera te herkennen en gericht mechanisch door te steken is chemische bestrijding op sportvelden niet meer nodig.

2.2 Huidige stand van zaken van milieuvriendelijk sportveldbeheer wordt in beeld gebracht Het milieuvriendelijk beheer van sportvelden heeft de aandacht van NOC*NSF en VSG. Om goed zicht te krijgen op de problematiek en de mogelijke oplossingen wordt een vragenlijst uitgezet onder beheerders van sportvelden (indicator 2.2.1). De verwachting is dat deze vragenlijst voor de zomer wordt uitgestuurd. NOC*NSF en VSG zetten zich in om de contactgegevens van de beheerders van grasvelden in zoveel mogelijk gemeenten te verzamelen om de vragenlijst zowel bij de gemeenten en verenigingen als bij onderhoud en beheerorganisaties uit te kunnen zetten.

Doel 3: Nederland wordt steeds beweegvriendelijker

3.1 Huidige stand van zaken van de beweegvriendelijke omgeving wordt in beeld gebracht Voor de doorontwikkeling van de kernindicator beweegvriendelijke omgeving is een klankbordgroep geformeerd. De beoogde aanpassingen van de kernindicator zijn in de klankbordgroep besproken en konden op veel steun rekenen. Het advies was om de nieuwe berekeningswijze en de daaruit voortvloeiende uitkomsten te toetsen in het veld bij een aantal gemeenten. Dit is in gang gezet en de nieuwe kernindicator wordt eind 2020 opgenomen in een te verschijnen ‘Brancherapport Openbare

Ruimte’ (indicator 3.1.1).

3.2 Kennis van beweegvriendelijke omgeving wordt opgedaan voor implementatie in beleid De literatuurstudie naar de werkzame elementen van de beweegvriendelijke omgeving is afgerond en in samengevatte vorm opgenomen in het Jaarrapport Duurzame Sportinfrastructuur 44 (indicator 3.2.1).

Daarnaast is een uitgebreidere rapportage besproken in het uitvoeringsteam buitenruimte en klaar om gepubliceerd te worden in 2020 45 . Het uitvoeringsteam buitenruimte heeft de kennis uit deze publicatie op verschillende wijzen benut. Kenniscentrum Sport & Bewegen heeft korte artikelen op www.allesoversport.nl geplaatst. VSG heeft de rapporten geagendeerd bij ambtelijke en bestuurlijke overleggen.

3.3 Lokaal beleid wordt geëvalueerd

In het sportakkoord wordt verder beoogd dat er voldoende aandacht bestaat voor het thema sport en bewegen in de buitenruimte binnen diverse bestuurslagen. Het betreft hier met name de aandacht voor

44 Hoekman, R., Ruikes, D. & Davids, A. (red.) (2019). Jaarrapport Duurzame Sportinfrastructuur 2019.

Utrecht: Mulier Instituut.

45 Prins, R., Ruikes, D. & Hoekman, R. (2020, nog te verschijnen). Werkzame elementen van de beweegvriendelijke omgeving: een overzicht van de literatuur. Utrecht: Mulier Instituut.

sport en bewegen bij ruimtelijke vraagstukken, zoals de ontwikkeling van omgevingsvisies. Om dit in beeld te krijgen, zijn omgevingsvisies geanalyseerd op de rol van sport en bewegen en is tevens gekeken naar de wijze waarop deze omgevingsvisies tot stand zijn gekomen. Hieruit blijkt dat de thema’s sport en bewegen op verschillende manieren invulling krijgen in de lokale omgevingsvisies, onder meer door het aantrekkelijk maken van fietsen en wandelen, het op peil houden van sport- en recreatievoorzieningen en te investeren in watersportactiviteiten (indicator 3.3.1). In de visies gaat het verder dan de voorheen centraal staande uitgeefbare kavels, maar is ook een duidelijk ‘sport en beweeg bewustzijn’ aanwezig bij de visieontwikkeling. Het is niet meer zoals vroeger toen het bij ruimtelijke discussies vooral ging over uitgeefbare kavels. In de omgevingsvisies draait het om het totaalplaatje, waarvan de beweegvriendelijke omgeving een belangrijk onderdeel uitmaakt. Tegen die achtergrond, lijkt de Omgevingswet een kader te scheppen waarbij het makkelijker wordt om verbindingen te maken tussen sport, bewegen en andere ruimtelijke opgaven. Nog niet alle gemeenten zijn overigens zover dat ze voldoen aan de kaders van de

Omgevingswet. Voldoen aan de Omgevingswet houdt meer in dan het opstellen van een visie en onze analyse laat zien dat dit ook een procesmatige uitdaging is. De Omgevingswet gaat uit van een participatief en uitnodigend proces dat toelaat om een breed draagvlak voor een lokale, ruimtelijke visie te realiseren. De 25 gemeenten die wij hebben bestudeerd kozen meestal voor een langdurig participatietraject waarbij zowel intern als extern afstemming werd gezocht met betrokken partijen. In relatie tot de rol van sport en bewegen in omgevingsvisies is het essentieel dat sportambtenaren en sporten beweegstakeholders actief betrokken zijn bij het participatieproces. Alleen met een goede betrokkenheid van deze partijen wordt sport en bewegen een belangrijk thema in een lokale omgevingsvisie. Het uitvoeringsteam buitenruimte gaat onder leiding van VSG op basis van deze uitkomsten een handreiking ontwikkelen met bouwstenen voor omgevingsplannen waar sport en bewegen een plek in krijgt.

3.4 Belang van beweegvriendelijke omgeving wordt onder de aandacht gebracht

VWS en KCSB zijn partner geworden van het platform Ruimte voor Lopen. Dit is een samenwerking van organisaties en professionals die willen bijdragen aan meer ruimte voor lopen in Nederland, geïnitieerd door het ministerie van I&W, Wandelnet en CROW. Ruimte voor Lopen heeft drie kerndoelen om de potentie van lopen beter te benutten:

  • • 
    Lopen heeft een positief imago en wordt gestimuleerd. • De omgeving biedt gelegenheid en nodigt uit om veilig te lopen. • Lopen is een vanzelfsprekend en integraal onderdeel van beleid, ontwerp en beheer.

Het uitvoeringsteam buitenruimte (indicator 3.4.1) vraagt op verschillende wijzen aandacht voor het openbaar maken van beweegplekken. Te denken valt aan open sportparken, speeltuinen en schoolpleinen. Een verkennende studie naar juridische belemmeringen heeft plaatsgevonden. Deze moet nog breed gedeeld worden. Er vind nog een bevraging plaats over de wijze waarop op lokaal niveau in gemeentelijk beleid invulling wordt gegeven aan sport en bewegen in de openbare ruimte. Uitkomsten hiervan worden later dit jaar verwacht.

Doel 4: Exploitatietekorten van sportaccommodaties worden steeds kleiner

4.1 Huidige situatie van exploitatieverhoudingen van sportaccommodaties

Gemeenten hebben de taak om in de komende twee jaar per sportaccommodatie in kaart te brengen wat de eigendoms- en investeringsverhoudingen zijn. Hiermee wordt inzichtelijk wie uiteindelijk verantwoordelijk is om de accommodatie CO 2 -arm te maken (zie verduurzaming sportsector). De beoogde uitvraag is vanwege de coronacrisis verplaatst naar het najaar (indicator 4.1.1).

Een indicator uit het sportakkoord is het saldo van de financiële exploitatie van sportaccommodaties.

Deze indicator is af te leiden uit de financiële informatie van gemeenten die is opgenomen in de data van informatie voor derden (IV-3) van het CBS. Het Mulier Instituut analyseert deze gegevens jaarlijks ten behoeve van de monitor sportuitgaven gemeenten en neemt de uitkomsten hiervan mee in het Jaarrapport Duurzame Sportinfrastructuur. In het jaarrapport van 2019 beschreven we dat in 2018

74 procent van de netto sportuitgaven van gemeenten voor rekening kwam van het taakveld sportaccommodaties. De gemeentelijke netto-uitgaven aan sportaccommodaties bedroegen in 2018 € 799 miljoen (indicator 4.1.3). Gegevens over 2019 komen eind dit jaar beschikbaar.

4.2 VWS helpt gemeenten met exploitatiekosten van sportaccommodaties

Om de ontwikkeling en instandhouding van sportaccommodaties en de aanschaf van sportmaterialen te stimuleren, kunnen gemeenten sinds 1 januari 2019 gebruikmaken van de SPUK (indicator 4.2.1). De SPUK is bedoeld voor investeringen in hardware (de bouw en het onderhoud van accommodaties) en exploitatie van sportaccommodaties (dit kan gaan om gebruikskosten en ingehuurde krachten zoals beheerders van accommodaties). De maximale subsidie die per aanvraag wordt uitgekeerd, bedraagt 17,5 procent van de bestedingen.

In het eerste jaar van de regeling (2019) hebben 347 gemeenten (98%) een subsidieaanvraag gedaan. In totaal is door gemeenten in het jaar 2019 voor meer dan € 227 miljoen euro aan subsidie aangevraagd

(tabel 4.4), bijna € 43 miljoen boven het subsidieplafond van € 185 miljoen (oorspronkelijke subsidieplafond was € 178 miljoen, in de loop van het jaar is € 7 miljoen vanuit de bosa overgeheveld naar de SPUK). Meer dan 60 procent van de aangevraagde bedragen valt onder de noemer onroerende zaken, dat bestaat uit de nieuwbouw van, renovatie van en het onderhoud aan accommodaties. In acht nemend dat dit vaak grote investeringen voor langere tijd zijn, is het niet verrassend dat hier de meeste kosten zijn gemaakt.

Tabel 4.4 SPUK-aanvragen voor het jaar 2019 (in euro’s x 1.000)

Rubrieken Aangevraagde bedragen 1. Onroerende zaken 142.156 1.1 Nieuwbouw 71.777 1.2 Renovatie 29.901 1.3 Onderhoud 40.478

  • 2. 
    Roerende zaken 44.347 2.1 Aankoop 5.900 2.2 Dienstverlening door derden 11.996 2.3 Beheer en exploitatie 26.451
  • 3. 
    Overige kosten 41.206

    Totaal 227.708 Bron: DUS-I, 2020. Bewerking: Mulier Instituut.

Aangezien het subsidieplafond van € 185 miljoen met het aangevraagde bedrag is overschreden, is de

€ 185 miljoen naar rato over de aanvragers verdeeld. Het subsidieplafond voor de SPUK voor het jaar 2020 is € 178 miljoen. Aanvragers hadden tot 1 maart 2020 de tijd om een subsidieaanvraag in te dienen. In totaal is er door 346 gemeenten (97%) voor zo’n € 262 miljoen aan subsidie aangevraagd. Omdat nog niet alle aanvragen zijn afgehandeld, zijn de gepresenteerde cijfers in tabel 4.5 nog niet definitief. Het bedrag wat bij mengpercentage staat is nu nog niet verrekend met een deelfactor. Dit komt omdat het nog niet bekend is hoe hoog dit percentage zal zijn. Uiteindelijk zal het subsidiebedrag lager uitvallen dan nu in de tabel staat gelet op het vastgesteld subsidieplafond.

Tabel 4.5 SPUK-aanvragen voor het jaar 2020 (in euro’s x 1.000) (voorlopige bedragen)

Rubrieken Aangevraagde bedragen 1. Onroerende zaken 125.519 1.1 Nieuwbouw 84.409 1.2 Renovatie 1.870 1.3 Onderhoud 39.240

  • 2. 
    Roerende zaken 40.326 2.1 Aankoop 16.273 2.2 Dienstverlening door derden 1.639 2.3 Beheer en exploitatie 22.414
  • 3. 
    Overige kosten 96.191 3.1 Mengpercentage 46 66.081 3.2 Verbonden lichamen 17.982 3.3 Overig 12.128

    Totaal 262.035 Bron: DUS-I, 2020. Bewerking: Mulier Instituut.

Doel 5: Gebruik van sportaccommodaties neemt toe

5.2 Huidige stand van zaken omtrent gebruik van sportaccommodaties in beeld gebracht

In februari 2020 zijn verenigingen via het verenigingspanel bevraagd over de openheid van de sportparken waar zij gebruik van maken (indicator 5.2.1). Verenigingen worden onder andere gevraagd of de sportvoorziening waar zij gebruik van maken vrij toegankelijk is, of andere partijen gebruik maken van deze voorziening, of deze partijen voor dit gebruik huur betalen en wat voor partijen dit zijn. Ook wordt gevraagd of andere partijen gebruik maken van voorzieningen als kleedkamers, kantines en clubgebouwen. De resultaten verschijnen naar verwachting najaar 2020.

4.4.3 Samenvatting

In tabel 4.6 wordt de voortgang op de maatregelen schematisch weergegeven. De tabel kleurt vooral oranje. Dit heeft te maken met dat een aantal gestelde doelen geen geformuleerd einddoel heeft.

Daardoor kunnen deze niet écht worden afgerond. Over het algemeen is voor de meeste maatregelen de uitvoering in gang gezet. De verdere uitvoering en opzet van milieuvriendelijk beheer van sportvelden en beter gebruik van sportaccommodaties bevindt zich in de opstartfase.

46 Kosten zonder btw zoals verzekeringen, rente, aflossing of eigen personeel kunnen niet worden meegenomen in een aanvraag. Het financiële nadeel door het veranderde mengpercentage mag echter wel worden meegenomen. Een gemeente moet aantonen hoe dit is berekend en dat het gaat om een verandering in het mengpercentage door de verruiming van de btw-vrijstelling.

Tabel 4.6 Voortgang inzet maatregelen duurzame sportinfrastructuur (juni 2020)

Maatregelen Indicatoren Voortgang*

Doel 1: Verduurzaming van het sportvastgoed in het verlengde van de Klimaatafspraken

1.1 Uitgangspositie duurzaamheid 1.1.1 Nulmeting energetische waarde Eind 2019 afgerond bij sportaccommodaties wordt in sportvastgoed beeld gebracht

1.2 Sportbonden en -verenigingen 1.2.1 NOC*NSF heeft 500 Trajecten zijn in verduurzamen accommodaties ondersteuningstrajecten gestart voor uitvoering verduurzaming sportverenigingen

1.2.2 Verduurzaming wordt opgenomen on Wordt in de komende Kwaliteitszorgsysteem Sportaccommodaties jaren opgenomen van NOC*NSF 1.2.3 Duurzaamheidstour van VSG Ligt stil door de coronacrisis, gaat verder in najaar 2020/ voorjaar 2021

1.3 Gemeenten verduurzamen 1.2.3 Sportverenigingen en -stichtingen Subsidieplafond in 2019

accommodaties kunnen via bosa subsidie krijgen voor gehaald, in 2020 nog

duurzaamheids- en niet

toegankelijkheidsmaatregelen

Doel 2: Sportvelden worden zoveel mogelijk milieuvriendelijk beheerd

2.1 VWS roept bedrijfsleven op om 2.1.1 SBIR- oproep milieuvriendelijke Begin 2020 winnaars innovaties te doen sportvelden bekend gemaakt

2.2 Huidige stand van zaken van 2.2.1 Vragenlijst wordt uitgezet onder Medio 2020 wordt milieuvriendelijk sportveld-beheer beheerders vragenlijst uitgezet wordt in beeld gebracht

Doel 3: Nederland wordt steeds beweegvriendelijker

3.1 Huidige stand van zaken van 3.1.1 Doorontwikkeling KBO Wordt eind 2020 de beweegvriendelijke omgeving gepresenteerd in wordt in beeld gebracht 'Brancherapport Openbare Ruimte'

3.2 Kennis van beweegvriendelijke 3.2.1 Literatuurstudie naar werkzame Afgerond, rapport klaar omgeving wordt opgedaan voor elementen beweegvriendelijke omgeving voor publicatie implementatie in beleid

3.3 Lokaal beleid m.b.t. 3.3.1 Analyse omgevingsvisies Afgerond beweegvriendelijke omgeving wordt geëvalueerd

3.4 Belang van beweeg 3.4.1 Campagne buitenruimte Doorlopend proces vriendelijke omgeving wordt onder de aandacht gebracht

  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

Vervolg tabel 4.6 Voortgang inzet maatregelen duurzame sportinfrastructuur (juni 2020)

Maatregelen Indicatoren Voortgang*

Doel 4: Exploitatietekorten van sportaccommodaties worden steeds kleiner

4.1 Huidige situatie van 4.1.1 Gemeenten brengen eigendoms- en Wordt in de komende exploitatieverhoudingen van investeringsverhoudingen twee jaar volbracht sportaccommodaties wordt in sportaccommodaties in beeld beeld gebracht

4.1.2. Gemeenten kunnen via SPUK subsidie In de eerste twee jaar krijgen voor investeringen in hardware en (2019 2020) exploitatiekosten van sportaccommodaties subsidieplafonds behaald

4.2 VWS helpt gemeenten met 4.2.2 Gemeentelijke uitgaven aan Doorlopende monitoring exploitatiekosten van sport(accommodaties) worden gemonitord sportaccommodaties via IV3-staten

Doel 5: Gebruik van sportaccommodaties neemt toe

5.1 Huidige stand van zaken 5.1.1 Open sportparken worden in beeld Begin 2020 gemeenten omtrent gebruik van gebracht en verenigingen sportaccommodaties wordt in bevraagd beeld gebracht

  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

Samenvatting en beschouwing

4.5.1 Samenvatting

Onder het thema duurzame sportinfrastructuur vallen uiteenlopende doelen, die een verschillende mate van aandacht hebben gekregen.

Het doel ‘Verduurzaming van het sportvastgoed in het verlengde van de Klimaatafspraken’ is verpakt in de Routekaart Verduurzaming Sport, die in januari 2020 is ondertekend door verschillende partijen

(gemeenten, provincies, de Rijksoverheid, NOC*NSF, het platform ondernemende sportaanbieders en andere ondersteunende partijen). Hierin worden heldere afspraken gemaakt wie wat gaat doen om dit doel te bereiken. Een basis hiervoor was de nulmeting energetische waarde sportvastgoed, waarin is geformuleerd hoeveel extra financiële inspanningen er nodig zijn om de CO 2 - uitstoot van de gehele sportsector in 2050 met 95 procent te reduceren.

Via de bosa (stimulering bouw en onderhoud van sportaccommodaties) hebben sportverenigingen en - stichtingen in 2019 in totaal voor € 113 miljoen aangevraagd. De goedgekeurde aanvragen zijn samen goed voor bijna € 72 miljoen, waarvan bijna € 25 miljoen is uitgekeerd voor het verduurzamen of toegankelijker maken van de accommodatie. Gedetailleerde cijfers voor 2020 zijn nog niet beschikbaar, deze worden in het najaar in het Jaarrapport Duurzame Sportinfrastructuur 2020 gepresenteerd.

Als vervolg van de Green Deal Sportvelden is in de routekaart door NOC*NSF en de Rijksoverheid de ambitie uitgesproken om het doel ‘Sportvelden worden zo veel mogelijk milieuvriendelijk beheerd’ in de komende periode weer op te pakken.

In het kader van het bevorderen van de beweegvriendelijkheid zijn stappen gezet om de KBO

(Kernindicator Beweegvriendelijke Omgeving) verder door te ontwikkelen. In de zomer van 2020 wordt de nieuwe KBO gepresenteerd, zodat kan worden weergeven hoe de mate van beweegvriendelijkheid zich door de tijd heeft ontwikkeld. Daarnaast is een literatuurstudie gedaan naar de werkzame elementen van de beweegvriendelijke omgeving 47 . VSG heeft dit geagendeerd bij ambtelijke en bestuurlijke overleggen en KCSB heeft op basis van de inzichten in deze publicatie reeds diverse artikelen gepubliceerd op www.allesoversport.nl .

In de komende twee jaar gaan gemeenten per accommodatie de eigendoms- en investeringsverhoudingen in kaart brengen. Hiermee wordt inzichtelijk wie uiteindelijk verantwoordelijk is voor het verduurzamen van de accommodatie. Verder is er beperkt aandacht voor het terugdringen van exploitatielasten vanuit het sportakkoord. Wel is er binnen gemeenten aandacht voor effectief beheer van sportaccommodaties.

Exploitatietekorten worden gevolgd op basis van de IV3-staten.

Gemeenten kunnen sinds 2019 gebruik maken van de SPUK (Regeling specifieke uitkering stimulering sport). Bijna alle Nederlandse gemeenten maakten in 2019 en 2020 gebruik van de SPUK-regeling, wat in beide jaren betekende dat het totaalbedrag van de aanvragen hoger uitvielen dan de subsidieplafonds.

Om het gebruik van sportaccommodaties toe te laten nemen wordt gestreefd naar het laten toenemen van het aantal open sportparken. Begin 2020 is door middel van vragenlijsten onder gemeenten en verenigingen dit onderzoek gestart. Eind 2020 worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd.

Tabel 4.7 Voortgang maatregelen per doel duurzame sportinfrastructuur (juni 2020)

Doel Voortgang* 1. Verduurzaming van het sportvastgoed in het Routekaart is ondertekend en eerste acties en verlengde van de Klimaatafspraken maatregelen zijn uitgevoerd en in gang gezet

  • 2. 
    Sportvelden worden zo veel mogelijk Nulmeting wordt verricht voor de zomer van 2020 om milieuvriendelijk beheerd op basis daarvan concrete acties te formuleren
  • 3. 
    Nederland wordt beweegvriendelijker Nieuwe KBO is besproken met de klankbordgroep en wordt in de zomer van 2020 gepresenteerd.

    Werkzame mechanismen zijn in kaart gebracht en via diverse kanalen breed verspreid

  • 4. 
    Exploitatietekorten van sportaccommodaties Exploitatietekorten van sportaccommodaties zijn voor worden kleiner 2019 nog niet bekend
  • 5. 
    Gebruik van sportaccommodaties neemt toe Multifunctionele sportvelden uitgesteld tot 2025 en nog onduidelijk hoe aantal open sportparken zich

    hebben ontwikkeld * Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

 Prins, R., Ruikes, D. & Hoekman, R. (2020, nog te verschijnen). Werkzame elementen van de

47

beweegvriendelijke omgeving: een overzicht van de literatuur. Utrecht: Mulier Instituut.

4.5.2 Beschouwing

Reflectie monitoring

De huidige indicatoren voor de verduurzaming van het sportvastgoed en de beweegvriendelijke omgeving zijn tot stand gekomen als gevolg van een lerend proces. Gedurende de processen kwamen betrokken partijen erachter dat bepaalde indicatoren minder goed bij het doel pasten. Deze zijn vervolgens aangescherpt. Omdat dit de doelen zijn waar de meeste inspanningen op geleverd zijn, zijn de indicatoren goed bruikbaar. Bij doelen waar nog minder werk op is verzet, zijn indicatoren nog minder helder en sluiten die nog minder goed aan op de doelen.

Beschouwing proces

De voortgang van de verschillende doelen binnen het thema duurzame sportinfrastructuur verschilt en daarmee loopt de mate en kwaliteit van borging op de verschillende doelen uiteen (borging). De borging van de verduurzaming van het sportvastgoed zit verpakt in de Routekaart Verduurzaming Sport en is daarmee goed geborgd. Ook het beweegvriendelijker worden van de omgeving is goed geborgd, omdat het gestructureerd is ondergebracht bij het uitvoeringsteam buitenruimte. De borging van de overige drie doelen is in mindere mate of niet gestructureerd.

Omdat er binnen het doel verduurzaming van het sportvastgoed in de routekaart door betrokken partijen afspraken zijn gemaakt en ze hierbij elkaar (deels) ook nodig hebben, lijkt het huidige proces, door een zekere wederzijdse controleerbaarheid van gemaakte afspraken door de betrokken partijen, uiteindelijk te leiden tot doelbereik (presterend). Dit geldt in zekere zin ook voor de beweegvriendelijke omgeving, waar via de klankbordgroep en het uitvoeringsteam buitenruimte voortgang wordt besproken en ruimte is voor kritische noten (veerkrachtig). Voor de overige drie doelen is het proces nog niet in die mate gevorderd.

  • 5. 
    Vitale sport- en beweegaanbieders

    Inleiding

    Het sportakkoord beoogt dat zoveel mogelijk partijen de handen ineen slaan om er met elkaar voor te zorgen dat alle Nederlanders van sport en bewegen kunnen genieten en dat de samenleving optimaal kan profiteren van de maatschappelijke waarde van sport en bewegen. Om ervoor te zorgen dat deze missie ook voor de toekomst geborgd is, is het nodig om de basis te versterken en ‘toekomstbestendig’ te maken. Volgens de opstellers van het akkoord slagen namelijk niet alle sportaanbieders er even goed in om in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen, zoals vergrijzing, individualisering en technologische innovaties. Met name sportverenigingen zouden zich minder bezighouden met de veranderende behoeften van sporters en hoe daar het best op aan te sluiten is, door bijvoorbeeld hun aanbod aan te passen of op zoek te gaan naar andere vormen van lidmaatschap. Commerciële aanbieders zouden er goed aan doen meer maatschappelijk te gaan ondernemen en meer samen te werken met het sociale domein en de zorg. De sportverenigingen zouden ook onder druk staan, omdat leden en vrijwilligers afhaken. Dat laatste is overigens een geluid dat al jaren wordt gehoord, terwijl de cijfers een dergelijke dalende trend niet laten zien 48 . Dat neemt niet weg dat veel verenigingen wel moeite hebben voldoende mensen te vinden voor het verrichten van structurele taken, met name bestuursfuncties. Het aantal leden neemt de laatste jaren inderdaad licht af: tussen 2013 en 2018 is het aantal leden van sportverenigingen met 177.000 afgenomen, wat neerkomt op een daling van 1,8 procent 49 . Veel leden haken af na de pubertijd.

    Ambitie, doelen en indicatoren

    5.2.1 Samenhang ambitie, doelen en indicatoren De ambitie van het thema vitale sport- en beweegaanbieders is sport- en beweegaanbieders toekomstbestendig te maken (d.w.z. dat de financiële en organisatorische basis op orde wordt gebracht zodat aanbieders zich kunnen richten op een passend aanbod en passende bindingsvormen). Het streven is het aantal toekomstbestendige verenigingen te vergroten en commerciële aanbieders uit te dagen meer maatschappelijk te gaan ondernemen. Vitale sportverenigingen en ondernemende sportaanbieders zijn in staat in te spelen op de omgeving, en kunnen zo bijdragen aan het creëren van een positieve sportcultuur en een bijdrage leveren aan de bredere maatschappelijke opdracht vanuit het sportakkoord. Er zijn vele verbindingen tussen dit thema en de andere thema’s van het sportakkoord. De aanwezigheid van vitale sport- en beweegaanbieders is een belangrijke voorwaarde voor het behalen van de andere ambities en bijbehorende doelen, met name ten aanzien van inclusief sport en bewegen, positieve sportcultuur en van jongs af aan vaardig in bewegen. Daarnaast is het een voorwaarde om zoveel mogelijk mensen met plezier te laten sporten en bewegen. Kwalitatief goede samenwerking is daarbij van belang. Het uitgangspunt hierbij is dat door gebruik te maken van elkaars competenties en mogelijkheden, sportaanbieders beter in staat een passend sportaanbod te creëren dat aansluit bij de behoefte van de hedendaagse sporters (meer samenwerking dan concurrentie). Ook een goede en structurele samenwerking met de gemeente en/of de gemeentelijke of regionale sportservice organisatie en partners vanuit andere sectoren, is van belang bij het versterken en ‘verzilveren’ van de maatschappelijk waarde van sport en bewegen. Belangrijk daarbij is dat verenigingen en andere sportaanbieders door deze partijen als volwaardige en gelijkwaardige

    48 Lucassen, J. & Roest, J. van der (2018). Sportverenigingen in Nederland: veerkrachtige verbanden voor sport, brancherapport sport. Utrecht: Mulier Instituut.

    49 Korbee, S., Bosch, J. & Kort, S. de (2019). Zo sport Nederland: trends & ontwikkelingen in sportdeelname (2013-2018) . Arnhem: Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF).

partners worden gezien en dat ze goed zijn vertegenwoordigd in formele en informele overlegstructuren.

In tabel 5.1 zijn de ambitie, doelen en indicatoren van dit thema samengevat.

Tabel 5.1 Ambitie, doelen en indicatoren vitale sport- en beweegaanbieders

Ambitie: De organisatie en financiën van sport- en beweegaanbieders zijn toekomstbestendig

  Indicator Stand van zaken

Doel 1: Meer sport- en beweegaanbieders zijn toekomstbestendig

  Vitaliteit sportverenigingen 25% van de verenigingen is aan te merken als ‘vitaal’ (2018/2019)

  Open sportaanbieders 15% van de verenigingen is een open sportaanbieder (2018/2019)

Doel 2: Een groei van (geschoold) verenigingskader

Doel 3: Een groei van diversiteit en aantal vrijwilligers

  Voldoende omvang vrijwillig kader 82% van de verenigingen geeft aan over voldoende vrijwilligers te beschikken (2018/2019)

Doel 4: Een groei van interne en externe samenwerkingsverbanden in de sport

  Samenwerking tussen sportaanbieders, sporttak 58% van de verenigingen werkt samen met andere specifiek en sporttak doorsnijdend* verenigingen (2018/2019)

7% van de verenigingen werkt samen met commerciële aanbieders (2018/2019)

  Samenwerking tussen sportaanbieders en 86% van de sportverenigingen werkt samen met gemeente (en andere organisaties)* een of meer organisaties (2018/2019):

  • • 
    57% met de gemeente • 16% met buurt-, wijk- of welzijnsorganisaties • 39% met scholen (vo en po)

Doel 5: Innovatie van aanbod en lidmaatschapsvormen

  Innovatief vermogen van sportaanbieders** 70- van de sportaanbieders houdt zich bezig met 80% enige vorm van innovatie (2019)

Doel 6: Een hogere kwaliteit van verenigingsondersteuning

Doel 7: De transitie bij bonden is versneld

Trendgegevens, uitsplitsingen naar achtergrondkenmerken en bronvermeldingen zijn te raadplegen via: https://www.sportenbewegenincijfers.nl/beleid/sportakkoord/vitale-aanbieders * Staat niet volledig op de website. Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel winter 2018/2019. ** Staat niet op de website. Bron: Mulier Instituut, peiling ondernemende sportaanbieders, 2019.

Bron: VWS, VSG, VNG & NOC*NSF (2018). Nationaal sportakkoord 2018-2022. Sport verenigt Nederland. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

De gegevens waarin de stand van zaken wordt aangegeven over sportverenigingen hebben betrekking op peilingen in de winter van 2018-2019. Nieuwe metingen die leiden tot nieuwe cijfers voor deze indicatoren staan gepland voor 2020/2021. Andere recente gegevens met betrekking tot de sportverenigingen worden bijeengebracht in het binnenkort te verschijnen jaarbericht over de verenigingsmonitor 50 .

5.2.2 Reflectie op doelen en indicatoren

Doel 1: Meer sport- en beweegaanbieders zijn toekomstbestendig

De beschikbare en vastgestelde indicatoren geven, aangevuld met gegevens uit ander relevant onderzoek, bij elkaar genomen een redelijk beeld over sport- en beweegaanbieders (doel 1), al is in het sportakkoord of het monitoringsplan niet vastgesteld wat precies ‘toekomstbestendig’ is. Daarbij moet de aantekening worden gemaakt dat de meeste gegevens bekend zijn over sportverenigingen. Over commerciële sportaanbieders valt op basis van deze indicatoren minder te zeggen. De indicatoren worden hieronder toegelicht:

Vitaliteit sportverenigingen

Het streven uit het sportakkoord is dat er in 2030 een aanzienlijke stijging van het aantal vitale verenigingen is (van 25% in 2018 naar 35% in 2030) en tegelijk een forse daling van het aantal kwetsbare verenigingen (van 21% in 2018 naar 15% in 2030). De vitaliteit van een vereniging bestaat, volgens de onderliggende vitaliteitsindex, uit een combinatie van organisatiekracht en maatschappelijke oriëntatie. Nu is het zo dat twee derde (67%) van de sportverengingen ‘voldoende’ of ‘goed’ scoort het onderdeel organisatiekracht 51 . Met de maatschappelijke oriëntatie is het minder positief gesteld, 36 procent van de sportverenigingen scoort ‘voldoende’ of ’goed’. Het is denkbaar dat door de (maatschappelijke en economische) gevolgen van de coronacrisis veel verenigingen het moeilijk zullen krijgen en dat dit ten koste zal gaan van hun ‘organisatiekracht’ en/of ‘maatschappelijke oriëntatie’. Het is te hopen dat de impact van de coronacrisis beperkt blijft.

Open sportaanbieders

15 procent van de verenigingen is aan te merken als een ‘open club’, waarvan 14 procent grotendeels

(score van 60 tot 80% op de onderliggende criteria) open en 1 procent vergaand open (score van 80% of hoger op de onderliggende criteria). Dat betekent dat ten opzichte van de ambitie van het sportakkoord (namelijk 15% vergaand open en 35% grotendeels open) nog een flinke slag gemaakt zou moeten worden.

Doel 2: Een groei van (geschoold) verenigingskader

Voor het volgen van de mate van doelbereik van doel 2 zijn geen expliciete indicatoren vastgesteld. De indicatoren bij andere doelen (zoals vitaliteit en voldoende omvang vrijwilliger kader) geven echter ook informatie over doel 2: de vitaliteit van een vereniging wordt bijvoorbeeld beïnvloed door het beschikken over voldoende kader en over voldoende geschoold kader. Daarnaast kan de voortgang op dit doel gevolgd worden aan de hand van de voortgang op de maatregelen (inspanningen) die worden getroffen vanuit het sportakkoord, zie daarvoor paragraaf 5.4.2.

Doel 3: Een groei van diversiteit en aantal vrijwilligers

Voor het volgen van de mate van doelbereik van doel 3 bestaat de volgende indicator:

50 Kalmthout, J. van, Hoeijmakers, R., Gutter, K. & Slot-Heijs, J. (2020). Verenigingsmonitor: jaarbericht 2019 . Utrecht: Mulier Instituut.

Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut 87 Voldoende omvang vrijwillig kader

In totaal geeft 82 procent van de sportverenigingen aan over voldoende vrijwilligers te beschikken. Ruim de helft van de verenigingen (54%) geeft aan over voldoende vrijwilligers te beschikken, maar ook nog op zoek te zijn naar vrijwilligers. Het streven vanuit het sportakkoord is om het percentage sportverenigingen met voldoende vrijwilligers in 2030 naar 95 procent te krijgen. Los van de vraag of dit een realistische ambitie is (het aantal vrijwilligers in de sport is onverminderd groot en al jaren stabiel), is het goed om benadrukken dat het voor veel verenigingen vooral lastig is om bepaalde functies in te vullen. Het gaat dan met name om functies met een structureel karakter, zoals bestuursfuncties.

De diversiteit van kaderleden in verenigingen wordt gevolgd vanuit de monitoring van thema inclusief (zie paragraaf 3.2.1). Daarnaast kan de voortgang op dit doel gevolgd worden aan de hand van de voortgang op de maatregelen (inspanningen) die worden getroffen vanuit het sportakkoord, zie daarvoor paragraaf

5.4.2.

Doel 4: Een groei van interne en externe samenwerkingsverbanden in de sport

Om de voortgang op doel 4 te monitoren, wordt gebruik gemaakt van de indicatoren die de mate van samenwerking van en tussen sportverenigingen in beeld brengen. Deze indicatoren worden al langere tijd gevolgd, via het verenigingspanel. Op basis van een eerste peiling onder ondernemende sportaanbieders

(fitnessondernemers, paardensportondernemers en zwemondernemers) uit 2019 is ook voor deze groep sportaanbieders informatie beschikbaar over samenwerking 52 , waar mogelijk wordt dit vermeld.

Samenwerking tussen sportaanbieders, sporttak specifiek en sporttakdoorsnijdend

58 procent van de sportverenigingen werkt samen met andere sportverenigingen. Ook hier is het streven vanuit het sportakkoord tamelijk hoog: in 2030 zou 80 procent van de sportverenigingen samen moeten werken met andere sportverenigingen. Van samenwerking tussen sportverenigingen en commerciële sportaanbieders is overigens volgens sportverenigingen veel minder sprake: slechts 7 procent van de sportverenigingen werkt samen met een sportschool of fitnesscentrum.

Uit de peiling onder ondernemende aanbieders blijkt dat 42 procent van de ondernemende aanbieders

(fitnessaanbieders, paardensportaanbieders, zwemaanbieders) zegt samen te werken met een sportvereniging. 44 procent van die aanbieders geeft aan samen te werken met een andere sportaanbieder in dezelfde sporttak, zoals twee fitnesscentra die samenwerken.

Samenwerking tussen sportaanbieders en gemeente (en andere organisaties)

Vanuit het sportakkoord wordt erop ingezet dat sportaanbieders structurele samenwerking aangaan met de gemeente (c.q. de lokale sportservice organisatie/het lokale sportbedrijf) en partners vanuit andere sectoren, zoals welzijn en zorg. 86 procent van de sportverenigingen werkt samen met een of meer organisaties. Ruim de helft (57%) werkt samen met de gemeente. Het streven is om dit naar 75 procent te brengen. Met buurt-, wijk- of welzijnsorganisaties wordt minder vaak samengewerkt: slechts 16 procent van de sportverenigingen werkt met deze organisaties samen. De ambitie uit het sportakkoord is hier 25 procent. Ook daar is dus nog wel wat te winnen. Met scholen (vo en po) wordt daarentegen veel vaker samengewerkt (39%).

Uit de peiling onder de drie typen ondernemende sportaanbieders blijkt dat zij vooral veel samenwerken met onderwijspartijen: 62 procent werkt hiermee samen. 56 procent van de ondernemers werkt samen met de gemeente.

52 Peiling onder fitnessaanbieders, zwemaanbieders en paardensportaanbieders in december 2019 door Mulier Instituut.

De beschikbare gegevens wijzen dus uit dat er al tamelijk veel wordt samengewerkt. De indicatoren zeggen echter alleen iets over het percentage sport- en beweegaanbieders dat samenwerkt met andere organisaties binnen en buiten de sport. Dat zegt nog niet zoveel over de kwaliteit van de samenwerking.

Waar deze samenwerking op gericht is en vooral, wat het oplevert, daarover is nog weinig bekend.

Onbekend is bijvoorbeeld of sport- en beweegaanbieders bij de samenwerking gebruik maken van elkaars competenties en of dit dan ook leidt tot een vernieuwing van het sportaanbod, twee aspecten die van invloed zijn op de toekomstbestendigheid. De kwaliteit van de samenwerking is dus een belangrijk aspect waar, op basis van de huidige monitoring, weinig zicht op is. De lokale sportakkoorden zijn een manier om de samenwerking te verbeteren, en vormen een bron om meer zicht te krijgen op de invulling van de samenwerking. Uit de analyse van de eerste tranche sportakkoorden blijkt dat veel sportformateurs nieuwe lokale samenwerkingen zien ontstaan 53 , maar toekomstige analyses van de lokale sportakkoorden en lokale processen kunnen hier wellicht beter inzicht in geven.

Doel 5: Innovatie van aanbod en lidmaatschapsvormen

Voor dit doel is geen expliciete indicator opgenomen die weergeeft in welke mate sportaanbieders innovatief aanbod en lidmaatschapsvormen hebben. Wel is, naar aanleiding van de aandacht voor innovatief vermogen in het sportakkoord, in 2019 voor het eerst een peiling gedaan over het innovatief vermogen van ondernemende sportaanbieders (fitnessaanbieders, zwemaanbieders, paardensportaanbieders) en sportverenigingen 54 .

In dit onderzoek is het innovatief vermogen onderzocht aan de hand van twee dimensies: de richting waarin aanbieders bezig zijn met innovaties (product-, organisatorische, of sociale innovatie) en de

‘veranderkracht’ (de mate waarin de organisatie in staat is veranderingen door te voeren). De conclusie uit deze peiling is, dat een meerderheid van alle typen sportaanbieders in enige mate bezig is met innovatie, en dat fitnessaanbieders het meest gericht zijn op innovaties en sportverenigingen het minst.

Het betreffen vaker productinnovaties en in mindere mate organisatorische of sociale innovaties. De relatief geringe aandacht voor sociale innovaties is een teken dat hier nog het nodige op gedaan moet worden, willen ondernemende sportaanbieders maatschappelijk gaan ondernemen en zodoende een bijdrage leveren aan de maatschappelijke opgaven van het sportakkoord. De veranderkracht van sportaanbieders is over het algemeen hoog en bij de fitnessondernemers het sterkst ontwikkeld. Alle sportaanbieders hebben een min of meer heldere toekomstvisie, maar niet alle aanbieders zijn even goed in het standvastig realiseren van de verandering. Dat geldt met name voor zwemaanbieders en sportverenigingen. De conclusie die daaruit getrokken zou kunnen worden is dat op dit punt (meer) ondersteuning is geboden en dat deze ondersteuning ook over een langere periode gewenst is. Dit juist om ervoor te zorgen dat de verandering ook daadwerkelijk worden doorgevoerd en om te voorkomen dat er niet wordt teruggevallen in oude gewoontes.

Doel 6: Een hogere kwaliteit van verenigingsondersteuning

Voor dit doel is geen indicator opgenomen. De kwaliteit van verenigingsondersteuning is moeilijk in een indicator te vatten, laat staat dat een hogere kwaliteit kan worden vastgesteld, want was het de kwaliteit

53 Reitsma, M., Pulles, I., Poel, H. van der & Hoogendam, A. (2020). Tussenstand lokale sportakkoorden: inhoudsanalyse en procesevaluatie. Utrecht: Mulier Instituut.

54 Peiling onder fitnessaanbieders, zwemaanbieders en paardensportaanbieders in december 2019 door Mulier Instituut. Een publicatie is nog te verschijnen: Lucassen, J. & Reitsma, M. (2020, nog te verschijnen).

Innovatief vermogen van ondernemende sportaanbieders. Utrecht: Mulier Instituut.

aan de start van het sportakkoord? Aan de hand van de voortgang op de maatregelen (inspanningen) die worden ondernomen voor dit doel, kan een beeld gekregen worden van de voortgang op dit doel.

Doel 7: De transitie bij bonden is versneld

Het doel om de transitie bij bonden te versnellen, heeft geen indicator. Ook dit doel is veelomvattend

(alle bonden, welke transitie) en moeilijk in een indicator te vatten.

In theorie zouden aan de hand van deze indicatoren uitspraken kunnen worden gedaan over in hoeverre de ambitie en de doelen van dit thema, althans voor wat betreft de sportverenigingen, reeds binnen bereik zijn. Daarbij moet worden aangetekend dat het vooral om lange termijn doelen gaat. Het is dan ook de vraag of binnen de relatief korte looptijd van het sportakkoord grote vorderingen te verwachten zijn.

Opvallend is bovendien dat de lat in een aantal gevallen nogal hoog is gelegd.

Aanpak

5.3.1 Beschrijving aanpak

Het deelakkoord vitale sport- en beweegaanbieders is, naast de strategische partners (VWS, NOC*NSF en VSG), ondertekend door NLActief, Rabobank en de ministeries van OCW en SZW. De ondertekenende partners van het sportakkoord hebben afgesproken zich in te zetten voor het behalen van de doelen. Ze hebben per doel maatregelen opgesteld die moeten bijdragen aan het behalen van die doelen.

In de startperiode van het sportakkoord (najaar 2018) is het thema verder uitgewerkt door een uitwerkingsteam, dat bestaat uit afgevaardigden van NOC*NSF, VSG en VWS. Vanwege de inhoudelijke raakvlakken en raakvlakken in de organisatie, is de uitwerking van het thema vitale sport- en beweegaanbieders samengenomen met de uitwerking van het thema positieve sportcultuur. Het uitwerkingsteam heeft de maatregelen verdeeld over verschillende opdrachten. De opdrachten vormen de basis voor de uitvoering van de maatregelen. Elke opdracht kent een coördinator. Op deze wijze is de borging van en regie op de uitvoering van de maatregelen georganiseerd. De maatregelen worden toegelicht in paragraaf 5.4.1.

5.3.2 Proces aanpak

Voor het thema vitale sport- en beweegaanbieders is geen aparte structuur opgezet. Dat heeft ermee te maken dat veel gebruik wordt gemaakt van bestaande lijnen (lokale lijn, sportlijn en nationale lijn; zie ook bijlage 1 ), structuren en ondersteuningsinstrumenten. Het merendeel van de maatregelen is erop gericht deze structuren te versterken en de kwaliteit van de bestaande instrumenten te verbeteren, dan wel de onderlinge afstemming te vergroten. Veel maatregelen zijn dan ook onderdeel van de lokale lijn en van de sportlijn en zijn vooral gericht op de ondersteuning van verenigingen en het versterken van de lokale samenwerking, bijvoorbeeld door de inzet van de diensten, de Adviseurs Lokale Sport en buurtsportcoaches.

  • • 
    Het grootste deel van de maatregelen ten behoeve van de doelen van dit thema krijgt een plaats via de sportlijn, die zich richt op het versterken van de georganiseerde sportsector (NOC*NSF,

    sportbonden en sportverenigingen). De inspanningen van de sportlijn sluiten grotendeels aan bij de doelen van het thema vitale sport- en beweegaanbieders om de kwaliteit van verenigingsondersteuning te verbeteren en om samenwerking te stimuleren (zie paragraaf 2.2 voor meer informatie over de werking en opbrengsten van de sportlijn).

  • • 
    Het doel om de transitie bij bonden te versnellen is opgenomen als doel bij het thema vitale sport- en beweegaanbieders. De inspanningen voor dit doel vinden plaats vanuit de impuls

    versterken bonden (aparte subsidie vanuit VWS). Deze inspanningen vallen onder de sportlijn, in de zin dat ze te maken hebben met het versterken van de ‘sportkolom’, waar de bonden onderdeel van uitmaken en bijdragen aan de doelen van het sportakkoord. In technische zin vallen de inspanningen onder het programma impuls versterken bonden, dat via een aparte financieringsstructuur wordt uitgevoerd. Het programma impuls versterken bonden wordt beschreven in paragraaf 8.2 waarbij ook de maatregelen bij dit doel aan bod komen.

  • • 
    In de tot nu toe gesloten lokale sportakkoorden is veel aandacht voor de ondersteuning van sportverenigingen en het sportkader. In mindere mate is er ook aandacht voor thema’s die te maken hebben met de ontwikkeling van een flexibel en modern sportaanbod. Hierover is meer te lezen in de tussentijdse rapportage over de lokale sportakkoorden. 55
  • • 
    Enkele maatregelen worden uitgevoerd via projectsubsidies, -opdrachten of challenges vanuit de nationale lijn (onder leiding van VWS). Deze zijn met name gericht op het verbeteren van het

    vrijwilligersvraagstuk.

Omdat veel maatregelen voor thema vitale- sportaanbieders overlap vertonen of verweven zijn met andere onderdelen van het sportakkoord (sportlijn, impuls versterken bonden, andere thema’s), die vaak thema overstijgend werken, verwijzen we in dit hoofdstuk veelvuldig naar die andere onderdelen. Dit voorkomt dubbelingen en geeft de samenhang tussen dit thema en andere onderdelen weer.

Maatregelen

5.4.1 Samenhang doelen, maatregelen en procesindicatoren

De belangrijkste maatregelen om het aantal vitale en krachtige sportverenigingen te vergroten hebben vooral betrekking op de ondersteuning van sportverenigingen (in de vorm van procesbegeleiding en verenigingsondersteuning op diverse terreinen). Adviseurs Lokale Sport (tijdelijk) en buurtsportcoaches

(structureel) vervullen een rol bij het tot stand brengen van de verbindingen met andere sportaanbieders en organisaties uit ander sectoren. Verder wordt ingezet op deskundigheidbevordering van het verenigingskader.

In tabel 5.2 is een overzicht opgenomen van de doelen, de maatregelen die ervoor moeten zorgen dat deze doelen worden gerealiseerd en de procesindicatoren, die een indicatie geven van de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze maatregelen.

55 Reitsma, M., Pulles, I., Poel, H. van der & Hoogendam, A. (2020). Tussenstand lokale sportakkoorden: inhoudsanalyse en procesevaluatie. Utrecht: Mulier Instituut.

Tabel 5.2 Doelen, maatregelen en procesindicatoren vitale sport- en beweegaanbieders

Maatregelen Procesindicatoren

Doel 1: Meer sport- en beweegaanbieders zijn toekomstbestendig

1.1 Ondersteuning: procesbegeleiding en 1.1.1 Aantal ingezette verenigingsondersteuning op diverse terreinen, via diensten ondersteuningstrajecten (thema’s en tevredenheid) 1.1.2 Aandeel verenigingen dat gebruik maakt van ondersteuning

1.2 Vergroten inzet professionals bij verenigingen, oa. via inzet 1.2.1 Inzet buurtsportcoaches voor vitale Sport Professionals Netwerk (SPN) en buurtsportcoaches sport- en beweegaanbieders

1.3 Verkenning arbeidsmarktontwikkeling sportsector

Doel 2: Een groei van (geschoold) verenigingskader

2.1 Opleidingen voor verenigingskader, via diensten 2.1.1 Aantal gevolgde opleidingen (inhoud

(doel = 100.000 trainers opleiden) en tevredenheid)

2.2 Kwaliteitsontwikkeling van de opleidingen

2.3 Ondersteuning gericht op professionalisering van bestuur, technisch en arbitrerend kader, via clubkadercoaches en inzet van SPN professionals

Doel 3: Een groei van diversiteit en aantal vrijwilligers (achterliggend doel: Het vrijwilligersklimaat is verbeterd en de waardering voor vrijwilligerswerk is toegenomen.)

3.1 Programma Maatschappelijke Diensttijd Sport

3.2 Verenigingsondersteuning op onderwerp diversiteit vrijwilligers

3.3 Challenge over vrijwilligerscoördinator

3.4 Verhoging van de vrijwilligersvergoeding van 1.500 naar 1.700 euro

Doel 4: Een groei van interne en externe samenwerkingsverbanden in de sport

4.1 De inzet van de buurtsportcoaches om partijen samen te 4.1.1 Aandeel buurtsportcoaches dat zich brengen en sportaanbieders te ondersteunen in het vormgeven inzet voor vitale verenigingen van hun samenwerking 4.1.2 Aandeel gemeenten met buurtsportcoaches, dat de buurtsportcoach inzet voor vitale verenigingen 4.2 Versterken van de lokale samenwerking, tussen sportaanbieders en tussen sportaanbieders en andere partijen

4.3 Lokale samenwerking versterken, via Adviseur Lokale Sport (sportlijn)

Vervolg tabel 5.2 Doelen, maatregelen en procesindicatoren vitale sport- en beweegaanbieders

Maatregelen Procesindicatoren

Doel 5: Innovatie van aanbod en lidmaatschapsvormen

5.1 Verkiezing meest ondernemende sportaanbieder

5.2 Ondersteunen van verenigingen bij innovatie van aanbod en lidmaatschapsvormen

5.3 Het ontwikkelen van sportbrede nieuwe bindingsvormen door het uitzetten van ‘een innovatiechallenge’

Doel 6: Een hogere kwaliteit van verenigingsondersteuning

6.1 Sportbrede inzet van SPN professionals

6.2 Inzet en ontwikkeling netwerk Adviseurs Lokale Sport

6.3 (Door)ontwikkeling van CRM/ back office

Doel 7: De transitie bij bonden is versneld

7.1 Impuls versterken bonden

Bron: Eindadvies vitale aanbieders en positieve sportcultuur, 2018; Uitwerking sportlijn, 2019.

5.4.2 Procesindicatoren maatregelen

Doel 1: Meer sport- en beweegaanbieders zijn toekomstbestendig

Dit doel is eigenlijk een overkoepelend doel voor doel 2 t/m 5. Alle gestelde doelen bij 2 t/m 5 zijn facetten van het toekomstbestendig maken van een sportaanbieder. In de uitwerking van dit thema lijkt dit doel vooral gericht te zijn op algemene verenigingsondersteuning en ondersteuning van het bestuur. In die zin is het een meer onderscheidend doel.

Verenigingsondersteuning op diverse thema’s

Aan dit doel wordt gewerkt door de inzet van verenigingsondersteuning (maatregel 1.1), gericht op het versterken van de organisatorische basis van een vereniging, zoals via bestuurscoaching of procesbegeleiding.

Een op de vijf sportverenigingen (22%) geeft in 2018 aan gebruik te hebben gemaakt van een vorm van verenigingsondersteuning 56 (indicator 1.1.2). Slechts 2 procent heeft in dat jaar gebruikgemaakt van een procesbegeleider. Deze vorm van ondersteuning blijkt ook nog niet erg bekend onder sportverenigingen: slechts 8 procent is bekend met procesbegeleiding. Thema’s waarop een procesbegeleider wordt ingezet zijn: vrijwilligersbeleid, fusie en de maatschappelijke functie van verenigingen.

Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut 93 Het streven is om via de sportlijn in 2021 in totaal 4.500 verenigingen professioneel te ondersteunen en begeleiden, waarvan 250 ondernemende sportaanbieders (streefwaarde 2021). Bijlage B3.2 bevat een overzicht van de aangevraagde diensten via de sportlijn in de periode september 2019 – maart 2020. Voor een toelichting op deze diensten, zie de toelichting op de sportlijn in paragraaf 2.2. Op het gebied van vitale sport- en beweegaanbieders zijn in deze periode 105 diensten over verschillende thema’s aangevraagd. Hiervan waren 54 van het type ‘informeren en inspireren’, de meesten met betrekking tot het thema vrijwilligersmanagement (13). 51 aangevraagde diensten van het type ontwikkelen, waarvan de meesten procesbegeleiding voor besturen betreft, vanuit het Sport Professionals Netwerk. Het betreft hier overigens aangevraagde diensten. Hoeveel hiervan precies is gerealiseerd is onbekend. Op het moment van schrijven waren verschillende diensten on hold gezet, veelal in verband met de coronacrisis.

Bovenstaand overzicht heeft enkel betrekking op diensten die worden aangeboden door de Academie voor Sportkader, bonden en het Sport Professionals Netwerk (SPN). Daarnaast kunnen sportverenigingen voor ondersteuning ook terecht bij lokale of regionale/provinciale sportservice organisaties. In het sportakkoord wordt vermeld dat er een grote variëteit zit in de mate en wijze van ondersteuning en dat het ‘landschap’ van deze ondersteuning sterk is versnipperd. Er zijn echter weinig specifieke maatregelen verbonden aan het oplossen van dit vraagstuk, er wordt voornamelijk ingezet op verbetering van de lokale samenwerking. Inspanningen vanuit de sportlijn gericht op het verbinden van landelijke ondersteuning en lokale vraag, zijn de inzet van de Adviseurs Lokale Sport, de ontwikkeling van registratiesystemen en een landelijke database en website om scholingsaanbod in kaart te brengen. Daarnaast wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een kwaliteitskader voor de ondersteuning van verenigingen door bonden. Zie voor deze inspanningen de sportlijn ( paragraaf 2.2 ). De afstemming tussen de lokale/regionale ondersteuning en de ondersteuning door NOC*NSF en de bonden lijkt nog niet te zijn geadresseerd.

Tot slot vindt ondersteuning van sportverenigingen vanuit NOC*NSF en bonden niet alleen plaats via de sportlijn, maar ook via het traject Rabobank verenigingsondersteuning . Dit traject is geen onderdeel van het sportakkoord, maar draagt bij aan dezelfde doelen voor verenigingsondersteuning als die via inzet van diensten uit de sportlijn wordt beoogd. Het zou een mogelijkheid kunnen zijn om op lokaal niveau waar mogelijk te streven naar optimalisatie en samenwerking tussen deze trajecten, zodat ze niet naast elkaar lopen.

Vergoten van de inzet van professionals voor vitale verenigingen

De inzet van professionals bij verenigingen (maatregel 1.4) krijgt vorm door de inzet van buurtsportcoaches en andere professionals, zoals de eerder genoemde professionals uit het SPN netwerk

(zie sportlijn, paragraaf 2.2.3 ).

Inzet buurtsportcoaches voor vitale sport- en beweegaanbieders

Ingezet wordt op het vergroten van de ondersteuning van sport- en beweegaanbieders door buurtsportcoaches bij het verbreden, verbeteren en nog meer vraaggericht maken van het sport- en beweegaanbod, onder andere door samenwerking tussen de georganiseerde en andere (commerciële) sportaanbieders te versterken.

Uit de peiling onder het buurtsportcoach- en werkgeverspanel uitgevoerd eind 2019 57 , geeft 80 procent van de buurtsportcoaches aan zich in te zetten voor de ambities van het thema vitale sport- en beweegaanbieders. Volgens de gemeenten worden de buurtsportcoaches binnen dit thema het meest

57 Heijnen, E. & Stam, W. van (2020). De inzet van de buurtsportcoach voor het Nationaal Sportakkoord

(factsheet 11/2020). Utrecht: Mulier Instituut.

ingezet op verenigingsondersteuning (76%) en daarna op het verbeteren van lokale samenwerking (63%). De buurtsportcoaches zelf geven aan dat hun werkzaamheden het meest gericht zijn op het verbeteren van lokale samenwerking (83%; zie figuur 5.1). Buurtsportcoaches worden ook ingezet om het pedagogisch sportklimaat te versterken, met het oog op het vergroten van het sportplezier vanuit een pedagogisch perspectief. Deze specifieke inzet van de buurtsportcoach wordt besproken in hoofdstuk 6, positieve sportcultuur.

Figuur 5.1 Inzet buurtsportcoaches op het thema vitale sport- en beweegaanbieders (basis= buurtsportcoaches die bekend zijn met het Nationaal Sportakkoord, in procenten, n=76)

Verbeteren lokale samenwerking 83

Ontwikkelen van sportaanbod 79

Verenigingsondersteuning 74

Ondersteuning organisatie sportaanbod (trainingen,

evenementen, clinics) 71

Leden/deelnemers werven 66

Bevorderen pedagogisch beleid sportaanbieders 43

Werven en behouden van vrijwillig kader 39

Opleiden van (vrijwillig) kader 29

Anders 3

0 20 40 60 80 100

Bron: Mulier Instituut, Panel sport- en cultuurcoaches, najaar 2019.

Ontwikkeling arbeidsmarkt in de sportsector

De inzet van professionals bij sportverenigingen heeft ook te maken met de ontwikkeling van de arbeidsmarkt in de sportsector. Dit is een vraagstuk dat wordt geadresseerd in het de verkenning van de arbeidsmarkt die vanuit de nationale lijn (kennis- en validatievraagstukken, zie ook paragraaf 2.3.4 ) plaatsvindt. In deze verkenning wordt samen met stakeholders gewerkt aan een Human Capital Agenda, met als doel ‘een gezonde sportsector met voldoende en bekwame (betaalde en onbetaalde) mensen’. Dit gaat dus ook over de toekomstbestendigheid van sportverenigingen, waarvoor het beschikken over voldoende en bekwame vrijwilligers cruciaal is, maar waarin ook betaalde professionals een rol kunnen spelen. Bij het opstellen van de agenda worden mbo en hbo instellingen meegenomen. De Human Capital Agenda zal pas op langere termijn concrete uitwerking krijgen. Over de inzet richting onderwijs op kortere termijn voor het inzetten van professionals bij verenigingen is minder bekend. Een voorbeeld waarbij dit wel gebeurt is de professional clubkadercoach. Er is een Associate Degree (AD) programma ontwikkeld met een specifiek uitstroomprofiel ‘clubkadercoach’. Dit programma is bedoeld voor mbo+ studenten die willen worden opgeleid tot clubkadercoach. Ook is de opleiding voor buurtsportcoaches die clubkadercoach willen worden ontwikkeld door NOC*NSF Academie voor Sportkader in samenwerking met

Hogeschool Windesheim.

Doel 2: Een groei van (geschoold) verenigingskader

Om dit doel te bereiken, wordt ingezet op het opleiden van verenigingskader (maatregel 2.1). Het achterliggende doel vanuit de sportlijn is om 100.000 trainers op te leiden gedurende de looptijd van het sportakkoord. De aangevraagde services voor trainersopleidingen via het sportakkoord, in de periode 1 september 2019- 31 maart 2020, zijn te zien in bijlage B3.2 . Het gaat om 45 aangevraagde diensten voor cursussen voor trainers.

Kwaliteitsontwikkeling (behoefteonderzoek en kwaliteitskaders)

Andere belangrijke maatregelen voor de groei van geschoold verenigingskader, gaan over kwaliteitsontwikkeling. Er wordt vanuit de sportlijn een behoefteonderzoek naar opleidingen onder verenigingskader uitgevoerd (maatregel 2.2) en er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van kwaliteitskaders voor ondersteuningsproducten voor trainers en bestuurders (maatregel 2.3). Beide inspanningen staan beschreven in de sportlijn ( paragraaf 2.2.2 ).

Professionalisering bestuur, technisch en arbitrerend kader

Om het aandeel geschoold verenigingskader te laten groeien, wordt ook ingezet op de professionalisering van bestuur, technisch en arbitrerend kader. Dit vindt in de praktijk vooral plaats door de inzet professionals uit het SPN netwerk via diensten (zie sportlijn), die zich bijvoorbeeld via procesbegeleiding richten op de professionalisering van bestuursleden. De clubkadercoach (zie ook paragraaf 6.4.2 voor een uitgebreide beschrijving) richt zich op zowel de professionalisering van bestuur als van technisch kader, maar beperkt zich inhoudelijk tot het onderwerp pedagogisch sportklimaat en trainersbegeleiding. Op de professionalisering van arbitrerend kader zijn vanuit het sportakkoord geen inspanningen bekend.

Doel 3: Een groei van diversiteit en aantal vrijwilligers

Programma Maatschappelijke Diensttijd Sport

Via het programma Maatschappelijke Diensttijd Sport (maatregel 3.1) wordt geprobeerd bij te dragen aan zowel een groei van de diversiteit als de omvang van vrijwilligers in de sport. Dit programma vindt plaats vanuit een andere financieringsstructuur buiten het sportakkoord, maar richt zich wel op doel 3 van vitale sport- en beweegaanbieders en wordt daarom hier genoemd. In dit programma worden jongeren ingezet om vrijwilliger te worden bij een sportvereniging.

Het programma Maatschappelijke Diensttijd is breder dan sport, en stimuleert jongeren om via vrijwilligerswerk hun maatschappelijke impact kunnen verhogen en hun talenten kunnen ontdekken.

Het is een gezamenlijk programma vanuit de ministeries van SZW, VWS en OCW.

In de eerste twee rondes van het programma zijn diverse sportprojecten gehonoreerd. Daarnaast heeft het ministerie van VWS een extra sportronde opgezet, gericht op de specifieke sportinfrastructuur met sportbonden en sportverenigingen. Het programma ‘Maatschappelijke Diensttijd in de sport’ bestaat uit zeven projecten en is gestart op 15 oktober 2019.

Verenigingsondersteuning diversiteit vrijwilligers

Daarnaast is een voorgenomen maatregel dat wordt ingezet op verenigingsondersteuning specifiek op het onderwerp diversiteit van vrijwilligers (maatregel 3.2). In de lijst van aangevraagde diensten ( bijlage

B3.2 ) is te zien dat van deze specifieke ondersteuning nog geen gebruik wordt gemaakt.

Challenges

Er zijn via de nationale lijn twee challenges uitgezet over meer vrijwilligers bij sportclubs (maatregel

3.3). De eerste betrof een oproep om te komen met innovatieve oplossingen om het aantal vrijwilligers structureel te vergroten. Er waren 82 inzendingen, maar de challenge heeft geen winnaar opgeleverd, onder andere omdat de vraagstelling van de challenge dusdanig breed is uitgezet, dat er geen inzending was die op een goede manier alle punten van de vrijwilligersproblematiek kon raken. Daarop is de vraagstelling geëvalueerd en opnieuw geformuleerd. Dit heeft geresulteerd in de tweede challenge:

‘vrijwilligerscoördinator sportclub ondersteunen’. Deze tweede challenge had betrekking op innovatieve instrumenten om de vrijwilligerscoördinator te ondersteunen bij het werven van vrijwilligers. Hier waren twee winnaars (uit 47 inzendingen): Sportservice Nederland met ‘Taakie’, een portal en platform om vrijwilligerstaken te categoriseren en vrijwilligers te koppelen aan openstaande taken en WeMaron met

‘Hallo Vriend’, een slimme sms-berichtenservice die zelfstandig gesprekken voert over de interesses en voorkeuren van mensen voor het verrichten van vrijwilligerstaken. Zie voor een uitgebreide beschrijving van de challenges bijlage B4.2 .

Vrijwilligersvergoeding

Tot slot is een maatregel om het aantal vrijwilligers te laten groeien, het verhogen van de vrijwilligersvergoeding van 1500 naar 1700 euro (maatregel 3.4). Deze maatregel is in 2018 doorgevoerd.

Doel 4: Een groei van interne en externe samenwerkingsverbanden in de sport

De groei van samenwerkingsverbanden, zowel intern (tussen sportverenigingen) als extern (tussen sportaanbieders en andere organisaties), is een doel waaraan vooral wordt gewerkt via de sportlijn en de lokale lijn van het sportakkoord. Expliciete maatregelen daarbuiten om samenwerkingsverbanden te stimuleren ontbreken (nog).

Via de lokale sportakkoorden wordt ingezet op het versterken van lokale samenwerkingen (maatregel 4.2), met name ook tussen sportaanbieders en andere organisaties. Uit de tussenrapportage over de eerste groep lokale sportakkoorden bleek dat volgens sportformateurs al veel nieuwe samenwerkingen ontstaan, maar ook dat de betrokkenheid van ‘andere sportaanbieders’ relatief laag is, en dat het betrokken houden van sportverenigingen (als vrijwilligersorganisaties) lastig is. 58

Ook via de sportlijn wordt gewerkt aan het bevorderen van samenwerkingen, vooral door de inzet van de Adviseur Lokale Sport (maatregel 4.3). Deze richt zich vooral op het versterken van interne samenwerkingsverbanden, dus binnen de sport. Over de opbrengsten hiervan, zeker op langere termijn, is nog geen uitspraak te doen. In paragraaf 2.2.1 wordt de werking van het netwerk Adviseurs Lokale Sport besproken, net als enkele eerste ervaringen met de inzet van de adviseurs.

Tot slot werken ook buurtsportcoaches aan het samenbrengen van partijen en het ondersteunen van sportaanbieders in het vormgeven van hun samenwerking (maatregel 4.1). Bij de bespreking hiervan bij doel 1 bleek al dat 83 procent van de buurtsportcoaches zegt zich te richten op het verbeteren van lokale samenwerking (van de buurtsportcoaches die zich inzetten voor vitale sport- en beweegaanbieders).

Doel 5: Innovatie van aanbod en lidmaatschapsvormen

De uitvoering van dit doel verloopt hoofdzakelijk via de inzet van de lokale lijn en de sportlijn. Via de lokale akkoorden (en het uitvoeringsbudget) kunnen sportaanbieders die hierin interesse hebben, hier mee aan de slag (maatregel 5.2). Via de diensten van de sportlijn kunnen sportaanbieders ondersteund worden (maatregel 5.3). In de lijst van aangevraagde diensten (zie bijlage B3.2 ) is te zien dat enkele producten, die zich richten op vernieuwingen van aanbod en innovaties, zijn aangevraagd in de eerste periode van het sportakkoord, zoals een sessie ‘ledenbinding’, een sessie ‘klaar voor de toekomst’ of een sessie ‘nieuwe

58 Reitsma, M., Pulles, I., Poel, H. van der & Hoogendam, A. (2020). Tussenstand lokale sportakkoorden: inhoudsanalyse en procesevaluatie . Utrecht: Mulier Instituut.

inkomsten genereren’. Het gaat echter om kleine aantallen verenigingen die dit hebben aangevraagd.

Naast deze ‘open’ manier om aan dit doel te werken (via sportlijn en lokale akkoorden, op basis van de behoeften), wordt maar beperkt via concrete maatregelen ingezet op meer innovatie bij sportaanbieders. Een maatregel is de verkiezing van meest ondernemende sportaanbieder (maatregel 5.1), die nog niet heeft plaatsgevonden. Een andere maatregel is het uitzetten van een innovatiechallenge, gericht op het ontwikkelen van sportbrede bindingsvormen (maatregel 5.4). Dit is nog niet gebeurd.

Doel 6: Een hogere kwaliteit van verenigingsondersteuning

Ook aan dit doel wordt gewerkt via de sportlijn. Het gaat hierbij om het verbreden van de inzet van SPN professionals naar een sportbrede inzet (maatregel 6.1). In paragraaf 2.2.3 staat beschreven wat de doelstellingen van het netwerk zijn en hoe de verbreding zowel naar andere sporten dan voetbal (via het project impuls versterken bonden) als naar andere typen ondersteuners (met verschillende expertises; via de sportlijn) gaande is. Er zijn elf nieuwe bonden en drie gemeenten betrokken. Daarnaast is het netwerk uitgebreid met enkele professionals met expertise op gebieden sporttechnisch, accommodaties en bouwkundige/juridische ondersteuning. De inzet van en de ontwikkeling van het netwerk Adviseurs Lokale Sport (maatregel 6.2) via de sportlijn is bedoeld om de verenigingsondersteuning vooral op lokaal niveau een hogere kwaliteit te geven. Uit de eerste ervaringen ( paragraaf 2.2.1 ) bleek al dat de adviseurs zich met name richten op het netwerk om de sportaanbieder heen, en proberen gebruik te maken van de reeds aanwezige verenigingsondersteuning en de verbinding met landelijke organisaties te maken. Uit de eerste ervaringen bleek ook dat dit, afhankelijk van de lokale situatie, soms lastig verloopt en dat de adviseur over beperkte tijd beschikt. Hoe dit precies uitwerkt op langere termijn, en of dit leidt tot hogere kwaliteit van verenigingsondersteuning, zal onderwerp van komende monitoren zijn. Tot slot wordt ingezet op een hogere kwaliteit van verenigingsondersteuning door het versterken van de zogenaamde back office (maatregel 6.3). In paragraaf 2.2.4 staat beschreven dat de supportdesk in de eerste periode van het sportakkoord bijna 250 vragen heeft afgehandeld, en dat het opzetten van een CRM systeem nog in ontwikkeling is.

Doel 7: De transitie bij bonden is versneld

De maatregelen om te werken aan een versnelling van transitie bij bonden, worden uitgevoerd via het programma impuls versterken sportbonden. In paragraaf 8.2 staat een uitgebreide beschrijving van de projecten en voortgang binnen dit programma.

5.4.3 Samenvatting

In tabel 5.3 wordt de voortgang op de maatregelen schematisch weergegeven.

Tabel 5.3 Voortgang inzet maatregelen vitale sport- en beweegaanbieders (juni 2020)

Maatregelen Procesindicatoren Voortgang* Doel 1: Meer sport- en beweegaanbieders zijn toekomstbestendig

1.1 Ondersteuning 1.1.1 Aantal ingezette - In de periode 1 september 2019-31

(procesbegeleiding en ondersteuningstrajecten maart 2020 zijn via de diensten 105

verenigingsondersteuning op diverse • Thema’s van de trajecten aangevraagd. Onbekend is

terreinen) trajecten hoeveel daarvan zijn gerealiseerd.

  • • 
    Tevredenheid Over de tevredenheid zijn (nog) te

afnemers van trajecten weinig gegevens bekend

  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

Vervolg tabel 5.3 Voortgang inzet maatregelen vitale sport- en beweegaanbieders (juni

2020)

Maatregelen Procesindicatoren Voortgang*

1.1.2 Aandeel - 22 procent van de verenigingen verenigingen dat gebruik heeft gebruik gemaakt van maakt van ondersteuning ondersteuning. 2 procent heeft gebruik gemaakt van procesbegeleiding (2018)

1.2 Vergroten inzet professionals bij 1.2.1 Inzet - 80% van de buurtsportcoaches zet verenigingen, oa. via inzet SPN en buurtsportcoaches voor zich in voor vitale verenigingen buurtsportcoaches vitale sport- en - 87% van de gemeenten met

beweegaanbieders buurtsportcoaches zit deze in voor vitale verenigingen

1.3 Verkenning - Human Capital Agenda over arbeidsmarktontwikkeling arbeidsmarktontwikkeling in de sportsector sportsector wordt ontwikkeld

  • AD programma met uitstroomprofiel clubkadercoach voor mbo+ studenten

    is ontwikkeld

Doel 2: Een groei van (geschoold) verenigingskader

2.1 Opleidingen voor 2.1.1 Aantal gevolgde In de periode 1 september 2019- 31 verenigingskader, via services opleidingen maart 2020 zijn via de diensten 45

(doel = 100.000 trainers opleiden) • Inhoud gevolgde trainersopleidingen aangevraagd. opleidingen Over de tevredenheid zijn (nog) te

  • • 
    Tevredenheid weinig gegevens bekend gevolgde opleidingen

2.2 Kwaliteitsontwikkeling van de - Er wordt gewerkt aan een opleidingen kwaliteitskader voor

ondersteuningsproducten voor trainers/coaches en voor bestuurders - Er wordt een behoefteonderzoek naar opleidingsbehoeften uitgevoerd

2.3 Ondersteuning gericht op - Inzet professionals SPN (54 trajecten professionalisering van bestuur, via diensten in periode 1 september technisch en arbitrerend kader, via 2019- 31 maart 2020) clubkadercoaches en inzet van SPN - Clubkadercoaches zijn ingezet in 52 professionals proeftuinen. Resultaten nog niet

bekend

  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

Vervolg tabel 5.3 Voortgang inzet maatregelen vitale sport- en beweegaanbieders (juni

2020)

Maatregelen Procesindicatoren Voortgang*

Doel 3: Een groei van diversiteit en aantal vrijwilligers (achterliggend doel: Het vrijwilligersklimaat is verbeterd en de waardering voor vrijwilligerswerk is toegenomen.)

3.1 Programma Maatschappelijke 7 sportprojecten gestart in oktober Diensttijd Sport 2019

3.2 Verenigingsondersteuning op Geen actieve inzet onderwerp diversiteit vrijwilligers

3.3 Challenge over 2 challenges uitgezet via vrijwilligerscoördinator sportinnovator

3.4 Verhoging van de Doorgevoerd in 2018 vrijwilligersvergoeding van 1.500 naar 1.700 euro

Doel 4: Een groei van interne en externe samenwerkingsverbanden in de sport

4.1 De inzet van de Zie indicator 1.2.1 Zie indicator 1.2.1 buurtsportcoaches om partijen samen te brengen en sportaanbieders te ondersteunen in het vormgeven van hun samenwerking

4.2 Versterken van de lokale Lokale akkoorden worden in vrijwel samenwerking, tussen alle gemeenten gesloten of sportaanbieders en tussen uitgevoerd. Resultaten voor lokale sportaanbieders en andere partijen, samenwerking nog onbekend via lokale sportakkoorden

4.3 Inzet Adviseur Lokale Sport om Adviseurs Lokale Sport zijn actief in samenwerking te versterken vrijwel alle gemeenten. Resultaten

voor de lokale samenwerking nog onbekend

Doel 5: Innovatie van aanbod en lidmaatschapsvormen

5.1 Verkiezing meest ondernemende Nog niet uitgevoerd sportaanbieder

5.2 Ondersteunen van verenigingen Ondersteuningsproducten bij innovatie van aanbod en beschikbaar via diensten lidmaatschapsvormen

5.3 Het ontwikkelen van sportbrede Nog niet uitgevoerd nieuwe bindingsvormen door het uitzetten van ‘een innovatiechallenge’

  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

Vervolg tabel 5.3 Voortgang inzet maatregelen vitale sport- en beweegaanbieders (juni 2020)

Maatregelen Procesindicatoren Voortgang*

Doel 6: Een hogere kwaliteit van verenigingsondersteuning

6.1 Sportbrede inzet van SPN - Via sportlijn en via impuls professionals versterken bonden - Netwerk is uitgebreid met professionals met andere expertises - Elf nieuwe sportbonden betrokken

6.2 Ontwikkeling netwerk Adviseurs - Via sportlijn Lokale Sport - Netwerk Adviseurs Lokale Sport bestaat uit 79 adviseurs

6.3 (Door)ontwikkeling van CRM/ - Via sportlijn back office

Doel 7: De transitie bij bonden is versneld

7.1 Impuls versterken bonden - Projecten gestart. Verder geen monitoring

  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

Samenvatting en beschouwing

5.5.1 Samenvatting

De ambitie van het thema vitale sport- en beweegaanbieders is het toekomstbesteding maken van sporten beweegaanbieders. In tabel 5.4 wordt de voortgang op de doelen weergegeven.

Tabel 5.4 Voortgang maatregelen per doel vitale sport- en beweegaanbieders (juni 2020)

Doel Voortgang*

  • 1. 
    Meer sport- en beweegaanbieders zijn - Aantallen ondersteuningstrajecten via diensten nog toekomstbestendig laag - Inzet buurtsportcoaches is hoog - Eerste acties rond arbeidsmarktontwikkeling worden uitgevoerd
  • 2. 
    Een groei van (geschoold) verenigingskader - Aantallen cursussen via diensten nog laag - Projecten gestart t.b.v. kwaliteitsontwikkeling cursussen
    • Clubkadercoach is gestart
  • 3. 
    Een groei van diversiteit en aantal vrijwilligers - Programma Maatschappelijk Diensttijd Sport loopt (achterliggend doel: Het vrijwilligersklimaat is - Challenges uitgezet en vrijwilligersvergoeding verbeterd en de waardering voor vrijwilligerswerk verhoogd is toegenomen.) - Geen specifieke inzet op diversiteit vrijwilligers
  • 4. 
    Een groei van interne en externe - Er wordt reeds veel samengewerkt (hoge inzet samenwerkingsverbanden in de sport buurtsportcoaches voor vitale sportaanbieders) en de lokale akkoorden en Adviseurs Lokale Sport zullen dit versterken. Te weinig bekend over de kwaliteit van de samenwerking.
  • 5. 
    Innovatie van aanbod en lidmaatschapsvormen - Ondersteuningsproducten via diensten beschikbaar - Weinig specifieke inzet
  • 6. 
    Een hogere kwaliteit van - Via sportlijn (SPN, netwerk Adviseurs Lokale Sport en verenigingsondersteuning CRM systeem/back office)
  • 7. 
    De transitie bij bonden is versneld Projecten gestart (verder geen monitoring)
  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

De maatregelen om aan de ambitie en de doelen van dit thema te werken, hebben grotendeels betrekking op de ondersteuning van sportverenigingen (in de vorm van procesbegeleiding en verenigingsondersteuning op diverse terreinen). Adviseurs Lokale Sport (tijdelijk) en buurtsportcoaches (structureel) vervullen een rol bij het tot stand brengen van de verbindingen met andere sportaanbieders en organisaties uit andere sectoren. De uitvoering van deze maatregelen loopt voor een belangrijk deel via de sportlijn van het sportakkoord (met name verenigingsondersteuning in de vorm van diensten en de inzet van Adviseurs

Lokale Sport) en de lokale lijn (inzet buurtsportcoaches en lokale sportakkoorden). Tevens is er een grote mate van overlap met het thema positieve sportcultuur.

5.5.2 Beschouwing

Reflectie monitoring

In het algemeen is de monitoring van dit thema een moeilijke opgave. Ten eerste lijken de doelen deels te overlappen of in elkaar over te lopen (ambitie, doel 1 t/m 5). Ten tweede vindt een groot deel van de uitvoering plaats via de sportlijn en de impuls versterken bonden. Daardoor is enerzijds sprake van veel overlap en anderzijds niet duidelijk welke maatregelen (inspanningen) en opbrengsten specifiek bij het thema vitale sport- en beweegaanbieders horen en hoe deze zich tot elkaar verhouden. Hieronder worden nog enkele specifieke punten voor reflectie op de monitoring benoemd:

Toekomstbestendigheid sport- en beweegaanbieders

Doel 1 is dat meer sport- en beweegaanbieders toekomstbestendig zijn. Hierbij wordt niet gespecificeerd wat toekomstbestendigheid precies inhoudt. De elementen die worden gevolgd via de indicatoren vitaliteit en mate van openheid zijn van belang voor de toekomstbestendigheid, maar de precieze invulling van de term ‘toekomstbestendigheid’ bij dit doel is onbekend. Zoals in dit hoofdstuk beschreven, betreft doel 2 t/m 5 onderwerpen die onderdeel zijn van het functioneren van de sportaanbieders. Doel 1 lijkt daardoor een soort ‘verzameldoel’ voor meerdere doelen van dit thema. Bovendien is de ambitie van het thema ‘de organisatie en financiën van sportaanbieders zijn toekomstbestendig’, en is het verschil tussen deze centrale ambitie en doel 1 niet duidelijk.

Geschoold verenigingskader

In het monitoringsplan is geen indicator opgenomen over de mate waarin verenigingen over geschoold verenigingskader beschikken. Wel is een indicator opgenomen over de mate waarin verenigingen over voldoende vrijwilligers beschikken (doel 3). Op basis van data uit het verenigingspanel zou het mogelijk zijn in de toekomst ook de mate waarin verenigingen over geschoold kader beschikken, te volgen.

Interne en externe samenwerkingsverbanden in de sport

Over de mate van samenwerking en de verschillende partijen waarmee wordt samengewerkt, is een goed beeld te geven op basis van de huidige indicatoren. Deze indicatoren zeggen echter nog weinig over de kwaliteit van samenwerking. Dit doel richt zich niet op de richting of invulling van de samenwerking. Het is te overwegen om de meer kwalitatieve aspecten van samenwerking mee te nemen in de uitvoering van en onderzoek naar dit thema.

Hogere kwaliteit van verenigingsondersteuning (doel 6) & de transitie bij bonden is versneld (7)

Doelen 6 en 7 richten zich beide op het versterken van de organisaties (NOC*NSF, bonden) met als doel dat de verenigingsondersteuning daardoor beter kan worden uitgevoerd (en dat een betere bijdrage aan het sportakkoord kan worden geleverd). Daardoor zijn deze doelen moeilijk te volgen aan de hand van indicatoren en gaat het veelal om geboekte voortgang in processen.

Beschouwing proces

Tot slot beschouwen we in welke mate de uitvoering van het thema vitale sport- en beweegaanbieders aan de voorwaarden (borging, presterend, veerkrachtig, verbindend) voldoet om als ‘publiek waardevol’ te mogen worden beschouwd (zie paragraaf 1.3).

Bij de inspanningen gericht op verenigingsondersteuning lijkt goed gebruik te worden gemaakt van de reeds aanwezige ondersteuningsmogelijkheden, zoals de inzet van buurtsportcoaches en bestaande cursussen/producten. Het is nog te vroeg om te kunnen vaststellen of dit de vitaliteit of toekomstbestendigheid van sport- en beweegaanbieders structureel zal vergroten (presterend). Veel zal ook afhangen van de uiteindelijke impact van de coronacrisis en de economische crisis die daar het gevolg van is.

De in het sportakkoord gesignaleerde versnippering van de ondersteuning aan verenigingen (en andere sport- en beweegaanbieders) lijkt echter nog niet goed geadresseerd. De ontwikkeling van een kwaliteitskader voor verenigingsondersteuning (zie sportlijn) kan hierbij mogelijk een rol spelen, net als de rol van de Adviseur Lokale Sport en de ontwikkeling van registratiesystemen voor een efficiënte dienstverlening. Maar de vraag is of er niet meer nodig is, met name om de lokale en regionale ondersteuning beter af te stemmen op die vanuit NOC*NSF (ASK) en de bonden en andersom. Het is een mogelijkheid om lokale goede voorbeelden als good practice ter inspiratie te gebruiken.

Hoewel er veel lokaal wordt samengewerkt, is niet goed te beoordelen waar deze samenwerking op gericht is en wat deze samenwerking nu precies oplevert. Dit is ook inherent aan de werking met lokale akkoorden, waardoor de lokale invulling van de samenwerking per gemeente verschilt. Te overwegen is daarom om aanvullend onderzoek te doen naar de kwaliteit en resultaten van de samenwerking.

Opvallend is dat veel inspanningen gericht zijn op de versterking van de sportverenigingen. In het uitwerkingsplan voor dit thema vormden ook andere sportaanbieders, zoals ondernemers, de doelgroep voor de geformuleerde doelen. NL Actief, de brancheorganisatie van fitnessaanbieders, was intensief betrokken bij de uitwerking van de thema’s vitale sport- en beweegaanbieders en positieve sportcultuur.

In de uitvoering lijken deze nog niet (goed) meegenomen. Dit kan te maken hebben met het feit dat de uitvoering van het thema grotendeels verloopt grotendeels via de sportlijn, die van nature meer gericht is op de sportverenigingen.

Het onderwijs (mbo en hbo-opleidingen) lijkt vooralsnog nauwelijks voor te komen in de uitvoering van het thema. Deze instellingen zijn wel betrokken bij het thema arbeidsmarktontwikkeling. Ook NL Actief is vanuit de ondernemende sport gesprekspartners bij de ontwikkeling van de Human Capital Agenda.

Onderwijs en ondernemende sport zijn dus wel betrokken bij het thema, maar het zou wenselijk zijn een sterkere verbinding met de commerciële sector en het beroepsonderwijs bij de verdere realisatie van het sportakkoord na te streven (verbindend).

Over de mate van veerkracht (veerkrachtig) van het thema vitale sport- en beweegaanbieders is op basis van de tot nu toe beschikbare gegevens nog weinig te zeggen.

Er is een verdeling van de verschillende maatregelen over opdrachten gemaakt en er is voor iedere opdracht een coördinator aangewezen. Daarmee is de uitvoering geborgd, maar tegelijkertijd ook versnipperd (borging). Voor de uitvoering van de maatregelen is gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande trajecten en routes voor de uitvoering van dit thema, zoals de sportlijn, lokale akkoorden, buurtsportcoachregeling en bestaande verenigingsondersteuning. Dit heeft veel voordelen, maar betekent ook dat het uitwerkingsteam voor specifiek het thema vitale- sport en beweegaanbieders niet meer actief is. Het is wellicht aan te bevelen toch een eigenaar of ‘kartrekkende’ partij te benoemen voor het thema vitale- sport en beweegaanbieders, waardoor meer regie op het thema als geheel plaatsvindt.

  • 6. 
    Positieve sportcultuur

    Inleiding

    In de afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in bevorderen van een veilig sportklimaat via het actieplan ‘Naar een veiliger sportklimaat’ 59 . Uit het programma Veilig Sportklimaat (VSK) is gebleken dat de aandacht voor aspecten van een veilig sportklimaat is gestegen onder bestuurders en verenigingskader. Anderzijds vinden wangedrag en incidenten nog steeds plaats bij sportverenigingen. Het programma Veilig Sportklimaat is na 2018 beëindigd, maar de aandacht voor een veilig sportklimaat is voortgezet in het thema positieve sportcultuur. Binnen het thema positieve sportcultuur is enerzijds sprake van continuering en integratie van eerdere programma’s en aandachtspunten (o.a. Veilig Sportklimaat, aanbevelingen Commissie De Vries) en anderzijds heeft dit thema veel raakvlakken met de thema’s inclusief sporten en bewegen en vitale sport- en beweegaanbieders.

    Ambitie, doelen en indicatoren

    6.2.1 Samenhang ambitie, doelen en indicatoren Overal met plezier, veilig, eerlijk en zorgeloos kunnen sporten is de centrale ambitie binnen het thema positieve sportcultuur. Het creëren van een positieve sportcultuur vraagt om aandacht voor en ondersteuning van bestuurders, sportclubs, trainers, ouders en verzorgers. In het sportakkoord wordt als afgeleide van de centrale ambitie een aantal doelen gesteld. Om de ambitie en doelen van het thema te kunnen monitoren zijn indicatoren geformuleerd. De ambitie, doelen en indicatoren voor het thema positieve sportcultuur zijn weergegeven in tabel 6.1.

    59 Romijn, D. & Kalmthout, J. van (2019) VSK monitor 2018: voortgangsrapportage Actieplan ‘naar een veiliger sportklimaat’ . Utrecht: Mulier Instituut.

Tabel 6.1 Ambitie, doelen en indicatoren positieve sportcultuur

Ambitie: Overal met plezier, veilig, eerlijk en zorgeloos kunnen sporten

Indicator Stand van zaken

Doel 1: Alle sportclubs hebben actief aandacht voor een positieve sportcultuur

Doel 2: Trainers, leraren en instructeurs stellen het welzijn van het kind boven de winst

Persoonlijke aandacht trainer het gemiddelde rapportcijfer voor de persoonlijke aandacht van de sporttrainer voor het welbevinden van het kind (2019):

8.4 - volgens kinderen (4 t/m 11 jaar) 8.3 – volgens ouders van kinderen (4 t/m 11 jaar) 8.5 – volgens jongeren (12 t/m 17 jaar)

Doel 3: Meer sportieve spelregels binnen en buiten het veld

Doel 4: Tegengaan ongewenst en grensoverschrijdend gedrag in de sport

Veilig voelen tijdens en rond 78% van de Nederlandse sporters en/of wedstrijdbezoekers (12 wedstrijden jaar en ouder) voelt zich meestal veilig tijdens en rondom sportwedstrijden (2018)

Wangedrag meemaken of zien 28% van de Nederlandse sporters en/of wedstrijdbezoekers (12 jaar en ouder) heeft wangedrag in de sport meegemaakt of is hier getuige van geweest (2018)

Gedragingen sportwedstrijden 90% van de gedragingen tijdens geobserveerde teamsportwedstrijden is positief (2017 t/m 2019)

Zie hier meer informatie over deze indicator en de Monitor Sportief Wedstrijdgedrag

Trendgegevens, uitsplitsingen naar achtergrondkenmerken en bronvermeldingen zijn te raadplegen via: https://www.sportenbewegenincijfers.nl/beleid/sportakkoord/positieve sportcultuur

Bron: VWS, VSG, VNG & NOC*NSF (2018). Nationaal sportakkoord 2018-2022. Sport verenigt Nederland. Den

Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

6.2.2 Reflectie op doelen en indicatoren

Voor het doel dat alle sportclubs actief aandacht hebben voor een positieve sportcultuur is binnen het sportakkoord geen algemene indicator ontwikkeld om de mate van doelbereik weer te geven. Over de mate waarin sportverenigingen aandacht hebben voor aspecten van een veilig sportklimaat en een positieve sportcultuur is wel informatie beschikbaar, deels vanuit de voortzetting van dataverzameling die eerder binnen de monitoring van VSK plaatsvond. Dit wordt toegelicht in paragraaf 6.4.2.

Het tweede doel is dat trainers, leraren en instructeurs het welzijn van het kind boven winst stellen. Dit doel sluit aan bij het pedagogisch sportklimaat, een belangrijk aandachtsgebied binnen dit thema. De persoonlijke aandacht van een trainer voor een kind is vastgesteld als indicator om de voortgang op dit doel te meten. Het is echter denkbaar dat ook andere aspecten dan persoonlijke aandacht van de trainer bijdragen aan het doel. In paragraaf 6.4.2 worden meer aspecten van het pedagogisch sportklimaat belicht, bijvoorbeeld de beleidsmatige aandacht voor het thema. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk reflecteren we op de vraag of de huidige indicatoren voldoen om de voortgang op dit doel inzichtelijk te maken.

Het derde doel ‘meer sportieve regels binnen en buiten het veld’ gaat over het aanpassen van spelregels om een positieve sportcultuur te bevorderen, maar ook over de regels ‘buiten het veld’, zoals positief gedrag van ouders langs de kant of afspraken over omgang. De focus hierbij ligt vooral op organisatorische verandering en aanpassing van (spel)regels, bijvoorbeeld bij sportbonden. Momenteel is voor dit doel geen indicator ontwikkeld. De voortgang op dit doel is ook niet goed te volgen via één landelijke indicator, omdat het doel eigenlijk uit verschillende onderdelen bestaat.

Doel 4 gaat over het tegengaan van ongewenst en grensoverschrijdend gedrag in de sport. Ook dit doel is niet aan de hand van één indicator te volgen, maar er is wel een aantal indicatoren vastgesteld voor verschillende aspecten. Uit de Vrijetijdsomnibus van 2018 (SCP) blijkt dat ruim driekwart van de

Nederlandse sporters of sportbezoekers zich veilig voelt tijdens en rondom sportwedstrijden, maar ook dat ruim een kwart wangedrag in de sport heeft meegemaakt of gezien. Uit de Monitor Sportief

Wedstrijdgedrag blijkt dat bij 90 procent van de gedragingen in een selectie geobserveerde teamsportwedstrijden positief waren. De meerderheid van de sporters en betrokkenen hebben dus positieve en veilige ervaringen in de sport, maar er bestaat ook een minderheid waarvoor dit niet het geval is. Juist voor dit doel is het belangrijk zicht te hebben op deze minderheid, en op kenmerken van deze ongewenste en grensoverschrijdende situaties. In paragraaf 6.4.2 wordt hierop verder ingegaan en in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk wordt gereflecteerd op de (geschiktheid van de) indicatoren.

Aanpak

6.3.1 Beschrijving aanpak

Het deelakkoord positieve sportcultuur in het Nationaal Sportakkoord is ondertekend door verschillende partijen, waaronder de strategische partners NOC*NSF, VSG en VWS, Stichting Halt, MBO-SB, Hogescholen Sportoverleg (HSO), Scouting Nederland en Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk. De ondertekenende partners van het sportakkoord hebben afgesproken zich in te zetten voor het behalen van de doelen. Per doel hebben zij maatregelen opgesteld die moeten bijdragen aan het behalen van de doelen. Deze maatregelen staan centraal in paragraaf 6.4.1.

In de startperiode van het sportakkoord (najaar 2018) is het thema verder uitgewerkt door een uitwerkingsteam, dat bestaat uit afgevaardigden van NOC*NSF, VSG, VWS en Kenniscentrum Sport &

Bewegen. De uitwerking van het thema is samengevoegd met de uitwerking van het thema vitale sport- en beweegaanbieders vanwege de inhoudelijke raakvlakken en raakvlakken in de organisatie, zie ook hoofdstuk 5. Het uitwerkingsteam heeft de maatregelen verdeeld over verschillende opdrachten, die de basis vormen voor de uitvoering van de maatregelen. Zie tabel 6.2 voor de opdrachten die van toepassing zijn voor het thema positieve sportcultuur. Per opdracht is een coördinerende partij aangewezen.

Tabel 6.2 Aanpak voor de uitvoering van thema positieve sportcultuur, aan de hand van opdrachten

Opdracht Toelichting Coördinerende partij

Verenigingsondersteuning Verenigingen worden ondersteund door de NOC*NSF, sportbonden

partijen van de gezamenlijke sport, op het thema en NL Actief

positieve sportcultuur

Ontwikkeling technisch Verenigingen worden ondersteund door de inzet NOC*NSF pedagogisch beleid van de buurtsportcoach (oa. clubkadercoach), via gemeenten en sportbonden

Versterken sportbonden Stimuleren en faciliteren van sportbonden om te Sportbonden en werken aan toekomstbestendigheid sport en NOC*NSF

sportbonden, op het thema positieve sportcultuur

Uitvoering aanbevelingen NOC*NSF (Centrum Commissie De Vries Veilige Sport Nederland)

Sport en Gedrag Training Verbreden van het traject trainingen Sport en Halt, in samenwerking Gedrag door Stichting Halt naar andere sporten met KNVB, NOC*NSF en dan voetbal VWS

Onderwijs Professionals zijn in staat om sportkader op te VWS leiden en te begeleiden op de pedagogisch

didactische aspecten van het trainerschap

Bron: Eindadvies vitale aanbieders en positieve sportcultuur, 2018.

6.3.2 Proces aanpak

De uitwerking van het thema positieve sportcultuur heeft geleid tot de verdeling van maatregelen over de opdrachten. De coördinatoren van de verschillende opdrachten zijn daarna in samenwerking met partners gaan werken aan de maatregelen. Uit bovenstaande tabel blijkt dat binnen het thema positieve sportcultuur veel opdrachten worden uitgevoerd door partijen uit de gezamenlijke sport (NOC*NSF, NL

Actief en sportbonden). Voor een groot deel gebeurt dit vanuit de sportlijn. Ook vanuit de andere implementatielijnen, de lokale- en de nationale lijn, wordt aan het thema gewerkt. Hieronder wordt beschreven hoe de aanpak zich ontwikkelt.

Ondersteuning sportaanbieders en sportlijn

De opdracht voor ondersteuning van sportaanbieders wordt vooral uitgevoerd via de sportlijn.

Verschillende producten (diensten) uit het aanbod van bonden en van de Academie voor Sportkader sluiten aan bij de ambitie van thema positieve sportcultuur (zie voor de resultaten paragraaf 6.4.2). Daarnaast wordt vanuit de sportlijn gewerkt aan een campagne met de titel #ikmaakhetmogelijk, gericht op trainers, coaches, docenten LO, buurtsportcoaches, ouders en kinderen. De campagne gaat over de boodschap dat kinderen die met plezier sporten méér en beter leren bewegen, in relatie tot pedagogische competenties en aandacht voor motorische ontwikkeling bij trainers. Dit raakt naast het thema positieve sportcultuur ook aan het thema van jongs af aan vaardig in bewegen.

Versterken van bonden

De opdracht ‘versterken bonden’ is gestart en de bonden zijn in fase van overleg en voorbereiding

(voorjaar 2020). Dit is een inhoudelijk overleg over projecten op het thema positieve sportcultuur.

Daarnaast is een werkgroep ingericht (met afvaardiging van VWS, NOC*NSF, sportbonden en VSG), waarin zowel wordt gesproken over de inhoudelijke projecten als over meer samenwerking tussen de bonden op het thema positieve sportcultuur. Daarnaast is de verbinding tussen landelijke activiteiten op het thema positieve sportcultuur en de rol die gemeenten hierin kunnen spelen een aandachtspunt in dezelfde werkgroep. Door de werkgroep is besloten de mogelijkheden voor gemeenten op positieve sportcultuur te verkennen en om meer de verbinding te zoeken met de lokale sportakkoorden. In onderstaande paragraaf staat beschreven in hoeverre positieve sportcultuur al een speerpunt in de lokale sportakkoorden is.

Lokale sportakkoorden

Uit een analyse van de eerste gesloten sportakkoorden blijkt dat het thema positieve sportcultuur in vijftien (38%) van de eerste 39 lokale sportakkoorden benoemd en uitgewerkt is 60 . Uit de analyse van de vijftien sportakkoorden waarin het thema is uitgewerkt, blijkt dat de termen plezier, veiligheid, pedagogisch en sportiviteit/respect het vaakst worden genoemd. Termen als vertrouwenscontactpersoon of Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) worden wel genoemd, maar veel minder vaak. Plezier en veiligheid lijken voorop te staan, maar ook voor het pedagogische aspect is in een deel van de lokale sportakkoorden aandacht. In de eerste vier maanden van 2020 zijn nog eens 62 lokale sportakkoorden opgeleverd. Hiervan is de inhoudsanalyse nog niet gereed, deze resultaten worden later in 2020 verwacht.

Overige opdrachten

De opdracht voor de ontwikkeling van technisch pedagogisch beleid krijgt projectmatig uitvoering in het project clubkadercoaching (zie ook paragraaf 6.4.2, doel 2), waarin met proeftuinen wordt gewerkt. Een organisatorische wijziging is dat de aanbevelingen van Commissie de Vries hebben geleid tot de oprichting van het Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN) in april 2019, als opvolger van het Vertrouwenspunt Sport (zie ook paragraaf 6.4.2, doel 4).

Tot slot is via de nationale lijn een aantal projectsubsidies afgegeven, die bijdragen aan de ambitie van thema positieve sportcultuur. Eén hiervan is de Training Sport en Gedrag (één van de opdrachten), maar ook andere projectsubsidies richten zich op dit thema. Een overzicht van alle projectsubsidies staat in bijlage B4.1 . De meeste projecten worden inhoudelijk beschreven in paragraaf 6.4.2, bij het betreffende doel. Daarnaast worden via de nationale lijn van het sportakkoord challenges uitgezet, maar tot nu toe richt geen van de challenges zich specifiek op het thema positieve sportcultuur. Wel is de Nationale

Sportinnovator Prijs 2019 ‘Van prestatie naar plezier’ uitgereikt. Zie paragraaf 6.4.2 (doel 3) voor meer informatie over de inhoud van de prijs.

De inhoudelijke voortgang die vanuit de opdrachten wordt geboekt wordt beschreven in paragraaf 6.4.2. Dit gebeurt aan de hand van vastgestelde indicatoren of andere beschikbare data.

6.3.3 Samenvatting

Het thema positieve sportcultuur kent één centrale ambitie, vier doelen en een lijst maatregelen om die doelen te behalen. De aanpak van het thema is uitgewerkt door een uitwerkingsteam, waarbij de partijen uit de gezamenlijke sport een grote rol spelen. De aanpak bestaat uit een aantal opdrachten: verenigingsondersteuning, ontwikkeling technisch pedagogisch beleid, versterken sportbonden, uitvoering aanbevelingen Commissie De Vries, verbreden Trainingen Sport & Gedrag, en onderwijs. Vanuit elke opdracht wordt gewerkt aan de uitvoering van één of meerdere maatregelen. Daarnaast is het thema positieve sportcultuur opgenomen in meerdere lokale sportakkoorden, waardoor ook vanuit gemeenten en lokale partijen wordt gewerkt aan onderdelen van een positieve sportcultuur. Naast de oprichting van

60 Reitsma, M., Pulles, I., Poel, H. van der & Hoogendam, A. (2020). Tussenstand lokale sportakkoorden: inhoudsanalyse en procesevaluatie. Utrecht: Mulier Instituut.

Centrum Veilige Sport Nederland als belangrijk onderdeel van de aanbevelingen Commissie De Vries, wordt via een aantal projectsubsidies van VWS aan de doelen van thema positieve sportcultuur gewerkt.

Maatregelen

6.4.1 Samenhang doelen, maatregelen en procesindicatoren

Om de vier doelen die zijn geformuleerd te behalen, hebben de betrokken partijen maatregelen opgesteld. De maatregelen zijn gevarieerd van aard en afhankelijk van de inhoud vindt uitvoering van de maatregel plaats vanuit één van de opdrachten, door één of meerdere van de betrokken partijen. In tabel 6.3 staat een overzicht van de maatregelen per doel, de bijbehorende aanpak en indien van toepassing de procesindicatoren 61 die de voortgang op de maatregel weergeven.

Tabel 6.3 Doelen, maatregelen en procesindicatoren positieve sportcultuur

Maatregelen Aanpak (opdracht) Procesindicator

Doel 1: Alle sportclubs hebben actief aandacht voor een positieve sportcultuur

1.1 Het ontwikkelen en invoeren van bestuurscoaching Verenigings 1.1.1 Aantal trajecten ondersteuning bestuurscoaching

1.2 Sportclubs worden ondersteund in manieren waarop Verenigingsouders kunnen bijdragen aan de positieve sportcultuur ondersteuning op en rondom het sportterrein

1.3 Het aanbieden van een praktijkgerichte, sportbrede Ontwikkeling 1.2.1 Aantal trajecten cursussen voor bestuurders met daarin expliciete technisch procesbegeleiding aandacht voor een positieve sportcultuur pedagogisch beleid positieve sportcultuur

1.4 Het opzetten van bestuursnetwerken waarin Ontwikkeling sportbestuurders kennis en ervaring over een positieve technisch sportcultuur onderling uitwisselen en benutten pedagogisch beleid

1.5 Het moderniseren van de Code Goed Sportbestuur Verenigings 1.5.1 Aandeel bonden ondersteuning dat de richtlijnen heeft geïmplementeerd

1.5.2. Bekendheid met de richtlijnen onder verenigingen

Doel 2: Trainers, leraren en instructeurs stellen het welzijn van het kind boven de winst

2.1 Het implementeren van Coach-de-Coach trajecten. Ontwikkeling 2.1.1 Aantal coach-de Op lokaal niveau worden coaches ingezet die trainers en technisch coach trajecten coaches trainen en begeleiden bij het vormen van een pedagogisch beleid 2.1.2 Aantal opgeleide pedagogisch sportklimaat clubkadercoaches 2.2 Het verstevigen van de aandacht voor positieve Onderwijs sportcultuur in opleidingen

61 De stand van zaken op een aantal van deze indicatoren is ook te raadplegen via: https://www.sportenbewegenincijfers.nl/beleid/sportakkoord/positieve-sportcultuur .

Vervolg tabel 6.3 Doelen, maatregelen en procesindicatoren positieve sportcultuur

Maatregelen Aanpak (opdracht) Procesindicator Doel 3: Meer sportieve spelregels binnen en buiten het veld

3.1 Het ondersteunen van sportbonden bij het aanpassen Versterken bonden 3.1.1 Aantal bonden van hun spelregels bij de jeugd om het sportplezier te bezig is met aanpassen bevorderen van spelregels

3.2 Het omvormen van arbitrerend kader tot spelleiders Versterken bonden bij jeugdwedstrijden

3.3 Het houden van pilots met het loslaten van rangen Versterken bonden en standen in de jeugdcompetities

3.4 Aanpak om ouders bewust te maken van hun rol en Versterken bonden bijdrage op de plezierbeleving van hun kinderen

Doel 4: Tegengaan van ongewenst en grensoverschrijdend gedrag in de sport

4.1 Het uitvoeren van de aanbevelingen van de Opvolging Commissie De Vries Commissie De Vries

4.2 Het stimuleren van gemeenten om met partijen een Opvolging kader te ontwikkelen voor de ondergrens voor een Commissie De Vries positieve sportcultuur

4.3 Het verbreden van de training “Sport en Gedrag” naar Sport en Gedrag andere takken van sport

4.4 Het continueren van de integriteitprogramma’s op Programma het gebied van dopinggebruik, matchfixing en corruptie Integriteit

Bron: Eindadvies vitale aanbieders en positieve sportcultuur, 2018.

6.4.2 Procesindicatoren maatregelen

Doel 1: Alle sportaanbieders hebben actief aandacht voor een positieve sportcultuur

Kennis over (aandacht voor) positieve sportcultuur bij verenigingen

Eén van de doelen van dit thema is dat alle sportclubs actief aandacht hebben voor een positieve sportcultuur. Vrijwel alle sportverenigingen hebben iets vastgelegd over gedragsregels en normen en waarden. 16 procent van de sportverenigingen geeft aan op geen enkele manier huisregels, gedragsregels, afspraken of normen en waarden te hebben vastgelegd. De mate waarin verenigingen wel afspraken hebben vastgelegd, lijkt echter beperkt. Ruim de helft heeft huisregels en/of gedragsregels en ruim een derde heeft beleid over vertrouwenscontactpersonen en VOG 62 . De aandacht die verenigingen hebben voor het bevorderen van sportiviteit en respect en de inspanningen die ze plegen, verschilt. Eén op de vijf verenigingen geeft aan op geen enkele manier aandacht te hebben voor het bevorderen van sportiviteit en respect (21%). Ongeveer de helft van de clubs zegt dit te doen door leden aan te spreken op het

62 Kalmthout, J. van, Hoeijmakers, R., Gutter, K. & Slot-Heijs, J. (2020). Verenigingsmonitor: jaarbericht 2019 . Utrecht: Mulier Instituut.

overtreden van de regels en vier op de tien wijzen nieuwe leden op de gedragsregels. Andere inspanningen om aspecten van het sportklimaat te verbeteren worden door slechts een klein deel van de verenigingen ondernomen.

Verenigingsbestuurders zijn overwegend positief over het sportklimaat bij hun vereniging. Gemiddeld worden voor verschillende aspecten, zoals sfeer op de vereniging en sociale veiligheid, rapportcijfers van een 8 of hoger gegeven. Bestuurders van voetbalverenigingen geven gemiddeld ongeveer een halve punt lager. De rapportcijfers voor sociale veiligheid zijn het hoogst en voor pedagogisch sportklimaat het laagst, hoewel dit nog steeds ruime voldoendes zijn. Zie bijlage B6.1 voor meer informatie over de mate waarin sportverenigingen beleid en aandacht voor aspecten van een positieve sportcultuur hebben.

Verenigingsondersteuning positieve sportcultuur

Om de aandacht voor positieve sportcultuur te bevorderen zijn maatregelen ontwikkeld gericht op de ondersteuning van sportaanbieders, en op de ontwikkeling van technisch pedagogisch beleid bij verenigingen, met name gericht op bestuurders.

De bestuurscoaching op positieve sportcultuur (maatregel 1.1) is beschikbaar voor bestuurders en kan als dienst via het sportakkoord worden afgenomen. De aandacht voor technisch pedagogisch beleid is opgenomen in verschillende bestuurstrainingen en -cursussen voor positieve sportcultuur (maatregel 1.3), ook beschikbaar als diensten. Op de maatregel om sportclubs te ondersteunen in manieren waarop ouders kunnen bijdragen aan de positieve sportcultuur op en rond het sportterrein (maatregel 1.2) zijn geen specifieke nieuwe inspanningen bekend, maar zijn wel trajecten vanuit het programma Veilig Sportklimaat gecontinueerd. Zo wordt de bijdrage en rol van ouders in verschillende ondersteuningsproducten voor verenigingen van de Academie voor Sportkader behandeld, zoals de workshop ‘Lang leve de sportouder’ en de online opleiding ‘Een beetje opvoeder’ (beschikbaar als diensten). Over de bestuursnetwerken is (nog) geen informatie beschikbaar (maatregel 1.4), maar ze werden bij de uitwerking van het thema ook met een lagere prioriteit beoordeeld. Wel bestaat een werkgroep waarin sportbonden ervaringen en uitwisselen over het thema positieve sportcultuur (zie ook doel 3).

In bijlage B3.2 (tabel B3.5) staat een overzicht van de diensten op het thema positieve sportcultuur die in de periode 1 september 2019 t/m 31 maart 2020 zijn aangevraagd door sportverenigingen, waarin ondersteuning op het thema positieve sportcultuur plaatsvindt. De specifieke genoemde diensten, bestuurscoaching en trajecten procesbegeleiding positieve sportcultuur, zijn in deze periode nog niet aangevraagd. De meeste aangevraagde producten voor dit thema richten zich op beginnende trainers. De meerderheid van de producten voor trainers lijkt specifiek te gaan over pedagogische aspecten van het training geven. Dit sluit aan bij de focus binnen dit thema op het vergroten van de pedagogisch didactische vaardigheden van trainers, coaches en begeleiders en het ondersteunen van verenigingen hierin (zie ook doel 2). Ondersteuningsproducten gericht op besturen (zoals bestuurscoaching positieve sportcultuur) zijn wel beschikbaar, maar worden nog minder afgenomen door verenigingen.

De aandacht voor technisch pedagogisch beleid van besturen komt terug in de nieuwe functie van clubkadercoach. Daarin staat, naast het begeleiden van trainers-coaches op pedagogisch-didactisch vlak, het inbedden en verbeteren van technisch pedagogisch beleid in besturen centraal. De clubkadercoach richt zich dus zowel op de trainers-coaches als op de besturen. Lees hierover meer bij doel 2.

Inzet buurtsportcoaches

Het ondersteunen van verenigingen gebeurt ook door buurtsportcoaches (zie ook paragraaf 2.1 , lokale lijn). Uit een peiling onder een panel van buurtsportcoaches blijkt dat 67 procent van de buurtsportcoaches die bekend zijn met het sportakkoord aangeven met hun werkzaamheden een bijdrage te leveren aan de ambities van het thema positieve sportcultuur 63 .

Figuur 6.1 Inzet van buurtsportcoaches op het thema positieve sportcultuur (basis= buurtsportcoaches die bekend zijn met het Nationaal Sportakkoord, in procenten, n=64)

Scholing/cursus/opleiding trainerscoaches (vergroten pedagogische en 55

didactische expertise)

Ouderbetrokkenheid/ongewenst gedrag

ouders 38

Tegengaan grensoverschrijdend gedrag

(agressie, geweld, seksuele intimidatie) 36

Verbeteren algemene sfeer op de

vereniging 31

Opstellen beleid/regels sociale veiligheid (o.a. gedragsregels, 25 huisregels, anti-discriminatie)

Anders 17

0 20 40 60 80 100

Bron: Mulier Instituut, Panel sport- en cultuurcoaches, najaar 2019.

In figuur 6.1 is zichtbaar hoe de inzet van buurtsportcoaches voor het thema positieve sportcultuur eruit ziet. Ze doen dit voornamelijk door het verbeteren van de pedagogische en didactische expertise van trainers/coaches via scholing. De begeleiding van trainers-coaches op pedagogisch-didactisch vlak door buurtsportcoaches staat centraal in de nieuwe functie clubkadercoach, die bij doel 2 wordt besproken.

Code Goed Sportbestuur

Een van de maatregelen voor het doel ‘alle sportclubs hebben actief aandacht voor een positieve sportcultuur’ is het moderniseren van de Code Goed Sportbestuur (maatregel 1.5). De ontwikkeling van de nieuwe code staat centraal in het project Code Goed Sportbestuur, dat onder leiding van NOC*NSF en in samenwerking met een groep stakeholders wordt doorlopen (zie voor meer informatie de website ). De nieuwe code moet meer geschikt zijn voor toepassing door besturen van sportverenigingen, en op die manier verenigingen ondersteunen in de aandacht voor goed bestuur. Daarnaast richt de nieuwe Goed Sportbestuur zich meer dan de oude op het voorzien in handvatten voor sportbonden en verenigingen, zodat ze zelf bezig kunnen met goed sportbestuur, in plaats van op het voorzien in een set voorschriften. Wel is een lijst met basisvoorwaarden voor goed sportbestuur opgenomen. Het lanceren van een nieuwe Code Goed Sportbestuur was voor bonden was als eerste stap voorzien voor mei 2020. De implementatie bij verengingen is een vervolgstap daarop. Door de coronacrisis is de lancering uitgesteld. Een ander onderdeel van dit project was de Week van het Goed Sportbestuur, voorzien voor maart 2020 (ook geen doorgang gevonden i.v.m. de coronacrisis).

63 Heijnen, E. & Stam, W. van (2020). De inzet van de buurtsportcoach voor het Nationaal Sportakkoord

(factsheet 11/2020). Utrecht: Mulier Instituut.

Perspectief vanuit bonden en verenigingen

Uit de bondenmonitor van NOC*NSF blijkt dat in 2018 de richtlijnen die zijn vermeld in de Code Goed

Sportbestuur bij alle bonden (n=73) gedeeltelijk (32%) of volledig (68%) waren geïmplementeerd in de

(landelijke) bondsorganisatie 64 . De bekendheid met de Code Goed Sportbestuur is onder bonden dus hoog. De bekendheid met de code onder sportverenigingen is niet precies bekend. Op basis van een schatting van bonden (n=27) zou gemiddeld 50 procent van hun verenigingen op de hoogte zijn van de richtlijnen die zijn vermeld in de Code Goed Sportbestuur. In een peiling onder sportverenigingen uit 2019 geeft bijna driekwart van de verenigingen (72%) aan nooit gehoord te hebben van de Code Goed Sportbestuur (zie figuur 6.2). 22 procent heeft er wel van gehoord en 6 procent is bekend met de inhoud 65 .

Figuur 6.2 Aandeel verenigingen bekend met de richtlijnen vermeld in de Code Goed

Sportbestuur in 2019 (in procenten, n=405)

6 22 72

Bekend met de inhoud Van gehoord Niet van gehoord

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, winter 2019/2020.

Vrijwel alle bonden vinden dat de Code Goed Sportbestuur van meerwaarde is voor de bondsorganisatie

(figuur 6.3). Zes op de tien bonden ziet deze meerwaarde ook voor de verenigingsbesturen. De andere bonden zien de meerwaarde voor verenigingen in mindere mate.

Figuur 6.3 Is de Code Goed Sportbestuur van meerwaarde... (in procenten, n=73)

...voor uw bondsorganisatie? 1 11 62 26

...voor de besturen van uw verenigingen? 8 32 45 15

0 20 40 60 80 100 Nauwelijks Een beetje Erg Heel erg

Bron: NOC*NSF, Bondenmonitor, 2018. Bewerking: Mulier Instituut.

Uit een peiling onder verenigingsbestuurders blijkt dat ongeveer een kwart van de bestuurders een meerwaarde ziet in toepassing van de code voor hun eigen vereniging (niet in figuur).

Doel 2: Trainers, instructeurs en begeleiders stellen het welzijn van het kind boven de winst Het tweede doel is dat het welzijn van het kind boven de winst wordt gesteld. De belangrijkste actoren in de sportomgeving van het kind zijn de trainer/coaches of begeleiders. Een specifiek aandachtsgebied in de ondersteuning en begeleiding van trainers is het pedagogisch handelen van trainers. Hierbij is niet

64 De data uit de bekendheid met en de waardering van de Code Goed Sportbestuur onder bonden is afkomstig uit de Bondenmonitor NOC*NSF, 2018. Bewerking: Mulier Instituut.

65 De data en de figuren over de bekendheid met en de waardering van de Code Goed Sportbestuur onder verenigingen is afkomstig uit de peiling Verenigingspanel winter 2019/2020 en overgenomen uit:

Kalmthout, J. van, Hoeijmakers, R., Gutter, K. & Slot-Heijs, J. (2020). Verenigingsmonitor: jaarbericht 2019 . Utrecht: Mulier Instituut.

114 Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut alleen aandacht voor het creëren van een sociaal veilige omgeving waarin het kind kan sporten, en worden niet alleen sporttechnische vaardigheden aangeleerd, maar speelt de trainer ook een belangrijke rol in het ervaren spelplezier en een positieve psychosociale ontwikkeling van een kind. Het uitgangspunt is dat sportieve winst geen prioriteit heeft boven het welzijn van de jonge sporter. Tegelijkertijd zijn veel trainers vrijwilligers, van wie steeds meer wordt verwacht als ze voor een groep kinderen staan, en die niet overal (voldoende) worden ondersteund in de pedagogisch didactische kant van het trainerschap.

Kennis over pedagogisch sportklimaat

De focus binnen het sportbeleid op pedagogische-didactische vaardigheden van trainers/coaches en de ondersteuning van verenigingen en sportkader hierin, is redelijk nieuw. Vanuit het sportakkoord wordt op veel plekken beleidsmatige aandacht voor dit onderwerp getoond, ook op lokaal niveau in de lokale sportakkoorden, en op verschillende plekken in het land starten projecten die zich op dit thema richten. Ondervraagde kinderen, jongeren en ouders geven gemiddeld een rapportcijfer tussen de 8.3 en 8.5 voor de persoonlijke aandacht van de trainer voor het welbevinden van het kind (tabel 6.1), maar kennis over hoe het pedagogisch sportklimaat bij verenigingen in de praktijk wordt vormgegeven is mede door de nieuwe beleidsmatige aandacht nog beperkt. In de afgelopen periode zijn verschillende projecten en onderzoeken gestart om meer inzicht te krijgen in dit thema en om de beleidsontwikkeling beter te kunnen ondersteunen met kennis.

Bestuurders van sportverenigingen zijn het er over eens dat spelplezier van kinderen belangrijker is dan de sportieve prestaties (figuur 6.4). Ook vinden bestuurders over het algemeen dat de sportvereniging een verantwoordelijkheid heeft voor de opvoeding van (jeugd)sporters (71%).

Figuur 6.4 Opvattingen van sportverenigingen over aspecten van een pedagogisch sportklimaat, in 2019 (in procenten, indien van toepassing voor de vereniging)

Een sportvereniging heeft een belangrijke verantwoordelijkheid voor de opvoeding van 1 7 21 48 23

(jeugd)sporters

Spelplezier is voor sporters belangrijker dan sportieve

prestaties 2 9 40 49

Trainers hebben alleen een taak om sporters

sporttechnische vaardigheden bij te brengen 7 52 19 18 4

Trainers hebben een belangrijke opvoedende taak 1 12 32 44 11

Trainers zijn als opvoeder bijna net zo belangrijk als

ouders 11 39 30 15 5

20 40 60 80 100

Helemaal oneens Oneens Neutraal Eens Helemaal eens

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, winter 2019/2020.

De opvattingen van verenigingsbestuurders lijken aan te sluiten bij het uitgangspunt het pedagogisch sportklimaat. Over de rol die een trainer hierbij inneemt zijn bestuurders minder eenduidig. Ruim de helft vindt dat een trainer een belangrijke opvoedende taak heeft (en een derde is neutraal) en over de vraag over trainers alleen sporttechnische vaardigheden moeten bijbrengen zijn bestuurders verdeeld.

Via andere onderzoeken wordt ook geprobeerd meer zicht te krijgen op pedagogisch sportklimaat in de praktijk, ook vanuit het perspectief van trainers/coaches en andere betrokkenen zoals ouders. Dit gebeurt bijvoorbeeld in het onderzoeksproject ‘ Kids First, towards a pedagogical sport climate’ , dat vanuit het onderzoeksprogramma Sport en Bewegen van ZonMw wordt uitgevoerd door de Hogeschool Windesheim in samenwerking met aan aantal andere partijen. Het doel van dit project is het ontwerpen en invoeren van een hulpkader om een pedagogisch sportklimaat op clubniveau te realiseren. Het project wordt uitgevoerd bij acht voetbal- en hockeyverenigingen in vier gemeenten (Zwolle, Arnhem, Utrecht en Rotterdam) met sporters tussen 12-15 jaar. Hiertoe wordt met verschillende onderzoeksmethoden data verzameld over (uitdagingen in het) het ontwikkelen van een pedagogisch sportklimaat. Onderdeel van de onderzoeksmethoden is landelijk onderzoek onder de doelgroepen bestuurders, trainers/coaches en ouders over perspectief op een pedagogisch sportklimaat. Het onderzoek loopt t/m eind 2020.

Pedagogisch-didactisch handelen

Om het pedagogisch-didactisch handelen van trainers te verbeteren zijn twee maatregelen geformuleerd. Het implementeren van coach-de-coach trajecten (maatregel 2.1) houdt in dat op lokaal niveau coaches worden ingezet die trainers en coaches trainen en begeleiden bij het vormen van een pedagogisch sportklimaat. De cursus coach-de-coach wordt gegeven door de Academie voor Sportkader (zie diensten, bijlage B3.2 ) en richt zich op gevorderde coaches die bij hun vereniging de trainersbegeleiding kunnen versterken. Het coach-de-coach traject wordt ook gebruikt voor de trainersbegeleiding door buurtsportcoaches in het project proeftuinen clubkadercoaching. Vanuit hetzelfde proeftuinproject is er sprake van de ontwikkeling van een Associate Degree (AD) programma met een specifiek uitstroomprofiel ‘clubkadercoach’. Dit programma is bedoeld voor mbo+ studenten die willen worden opgeleid tot clubkadercoach (maatregel 2.2).

Naast de genoemde maatregelen dragen meer inspanningen bij aan het pedagogisch-didactisch handelen van trainers, vooral vanuit de verenigingsondersteuning. Uit de diensten vanuit het sportakkoord ( bijlage B3.2 ) bleek dat de aangevraagde opleidingen voor sportkader (trainers/coaches) op het thema positieve sportcultuur zich grotendeels richten op de pedagogisch-didactische vaardigheden van trainers. Daarnaast bleek dat de inzet van buurtsportcoaches voor een positieve sportcultuur bij verenigingen voornamelijk gericht is op het vergroten van de pedagogisch-didactische expertise van trainers (figuur 6.1). Tot slot is bekend dat het bij 16 procent van de clubs mogelijk is voor trainers/coaches om cursussen of workshops te volgen gericht op pedagogische vaardigheden en een positief sportklimaat 66 .

Project proeftuinen clubkadercoaching

Het project clubkadercoaching is in 2019 gestart door NOC*NSF. Het doel van clubkadercoaching is bij te dragen aan een positieve sportcultuur bij verenigingen en het verbeteren van het pedagogisch-didactisch handelen van trainers. In een proeftuin wordt een clubkadercoach tijdelijk bij een vereniging ingezet met als focus het implementeren en borgen van trainersbegeleiding op de vereniging. In het project wordt met 32 opgeleide clubkadercoaches (indicator 2.1.2) bij 57 sportverenigingen ervaring opgedaan met de inzet van de clubkadercoach. Zie tabel 6.5 voor kenmerken van de proeftuinen en betrokken partijen.

66 Kalmthout, J. van, Hoeijmakers, R., Gutter, K. & Slot-Heijs, J. (2020). Verenigingsmonitor: jaarbericht 2019 . Utrecht: Mulier Instituut.

Tabel 6.5 Kenmerken en betrokken partijen van de proeftuinen clubkadercoaching, stand van zaken in maart 2020

Onderdeel Aantal Toelichting Proeftuinen clubkadercoaching 32 Opgeleide clubkadercoaches 32 Deelnemende verenigingen 57 Er zijn drie varianten: Eén op één begeleiding club en clubkadercoach Cluster sportspecifiek (1 clubkadercoach op meerdere clubs van dezelfde sporttak) Cluster sportgeneriek (1 clubkadercoach op meerdere clubs van verschillende sporttakken)

Betrokken trainers/coaches +- 250 Naar schatting. Niet exact bekend hoeveel trainers/coaches per vereniging zijn betrokken.

Betrokken bonden 8 KNKV (Korfbal), KNVB (voetbal), KNHB (hockey), KNGU (Gymnastiek), Nevobo (volleybal), AtletiekUnie, NHV

(Handbal), NTTB (tafeltennis) Betrokken gemeenten 7 Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Zwolle,

Doetinchem en de Gelderse Sportfederatie (GSF)* * Binnen de GSF doen Beuningen, Ermelo, Heerde, Montferland, Oldebroek en Wijchen mee.

Bron: NOC*NSF, 2020.

Het doel van de proeftuinen is om de belangrijkste succes- en faalfactoren bij deze nieuwe vorm van ondersteuning in kaart te brengen, en op basis hiervan de toekomstige ondersteuning te optimaliseren. Kenniscentrum Sport & Bewegen (KCSB) haalt per doorlopen fase de ervaringen van clubkadercoaches op. Dit gebeurt via intervisiebijeenkomsten en focusgroepen, die enerzijds dienen om de onderlinge uitwisseling tussen clubkadercoaches te faciliteren en anderzijds stelt KCSB hiermee een verzameling aan lessons learned op. De lessons learned van de eerste doorlopen fasen hebben geresulteerd in een document met de belangrijkste lessen en aandachtspunten voor verschillende onderdelen 67 . Het project loopt tot en met november 2020 en krijgt een vervolg, waarbij een nieuwe groep verenigingen clubkadercoaching zal ontvangen. De start van dit vervolgproject is voorzien voor december 2020 of januari 2021. Lees in bijlage B6.2 een uitgebreidere beschrijving van het project proeftuinen clubkadercoaching.

Andere inspanningen pedagogisch sportklimaat

Naast het proeftuinproject vertaalt de beleidsmatige aandacht voor pedagogische aspecten van het sportklimaat zich in meerdere projecten, zoals ook het eerder genoemde onderzoeksproject Kids First. Enkele andere projecten zijn:

  • • 
    Living Lab Amsterdam. Als invulling van het living lab dat in de G4 de uitvoering van een lokaal sportakkoord vervangt, heeft Amsterdam gekozen voor de focus op positieve sportcultuur. Het doel van het living lab is de beschikbare kennis over positieve sportcultuur aan de clubs over te brengen. In de gemeente wordt onder andere geëxperimenteerd met de inzet van

    clubkadercoaches bij sportverenigingen. • Vanuit de subsidie voor het versterken van bonden, zijn de bonden KNVB en KNGU gestart met het

    project pedagogische visie (zie ook paragraaf 8.2 over de versterken bonden subsidie). Deze twee

67 Aalbers, M. (2020). Lessons learned Proeftuinen clubkadercoaching . Ede: Kenniscentrum Sport & Bewegen. Het definitieve lessons learned document wordt na afronding van het project, eind 2020, opgeleverd.

bonden vertegenwoordigen samen een groot deel van de sportende kinderen in Nederland. In het project staat het ontwikkelen van een pedagogische visie voor de twee sporten centraal.

Doel 3: Meer sportieve regels binnen en buiten het veld

Dit doel gaat over het aanpassen van spelregels (binnen en buiten het veld) en over ouders die bij jeugdwedstrijden positieve supporters horen te zijn. De ontwikkelde maatregelen richten zich met name op het beïnvloeden van bonden en het beïnvloeden van verenigingen via de bonden en worden grotendeels uitgevoerd via de opdracht versterken sportbonden.

De maatregelen, zoals een aanpak om ouders bewust te maken van hun rol en bijdrage op plezierbeleving van het kind (maatregel 3.4), gaan deels over onderwerpen die al worden behandeld in verschillende producten voor verenigingsondersteuning, zoals workshops voor bewustwording bij ouders (bijvoorbeeld Lang leve de sportouder). De bewustwording van ouders staat ook centraal in de Nationale Sportinnovator Prijs 2019 ‘Van prestatie naar plezier’ , die eind november is uitgereikt aan vijf winnaars. Deze winnaars gaan ieder met maximaal €50.000 aan de slag met het thema gedragsverandering bij ouders met als doel het sportplezier van kinderen te vergroten. De projecten bestaan uit drie onderdelen: 1) de (door)ontwikkeling van de innovatie en uitvoering of test bij een sportvereniging, 2) een evaluatie tijdens en na de uitvoering en 3) verspreiding van de opgedane kennis. De projecten zijn in het voorjaar van 2020 gestart en hebben een looptijd van 1 tot 1,5 jaar.

Het aanpassen van spelregels (maatregel 3.1) en het houden van pilots gericht op positieve sportcultuur (maatregel 3.3) is iets waar al eerder mee is geëxperimenteerd door een aantal specifieke bonden en in specifieke sportcontexten. Data over het aandeel bonden dat bezig is met het aanpassen van spelregels (indicator 3.1.1) is nog niet beschikbaar, maar zal naar verwachting in 2021 beschikbaar komen (bondenmonitor NOC*NSF). De extra inzet vanuit het sportakkoord vindt plaats door bonden te stimuleren met deze onderwerpen aan de slag te gaan, zie de volgende paragraaf.

Versterken bonden op het thema positieve sportcultuur

De opdracht versterken bonden is gestart. Begin 2020 (maart 2020) waren zeventien sportbonden 68 aan de slag met het thema positieve sportcultuur. De bonden worden hierin ondersteund en gestimuleerd door het kernteam ‘Eén voor allen, allen voor één’, een initiatief van de partijen uit de gezamenlijke sport. De plannen richtten zich inhoudelijk met name op spelregels en reglementen, en gedrags- en omgangsregels op de club. De bonden zijn met elkaar in gesprek over elkaars vraagstukken en mogelijkheden tot samenwerking. Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN) is betrokken bij dit overleg, voor afstemming op het gebied van (preventie van) grensoverschrijdend gedrag en spel- en omgangsregels. De meest recente bijeenkomsten waren in februari en in juni 2020. Daarin hebben de bonden onder andere samenwerking gezocht in de aanpak en uitvoering van het onderwerp pedagogische visie, in aansluiting op het project van KNVB en KNGU op dit thema, vanuit de impuls versterken sportbonden (zie ook paragraaf 8.2). Daarnaast wordt op een aantal plaatsen een verbinding gemaakt tussen de bonden die op dit thema actief zijn en andere activiteiten vanuit het sportakkoord, bijvoorbeeld in de ontwikkeling en verspreiding van de communicatiecampagne door CVSN rond het voorkomen van grensoverschrijdend gedrag (zie ook doel 4).

68 Deelnemende bonden zijn: KNKV (korfbal), KNVB (voetbal), KNHB (hockey), KNHS (hippisch), KNZB (zwem), KNLTB (tennis), NHV (handbal), NTFU (toerfiets), Nevobo (volleybal), NBB (basketbal), KNBSB (base- en

softbal), KNGU (gymnastiek), RBN (rugby), Reddingsbrigade Nederland, NHB (handboogsport), Squash Nederland en KNWU (wielrennen).

Tot slot heeft een gesprek tussen sportbonden, VSG en het ministerie van VWS plaatsgevonden over de inzet op het thema positieve sportcultuur, waaronder op de genoemde maatregelen. Daarnaast is besloten meer de verbinding te zoeken met de lokale sportakkoorden en de mogelijkheden voor gemeenten op positieve sportcultuur te verkennen. Een werkgroep met afvaardiging van de verschillende partijen werkt hieraan (zie ook paragraaf 6.3.2 over de aanpak).

Doel 4: Tegengaan van ongewenst en grensoverschrijdend gedrag in de sport

Kennis over ongewenst en grensoverschrijdend gedrag in de Nederlandse sport

Uit de indicatoren ‘veilig voelen tijdens en rondom wedstrijden’ en ‘meemaken wangedrag’ blijkt dat het merendeel van de sporters en supporters zich veilig voelt in de Nederlandse sport en een minderheid wangedrag meemaakt. Uit de Monitor Sportwedstrijdgedrag blijkt dat het merendeel van de gedragingen in sportwedstrijden positief verloopt. Voor doel 4 is het van belang meer zicht te hebben op de gevallen in de sport waarin nog wel ongewenst of grensoverschrijdend gedrag plaatsvindt.

Sportief wedstrijdgedrag

In de Monitor Sportief Wedstrijdgedrag 69 wordt gerapporteerd over de gedragingen in Nederlandse sportwedstrijden. Via de SportklimaatApp zijn in de periode 2017-2019 1.122 wedstrijden van negen verschillende teamsporten geanalyseerd, waarin in totaal 144.909 gedragingen van sportief of onsportief wedstrijdgedrag zijn geregistreerd. Daaruit blijkt dat 90 procent van de gedragingen in de geobserveerde sportwedstrijden positief is, 8 procent van de gedragingen negatief (met name discussie aangaan of wegwerpgebaren maken) en 2 procent excessief, zoals slaan, schoppen of bijten (figuur 6.5). Het verschil is het grootst tussen voetbal en andere teamsporten.

Figuur 6.5 Aandeel positieve, negatieve en excessieve gedragingen in 1.122 wedstrijden,

2017-2019, naar type sport (in procenten, n=144.909 gedragingen)

100 2 2 5 2 2 4 8 11 6

14 9

80

60

98 90

40 81 87

92 87

20

0 Totaal (beach)Volleybal Voetbal Hockey Korfbal Overig teamsporten*

Positief Negatief Excessief

  • Overige teamsporten: basketbal, handbal, rugby, zaalvoetbal en waterpolo.

Bron: Mulier Instituut, SportklimaatApp, 2017-2019.

69 Heijnen, E., Floor, C. & Prins, R. (2020) Monitor sportief wedstrijdgedrag 2019: registratie sportief en onsportief gedrag in de Nederlandse teamsport met de SportklimaatApp. Utrecht: Mulier Instituut.

Discriminatie bij sportverenigingen: racisme en homonegativiteit

Bij de meeste sportverenigingen worden volgens verenigingsbestuurders (vrijwel) nooit racistische grappen of opmerkingen gemaakt (80%), maar ook 15 procent van de bestuurders geeft aan dat grappen en opmerkingen naar huidskleur en/of herkomst binnen de vereniging wel eens worden gemaakt (figuur 6.6). Bij teamsporten (23%) en met name in het voetbal (32%) komt dit relatief vaak voor (niet in figuur).

Figuur 6.6 De mate waarin er in sportvereniging grappen of opmerkingen worden gemaakt over herkomst en huidskleur en religieuze achtergrond of overtuigingen, volgens verenigingsbestuurders (in procenten, n=405)

Herkomst en huidskleur 80 15 5

Religieuze achtergrond of overtuigingen (o.a. jodendom, 86 10 4

islam)

0 20 40 60 80 100 (Vrijwel) nooit Wel eens Regelmatig Weet niet

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, winter 2019/2020.

Een groot deel van de verenigingen heeft geen antidiscriminatiebeleid (66%) en bij de verenigingen die hier wel aandacht voor hebben is dit algemeen antidiscriminatiebeleid, zonder specifieke aandacht voor racisme. Onder teamsportverenigingen (49%) en in het bijzonder onder voetbalverenigingen (59%), waar de prevalentie van discriminatie het hoogst is, is tevens de meeste aandacht voor antidiscriminatie en antiracisme (niet in figuur). Lees meer over prevalentie en preventie van racisme bij sportverenigingen in bijlage B6.3 .

Homonegativiteit komt volgens bijna driekwart van de verenigingsbestuurders (vrijwel) nooit voor (figuur 6.7). Dit aandeel bleef ongeveer gelijk tussen 2010 en 2018. In 2018 gaf 16 procent van de verenigingsbestuurders aan dat homonegativiteit in de vorm van het maken van grappen of opmerkingen wel eens of af en toe voorkwam. Homonegativiteit lijkt in het voetbal vaker voor te komen: volgens 45 procent van de voetbalbestuurders komt dit wel eens of af en toe voor.

Figuur 6.7 Mate waarin homonegativiteit voorkomt (bijvoorbeeld het maken van algemene grappen of opmerkingen) bij verenigingen, volgens verenigingsbestuurders, in 2010 en 2018, totaal en voor voetbal (in procenten)

Totaal 2018 (n=485) 72 16 12

Voetbal 2018 (n=89) 39 45 1 15

Totaal 2010 (n=518) 74 18 1 7

Voetbal 2010 (n=56) 46 45 4 5

0 20 40 60 80 100 (Vrijwel) nooit Wel eens/af en toe Regelmatig/vaak Weet niet

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, 2010 en 2018.

Bijna een derde (29%) van de verenigingsbestuurders geeft aan dat de vereniging expliciet beleid voor discriminatie, inclusief aandacht voor seksuele voorkeur heeft. Voetbalverenigingen hebben dit veel vaker (66%). Het aandeel verenigingen dat over dit type beleid beschikt is gestegen tussen 2010 en 2018 (niet in figuur). Lees meer over prevalentie en preventie van homonegativiteit bij sportverenigingen bijlage B6.3 .

Aanpak en preventie ongewenst en grensoverschrijdend gedrag

Om ongewenst gedrag in de sport tegen te gaan, is een aantal maatregelen geformuleerd. Het uitvoeren van de aanbevelingen van de Commissie De Vries (maatregel 4.1) komt vooral tot uiting in de activiteiten van het Centrum Veilige Sport Nederland, die later in deze paragraaf aan bod komen. Het stimuleren van gemeenten in het kader van de ondergrens positieve sportcultuur is een maatregel (4.2) die nog in de beginfase staat en waar over wordt gesproken in de eerder genoemde werkgroep met NOC*NSF, VSG en bonden over de inzet op het thema positieve sportcultuur. Het verbreden van de training Sport en Gedrag (maatregel 4.3) naar andere takken van sport dan voetbal is een concrete maatregel die uitvoering krijgt via een subsidie aan Stichting Halt. Naast Stichting Halt werken meer projecten en organisaties aan het tegengaan van ongewenst gedrag. In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de inspanningen op het thema en waar mogelijk worden beschikbare resultaten gepresenteerd.

Centrum Veilige Sport Nederland

Het Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN) is, als opvolger van het Vertrouwenspunt Sport, in 2019 april opgericht als één van de aanbevelingen van de Commissie de Vries. Het CVSN is onderdeel van de afdeling Corporate Affairs, als zelfstandig team van NOC*NSF. Het CVSN werkt aan preventieve maatregelen over het thema grensoverschrijdend gedrag in de sport, en is ook een meldpunt. Het CVSN heeft het afgelopen jaar verschillende activiteiten uitgevoerd, zoals voorbereidingen voor een campagne over grensoverschrijdend gedrag, het beschikbaar stellen van materiaal ter preventie (stappenplan, elearnings) en het uitvoeren van prevalentieonderzoek. Daarnaast is een belangrijke taak van het CVSN het laten opleiden van vertrouwenscontactpersonen (door Academie voor Sportkader) en het begeleiden van verenigingen die een aanvraag voor een gratis Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) doen. Lees meer over de voortgang van de activiteiten van CVSN en cijfers over vertrouwenscontactpersonen en VOG aanvragen bijlage B6.4.

Ook vanuit andere organisaties en projecten wordt gewerkt aan tegengaan en preventie van ongewenst gedrag, vaak in samenwerking (op onderdelen) met het CVSN. De activiteiten vinden meestal plaats via een projectsubsidie uit de nationale lijn van het sportakkoord om te werken aan de doelen op het thema positieve sportcultuur. Het Instituut voor Sportrechtspraak (lees meer in bijlage B6.5 ) werkt aan de toepassing en verbetering van het tuchtrecht. Stichting de Stilte Verbroken (seksueel grensoverschrijdend gedrag, lees meer in bijlage B6.6 ) en de John Blankenstein Foundation via de Alliantie Gelijkspelen (LHTB, zie ook bijlage B5.1 ) werken aan het vergroten van bewustzijn en ondersteuning bij verschillende vormen van grensoverschrijdend gedrag. Naar de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag van sportbonden is in 2019 een inventariserende studie uitgevoerd, waaruit bleek dat de meeste grote sportbonden inmiddels actief beleid voeren op seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar dat het agenderen bij verenigingen om hen tot actie aan te zetten lastig blijft 70 .

Het plan Ons voetbal is van iedereen. Samen zetten we racisme en discriminatie buitenspel’ is in februari 2020 gepubliceerd en gelanceerd, naar aanleiding van een incident tijdens de voetbalwedstrijd FC Den Bosch- Excelsior in november 2019, waarbij speler Mendes Moreira racistisch werd bejegend. Dit plan is

70 Voorthuizen, M. van & Elling, A. (2020). Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport. Een inventarisatie van bondsbeleid en ervaren aandachtspunten . Utrecht: Mulier Instituut.

binnen het project ‘Voetbal voor Iedereen’ van de KNVB opgesteld door de KNVB, de Eredivisie, de Keuken Kampioen Divisie en de Rijksoverheid en is met maatschappelijke belangenorganisaties afgestemd. Het doel van het plan is met meerdere partijen samen op te trekken in de strijd tegen discriminatie. Het plan kent een pakket van 20 maatregelen, voor zowel het voorkomen, signaleren en sanctioneren van racisme en discriminatie. De inspanningen en resultaten van dit plan worden in opdracht van VWS gemonitord. Stichting Halt (lees meer in bijlage B6.7 ) voert trainingen Sport en Gedrag uit, waarbij jeugdspelers in aanmerking kunnen komen voor vermindering van een tuchtstraf door het volgen van een cursus, en werkt daarnaast aan verbreding van de training naar andere sporten en aan teaminterventies. De Vechtsport Autoriteit (lees meer in bijlage B6.8 ) werkt door middel van controles van evenementen, registratie van sporters en kwaliteitsverbetering van vechtsportscholen aan de regulering van de full contact vechtsport.

Tot slot is het continueren van integriteitsprogramma’s op het gebied van dopinggebruik, matchfixing en corruptie in de breedte- en topsport een maatregel (maatregel 4.4). De uitvoering van deze maatregel vindt plaats door continuering van bestaande programma’s. Over de onderwerpen integriteit en antidopingbeleid in de Nederlandse topsport zijn in 2020 enkele studies uitgevoerd 71 .

6.4.3 Samenvatting

In tabel 6.6 wordt per maatregel gepresenteerd in welke mate sprake is van voortgang in de uitvoering.

Ook wordt weergegeven welke indicator beschikbaar is om de voortgang te meten/volgen, of dat er geen indicator is ontwikkeld, en of er beschikbaar meetinstrument is.

Tabel 6.6 Voortgang inzet maatregelen positieve sportcultuur (juni 2020)

Maatregelen Indicatoren Voortgang* Doel 1: Alle sportclubs hebben actief aandacht voor een positieve sportcultuur

1.1 Het ontwikkelen en invoeren van 1.1.1 Aantal trajecten Trajecten zijn ontwikkeld. bestuurscoaching bestuurscoaching Nog te weinig beschikbare data

1.2 Sportclubs worden ondersteund in Reguliere trajecten vanuit Veilig manieren waarop ouders kunnen bijdragen Sportklimaat aan de positieve sportcultuur op en rondom het sportterrein

1.3 Het aanbieden van een praktijkgerichte, 1.3.1. Aantal trajecten Trajecten zijn beschikbaar. Nog te sportbrede cursussen voor bestuurders met procesbegeleiding weinig beschikbare informatie daarin expliciete aandacht voor een positieve sportcultuur positieve sportcultuur

1.4 Het opzetten van bestuursnetwerken waarin sportbestuurders kennis en ervaring over een positieve sportcultuur onderling uitwisselen en benutten * Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

71 Dopheide, M., Elling, A. & Balk, L. (2020, nog te verschijnen). Topsporters over integriteit in de Nederlandse topsport. Factsheet 2020/8. Utrecht: Mulier Instituut. en Dopheide, M., Elling, A. & Balk, L. (2020, nog te

verschijnen). Antidopingbeleid in de Nederlandse topsport. Ervaringen en percepties van (oud-)topsporters. Utrecht: Mulier Instituut.

Vervolg tabel 6.6 Voortgang inzet maatregelen positieve sportcultuur (juni 2020)

Maatregelen Indicatoren Voortgang*

1.5 Het moderniseren van de Code Goed Het moderniseren van de code en Sportbestuur beter toepasbaar maken voor

verenigingen is een proces, en wordt niet weergegeven in de cijfers op basis van de indicatoren

1.5.1 Aandeel bonden Bij alle bonden (n=73) zijn de dat de richtlijnen heeft richtlijnen gedeeltelijk (32%) of geïmplementeerd volledig (68%) geïmplementeerd

1.5.2. Bekendheid met Driekwart (72%) van de de richtlijnen onder verenigingen is niet bekend met verenigingen de code

Doel 2: Trainers, leraren en instructeurs stellen het welzijn van het kind boven de winst

2.1 Het implementeren van Coach-de-Coach 2.1.1 Aantal cursussen Cursussen beschikbaar via trajecten. Op lokaal niveau worden coaches coach-de-coach diensten. 4 trajecten gestart ingezet die trainers en coaches trainen en

begeleiden bij het vormen van een 2.1.2 Aantal opgeleide 32 opgeleide clubkadercoaches, pedagogisch sportklimaat clubkadercoaches binnen proeftuinproject. Project

krijgt een vervolg

2.2 Het verstevigen van de aandacht voor Ontwikkeling pijler positieve sportcultuur in opleidingen ‘clubkadercoaching’ in AD degree.

Verder geen monitoring

Doel 3: Meer sportieve spelregels binnen en buiten het veld

3.1 Het ondersteunen van sportbonden bij 3.1.1 Aantal bonden Opstartfase (versterken bonden: het aanpassen van hun spelregels bij de bezig met aanpassing positieve sportcultuur) jeugd om het sportplezier te bevorderen spelregels

3.2 Het omvormen van arbitrerend kader tot Opstartfase (versterken bonden: spelleiders bij jeugdwedstrijden positieve sportcultuur)

3.3 Het houden van pilots met het loslaten Opstartfase (versterken bonden: van rangen en standen in de positieve sportcultuur) jeugdcompetities

3.4 Aanpak om ouders bewust te maken Opstartfase (versterken bonden: van hun rol en bijdrage op de positieve sportcultuur) plezierbeleving van hun kinderen

Doel 4: Tegengaan van ongewenst en grensoverschrijdend gedrag in de sport

4.1 Het uitvoeren van de aanbevelingen van Geen indicatoren Aanbevelingen Commissie De de Commissie De Vries ontwikkeld voor volgen Vries zijn uitgevoerd

voortgang CVSN * Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

Vervolg tabel 6.6 Voortgang inzet maatregelen positieve sportcultuur (juni 2020)

Maatregelen Indicatoren Voortgang*

4.2 Het stimuleren van gemeenten om met Opstartfase (werkgroep positieve partijen een kader te ontwikkelen voor de sportcultuur) ondergrens voor een positieve sportcultuur

4.3 Het verbreden van de training “Sport- en Met vijf bonden gevorderd Gedrag” naar andere takken van sport contact, met één bond implementatiefase

4.4 Het continueren van de Monitoring vindt plaats binnen integriteitprogramma’s op het gebied van aparte integriteitsprogramma’s dopinggebruik, matchfixing en corruptie

  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

Samenvatting en beschouwing

6.5.1 Samenvatting

De ambitie van het thema positieve sportcultuur is om overal met plezier, veilig, eerlijk en zorgeloos te kunnen sporten. In tabel 6.7 wordt de voortgang op de doelen weergegeven.

Tabel 6.7 Voortgang op doelen positieve sportcultuur (juni 2020)

Doel Voortgang*

  • 1. 
    Alle sportclubs hebben actief aandacht voor een - Verenigingsondersteuning specifiek voor positieve sportcultuur positieve sportcultuur beschikbaar vanuit sportlijn - Traject code goed sportbestuur loopt
  • 2. 
    Trainers, leraren en instructeurs stellen het welzijn - Bestaande trajecten trainersbegeleiding en van het kind boven de winst nieuwe cursussen zijn beschikbaar - Nieuwe functie clubkadercoach is in ontwikkeling. - Weinig zicht op aandacht in opleidingen
  • 3. 
    Meer sportieve spelregels binnen en buiten het Opstartfase organisatie (versterken bonden) veld
  • 4. 
    Tegengaan van ongewenst en grensoverschrijdend - Organisatie CVSN beschikbaar gedrag in de sport - Meerdere projecten gestart vanuit projectsubsidies - Betrekken van gemeenten is in de opstartfase
  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

Het bevorderen van spelplezier en een positieve cultuur komt terug in de eerste drie doelen. Aan het doel dat alle sportaanbieders actief aandacht hebben voor een positieve sportcultuur wordt voornamelijk gewerkt via verenigingsondersteuning, via diensten en door buurtsportcoaches. De inzet richt zich grotendeels op trainers/coaches en pedagogisch didactische ondersteuning. Dit sluit aan bij het tweede doel, dat wordt weerspiegeld in de nieuwe beleidsmatige aandacht voor een pedagogisch verantwoord sportklimaat. Het project proeftuinen clubkadercoaching richt zich zowel op de pedagogisch-didactische trainersbegeleiding als op het implementeren van trainersbegeleiding bij de vereniging. Het doel voor meer sportieve (spel)regels krijgt voornamelijk uitwerking in activiteiten van zeventien sportbonden. Deze bonden hebben afgesproken breder op dit thema te willen samenwerken. Vanuit de strategische partners van het sportakkoord bestaat de wens ook de verbinding met gemeenten en lokale sportakkoorden te leggen. Deze activiteiten bevinden zich nog in opstartfase.

De meeste sportwedstrijden in Nederland verlopen overwegend positief en de meeste mensen voelen zich veilig in de sport, maar er is ook een deel waarvoor dit niet geldt. De sensitiviteit onder clubbestuurders, trainers en leden over (risico’s voor) seksueel grensoverschrijdend gedrag en het (potentieel) kwetsende karakter van discriminerende en stereotyperende grappen en opmerkingen (oftewel microaggressions 72 ) over etnische en seksuele minderheden, is niet altijd even groot. Omdat de vermeende prevalentie van seksueel grensoverschrijdend gedrag en discriminatie laag is, hebben sportverenigingen over het algemeen ook weinig beleid of actieve aandacht voor deze onderwerpen. Verschillende organisaties, zoals Centrum Veilige Sport Nederland, Stichting Halt, Stichting De Stilte Verbroken en de John Blankenstein Foundation, zetten zich in voor het tegengaan van grensoverschrijdend gedrag, waarbij ook steeds meer samenwerking lijkt plaats te vinden met sportbonden en tussen de verschillende organisaties. Zij richten zich op bewustwording, een meldpuntfunctie, controle, begeleiding en/of preventie.

Een aandachtspunt is dat er enerzijds veel investeringen gepleegd worden op en behoefte is aan de ondersteuning van sportkader en vrijwilligers op het thema positieve sportcultuur, maar dat verenigingen anderzijds nog beperkt beleidsmatig aandacht hebben voor dit thema als geheel en in het bijzonder voor specifieke onderdelen (zoals een aparte commissie voor sportiviteit en respect of aandacht voor homonegativiteit). Een belangrijke vraag hierbij is ook in welke mate het ondersteunen van sportkader een duurzame impact heeft wanneer beleidsmatige aandacht in de vereniging niet geborgd is. Een interessant project om te volgen is daarom het clubkadercoach project dat experimenteert met het tijdelijk aanstellen van een professional binnen verenigingen. Het is waardevol om te volgen of dit leidt tot meer beleidsmatige borging van het thema positieve sportcultuur bij verenigingen. Daarnaast is het monitoren van de uitwerking van het thema positieve sportcultuur in de lokale sportakkoorden interessant, omdat de aanpak van dit onderwerp op lokaal niveau vrij nieuw is. De ervaringen en opbrengsten vanuit deze initiatieven kunnen waardevolle input leveren voor de verdere aanpak en en uitvoering van dit thema.

Een ander aandachtspunt betreft het verschil tussen algemene aandacht voor positieve sportcultuur versus specifieke expertise en acties. Zo hebben vrijwel alle verenigingen aandacht voor een positieve sportcultuur, maar weinig verenigingen ondernemen concrete activiteiten. Relatief veel verenigingen hebben algemeen antidiscriminatiebeleid, maar weinig verenigingen hebben daarbij specifiek aandacht voor antiracisme. Brede aandacht is belangrijk, voor het bereiken van een groter publiek en in de communicatie, maar het aanbrengen van specifieke focus, door gerichte probleemanalyse en acties, is van belang om daadwerkelijk veranderingen te kunnen realiseren ten aanzien van een positieve sportcultuur.

72 Sue, D. (2010). Microaggressions, marginality and oppression: An introduction. In Sue (ed.)

Microaggressions and marginality: Manifestation, dynamics, and impact (pp . 3-22). Hoboken, NJ: Wiley.

6.5.2 Beschouwing

Reflectie monitoring

Aandacht bij verenigingen

Voor het volgen van de mate van aandacht voor positieve sportcultuur onder verenigingen is geen indicator ontwikkeld, maar het is ook moeilijk te bepalen welke indicator hiervoor geschikt zou zijn. De aandacht die wordt nagestreefd, wordt namelijk niet gespecificeerd. Beleidsmatige aandacht en aandacht in activiteiten voor verschillende aspecten van een veilig sportklimaat en positieve sportcultuur wordt uitgevraagd via het verenigingspanel, mede op basis van de monitoring van het programma Veilig Sportklimaat. Daarom lijkt dit de meest passende bron om de voortgang op dit doel te volgen, maar dit vereist wel expliciete benoeming van deze indicator en specificatie van de elementen van een positieve sportcultuur die binnen dit doel worden nagestreefd. De maatregel om bestuurdersnetwerken op te zetten is momenteel niet te volgen door afwezigheid van een ontwikkelde indicator en beschikbare data.

Pedagogisch sportklimaat

De aandacht voor het welzijn van het kind vertaalt zich in de toenemende aandacht voor een pedagogisch verantwoord sportklimaat. Via ondersteuningstrajecten en met name de clubkadercoachtrajecten is deze ontwikkeling goed te volgen. Het is wel de vraag of uitsluitend het aantal opgeleide clubkadercoaches een goed beeld geeft van de opbrengsten. Het is te overwegen om een indicator toe te voegen die de opbrengsten of de waarde van de clubkadercoach bij de vereniging zichtbaar maakt. De maatregel om de aandacht voor positieve sportcultuur in opleidingen te verstevigen wordt momenteel nog niet gemonitord.

Sportieve regels

Het werken aan meer sportieve regels binnen en buiten de sport vindt grotendeels plaats door projecten waarin sportbonden samen optrekken. De projecten bevinden zich in de opstartfase, maar de verwachting is dat in de komende monitorrapportages een goed beeld kan worden geschetst van de activiteiten of opbrengsten van de projecten.

Ongewenst gedrag

De maatregel om de aanbevelingen van de Commissie de Vries uit te voeren is niet meer van toepassing omdat de aanbevelingen zijn uitgevoerd. In het kader van het volgen van het sportakkoord zou het waardevol zijn deze maatregel niet meer in de monitoring op te nemen, maar activiteiten van het Centrum Veilige Sport Nederland te monitoren en specifieke indicatoren of onderwerpen te benoemen waarvan het wenselijk is dat ze worden gevolgd.

De maatregel om gemeenten te stimuleren om een ondergrens voor positieve sportcultuur te bepalen, is één van de onderwerpen waar de werkgroep (NOC*NSF, VSG en diverse bonden) zich op richt. De activiteiten bevinden zich nog in een opstartfase en worden momenteel niet gemonitord. Het is denkbaar dat via de lokale sportakkoorden een beeld kan worden verkregen van de mate waarin en hoe gemeenten hierop inzetten. De inhoud en uitwerking van lokale akkoorden vormen hiermee een potentiële bron van informatie voor het volgen van deze maatregel.

De maatregel verbreding van de Training Sport en Gedrag staat expliciet genoemd in het uitwerkingsplan, maar vanuit de projectsubsidies (nationale lijn) wordt door meerdere projecten en organisaties gewerkt aan bewustwording, preventie of aanpak van ongewenst gedrag. Inhoudelijk gezien is het wenselijk deze allemaal mee te nemen in de monitoring. Tot slot roept het doel om ongewenst en grensoverschrijdend gedrag tegen te gaan de vraag op of er verschil is tussen beide typen gedrag en wat dit onderscheid dan precies inhoudt. In de uitwerking van dit hoofdstuk zijn hierin geen keuzes gemaakt, en het is de vraag of dit verschil kan of moet worden aangeduid. Er lijkt sprake te zijn van een soort grijs gebied van gedragingen (bijvoorbeeld hard spel, grappen over huidskleur of homoseksualiteit) die niet altijd en/of door lang niet iedereen als even ‘ongewenst’ of ‘grensoverschrijdend’ gezien worden. Van belang is daarom vooral dat het gesprek op gang blijft over wat, voor wie, en in welke situatie ongewenst gedrag is, en hoe hier passende ondersteuning bij kan worden geboden.

Beschouwing proces

Tot slot reflecteren we op het proces. We beschouwen in welke mate de uitvoering van het thema positieve sportcultuur aan de voorwaarden (borging, presterend, veerkrachtig, verbindend) voldoet om als ‘publiek waardevol’ te mogen worden beschouwd (zie paragraaf 1.3 ).

Het uitwerkingsteam van het thema is niet meer blijven bestaan na het vormen van het uitwerkingsplan, mede omdat in dit thema veel overlap met de uitvoering van de sportlijn bestaat. Wel is in het uitwerkingsplan een verdeling van de verschillende maatregelen over opdrachten gemaakt, en is voor iedere opdracht een coördinator aangewezen. Deze coördinator voert regie op de uitvoering van de opdracht. Hierdoor lijkt sprake van goede borging van de maatregelen binnen het thema, maar is deze tegelijkertijd versnipperd en persoons- en/of organisatie-afhankelijk.

De centrale ambitie van het thema is helder geformuleerd, even als de doelen. De maatregelen sluiten niet altijd even goed aan op de gestelde doelen. Zo vermelden de geformuleerde maatregelen enkele specifieke ondersteuningsproducten, om de aandacht voor een positieve sportcultuur bij verenigingen te vergroten, maar kunnen vraagtekens geplaatst worden of dit een juiste weergave is van de gevolgde aanpak om verenigingen te ondersteunen op het thema positieve sportcultuur. Daarnaast is het geformuleerde doel om de aandacht voor positieve sportcultuur bij alle sportaanbieders te vergroten, maar richten de maatregelen (en voor zover zichtbaar ook de inspanningen) zich vrijwel uitsluitend op sportverenigingen. Het is nog te vroeg om aan te kunnen geven in welke mate het proces als geheel presterend is; dit lijkt wel deels te gelden voor diverse deelprocessen zoals het project clubkadercoach.

De werkgroep positieve sportcultuur, met daarin partijen uit de gezamenlijke sport maar ook VSG, is gedurende de uitvoering van het thema actief geworden. Een belangrijk aandachtspunt voor de werkgroep is het zoeken van de verbinding op dit thema met gemeenten, bijvoorbeeld via de lokale sportakkoorden waaruit relatief veel aandacht voor positieve sportcultuur blijkt. Dit toont dat de werkgroep proactief (veerkrachtig) omgaat met de ontwikkelingen vanuit de lokale sportakkoorden. Daarnaast vindt hierdoor verbreding plaats van de uitvoering van dit thema, dat aanvankelijk grotendeels vanuit sportpartijen kwam.

Uit het proces waarin bonden samen (gaan) werken aan het sportiever maken van spelregels, zowel binnen als buiten het veld, blijkt een toename van verbinding en samenwerking tussen sportbonden. Hiertoe moet sporttak overstijgend worden samengewerkt, iets wat niet vanzelfsprekend is. Ook in de activiteiten gericht op grensoverschrijdend gedrag is meer samenwerking tussen organisaties zichtbaar, bijvoorbeeld tussen Centrum Veilige Sport en uitvoerders van de projectsubsidies. In hoeverre het proces op langere termijn bijdraagt aan meer duurzame verbinding tussen partijen, bijvoorbeeld ook op lokaal niveau, is nog niet te zeggen.

  • 7. 
    Van jongs af aan vaardig in bewegen

    Inleiding

    In 2017 voldeed 56 procent van de kinderen (4-12 jaar) aan de beweegrichtlijnen 73 . Spelen en bewegen is minder vanzelfsprekend geworden in het dagelijks leven van kinderen. In 2016 speelden de meeste kinderen van 4-12 jaar maar drie tot zeven uur per week buiten 74 . Dit heeft verschillende oorzaken zoals verstedelijking, digitalisering en niet altijd voldoende toegang tot veilige speelplekken. Maar ook de vaak terughoudende en voorzichtige houding van ouders en verzorgers bij het buitenspelen speelt een rol. Ook blijkt uit de Staat van het onderwijs van de Onderwijsinspectie dat de bewegingsvaardigheid van leerlingen in 2016 is afgenomen ten opzichte van 2006 75 . Kortom; onderzoek laat zien dat Nederlandse jeugd minder beweegt en minder buiten speelt, en daarnaast op sommige onderdelen ook motorisch minder vaardig is geworden. Binnen het thema van jongs af aan vaardig in bewegen is daarom zowel aandacht voor voldoende bewegen als voor het verbeteren van de motorische vaardigheden kinderen (kwaliteit van bewegen). Hierbij wordt naar de verschillende plekken gekeken waar kinderen kunnen sporten en bewegen: thuis, op school/ de kinderopvang, op de sportclub en in de wijk/de buurt.

    Ambitie, doelen en indicatoren

    7.2.1 Samenhang ambitie, doelen en indicatoren De ambitie van het thema van jongs of aan vaardig in bewegen is om meer kinderen aan de beweegrichtlijnen te laten voldoen en om de neerwaartse spiraal van de motorische vaardigheid van kinderen de komende jaren in positieve richting om te buigen. Bij de centrale ambitie zijn vier doelen opgesteld, over motorische vaardigheden, voldoen aan de beweegrichtlijnen, sportdeelname 12-18 jaar en bewustzijn over bewegen bij ouders (zie tabel 7.1).

    73 Zie: https://www.sportenbewegenincijfers.nl/kernindicatoren/beweegrichtlijnen en: Lucassen, J., Singh, A., Heijnen, E. & Slot-Heijs, J. (2020). Buitenspelen 2020. Een verkenning van het beleid in Nederland en Europa. Utrecht: Mulier Instituut.

    74 Collard, D., Chinapaw, M., Verhagen, E., Valkenberg, H. & Lucassen, J. (2014). Motorische fitheid van basisschool kinderen (10-12 jaar). Utrecht: Mulier Instituut.

    75 Inspectie van het Onderwijs (2017). Peil.Bewegingsonderwijs. Einde basis- en speciaal basisonderwijs 2016- 2017 . Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).

Tabel 7.1 Ambitie, doelen en indicatoren van jongs af aan vaardig in bewegen

Ambitie: Meer kinderen aan de beweegrichtlijnen laten voldoen en de neerwaartse spiraal van de motorische vaardigheid van kinderen de komende jaren naar boven toe ombuigen

Indicator Stand van zaken

Doel 1: Een positieve trendbreuk in de motorische vaardigheden van jeugd

Beweegvaardigheid van kinderen 4-12 jaar Voor deze indicator bestaat (nog) geen algemeen

aanvaarde meetmethode. Er zijn daarom geen cijfers

voor deze indicator beschikbaar. Om deze reden

wordt gewerkt aan het uitrollen van een

beweegvaardigheidsmonitor. De verwachting is dat

de ontwikkeling en implementatie van een algemeen

toepasbare meetmethode een flinke periode in

beslag neemt, waardoor deze indicator voorlopig

niet bepaald kan worden.

Leerlingvolgsysteem 66% van de basisscholen gebruikt een leerlingvolgsysteem voor

bewegingsonderwijs

Lees hier meer toelichting.

Themacertificaat sport en bewegen 640 scholen hebben een themacertificaat sport en bewegen

Doel 2: Stijging van het aantal kinderen dat voldoet aan de beweegnorm

Voldoen aan de beweegrichtlijnen 4-12 jaar 56% van de 4 t/m 11 jarigen voldoet aan de beweegrichtlijnen

Beweeggedrag 0-4 jaar Via de website van RIVM zijn de resultaten

beschikbaar over beweegactiviteiten die wekelijks

door 0-4 jarigen worden gedaan.

De uitvraag naar beweeggedrag van 0-4 jarigen heeft

in 2019 voor het eerst plaatsgevonden. De exacte

samenstelling en interpretatie van de indicator is

nog niet gereed, en wordt daarom hier nog niet

weergegeven.

Doel 3: Stijging van de sportdeelname: verhoging sportplezier in de leeftijd 4-12 jaar en minder uitval van jeugd in de leeftijd 12-18 jaar

Doel 4: Groter bewustzijn bij ouders en verzorgers over het belang van bewegen en motorische ontwikkeling van kinderen

Trendgegevens, uitsplitsingen naar achtergrondkenmerken en bronvermeldingen zijn te raadplegen via: https://www.sportenbewegenincijfers.nl/beleid/sportakkoord/vaardig-in-bewegen

Bron: VWS, VSG, VNG & NOC*NSF (2018). Nationaal sportakkoord 2018-2022. Sport verenigt Nederland. Den

Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

7.2.2 Reflectie op doelen en indicatoren

Om de voortgang op doel 1 (verbeteren motorische vaardigheid van kinderen 4-12 jaar) te kunnen beoordelen, is een indicator nodig die de beweegvaardigheid van kinderen meet. Een goed onderbouwd en algemeen aanvaard meetinstrument voor deze indicator is niet beschikbaar. Een belangrijke inspanning vanuit het thema van jongs af aan vaardig in bewegen richt zich daarom op de ontwikkeling van een beweegvaardigheidsmonitor, in eerste instantie door het beoordelen en doorontwikkelen van bestaande monitorsystemen (zie ook paragraaf 7.3.2 over de aanpak binnen dit thema). Bij afwezigheid van een monitor wordt gevolgd hoeveel scholen de motorische ontwikkeling van leerlingen vastleggen in een leerlingvolgsysteem en hoeveel scholen beschikken over een themacertificaat sport en bewegen. Deze indicatoren geven niet direct informatie over de voortgang op doel 1.

Om te monitoren of het aantal kinderen dat voldoet aan de beweegrichtlijnen stijgt (doel 2), is voor de kinderen in de leeftijd 4-12 een trendlijn beschikbaar. Over het beweeggedrag van de leeftijdsgroep 0-4 jarigen zijn speciaal voor de monitoring van dit doel vragen ontwikkeld door RIVM. Uit de resultaten blijkt dat de activiteiten lopen of wandelen in de vrije tijd, buitenspelen bij de opvang of buiten spelen in de vrije tijd het meest voorkomen. De exacte samenstelling en interpretatie van de indicator is nog niet gereed, en wordt kan daarom in tabel 7.1 niet gepresenteerd worden. De resultaten zijn wel te zien op de webpagina van het RIVM (zie bronvermelding in tabel 7.1).

In de uitwerking van thema van jongs af aan vaardig in bewegen is gekozen voor een focus op de leeftijdsgroep 0-12 jaar, waardoor doel 3 zich in de praktijk meer richt op het verhogen van sportplezier in de leeftijd 4-12 jaar en minder op uitval jeugd in de leeftijd 12-18 jaar (zie ook paragraaf 7.3.2 over aanpak). Voor de monitoring van dit thema zijn geen indicatoren opgenomen voor het beoordelen van toename van spelplezier. Wel worden de maatregelen die worden genomen om doel 3 te bereiken, gevolgd aan de hand van indicatoren, en is op die manier informatie beschikbaar over de voortgang op dit doel (zie paragraaf 7.4.2 over maatregelen). Voor doel 4 is geen indicator opgenomen.

Aanpak

7.3.1 Beschrijving aanpak

Bij dit thema zijn verschillende partijen betrokken; naast de strategische partners hebben het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO), PO-Raad, Hogescholen Sportoverleg (HSO), MBO–SB, Kinderopvangfonds, Cruyff Foundation, Krajicek Foundation, Jantje Beton en NUSO (Nederlandse Unie van Speeltuinorganisaties) het deelakkoord ondertekend. Begin 2019 is een uitwerkingsplan voor dit thema opgesteld door een werkgroep uit de betrokken partijen. De werkgroep heeft zich in haar uitwerkingsplan geconcentreerd op de 0-12 jarigen. Daarna is deze werkgroep net als bij de andere thema’s voortgezet als begeleidingsgroep. In deze groep zijn behalve de strategische partners NOC*NSF, VSG en VWS ook Kenniscentrum Sport & Bewegen en het Mulier Instituut vertegenwoordigd. De begeleidingsgroep komt een aantal keer per jaar bijeen.

Op basis van het uitwerkingsplan verloopt de uitvoering van het thema aan de hand van vier lijnen:

  • • 
    jong beginnen; • monitoren van vaardigheden en vroegsignalering: het uitrollen van een beweegvaardigheidsmonitor; • investeren in kwaliteit kader; • netwerkvorming en communicatie.

Vanuit iedere uitvoeringslijn wordt aan één of meerdere doelen en/of maatregelen van het thema van jongs af aan vaardig in bewegen gewerkt. De voortgang op de uitvoering van maatregelen wordt beschreven in paragraaf 7.4.2.

7.3.2 Proces aanpak

De vier genoemde lijnen worden uitgevoerd door verschillende partijen die betrokken zijn bij het thema, zoals de strategische partners en de ondertekenaars. De inspanningen vanuit de lokale lijn, de sportlijn en de nationale lijn van het sportakkoord lopen door deze uitvoeringslijnen van het thema van jongs af aan vaardig in bewegen heen. Zo vindt een groot deel van de kennisontwikkeling in de lijn jong beginnen plaats via opdrachten vanuit de nationale lijn, en vindt een groot deel van de cursussen in de lijn scholing van kader plaats via de diensten van de sportlijn. Hieronder wordt beschreven hoe de aanpak zich ontwikkelt.

Jong beginnen

In mei 2019 vond het landelijke evenement ‘Beweeg het door’ plaats, gericht op het communiceren van de nieuwe beweegrichtlijnen voor onder meer 0-12 jarigen. Partijen en experts betrokken bij de conferentie hebben aansluitend het initiatief genomen om een netwerk te vormen van belanghebbenden bij de beweegstimulering van 0-12 jarigen (jong beginnen). Met steun van dit netwerk is in de zomer van 2019 de lijn jong beginnen uitgewerkt in ‘de Kleine Beweegagenda’. De Kleine Beweegagenda is gericht op beweegstimulering voor de jongste doelgroep (0 tot 4 jarigen). De Kleine Beweegagenda bestaat uit drie hoofdonderdelen:

  • • 
    de ontwikkeling van een beweegadvies voor 0-4 jarigen; • het opstellen van en het werken aan een kennisagenda; • de doorontwikkeling en implementatie van ‘best practices’.

Een tweede element van jong beginnen waarop de aandacht zich richt betreft het buitenspelen. Met actieve landelijke organisaties op dit terrein wordt gesproken over de vorming van een coalitie die vorm gaat geven aan een impuls voor buitenspelen aansluitend op een rapport over een stand van zaken 76 . Hierbij vindt afstemming plaats met het in 2019 gesloten SamenSpeelAkkoord .

Via de nationale lijn is een aantal projectsubsidies afgegeven voor thema, waaronder voor de Kleine

Beweegagenda. In bijlage B4.1 staat een overzicht van de projectsubsidies en in bijlage B7.1 worden de projectsubsidies voor het thema van jongs af aan vaardig in bewegen beschreven. De projecten worden waar relevant besproken in paragraaf 7.4.2, bij het bespreken van de maatregelen. Daarnaast is via de nationale lijn een aantal challenges uitgezet, waarvan twee bij het thema (buiten)spelen aansluiten. Voor de challenge ‘Kinderen meer buiten bewegen’ zijn vier winnaars geselecteerd, die ieder 40.000 euro ontwikkelbudget hebben gekregen. Voor de challenge ‘Samen spelen met een beperking’ zijn twee winnaars geselecteerd die ieder 70.000 euro ontwikkelbudget hebben ontvangen. Lees meer details over de challenges in bijlage B4.2 .

Monitoren van beweegvaardigheden/motorische vaardigheden

Bij de uitwerking van het thema voor het doel monitoren van motorische vaardigheden concludeerde de uitwerkingsgroep in een vroegtijdig stadium dat er een groot aantal meetinstrumenten in gebruik is dat hiervoor wordt ingezet. Het werd noodzakelijk geacht de meeteigenschappen, en mogelijkheden van deze systemen te vergelijken en beoordelen voorafgaand aan een advies over landelijke uitrol van een beweegvaardigheidsmonitor en van leerlingvolgsystemen in het onderwijs.

De conclusies in de uitwerking van het thema hebben gevolgen voor de doelen zoals opgesteld in het

Nationaal Sportakkoord. Voor doel 1 ‘Een positieve trendbreuk in de motorische vaardigheden van

76 Lucassen, J., Singh, A., Heijnen, E. & Slot-Heijs, J. (2020). Buitenspelen 2020. Een verkenning van het beleid in Nederland en Europa. Utrecht: Mulier Instituut.

kinderen’ betekent dit dat voordat een beweegvaardigheidsmonitor in het onderwijs mogelijk is, eerst onderzoek moet worden gedaan naar de meetinstrumenten. Pas dan is het mogelijk om gefundeerde uitspraken te kunnen doen over de effecten van de maatregelen die in het kader van het stimuleren van beweegvaardigheid zijn genomen. Dit is dus een nieuwe maatregel horend bij doel 1. Gericht op het ontwikkelen van een uitrolbare beweegvaardigheidsmonitor ondersteunt VSG in samenwerking met GGD/GHOR zes pilotprojecten bij gemeenten.

Investeren in kwaliteit kader

De lijn scholing van kader wordt voornamelijk uitgevoerd via de sportlijn. Verschillende producten

(diensten) uit het aanbod van bonden en van de Academie voor Sportkader sluiten aan bij de ambitie van thema van jongs af aan vaardig in bewegen. Dit gaat voornamelijk om cursussen om beginnende jeugdtrainers te helpen kinderen met plezier te laten sporten, waardoor ze wellicht meer gaan bewegen en langer blijven bewegen (zie voor de resultaten paragraaf 7.4.2). Daarnaast wordt vanuit de sportlijn gewerkt aan een campagne met de titel #ikmaakhetmogelijk, gericht op trainers, coaches, docenten LO, buurtsportcoaches, ouders en kinderen. De campagne gaat over de boodschap dat kinderen die met plezier sporten méér en beter leren bewegen, in relatie tot pedagogische competenties en aandacht voor breed motorische ontwikkeling door trainers/coaches. Dit raakt naast het thema van jongs af aan vaardig in bewegen ook aan het thema positieve sportcultuur. Op lokaal niveau wordt bijgedragen aan de ambitie van het thema, door inzet van buursportcoaches voor verenigingsondersteuning maar bijvoorbeeld ook voor bewegen in de wijk of buurt (zie voor de resultaten paragraaf 7.4.2.

Netwerkvorming en communicatie

De lijn netwerkvorming en communicatie wordt door verschillende partijen uitgevoerd, met name door het ontsluiten van ontwikkelde kennis en het bevorderen van netwerkvorming op het thema. Kenniscentrum Sport & Bewegen speelt een belangrijke rol in de uitvoering van deze lijn.

Tot slot vindt via VSG afstemming plaats tussen de landelijke en lokale ontwikkelingen rond de lokale sportakkoorden. De lokale sportakkoorden zijn vraaggericht en zijn daarmee overstijgend aan de vier uitvoeringslijnen. Via de eerder genoemde werkgroep heeft VSG de rol steeds de aansluiting te zoeken tussen de landelijke maatregelen en de lokale behoeften, zoals de uitwerking van het thema in de lokale sportakkoorden. Kennisbijeenkomsten voor sportformateurs en lokale beleidsmakers ondersteunen dit proces. Het thema van jongs af aan vaardig in bewegen is in 35 van de eerste 39 lokale sportakkoorden benoemd en uitgewerkt. Dit blijkt uit de analyse van deze eerste groep akkoorden, die in november 2019 zijn opgeleverd 77 . Uit de analyse van de 35 sportakkoorden waarin het thema is uitgewerkt, blijkt dat veel aandacht uitgaat naar de motorische ontwikkeling of vaardigheden. In de eerste vier maanden van 2020 zijn nog eens 62 lokale sportakkoorden opgeleverd. Hiervan is de inhoudsanalyse nog niet gereed, deze resultaten worden later in 2020 verwacht.

7.3.2 Samenvatting

De uitwerking van het thema van jongs af aan vaardig in bewegen heeft geleid tot een aanpak op vier onderdelen. Jong beginnen krijgt invulling door aandacht voor het beweeggedrag voor 0 tot 4 jarigen via de Kleine Beweegagenda en een impuls voor het buitenspelen. Via de Kleine Beweegagenda wordt gewerkt aan de doelen voldoen aan de beweegrichtlijnen (doel 2) en bewustwording bij ouders over het belang van bewegen (doel 4). Via de impuls buitenspelen wordt gewerkt aan de doelen voldoen aan de beweegrichtlijnen (doel 2) en verhoging van de sportdeelname (doel 3). Het onderdeel uitrollen van een

77 Reitsma, M., Pulles, I., Poel, H. van der & Hoogendam, A. (2020). Tussenstand lokale sportakkoorden: inhoudsanalyse en procesevaluatie . Utrecht: Mulier Instituut.

beweegvaardigheidsmonitor krijgt invulling door de meeteigenschappen en mogelijkheden van monitorsystemen te vergelijken en te beoordelen. Het uitwerkingsteam heeft in een vroeg stadium geconcludeerd dat voorafgaand aan een landelijke uitrol, meer inzicht in de beweegvaardigheidsmonitor nodig is, en heeft hier de aanpak op aangepast. Deze aanpak is uiteindelijk gericht op een bijdrage aan het doel om de motorische vaardigheden van kinderen te verbeteren (doel 1). Scholing van kader krijgt invulling door in te zetten op trainingen voor buurtsportcoaches en voor kader bij verenigingen. Deze aanpak beoogt zowel bij te dragen aan het doel om motorische vaardigheden te verbeteren (doel 1) als aan het doel om sportdeelname te verhogen (doel 3). Netwerkvorming en communicatie behoren tot de aanpak om bij te dragen aan ondersteunende structuren op verschillende onderdelen van het thema.

Maatregelen

7.4.1 Samenhang doelen, maatregelen en procesindicatoren

Om aan de vier geformuleerde doelen te werken, hebben de betrokken partijen een aantal maatregelen opgesteld. De maatregelen zijn gevarieerd van aard, en afhankelijk van de inhoud vindt uitvoering van de maatregel plaats door één of meerdere van de strategische partners en/of een andere betrokken partij. In tabel 7.2 staat een overzicht van de maatregelen per doel, de bijbehorende aanpak en indien van toepassing de procesindicatoren die de voortgang op de maatregel weergeven.

Tabel 7.2 Doelen, maatregelen en procesindicatoren van jongs af aan vaardig in bewegen

Maatregelen Aanpak Procesindicatoren Doel 1: Een positieve trendbreuk in de motorische vaardigheden van jeugd.

1.1 Beoordelen en doorontwikkelen bestaande Uitrollen monitorsystemen beweegvaardigheden als beweegvaardigheidsvoorwaarde voordat voortgang op motorische monitor ontwikkeling kinderen breed kan worden gevolgd

1.2 Het ondersteunen van gemeenten en scholen die Uitrollen 1.2.1 Inzet gevalideerde aan de slag willen om gevalideerde motorische beweegvaardigheidsbeweegvaardigheidsmonitor testen integraal toe te passen monitor in het primair onderwijs

1.3 Het (door)ontwikkelen en uitrollen van Uitrollen 1.3.1 Extra inzet van beweegprogramma’s beweegvaardigheidserkende beweegmonitor programma's in het onderwijs

1.4 Het intensiveren van de ontsluiting en Uitrollen toegankelijk maken van beweegprogramma’s voor beweegvaardigheidsde kinderopvang, voor ouders, voor het onderwijs, monitor voor de sportclubs en voor gebruik in de wijk

1.5 Het beschikbaar stellen van middelen door OCW Investeren kwaliteit 1.5.1 Aantal voor scholen om desgewenst vakleerkrachten kader vakleerkrachten dat wordt bewegingsonderwijs in te zetten binnen het gesloten aangesteld via de regeling werkdrukakkoord werkdrukmiddelen

Vervolg tabel 7.2 Doelen, maatregelen en procesindicatoren van jongs af aan vaardig in bewegen

Maatregelen Aanpak Procesindicatoren

1.6 Het beschikbaar stellen van beurzen voor Investeren kwaliteit 1.6.1. Aantal beurzen die groepsleerkrachten in het primair onderwijs om hun kader beschikbaar worden gesteld bevoegdheid bewegingsonderwijs te halen door OCW om groepsleerkrachten hun

LO- bevoegdheid te laten halen

1.7 Het ontwikkelen van een (bij)scholing voor Investeren kwaliteit 1.7.1 Aantallen en trainers en coaches in de sport en voor kader tevredenheid training buurtsportcoaches met betrekking tot de brede motorische vaardigheden motorische vaardigheid bij kinderen voor trainers en bsc’s

1.8 Uitnodigen sportopleidingen om leerlijn voor de Investeren kwaliteit motorische vaardigheden van jonge kinderen meer kader te gaan toepassen

1.9 Het bevorderen van lokale samenwerking tussen Netwerkvorming en gemeente, zwembad en basisscholen ten behoeve communicatie van de zwemveiligheid van de jeugd

1.10 Het volgen/ meedenken in de integrale Netwerkvorming en curriculumherziening van het po en vo ten aanzien communicatie van het leergebied sport en bewegen

Doel 2: Stijging van het aantal kinderen dat voldoet aan de beweegnorm

2.1 Ondersteuning van een gezonde leefstijl op Jong beginnen (de scholen en kinderopvang door deelname aan het Kleine reeds lopende programma “De gezonde school” en Beweegagenda) “De gezonde kinderopvang”

2.2 Stimuleren gemeenten om sport op te nemen in Jong beginnen de omgevingsvisies voldoende beweegvriendelijke (Impuls plekken voor kinderen in de wijk te creëren Buitenspelen)

2.3 Het (financieel) ondersteunen van scholen om Jong beginnen sportactieve schoolpleinen te realiseren (Impuls

Buitenspelen) 2.4 Het ontwikkelen van een eenduidige visualisatie Communicatie en van de beweegrichtlijnen en het daarbij behorende netwerkvorming handelingsperspectief

2.5 Het ontwikkelen en verspreiden van Communicatie en communicatiemateriaal voor professionals rondom netwerkvorming de beweegrichtlijn via de bestaande kanalen

2.6 Het uitrollen van een communicatiecampagne Communicatie en met betrekking tot de beweegrichtlijn netwerkvorming

2.7 Het ontwikkelen en uitzetten van een Communicatie en competitieve game rondom de beweegrichtlijn netwerkvorming

Vervolg tabel 7.2 Doelen, maatregelen en procesindicatoren van jongs af aan vaardig in bewegen

Maatregelen Aanpak Procesindicatoren

Doel 3: Stijging van de sportdeelname: verhogen van sportplezier in de leeftijd 0 -12 jaar en het tegengaan van uitval van jeugd in de leeftijd 12-18 jaar

3.1 Het ondersteunen en stimuleren van de Investeren kwaliteit 3.1.1. Aantallen en

(door)ontwikkeling van cursussen voor diverse kader tevredenheid cursus doelgroepen, waaronder (laagdrempelig) aanbod jeugdtrainer voor ouders en voor ouders/verzorgers die trainingen verzorgen vrijwilligers

3.2 Het vergroten van het georganiseerde Impuls Buitenspelen 3.2.1 Inzet sportaanbod op sportveldjes in de wijk, onder buurtsportcoaches voor andere door de inzet van de buurtsportcoach thema van jongs af aan

vaardig in bewegen

3.3 Inzet voor verlaging van de minimale leeftijd Communicatie en waarop een beroep kan worden gedaan op het netwerkvorming Jeugdfonds Sport & Cultuur (van 4 jaar naar 2 jaar)

3.4 Het ondersteunen en (financieel) stimuleren van Communicatie en sportaanbod op de buitenschoolse opvang netwerkvorming

3.5 Het verspreiden van ‘best practices’ op het Communicatie en gebied van schoolsport (zoals de VMBO netwerkvorming schoolsportvereniging) in het po en vo

Doel 4: Groter bewustzijn bij ouders en verzorgers over het belang van bewegen en motorische ontwikkeling van kinderen.

4.1 Het vergroten van de kennis over de noodzaak Jong beginnen (de 4.1.1 Inzet erkende van motorische ontwikkeling voor kinderen tot 6 jaar Kleine beweegprogramma’s in en het onderstrepen van het belang van sport en Beweegagenda) kinderopvang en bewegen voor kinderen vanaf 6 jaar onder de peuterspeelzalen professionals in de jeugdgezondheidszorg, de kinderopvang en de sportsector

4.2 Bijdragen aan het vergroten van de signalerings Jong beginnen (de en adviesfunctie van deze partijen aan de ouders Kleine

Beweegagenda) 4.3 Verkennen met partijen of consultatiebureaus in Jong beginnen (de hun signalerings- en adviesfunctie aan ouders van Kleine kinderen 0-4 jaar meer ondersteuning behoeven Beweegagenda)

4.4 Stimuleren om het thema van jongs af aan Communicatie en vaardig in bewegen in de lokale nota netwerkvorming volksgezondheid op te nemen.

7.4.2 Procesindicatoren maatregelen

Doel 1: Een positieve trendbreuk in de motorische vaardigheden van jeugd

Beoordelen en doorontwikkelen bestaande monitorsystemen beweegvaardigheid

De beweegvaardigheid van kinderen ( tabel 7,1 indicator bij doel 1) is op dit moment niet landelijk vast te stellen. In Nederland wordt momenteel een groot aantal meetinstrumenten voor beweegvaardigheid en motorische ontwikkeling gebruikt. Scholen en gemeenten gebruiken veel verschillende instrumenten, waardoor het niet mogelijk is om op landelijk niveau uitspraken te doen over de effecten van de maatregelen die in het sportakkoord zijn genomen. Aan het uitrollen van een beweegvaardigheidsmonitor ten behoeve van doel 1 gaat daarom een noodzakelijke fase vooraf. Hiertoe is een extra maatregel (1.1) ontwikkeld: ‘Beoordelen en doorontwikkelen bestaande monitorsystemen beweegvaardigheden als voorwaarde voordat voortgang op motorische ontwikkeling kinderen breed kan worden gevolgd’. Om te komen tot een beperkt aantal hoogwaardige meetinstrumenten voor motorische vaardigheden is een kwaliteitsbeoordeling vereist van de voorhanden meetsystemen voor motorische vaardigheden. Dit onderzoek is uitgevoerd door het Mulier Instituut 78 en geeft een overzicht van de in Nederland veel gebruikte meetinstrumenten voor motorische vaardigheden van kinderen van 4-12 jaar in Nederland, geordend naar de doelstelling (screenen, monitoren, benchmarken, evalueren) waarmee de meetinstrumenten door verschillende gebruikersgroepen worden ingezet.

Voor de meeste bestaande systemen geldt dat er weinig wetenschappelijke onderbouwing beschikbaar is met betrekking tot hun meeteigenschappen, er is bijvoorbeeld geen of beperkt onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid of validiteit. Het is van groot belang dat meetinstrumenten die we inzetten om de motorische vaardigheden van kinderen te monitoren, screenen, benchmarken of evalueren betrouwbaar en valide zijn. Zo niet, dan worden mogelijk onjuiste conclusies getrokken over de ontwikkeling van motorische vaardigheden of de verkeerde kinderen geïndiceerd voor extra ondersteuning. Op dit moment is geen meetsysteem beschikbaar dat met betrekking tot betrouwbaarheid en validiteit volledig voldoet aan de eisen voor een meetinstrument om landelijke de effecten van het sportakkoord te kunnen meten. Lees meer over de resultaten van deze studie in bijlage B7.2 .

De eerste groep maatregelen en indicatoren voor het doel ‘verbeteren motorische vaardigheden van jeugd’ hangen samen met het ontwikkelen en uitrollen van een landelijke beweegvaardigheidsmonitor en wordt vooraf gegaan door de extra maatregel 1.1, zoals hierboven beschreven.

Inzet gevalideerde beweegvaardigheidsmonitor

Maatregel 1.2 is het ondersteunen van gemeenten en scholen die aan de slag willen om gevalideerde motorische testen integraal toe te passen. Over de mate waarin de inzet van een gevalideerde beweegvaardigheidsmonitor (indicator 1.2.1) al plaatsvindt is het volgende bekend. Op twee derde van de basisscholen worden de vorderingen van de leerlingen voor bewegingsonderwijs bijgehouden via een leerlingvolgsysteem (66%) 79 . 16 procent van de basisscholen is van dit systeem niet op de hoogte. Een algemeen leerlingvolgsysteem (zoals Parnassys) wordt het meest gebruikt (28%). De volgende meest genoemde opties zijn ‘Bewegen en spelen’ (8%), ‘Basislessen bewegingsonderwijs’ (8%) en ‘Planmatig

78 Jonge, M. de, Singh, A. & Lucassen, J. (2020; nog te verschijnen). Meten van motorische vaardigheden bij 4- tot 12- jarigen. Gebruik van motorische testen om kinderen in Nederland beter te laten bewegen. Utrecht:

Mulier Instituut.

79 Slot-Heijs, J., Lucassen, J. & Reijgersberg, N. (2017). Bewegingsonderwijs en sport in het primair onderwijs 2017: 1-meting . Utrecht: Mulier Instituut.

bewegingsonderwijs’(7%). Basisscholen waar alleen groepsleerkrachten (20%) of vakleerkrachten én groepsleerkrachten (20%) het bewegingsonderwijs aan de groepen 3 t/m 8 verzorgen, geven vaker aan dat er geen leerlingvolgsysteem gebruikt wordt dan basisscholen waar alleen een vakleerkracht het bewegingsonderwijs verzorgt (13%). Zie voor de inzet van een leerlingvolgsysteem bij scholen ook de indicator op landelijk niveau .

Naast de genoemde volgsystemen zijn ook testen beschikbaar die als screenings- of benchmarkinginstrumenten worden ingezet. Deze testen leveren vaak een algemene maat voor motorische vaardigheid van kinderen op en zijn daarom vaak beter geschikt als screeningsinstrument, maar minder goed te gebruiken om de motorische ontwikkeling van kinderen te monitoren.

Ontwikkelen en uitrollen van beweegprogramma’s

Maatregel 1.3 is het (door)ontwikkelen en uitrollen van beweegprogramma’s is in het primair onderwijs. Over de inzet van erkende beweegprogramma’s (indicator 1.3.1) in het primair onderwijs is geen informatie beschikbaar. Op basis van de database erkende beweeginterventies wordt een overzicht gemaakt van de inzet van deze interventies in het primair onderwijs. Deze data komt in het najaar van 2020 beschikbaar via de website van het RIVM. Lees meer over de inzet van beweegactiviteiten in het onderwijs in het algemeen (geen erkende beweegprogramma’s), zowel tijdens schooltijd als buiten schooltijd, in bijlage B7.3 . Het aantal scholen met een vignet Gezonde School is 1.175 en het aantal scholen met een themacertificaat sport en bewegen is 640 (peildatum 9 januari 2020; GGD GHOR ). 80 Niet alle scholen die aandacht besteden aan het thema gezondheid doen dit via de Gezonde School aanpak. Uit een peiling onder schoolbestuurders in het primair onderwijs blijkt dat ongeveer de helft aangeeft met de Gezonde School aanpak te werken. Die scholen richten zich binnen die aanpak het meest op de thema’s sport/bewegen en voeding. Op ongeveer de andere helft van de scholen wordt niet gewerkt met de Gezonde School aanpak, maar ook deze scholen richten zich het vaakst op de thema’s sport/bewegen en voeding.

Naast de inzet van (erkende) beweegprogramma’s in het primair onderwijs zijn twee indicatoren ontwikkeld die informatie geven over de positie van en aandacht voor sport en bewegen in het primair onderwijs, en daarmee input vormen voor de ontwikkeling van een beweegvaardigheidsmonitor. In de uitwerking van thema zijn geen specifieke maatregelen ontwikkeld voor deze onderdelen.

Percentage scholen in het PO met een vakleerkracht

In het schooljaar 2016/2017 zette in totaal 59 procent van de scholen een vakleerkracht in voor het bewegingsonderwijs voor groep 3-8. Voor groep 1-2 geldt dat er minder vaak vakleerkrachten worden ingezet: bij 23 procent van de scholen gebeurt dat (tabel 7.3).

Tabel 7.3 Percentage scholen in het primair onderwijs in 2017 dat een vakleerkracht inzet (in procenten, n=788)

Vakleerkracht Combinatie Groepsleerkracht Groep 3-8 27 32 40 Groep 1-2 9 14 77 Bron: Mulier Instituut, Monitor School en Sport, 2017.

80 RIVM werkt aan de mogelijkheid om de cijfers over vignetten en themacertificaten weer te geven naar het aandeel scholen dat over een vignet of certificaat beschikt, ten opzichte van het totaal aantal scholen, in plaats van het absolute aantal scholen. Naar verwachting kan in de volgende monitor op die manier

gerapporteerd worden.

Lees bijlage B7.4 voor meer informatie over de inzet van vakleerkrachten in het primair onderwijs en over verschillen tussen stedelijke en niet-stedelijke gebieden en inzet in het speciaal (basis)onderwijs.

Onderwijstijd voor sport en bewegen in het primair onderwijs

In groep 1-2 worden gemiddeld 2,9 lessen bewegingsonderwijs per week aangeboden, waarbij vier op de tien scholen (43%) per week drie tot vijf lessen bewegingsonderwijs aanbieden (tabel 7.4). De gemiddelde ingeroosterde lestijd per week is 113 minuten voor groep 1-2. In groep 3-8 worden gemiddeld 1,8 lessen bewegingsonderwijs aangeboden. Het merendeel van de scholen (74%) geeft twee lessen bewegingsonderwijs per week aan groep 3-8 (niet in tabel). De gemiddelde ingeroosterde lestijd bedraagt 89 minuten voor de groepen 3-8.

Tabel 7.4 Onderwijstijd voor sport en bewegen het primair onderwijs in 2017 (in aantal lessen en aantal minuten, n=788)

Gemiddeld aantal Gemiddelde ingeroosterde lessen per week lestijd per week (in minuten)

Groep 3-8 1,8 89 Groep 1-2 2,9 113 Bron: Mulier Instituut, Monitor School en Sport, 2017.

Lees bijlage B7.5 voor informatie over de onderwijstijd in het primair onderwijs en over verschillen tussen stedelijke en niet-stedelijke gebieden en de onderwijstijd in het speciaal (basis)onderwijs.

Maatregelen gericht op kwaliteit en scholing kader

Een aantal maatregelen dat is opgesteld voor het doel ‘motorische vaardigheden van kinderen verbeteren’ probeert aan het doel bij te dragen door te investeren in de kwaliteit van kader.

Werkdrukmiddelen

Maatregel 1.5 is het beschikbaar stellen van middelen door OCW voor scholen om desgewenst vakleerkrachten bewegingsonderwijs in te zetten binnen het gesloten werkdrukakkoord. Het aantal vakleerkrachten bewegingsonderwijs dat wordt aangesteld via de regeling werkdrukmiddelen wordt niet bijgehouden (indicator 1.5.1). Wel is uit het onderzoek werkdrukmiddelen uit juli 2019 81 bekend dat 49 procent van de responderende schoolbestuurders aangeeft de extra middelen voor het verminderen van de werkdruk in het schooljaar 2019/2020 naar verwachting uit gaat geven aan meer vakleerkrachten.

Onbekend is of dit vakleerkrachten bewegingsonderwijs betreft.

Beurzen bevoegdheid bewegingsonderwijs

Een andere maatregel is het beschikbaar stellen van beurzen voor groepsleerkrachten in het primair onderwijs om hun bevoegdheid bewegingsonderwijs te halen door OCW (maatregel 1.6). In 2019 is volgens gegevens die zijn verstrekt door DUO van het beschikbare budget van 3 miljoen euro voor het behalen van een bevoegdheid ruim 2,67 miljoen besteed (indicator 1.6.1). Van de 1.140 aanvragen zijn er 897 toegekend (3.000 euro per aanvraag) 82 .

81 DUO Onderwijsonderzoek en -advies (2019). Onderzoek werkdrukmiddelen . Utrecht: DUO.

138 Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut

Bijscholing brede motorische vaardigheden

In het sportakkoord staat het voornemen om scholing te ontwikkelen voor het verbeteren van de kennis over motorische vaardigheden van professionals en andere betrokken in de sport- en beweegomgeving van het kind (maatregel 1.7). Deze specifieke training gericht op buurtsportcoaches en trainers bestaat nog niet. Wel is er aandacht voor dit onderwerp 83 en staat herziening van jeugdkaderopleidingen op het programma binnen het project Breed Motorische Ontwikkeling, waarin verschillende bonden samenwerken op dit thema (zie ook versterken sportbonden in paragraaf 8.2).

Een deel van de doelgroep van de beoogde training bestaat uit buurtsportcoaches, omdat zij in veel gevallen bewegingsonderwijs aan kinderen geven of op andere manieren nauw betrokken zijn bij beweegactiviteiten van kinderen in basisschoolleeftijd. Over de specifieke activiteiten voor buurtsportcoaches rondom motorische vaardigheden (zelf trainingen organiseren of trainingen volgen) zijn momenteel geen betrouwbare cijfers beschikbaar. De inzet die buurtsportcoaches plegen op het thema van jongs af aan vaardig in bewegen wordt later in deze paragraaf besproken.

Maatregelen netwerkvorming en communicatie

Zwemveiligheid

In het sportakkoord is het voornemen geuit om lokale samenwerking tussen gemeente, zwembad en basisscholen te bevorderen, ten behoeve van de zwemveiligheid van de jeugd conform de aanbevelingen van het plan van aanpak “Op weg naar een duurzaam zwemveilig Nederland in 2020” (maatregel 1.9).

Het ministerie van VWS geeft een projectsubsidie ten behoeve van zwemveiligheid en zwemvaardigheid. Enerzijds voor het laatste jaar van het kennisproject NL Zwemveilig , een kennisproject onder leiding van de Nationale Raad Zwemveiligheid (NRZ) in samenwerking met Hogeschool Windesheim, Hanze Hogeschool en het Mulier Instituut. Anderzijds voor het eerste jaar van het Nationale Plan Zwemveiligheid 2020-2024 . In 2020 wordt ingezet op intensivering van maatregelen voor groepen met de hoogste risico’s en worden interventiepilots uitgevoerd om maatregelen voor de periode 2021 te toetsen op toepasbaarheid, effectiviteit en bruikbaarheid. In het najaar 2020 volgt het uitwerkingsplan van NRZ en partners voor de projectperiode 2021-2024.

Curriculumherziening en leerlijnen

Maatregel 1.10 is het volgen en desgewenst meedenken in de integrale curriculumherziening van het primair en voortgezet onderwijs ten aanzien van het leergebied sport en bewegen. De integrale curriculumherziening is in 2019 afgerond en er zijn voorstellen voor herziening voor de verschillende leergebieden gedaan. Voor leergebied sport en bewegen is een doorlopende leerlijn uitgewerkt van het primair onderwijs naar voortgezet onderwijs aan de hand van zes bouwstenen: leren bewegen, gezond bewegen, bewegen betekenis geven, bewegen regelen, samen bewegen en beweegcontexten verbinden. 84 Deze bouwstenen sluiten aan bij de uitgangspunten van dit thema van het sportakkoord. Bij de vernieuwing van kaderopleidingen voor de jeugd gericht op brede motorische ontwikkeling (zie ook maatregel 1.7) zou het goed zijn als sportopleidingen worden uitgenodigd voort te bouwen op de in het kader van de curriculumherziening geformuleerde leerlijnen (maatregel 1.8). In de praktijk komt de aandacht voor breed motorische ontwikkeling steeds beter terug in zowel het onderwijs (zie de curriculumherziening) als in de sportopleidingen (zie het project Breed Motorische Ontwikkeling). Dit is te zien aan de accenten die worden gelegd op vaardigheidsontwikkeling, de verbinding tussen bewegen

83 Davio, J. (2018). Multisport biedt kansen voor jonge sporters . Ede: Kenniscentrum Sport & Bewegen.

84 Curriculum.nu. (2019). Leergebied bewegen & sport: voorstel voor de basis van de herziening van de kerndoelen en eindtermen van de leraren en schoolleiders uit het ontwikkelteam Bewegen & Sport .

Curriculum.nu.

binnen en buiten school en maatwerk voor kinderen dat centraal staat, aansluitend bij het doel van het verhogen van sportplezier bij kinderen (zie ook doel 3). Het gebruiken van dezelfde terminologie in zowel onderwijs als sport is een mogelijke waardevolle volgende stap die nog aandacht vereist.

Doel 2: Stijging van het aantal kinderen dat voldoet aan de beweegnorm

De voortgang op dit doel wordt zichtbaar door de weergave van de indicatoren op landelijk niveau over beweeggedrag van kinderen van 0-4 jaar en het percentage kinderen van 4-12 jaar dat voldoet aan de beweegrichtlijnen. Daaruit blijkt dat het aandeel kinderen in de leeftijd 4-12 jaar dat voldoet aan de beweegrichtlijn over de jaren een licht stijgende lijn vertoont. Onderstaande maatregelen zijn ontworpen om bij te dragen aan een verdere stijging van het aantal kinderen dat voldoet aan de beweegnorm.

Ondersteuning gezonde leefstijl op scholen en kinderopvang

Een maatregel is de ondersteuning gezonde leefstijl op scholen en kinderopvang door deelname aan het reeds lopende programma “De gezonde school” en “De gezonde kinderopvang” (maatregel 2.1). De programma’s Gezonde School en Gezonde Kinderopvang worden beide ondersteund via een projectsubsidie vanuit de nationale lijn van het sportakkoord. Gezonde Kinderopvang heeft eenmalig een subsidie van

90.000 euro gekregen voor het project ‘Uitdagend spelen’. Gezonde School ontvangt elk jaar een bijdrage vanuit het sportakkoord van 250.000 euro.

Ontwikkeling impuls buitenspelen

Vanuit de impuls buitenspelen (lijn jong beginnen) is in het najaar van 2019 in het kader van dit thema gestart met het uitvoeren van een stand van zaken onderzoek door het Mulier Instituut 85 . Over de resultaten van deze analyse is inmiddels verschillende keren gesproken met de op dit terrein actieve landelijke partners. De gezamenlijke inzet is gericht op het vormen van een ‘buitenspelen coalitie’ en uitwerking van beleids- en kennisimpulsen.

In het kader van het thema van jongs af aan vaardig in bewegen zijn maatregelen opgenomen om gemeenten te ondersteunen om sport op te nemen in de omgevingsvisies om voldoende beweegvriendelijke plekken voor kinderen in de wijk te creëren (maatregel 2.2) en het (financieel) ondersteunen van scholen om sportactieve schoolpleinen te realiseren (maatregel 2.3). Deze maatregelen kunnen mogelijk worden uitgevoerd vanuit de impuls buitenspelen en de genoemde gezamenlijke inzet van landelijke partners, maar de voortgang op deze maatregelen is (nog) niet inzichtelijk.

Netwerkvorming en communicatie

Om verder bij te dragen aan een stijging van het aantal kinderen dat voldoet aan de beweegnorm, is vanuit het sportakkoord een set maatregelen (maatregel 2.4 t/m 2.7, tabel 7.2) ontworpen, voornamelijk gericht op communicatie over de beweegrichtlijnen. Voor deze maatregelen zijn geen indicatoren ontwikkeld. Het eerder genoemde landelijke evenement ‘Beweeg het door’ vormde de aftrap van een doorlopende inzet om de beweegrichtlijnen bekend te maken door het Kenniscentrum Sport & Bewegen, zoals met de Beweegcirkel . Voor de leeftijdsgroep 0 tot 4 jarigen is opdracht verstrekt aan de

Gezondheidsraad om tot een beweegadvies te komen voor deze leeftijdsgroep.

85 Lucassen, J., Singh, A., Heijnen, E. & Slot-Heijs, J. (2020). Buitenspelen 2020. Een verkenning van het beleid in Nederland en Europa. Utrecht: Mulier Instituut.

Doel 3: Stijging van de sportdeelname: verhogen van sportplezier in de leeftijd 0-12 jaar en tegengaan van uitval van jeugd in de leeftijd 12-18 jaar

De impuls buitenspelen, de inzet van de buurtsportcoach en de ondersteuning van trainers ten behoeve van spelplezier van jeugd illustreren de keuze van het uitwerkingsteam voor een focus op de leeftijdsgroep 0-12 jaar.

Cursussen voor diverse doelgroepen

Als onderdeel van de aanpak wordt in het sportakkoord het voornemen geuit: de (door)ontwikkeling van cursussen voor diverse doelgroepen, waaronder (laagdrempelig) aanbod voor ouders/verzorgers die trainingen verzorgen, te ondersteunen en te stimuleren (maatregel 3.1). De gedachtegang is dat cursussen kunnen bijdragen aan het vermogen van ouders en vrijwilligers om trainingen op dusdanige wijze te verzorgen dat kinderen met meer plezier sporten, en daardoor wellicht (langer) blijven sporten.

Binnen het sportakkoord worden verschillende cursussen en trainingen aangeboden die zich richten op beginnende trainers, zoals ouders of vrijwilligers. Dit zijn met name de bijscholingen en niveau 1 trainingscursussen zoals die vanuit de Kwalificatie Structuur Sport zijn vastgesteld. In totaal zijn er via het sportakkoord 45 cursussen jeugdtrainer voor ouders en vrijwilligers aangevraagd tussen 1 september 2019 en 31 maart 2020 (indicator 3.1.1). Vrijwel alle gevolgde trainingen zijn afkomstig vanuit de sporten voetbal, hockey, zwemmen of volleybal. In bijlage B3.2 (tabel B3.6) staat een overzicht van de aanvragen, met verschillende uitsplitsingen naar aanbieder en type training/cursus.

Vergroten georganiseerd sportaanbod in de wijk

Een maatregel is het vergroten van het georganiseerde sportaanbod op sportveldjes in de wijk, onder andere door de inzet van de buurtsportcoach (maatregel 3.2). Kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar vormen de belangrijkste doelgroep van de buurtsportcoaches; iets meer dan de helft (54%) van de buurtsportcoaches richt zich op deze doelgroep. De inzet van buurtsportcoaches voor het thema van jongs af aan vaardig in bewegen is eind 2019 via het buurtsportcoachpanel bevraagd. Ruim vier van de vijf (84%) buurtsportcoaches geven te kennen met hun activiteiten en werkzaamheden bij te dragen aan het thema van jongs af aan vaardig in bewegen (indicator 3.2.1; niet in figuur). 86

Meer dan de helft van de buurtsportcoaches die zegt bij te dragen aan het thema van jongs af aan vaardig in bewegen, doet dit door het organiseren en aanbieden van multisport (58%; figuur 7.1). Deze inzet sluit het best aan bij de maatregel binnen dit thema om het georganiseerde aanbod op sportveldjes in de wijk te vergroten. Verder zeggen buurtsportcoaches aandacht voor een brede ontwikkeling van de beweegvaardigheid van kinderen te stimuleren (55%) en lessen bewegingsonderwijs te verzorgen (50%).

Een kleiner aandeel buurtsportcoaches organiseert een cursus 'jeugdtrainer voor ouders en vrijwilligers' of een training 'verbetering motorische vaardigheden' voor trainers (beide 9%). 8 procent van de buurtsportcoaches volgt zelf een training gericht op het verbeteren van motorische vaardigheden.

86 Heijnen, E. & Stam, W. van (2020). De inzet van de buurtsportcoach voor het Nationaal Sportakkoord

(factsheet 11/2020). Utrecht: Mulier Instituut.

Figuur 7.1 Inzet van buurtsportcoaches op het thema van jongs af aan vaardig in bewegen in 2019 (basis= buurtsportcoaches die bekend zijn met het Nationaal Sportakkoord, in procenten, n=80)

Organiseren en aanbieden van multisport 58

Stimuleren van aandacht voor brede ontwikkeling

beweegvaardigheid bij aanbieders en trainers 55

Lessen bewegingsonderwijs verzorgen 50

Organiseren van een cursus ‘jeugdtrainer voor ouders en

vrijwilligers 9

Organiseren van een training ‘verbetering motorische

vaardigheden’ voor trainers 9

Zelf volgen van een training ‘verbetering motorische

vaardigheden’ 8

Anders 9

0 20 40 60 80 100

Bron: Mulier Instituut, Panel sport- en cultuurcoaches, najaar 2019.

Naar verwachting zullen ook de inspanningen vanuit de impuls buitenspelen bijdragen aan het vergroten van het georganiseerde sportaanbod op sportveldjes in de wijk.

De maatregel om in te zetten op verlaging van de minimale leeftijd waarop een beroep kan worden gedaan op het Jeugdfonds Sport & Cultuur van 4 jaar naar 2 jaar (maatregel 3.3) is in 2018 doorgevoerd. Tot slot zijn in het sportakkoord een aantal maatregelen opgenomen om via netwerkvorming en communicatie bij te dragen aan het verhogen van de sportdeelname van kinderen en jongeren. Over het ondersteunen en stimuleren van sportaanbod op de buitenschoolse opvang (maatregel 3.4) en het verspreiden van ‘best practices’ op het gebied van schoolsport (zoals de vmbo schoolsportvereniging) in het po en vo (maatregel 3.5) is geen informatie beschikbaar. Wel vinden enkele activiteiten plaats gericht op sport- en beweegdeelname van jongeren (12-18 jaar). Vanuit de nationale lijn van het sportakkoord wordt een driejarige projectsubsidie aan Olympic Moves verleend. Olympic Moves is de grootste sportolympiade in Nederland voor het voortgezet onderwijs. Vanuit de subsidieactiviteiten is er speciale aandacht voor het betrekken van vmbo-leerlingen bij sport en spel en specifiek ook voor meisjes, bijvoorbeeld door het toevoegen van dans- en ritmische onderdelen aan de olympiade. Olympic Moves is in 2020 een samenwerking gestart met het programma Gezonde Generatie van onder andere NOC*NSF.

Het programma Gezonde Generatie bestaat sinds 2017, maar in mei 2020 is een samenwerking in het programma tussen NOC*NSF, twintig gezondheidsfondsen en de Nederlandse Loterij gelanceerd. Het programma heeft als doel dat Nederland in 2040 de gezondste jeugd ter wereld heeft en richt zich op een gezonde actieve leefstijl.

Doel 4: Groter bewustzijn bij ouders en verzorgers over het belang van bewegen en motorische ontwikkeling van kinderen

In het sportakkoord staat beschreven dat partijen zich de komende jaren gaan inspannen om het bewustzijn en de kennis over de nieuwe beweegrichtlijn te vergroten. Partijen streven ernaar dat (a) over een paar jaar zowel ouders, en professionals in de zorg, het sociale domein en in het onderwijs de beweegrichtlijn kennen en toepassen en (b) de beweegrichtlijn eenzelfde bekendheid geniet als ‘de schijf van vijf’. In dat licht hebben partijen een aantal maatregelen opgesteld (maatregel 4.1 t/m 4.3, zie tabel 7.2).

Deze maatregelen richten zich vooral op het vergroten van kennis over de doelgroep 0-4 jaar, en vervolgens het gebruiken van deze kennis voor het verbeteren van de signalerings- en adviesfunctie van betrokken partijen als professionals, kinderopvang en sportsector richting ouders. Daarom vormt de Kleine Beweegagenda, die zich richt op kennisontwikkeling ten behoeve van beweegstimulering voor de jongste doelgroepen, een belangrijk onderdeel van de inspanningen op deze maatregelen.

Jong beginnen (de Kleine Beweegagenda)

In de huidige beweegrichtlijn zijn adviezen opgenomen voor kinderen vanaf 4 jaar. Een beweegrichtlijn voor 0 tot 4 jarigen ontbreekt. In het kader van de Kleine Beweegagenda is daarom het initiatief genomen om de Gezondheidsraad te verzoeken om het uitbrengen van een advies hierover in haar programma op te nemen. Dit verzoek is eind 2019 gehonoreerd. De installatievergadering voor de commissie beweegadvies voor 0 tot 4 jarigen vindt plaats in de zomer van 2020.

Momenteel wordt er in het kader van de Kleine Beweegagenda gewerkt aan een tweetal overzichtsstudies (systematische reviews). In deze studies identificeert het Mulier Instituut in samenwerking met Maastricht University en Amsterdam UMC (locatie VUmc) determinanten voor kwaliteit en kwantiteit van bewegen van kinderen van 0-4 jaar. De resultaten van deze studies worden gelinkt aan de interventies die opgenomen zijn in de database sport- en beweeginterventies: welke determinanten zijn volgens de overzichtsstudies belangrijk als het gaat om hoe veel (kwantiteit) en hoe goed (kwaliteit) jonge kinderen bewegen? En hoe verhouden de bevindingen van de overzichtsstudies zich tot de determinanten waarop de interventies die nu in de database zijn opgenomen zich richten? Op basis van deze resultaten kunnen

(zowel bestaande als nieuwe) interventies gericht gestimuleerd worden om relevante determinanten op te nemen of verder te versterken. De hieronder beschreven indicator geeft inzicht in de huidige erkende beweegprogramma’s in kinderopvang en peuterspeelzalen (indicator 4.1.1). Daarnaast wordt door RIVM op basis van de database erkende beweeginterventies een overzicht gemaakt van de inzet van de erkende interventies in kinderopvang en peuterspeelzalen (en ook voor interventies in het primair onderwijs, zie doel 1). Deze data komt in het najaar van 2020 beschikbaar via de website van het RIVM.

Inzet erkende beweegprogramma’s in kinderopvang en peuterspeelzalen

De erkende beweegprogramma’s die worden uitgevoerd in de kinderopvang en op peuterspeelzalen zijn samengevoegd in de database sport- en beweeginterventies . Uit de database blijkt dat er momenteel zes beweegprogramma’s zijn die geschikt zijn voor de kinderopvang: Beweeg wijs, Spelen en bewegen voor het jonge kind, Nijntje beweegdiploma, B-fit, Lekker Fit! Kinderdagverblijf, Een gezonde start en

Beweegkriebels. De doelgroep van Beweeg wijs, Een gezonde start en Beweegkriebels bestaat uit kinderen van 0-4 jaar. De overige programma’s zijn bedoeld voor kinderen vanaf 2 jaar. Twee van de interventies (Nijntje beweegdiploma en Beweegkriebels) focussen expliciet op bewegen. De andere vier programma’s richten zich op zowel bewegen als voeding. In alle gevallen zijn pedagogisch medewerkers, soms samen met ouders, de uitvoerders van de interventie. De interventies richten zich voor en groot deel op het vergroten van kennis van pedagogisch medewerkers en ouders over gezond bewegen en gezonde voeding. Het doel van de interventies ligt op (1) meer bewegen en meer gezonde voeding of (2) het voorkomen of verminderen van overgewicht of (3) het voorkomen of verminderen van een achterstand in motorische vaardigheden. Van B-fit zijn er eerste aanwijzingen voor effectiviteit. De overige programma’s zijn goed beschreven of goed onderbouwd. Gegeven het feit dat er momenteel geen interventies beschikbaar zijn op het niveau van ‘eerste aanwijzingen voor effectiviteit’ is het aan te raden om in de komende jaren meer aandacht te besteden aan het onderzoeken van de effectiviteit van de bestaande programma’s.

Naast de interventies in de kinderdagopvang zijn ook voor ouders/gezinnen vier erkende programma’s in de database opgenomen. Twee van deze programma’s richten zich op een specifieke doelgroep, namelijk ouders van kinderen van 2-4 jaar met het risico op overgewicht en moeders met een Turkse achtergrond van kinderen van 0-12 jaar. Ook voor de setting Jeugdgezondheidszorg zijn twee interventies bekend.

Deze interventies focussen op kinderen van 2-12 jaar met overgewicht (Overbruggingsplan) en 0-18 jaar (Praten over gewicht). Tot slot is er nog een interventie met een integrale aanpak voor kinderen van 0-18 jaar woonachtig wijken waar relatief veel ouders met een sociaal economisch lage positie en een nietwesterse migratieachtergrond leven: B.Slim beweeg meer, eet gezond. Bij deze interventie zijn ouders, kinderen, pedagogisch medewerkers en andere actoren in een wijk betrokken. Ook voor deze interventies geldt dat het onderzoek naar bestaande interventies gekoppeld zou moeten worden aan de uitkomsten uit de systematische reviews die onderdeel zijn van de Kleine Beweegagenda.

7.4.3 Samenvatting

In tabel 7.5 wordt per maatregel gepresenteerd in welke mate sprake is van voortgang in de uitvoering. Ook wordt weergegeven welke indicator beschikbaar is om de voortgang te meten/volgen, of dat er (nog) geen indicator is ontwikkeld, en of er beschikbaar meetinstrument is.

Tabel 7.5 Voortgang inzet maatregelen van jongs af aan vaardig in bewegen (juni 2020)

Maatregelen Indicatoren Voortgang* Doel 1: Een positieve trendbreuk in de motorische vaardigheden van jeugd.

1.1 Beoordelen en doorontwikkelen bestaande Studie meetinstrumenten monitorsystemen beweegvaardigheden als motorische vaardigheden voorwaarde voordat voortgang op motorische uitgevoerd ontwikkeling kinderen breed kan worden gevolgd

1.2 Het ondersteunen van gemeenten en scholen 1.2.1 Inzet 66 procent van de die aan de slag willen om gevalideerde motorische gevalideerde basisscholen gebruikt een testen integraal toe te passen beweegvaardigheidsleerlingvolgsysteem voor monitor in het bewegingsonderwijs primair onderwijs

1.3 Het (door)ontwikkelen en uitrollen van 1.3.1 Extra inzet van Geen data beschikbaar over

beweegprogramma’s erkende mate van inzet van erkende

beweegprogramma's beweegprogramma’s, wel

in het onderwijs over beweegactiviteiten in het

primair onderwijs

1.4 Het intensiveren van de ontsluiting en Geen indicator toegankelijk maken van beweegprogramma’s voor ontwikkeld de kinderopvang, voor ouders, voor het onderwijs, voor de sportclubs en voor gebruik in de wijk

  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

Vervolg tabel 7.5 Voortgang inzet maatregelen van jongs af aan vaardig in bewegen (juni 2020)

Maatregelen Indicatoren Voortgang*

1.5 Het beschikbaar stellen van middelen door 1.5.1 Aantal Middelen zijn beschikbaar. OCW voor scholen om desgewenst vakleerkrachten vakleerkrachten dat Inzet middelen voor bewegingsonderwijs in te zetten binnen het wordt aangesteld via vakleerkrachten gesloten werkdrukakkoord de regeling bewegingsonderwijs is

werkdrukmiddelen onbekend

1.6 Het beschikbaar stellen van beurzen voor 1.6.1 Aantal beurzen 897 van de 1140 aanvragen groepsleerkrachten in het primair onderwijs om beschikbaar gesteld toegekend (2019) hun bevoegdheid bewegingsonderwijs te halen groepsleerkrachten door OCW hun LO- bevoegdheid

te laten halen

1.7 Het ontwikkelen van een (bij)scholing voor 1.7.1 Aantallen en Meetlat voor beoordeling van trainers en coaches in de sport en voor tevredenheid van de aandacht voor breed buurtsportcoaches met betrekking tot de brede training verbetering motorische ontwikkeling in motorische vaardigheid bij kinderen motorische de beweegprogramma’s van

vaardigheden voor sportbonden is ontwikkeld, trainers en binnen het project Breed buurtsportcoaches Motorische Ontwikkeling

1.8 Uitnodigen sportopleidingen om leerlijn voor - Nog onbekend of bij de de motorische vaardigheden van jonge kinderen vernieuwing van meer te gaan toepassen kaderopleidingen wordt

voortgebouwd op de in het kader van de curriculumherziening geformuleerde leerlijnen - Aandacht voor het thema binnen project Breed Motorische Ontwikkeling

1.9 Het bevorderen van lokale samenwerking Projectsubsidies voor tussen gemeente, zwembad en basisscholen ten kennisproject NL Zwemveilig behoeve van de zwemveiligheid van de jeugd en voor het Nationale Plan

Zwemveiligheid 2020-2024

1.10 Het volgen/ meedenken in de integrale Doorlopende leerlijn voor curriculumherziening van het po en vo ten aanzien leergebied sport en bewegen van het leergebied sport en bewegen is uitgewerkt

  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

Vervolg tabel 7.5 Voortgang inzet maatregelen van jongs af aan vaardig in bewegen (juni 2020)

Maatregelen Indicatoren Voortgang*

Doel 2: Stijging van het aantal kinderen dat voldoet aan de beweegnorm

2.1 Ondersteuning van een gezonde leefstijl op Projectsubsidies aan Gezonde scholen en kinderopvang door deelname aan het School en Gezonde reeds lopende programma “De gezonde school” en Kinderopvang

“De gezonde kinderopvang”

2.2 Stimuleren gemeenten om sport op te nemen Er wordt gewerkt aan beleidsin de omgevingsvisies om voldoende en kennisimpuls voor beweegvriendelijk plekken voor kinderen in de buitenspelen wijk te creëren

2.3 Het (financieel) ondersteunen van scholen om Er wordt gewerkt aan beleidssportactieve schoolpleinen te realiseren en kennisimpuls voor

buitenspelen

2.4 Het ontwikkelen van een eenduidige De beweegcirkel, door KCSB visualisatie van de beweegrichtlijnen en het daarbij behorende handelingsperspectief

2.5 Het ontwikkelen en verspreiden van Activiteiten door KCSB, zoals communicatiemateriaal voor professionals rondom evenement Beweeg het Door de beweegrichtlijn via de bestaande kanalen en de beweegcirkel

2.6 Het uitrollen van een communicatiecampagne Evenement Beweeg het Door met betrekking tot de beweegrichtlijn (KCSB)

2.7 Het ontwikkelen en uitzetten van een competitieve game rondom de beweegrichtlijn

Doel 3: Stijging van de sportdeelname: verhogen van sportplezier in de leeftijd 0 -12 jaar en het tegengaan van uitval van jeugd in de leeftijd 12-18 jaar

3.1 Het ondersteunen en stimuleren van de 3.1.1 Aantallen en Cursussen jeugdtrainer

(door)ontwikkeling van cursussen voor diverse tevredenheid cursus beschikbaar via diensten doelgroepen, waaronder (laagdrempelig) aanbod jeugdtrainer voor sportakkoord. 45 cursussen voor ouders/verzorgers die trainingen verzorgen. ouders en afgenomen in eerste periode

vrijwilligers

3.2 Het vergroten van het georganiseerde 3.2.1 Inzet 58 procent van de sportaanbod op sportveldjes in de wijk, onder buurtsportcoaches buurtsportcoaches die zich andere door de inzet van de buurtsportcoach voor thema van jongs inzet voor thema van jongs af

af aan vaardig in aan vaardig in bewegen, doet bewegen dit door organiseren/aanbieden van multisport

  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

Vervolg tabel 7.5 Voortgang inzet maatregelen van jongs af aan vaardig in bewegen (juni 2020)

Maatregelen Indicatoren Voortgang*

3.3 Inzet voor verlaging van de minimale leeftijd Verlaging is doorgevoerd waarop een beroep kan worden gedaan op het Jeugdfonds Sport & Cultuur (van 4 jaar naar 2 jaar)

3.4 Het ondersteunen en (financieel) stimuleren Voortgang onbekend van sportaanbod op de buitenschoolse opvang

3.5 Het verspreiden van ‘best practices’ op het Voortgang onbekend gebied van schoolsport (zoals de VMBO schoolsportvereniging) in het po en vo

Doel 4: Groter bewustzijn bij ouders en verzorgers over het belang van bewegen en motorische ontwikkeling van kinderen.

4.1 Het vergroten van de kennis over de noodzaak 4.1.1 Inzet erkende - 6 interventies voor van motorische ontwikkeling voor kinderen tot 6 beweegprogramma’s kinderopvang, 4 interventies jaar en het onderstrepen van het belang van sport in kinderopvang en voor gezinnen. Geen info en bewegen voor kinderen vanaf 6 jaar onder peuterspeelzalen bekend over mate van inzet professionals - Uitvoering de Kleine Beweegagenda

4.2 Bijdragen aan het vergroten van de Uitvoering de Kleine signalerings- en adviesfunctie van deze partijen Beweegagenda aan de ouders

4.3 Verkennen met partijen of consultatiebureaus Uitvoering de Kleine in hun signalerings- en adviesfunctie aan ouders Beweegagenda van kinderen 0-4 jaar meer ondersteuning behoeven

4.4 Stimuleren om het thema van jongs af aan Voortgang onbekend vaardig in bewegen in de lokale nota volksgezondheid op te nemen

  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

Samenvatting en beschouwing

7.5.1 Samenvatting

De ambitie van het thema van jongs af aan vaardig in bewegen is om meer kinderen aan de beweegrichtlijnen te laten voldoen en de neerwaartse spiraal van de motorische vaardigheid van kinderen de komende jaren naar boven toe om te buigen. In tabel 7.6 is schematisch de voortgang binnen het thema weergegeven.

Tabel 7.6 Voortgang op doelen van jongs af aan vaardig in bewegen (juni 2020)

Doel Voortgang*

  • 1. 
    Een positieve trendbreuk in de motorische - (Onderzoeks)activiteiten t.b.v. uitrollen vaardigheden van jeugd beweegvaardigheidsmonitor - Middelen en beurzen OCW beschikbaar. - Doorlopende leerlijn ontwikkeld - Bezig met opleidingen kaderontwikkeling
  • 2. 
    Stijging van het aantal kinderen dat voldoet aan de - Beleids- en kennisimpuls buitenspelen is gestart beweegnorm - Ondersteuning Gezonde School en Gezonde Kinderopvang vindt plaats - Communicatie activiteiten over beweegrichtlijnen vinden plaats
  • 3. 
    Stijging van de sportdeelname: verhogen van - Ondersteuning scholing jeugdtrainers vindt plaats sportplezier in de leeftijd 0 -12 jaar en het tegengaan - Gedeeltelijke inzet buurtsportcoach van uitval van jeugd in de leeftijd 12-18 jaar - Nog niet op alles zicht
  • 4. 
    Groter bewustzijn bij ouders en verzorgers over - Uitvoering de Kleine Beweegagenda is gestart, het belang van bewegen en motorische ontwikkeling gericht op kennisontwikkeling van kinderen - Nog minder zicht op bewustzijn bij ouders
  • Rood= opstartfase, oranje= goede start uitvoering maatregel, groen= maatregelen (grotendeels) uitgevoerd, grijs= geen monitoring.

In het afgelopen jaar heeft het thema van jongs af aan vaardig in bewegen brede opvolging gekregen in de inspanningen van de bij het sportakkoord betrokken partijen. Om landelijk uitspraken te kunnen doen over de staat van of trends in motorische vaardigheden van kinderen is het gebruik van een beperkt aantal hoogwaardige meetinstrumenten een vereiste. Landelijk uitrollen van een beweegvaardigheidsmonitor blijkt nog een brug te ver, deels omdat in de praktijk al met uiteenlopende meetsystemen wordt gewerkt, deels omdat bij een kwaliteitsbeoordeling van de bestaande systemen is gebleken dat nog geen volledig geschikte vaardigheidsmeter voorhanden is. In de praktijk gebruikt meer dan de helft van de basisscholen een systeem om de vaardigheid van leerlingen te testen of te volgen, maar de aard en diepgang daarvan loopt sterk uiteen. Verdere voorlichting en onderzoek over dergelijke meetinstrumenten zijn een eerste stap om de intentie om te komen tot een beperkt aantal landelijk toepasbare hoogwaardige meetinstrumenten te realiseren.

Het percentage scholen in het primair onderwijs met een vakleerkracht neemt nog niet duidelijk toe ondanks inzet van werkdrukmiddelen en de lerarenbeurs. Hetzelfde geldt voor de onderwijstijd voor sport en bewegen in het primair onderwijs. Op dit front zou een verbetering verwacht mogen worden van de wetswijziging van de wet op het primair onderwijs die door de Tweede Kamer is aangenomen ( februari

2020 ) en basisscholen verplicht tot het geven van twee uur bewegingsonderwijs per week. Er is een zekere inzet van extra (erkende) beweegprogramma's in het onderwijs naast het curriculum, maar die is bij een minderheid van de scholen structureel gericht op het voorkomen of remediëren van vaardigheidsachterstanden.

Beschikbare interventies voor alle doelgroepen (0 tot 4 en 4 tot 12) dienen zich te richten op de volle breedte, dat wil zeggen dat de interventies rekening moeten houden met alle situaties waarin kinderen bewegen. Een expliciete koppeling met de uitkomsten van de literatuurstudies in het kader van de Kleine Beweegagenda (bepalende determinanten) is wenselijk. Wat het onderdeel jong beginnen betreft kan nog geen duidelijke verandering worden gemeld in het gebruik van erkende beweegprogramma's in kinderopvang en peuterspeelzalen. Brancheorganisaties uit deze werkvelden zijn wel betrokken bij de uitvoering van de Kleine Beweegagenda.

Hoewel duidelijk is dat door het thema bij een flink aantal instanties een beweging op gang is gebracht gericht op het bevorderen van beweegvaardigheden, is het te vroeg om conclusies te trekken over de mate waarin de beoogde doelen worden gerealiseerd. Een mooi winstpunt is dat de betrokken instanties meer lijken samen te werken dan voorheen.

7.5.2 Beschouwing

Reflectie monitoring

Een belangrijk deel van de inspanningen voor het thema kan worden gevolgd met de indicatoren die op dit moment worden gehanteerd. Hieronder enkele aandachtspunten met betrekking tot de monitoring:

Doel 1: Beweegvaardigheid

Het belangrijkste aandachtspunt voor het volgen van de ontwikkelingen is het ontbreken van een gedegen algemeen toepasbare meetmethode voor beweegvaardigheden, waardoor een goed landelijk totaalbeeld op dit moment niet mogelijk is. Het is daarom van belang dat ontwikkelaars van de verschillende meetinstrumenten gestimuleerd worden om bij de doorontwikkeling van de meetinstrumenten samen op te trekken en in te zetten op het versterken van de wetenschappelijke onderbouwing daarvan. Op termijn kunnen gebruikers dan kiezen uit een beperkt aantal hoogwaardige instrumenten.

De inzet van beweegprogramma’s in het onderwijs is belangrijk voor de ontwikkeling van de motorische vaardigheden van kinderen. Op dit moment wordt dit gevolgd door de indicator ‘inzet van erkende beweegprogramma’s’. In de praktijk blijken veel beweegprogramma’s te worden ingezet die niet in de database erkende interventies zitten, maar wel relevant zijn voor de motorische ontwikkeling, zoals MRT. De vraag is daarom of deze indicator voldoende zicht geeft op de voortgang van de inzet van beweegprogramma’s in het onderwijs. Eventueel kan onderzocht worden hoe eigenaren van veelgebruikte interventies ondersteund kunnen worden om hun interventies in de database onder te kunnen brengen.

Bij de vaardigheidsontwikkeling van kinderen spelen verschillende instanties een rol. Naast de ouders zijn dit lesgevers in de opvang, op school en bij vrijetijdsclubs. Er zijn voorzichtige initiatieven om de aanpak van deze begeleiders meer inhoudelijk op elkaar af stemmen in het kader van brede motorische ontwikkeling of in lokale beweegteams. Het volgen van de ontwikkeling van dergelijke ‘intersectorale’ begeleidingsteams, platforms en netwerken op lokaal niveau kan van belang zijn om tot een effectiever gezamenlijke aanpak te komen. Een indicator voor de mate waarin scholen, opvang en clubs hierbij betrokken zijn is te overwegen (bijvoorbeeld het aantal intersectorale beweegteams of netwerken per gemeente), als aanvulling om voortgang op doel 1 te volgen.

Tot slot wordt op dit moment bijgehouden in welke mate vanuit de regeling werkdrukmiddelen vakleerkrachten worden aangesteld (maatregel 1.5), maar niet specifiek voor vakleerkrachten bewegingsonderwijs. Om een beter beeld te krijgen van de voortgang op deze maatregel, is het wenselijk dat deze informatie wordt verzameld.

Doel 2: Beweegrichtlijnen

Voor de mate waarin kinderen voldoen aan de beweegrichtlijnen vindt systematische dataverzameling plaats. Om het beweeggedrag te stimuleren richt een aantal maatregelen zich op communicatie over beweegrichtlijnen, grotendeels richting professionals. Voor de voortgang op deze maatregelen wordt op kwalitatieve wijze procesinformatie verzameld (maatregel 2.4 t/m 2.7) en het ontwikkelen van indicatoren lijkt hiervoor niet nodig. Een ander deel van maatregelen richt zich op de lokale context, namelijk het stimuleren van gemeenten om sport op te nemen in de omgevingsvisies om voldoende beweegvriendelijke plekken voor kinderen in de wijk te creëren (maatregel 2.2) en het (financieel) ondersteunen van scholen om sportactieve schoolpleinen te realiseren (maatregel 2.3). Vanuit de impuls buitenspelen kan op deze maatregelen worden ingezet en kan de voortgang worden gevolgd. Het is echter voorstelbaar dat deze activiteiten los van de impuls buitenspelen al plaatsvinden. Er is nog geen indicator ontwikkeld of meetinstrument beschikbaar om hier zicht op te krijgen. De lokale sportakkoorden vormen potentieel een bron van informatie over de mate waarin beweegvriendelijke plekken voor kinderen in de wijk worden gecreëerd, en de mate waarin scholen sportactieve schoolpleinen realiseren.

Doel 3: Verhogen sportplezier kinderen 0-12 jaar

De voortgang op dit doel is (nog) niet te volgen met een landelijke indicator. Om hier zicht op te krijgen, is aandacht voor het onderwerp in breder landelijk onderzoek nodig, waarbij te denken valt aan de

Gezondheidsenquête of Leefstijlmonitor van CBS/RIVM. In de meest recente meting (2019) van de

Leefstijlmonitor- aanvullende module van CBS/RIVM zijn vragen opgenomen over het plezier dat kinderen beleven aan sport, volgens hun ouders (4-12 jaar) en volgens zichzelf (12-18 jaar). Deze resultaten kunnen in de volgende monitor worden meegenomen. De uitvoering van de maatregelen om het sportplezier van kinderen tot 12 jaar te verhogen, kan deels worden gevolgd via de inzet van buurtsportcoaches en de scholing van trainers/vrijwilligers. Deze inspanningen richten zich echter sterk op de verenigingscontext. Op inspanningen die zich richten op het sportaanbod op de buitenschoolse opvang of schoolsport is nog weinig zicht, door het ontbreken van indicatoren of meetinstrumenten. In het kader van het volgen van dit doel is het een mogelijkheid om indicatoren of meetinstrumenten te verkennen om plezier in sport en bewegen van kinderen te meten. Hiervoor is echter ook afbakening van het onderwerp nodig (sport versus bewegen) en overeenstemming over het nut en gebruik van de indicator.

Doel 4: Bewustzijn bij ouders en verzorgers

Het doel om het bewustzijn bij ouders/verzorgers over bewegen en motorische ontwikkeling te vergroten wordt momenteel niet gevolgd door een landelijke indicator. Via de GGD Kindermonitor wordt van ouders van kinderen tot 12 jaar informatie verzameld die aansluit bij dit onderwerp, bijvoorbeeld over in hoeverre ouders hun kinderen stimuleren om buiten te spelen. Indien inzicht hierin op een landelijk niveau gewenst is, is meer consistentie van dataverzameling vereist. In de meest recente meting (2019) van de Leefstijlmonitor- aanvullende module van CBS/RIVM zijn vragen opgenomen over hoe belangrijk ouders het vinden dat kinderen buitenspelen, aan sport doen en bewegingsonderwijs krijgen van vakleerkrachten. Deze vragen sluiten goed aan bij dit doel en thema, en zijn daarom relevant om mee te nemen in de volgende monitor.

De kennisontwikkeling over buitenspelen (4-12 jaar) en bewegen voor de jongste doelgroep 0-4 jaar (de Kleine beweegagenda) draagt bij aan zowel doel 2 als doel 4. Voor de kennisontwikkeling over buitenspelen geldt dat een consistente manier van dataverzameling vereist is. Een potentiële vervolgactie vanuit de impuls buitenspelen is om een set van uitkomstmaten op te stellen, die bijvoorbeeld op gemeenteniveau gebruikt kan worden om de stand van zaken in buitenspelen inzichtelijk te maken. Voor de kennisontwikkeling over buitenspelen zijn bijvoorbeeld ook belemmeringen van ouders om kinderen te laten buitenspelen relevant. Hiervoor is zoals eerder genoemd meer samenhang in GGD-onderzoek een mogelijkheid om landelijke data te kunnen verzamelen.

De kennisontwikkeling vanuit de Kleine Beweegagenda heeft als doel inzichtelijk te maken welke determinanten belangrijk zijn als het gaat om hoe veel (kwantiteit) en hoe goed (kwaliteit) jonge kinderen bewegen. In van de Kleine Beweegagenda wordt een programma van eisen opgesteld waaraan meetinstrumenten moeten voldoen (verwacht najaar 2020). Een potentiële vervolgactie zou zijn om activiteiten te ontplooien gericht op het vertalen van de uitkomsten van deze studies naar relevante omgevingen in Nederland voor de jongste doelgroep, zoals de jeugdgezondheidszorg (JGZ) en de kinderopvang.

Beschouwing proces

Tot slot reflecteren we op het proces. We beschouwen in welke mate de uitvoering van het thema van jongs af aan vaardig in bewegen aan de voorwaarden (borging, presterend, veerkrachtig, verbindend) voldoet om als ‘publiek waardevol’ te mogen worden beschouwd (zie paragraaf 1.3 ).

Nadat het thema door een uitwerkingsgroep is uitgewerkt, is deze groep blijven bestaan als begeleidingsteam. Hierin zitten de belangrijkste partners (NOC*NSF, VSG, VWS, KCSB, MI), maar andere partijen betrokken bij het thema zijn hierin niet vertegenwoordigd. De regie op de voortgang in het thema ligt bij de uitvoeringsalliantie van het sportakkoord, die voor verschillende onderdelen (zoals de Kleine

Beweegagenda of communicatie beweegrichtlijnen) opdrachten heeft uitgezet bij partijen zoals kennisinstellingen en toeziet op de uitvoering hiervan. In dat opzicht voorziet het proces in de borging van de gemaakte afspraken. Er is echter geen speciale uitvoeringsalliantie voor thema van jongs af aan vaardig in bewegen, waardoor op de borging van het proces minder zicht is.

De centrale ambitie en doelen van thema van jongs af aan vaardig in bewegen zijn helder geformuleerd. De geformuleerde maatregelen zijn omvangrijk en uiteenlopend en markeren een brede aanpak om de doelen te bereiken. De aanpak richt zich op kennis- en beleidsontwikkeling (de Kleine Beweegagenda, impuls buitenspelen, meetinstrument motorische vaardigheden), maar ook op scholing van kader, financiële impulsen en een breed scala aan activiteiten van netwerkvorming en communicatie. Deze brede aanpak draagt bij aan de kans op het bereiken van de doelen. Mede door het ontbreken van een uitvoeringsalliantie, is de regie op implementatie niet geheel duidelijk. Sommige maatregelen hebben een duidelijke eigenaar en implementatieplan, voor andere maatregelen geldt dit niet.

In een vroeg stadium werd al geconstateerd het uitrollen van een beweegvaardigheidsmonitor (nog) niet mogelijk was, omdat een landelijk meetinstrument voor motorische vaardigheden ontbreekt. De focus binnen het thema is daardoor snel komen te liggen op de benodigde kennisontwikkeling over meetinstrumenten. De uitvoering is dus aangepast op basis van nieuwe inzichten. Ditzelfde heeft plaatsgevonden bij de uitwerking van de doelen om het beweeggedrag van (jonge) kinderen te vergroten. Daar bleek een gebrek aan kennis en beleid te bestaan, waaruit de Kleine Beweegagenda en de activiteiten rondom buitenspelen zijn ontstaan. In een vroeg stadium lijken de betrokken partijen bij dit thema dus al veerkracht te hebben getoond in de uitvoering.

De mate waarin het proces van het thema bijdraagt aan verbinding tussen partijen, is moeilijk te bepalen. Vooral rondom het onderwerp verbeteren van beweegvaardigheden van kinderen zijn veel instanties intensiever gaan samenwerken. Het doel is dat deze samenwerking ook op lokaal niveau nog duidelijker wordt (zie ook de opmerking over het volgen van intersectorale beweegteams of netwerken).

  • 8. 
    Flankerend beleid

    Het uitgangspunt van het Nationaal Sportakkoord is ‘samenwerken, verbinden en versterken’ en hierin nieuwe vormen zoeken. Het streven is om zo min mogelijk nieuwe activiteiten op te zetten en zoveel mogelijk gebruik te maken van wat er al is. Er is geen reden om dit uitgangspunt te beperken tot de sportsector zelf. Als het gaat om verbinden en samenwerken, daarin nieuwe vormen zoeken en gebruik maken van wat er al is, kan dat ook door te kijken naar aanpalende beleidsterreinen en organisaties. Wat ‘aanpalend’ is, verschilt per thema en lokaal akkoord, maar er zijn enkele beleidsprogramma’s waarmee samenwerking voor de hand ligt, en waar in de praktijk ook veel verbindingen mee worden gemaakt. Die bespreken we in dit hoofdstuk. In de laatste paragaaf gaan we in de bijdrage van de provincies. De provincies hebben over het algemeen een bescheiden rol op sportgebied, maar hebben toegezegd zich in te spannen om de ambities van het sportakkoord te verwezenlijken.

    Nationaal Preventieakkoord

    In het Nationaal Preventieakkoord 87 zijn afspraken gemaakt over de aanpak van roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik in Nederland. Het akkoord is op 23 november 2018 gesloten en ondertekend door het ministerie van VWS en een groot aantal organisaties vanuit het bedrijfsleven, overheid, onderwijs, zorg, welzijn en sport. Het preventieakkoord vervangt geen bestaande landelijke gezondheidsprogramma’s, zoals Jongeren Op Gezond Gewicht, de Gezonde School en de Gezonde Schoolkantine, maar moet versterkend werken. Uit de voortgangsrapportage 88 blijkt dat de meer dan 70 partijen die eind 2018 het Nationaal Preventieakkoord (NPA) hebben afgesloten, in 2019 met het overgrote deel van de afspraken aan de slag gegaan zijn.

    Het implementatieproces van het Nationaal Preventieakkoord en Nationaal Sportakkoord is verschillend van aard. Het sportakkoord stoelt grotendeels op het opstellen van lokale sportakkoorden in gemeenten, terwijl het preventieakkoord grotendeels door landelijke (koepel)organisaties wordt uitgevoerd. Het opstellen van een lokaal preventieakkoord is wel mogelijk. Gemeenten worden gestimuleerd de opties te verkennen om de akkoorden op lokaal niveau met elkaar te verbinden, door bijvoorbeeld in het lokaal sportakkoord expliciete aandacht te besteden aan de thema’s van het preventieakkoord. Een voorbeeld is de gemeente Venray, die de akkoorden heeft gecombineerd in een lokaal Leefstijlakkoord .

    Verbindingen tussen het preventieakkoord en het sportakkoord liggen voor de hand, gezien de rol van sport en bewegen in een gezonde leefstijl. Met name bij het thema overgewicht zijn raakvlakken aanwezig, omdat sporten en bewegen een bijdrage kan leveren aan deze doelstelling. Maar ook de rookvrije omgeving, het aanbieden van gezonde voeding en verantwoord alcoholbeleid bij sportverenigingen zijn doelen waarbij verbindingen in het kader van beide akkoorden voor de hand liggen.

    Gezonde sportomgeving NOC*NSF biedt via het dienstenaanbod van de sportlijn ondersteuning voor sportverenigingen op het thema gezonde sportomgeving aan. Er is de inspiratiesessie gezonde sportomgeving ontwikkeld: in deze sessie van één avond worden verenigingen geïnformeerd en geïnspireerd om met de gezonde sportomgeving aan de slag te gaan. De ontwikkeling van de inspiratiesessie is in oktober 2019 afgerond.

87 Zie https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gezondheid-en-preventie/nationaal-preventieakkoord .

88 Giessen, A., Boer, J. Gestel, I. van, Douma, E., Pon, E. du, Blokstra A. & Koopman, N. (2020). Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2019. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

Inmiddels (30 maart 2020) zijn acht inspiratiesessies gehouden. Daarnaast is er een begeleidingstraject gezonde sportomgeving bij de club: een traject van meerdere dagdelen, begeleid door een Team:Fit coach. Naast bovengenoemde diensten voert NOC*NSF de volgende activiteiten uit op de thema’s alcohol, roken en gezonde voeding:

  • • 
    doorontwikkeling en aanbieden van Instructie Verantwoord Alcoholschenken; • bijdrage aan campagne NIX18; • bevorderen rookvrije sportomgeving; • bevorderen gezond voedingsaanbod in de sportkantine.

Lees meer over de activiteiten vanuit de sportlijn voor een gezonde sportomgeving in bijlage B8.1 .

Verbinding in lokale sportakkoorden

Bij de lokale sportakkoorden die in gemeenten worden gesloten tussen sportorganisaties, gemeenten en maatschappelijke organisaties zijn regelmatig partijen uit het gezondheidsdomein betrokken 89 . Uit een analyse van de eerste groep lokale akkoorden blijkt dat per sportakkoord gemiddeld 1,6 welzijnspartij en 3,0 zorgpartij bij het proces betrokken is. Bij vrijwel elk sportakkoord is in ieder geval één welzijns- of zorgorganisatie betrokken. Ook op gemeentelijk niveau wordt de verbinding regelmatig gemaakt: bij circa driekwart van de akkoorden is het gemeentelijk beleidsterrein wmo/zorg betrokken en bij ruim twee derde van de akkoorden is het beleidsterrein gezondheidszorg betrokken.

Zes op de tien sportformateurs geven aan dat het lokaal sportakkoord inhoudelijk is afgestemd met het preventieakkoord. Daarnaast is volgens de formateurs ongeveer de helft van de akkoorden (47%) afgestemd op de JOGG-aanpak en op het lokale zorgbeleid. Uit de inhoudsanalyse van de akkoorden blijkt dat in zes van de 39 akkoorden gekozen is voor gezondheid of gezonde leefstijl als uitgewerkt thema. Het lokale akkoord van de gemeente Venray is bijzonder, omdat dit een leefstijlakkoord is. In deze gemeente is bewust gekozen voor een lokaal akkoord dat aansluit bij zowel de thematiek van het Nationaal

Sportakkoord als het Nationaal Preventieakkoord. Ook in akkoorden waar gezondheid of preventie geen uitgewerkt thema zijn, wordt wel regelmatig verwezen naar het domein zorg of gezondheid. Dit gaat bijvoorbeeld over samenwerkingen tussen sport- en zorgorganisaties, over inzet op de gezonde sportkantine of een verwijzing naar het preventieakkoord. De meest genoemde gerelateerde termen in de lokale sportakkoorden zijn (behalve gezond/gezondheid) roken/rookvrij, gezonde leefstijl, overgewicht/obesitas, preventie/preventieakkoord, gewicht en voeding.

Tot slot wordt vanuit landelijke projectsubsidies een aantal projecten gesteund die aansluiten bij zowel het sportakkoord als het preventieakkoord. Dit geldt voornamelijk voor projectsubsidies vanuit thema van jongs af aan vaardig in bewegen: De Gezonde School, De Gezonde Kinderopvang en de Koningsspelen.

Versterken sportbonden

Vanuit de impuls versterken sportbonden ondersteunt het ministerie van VWS sinds 2018 verschillende trajecten gericht op het versterken van de sportbonden. Het subsidiegeld is onderdeel van het budget dat het ministerie gedurende de looptijd van het sportakkoord investeert in de sport, en de activiteiten vanuit de impuls sluiten aan bij de doelen van het sportakkoord. Het programma is beschikbaar voor bonden die wilden deelnemen aan het sportakkoord, maar versterking nodig hadden. In totaal nemen 43 bonden deel aan het programma en elf andere bonden zijn van plan te gaan deelnemen (peildatum 10 mei 2020). De impuls kent drie programmalijnen:

89 De informatie in deze paragraaf is overgenomen uit: Reitsma, M., Pulles, I., Poel, H. van der & Hoogendam, A. (2020). Tussenstand lokale sportakkoorden: inhoudsanalyse en procesevaluatie . Utrecht: Mulier Instituut.

  • 1. 
    Shared Service Sport Er wordt gewerkt aan het gezamenlijk optrekken van bonden bij bijvoorbeeld ledenadministratie of financiële administratie. Hiervoor is de stichting Sport Nederland opgezet. Elf bonden (voornamelijk kleinere bonden) participeren in dit traject, en zeven bonden zijn betrokken om te gaan aansluiten bij Sport Nederland.
  • 2. 
    ‘Slagvaardig Organiseren Sport’ (SOS) In het traject ‘Slagvaardig Organiseren Sport’ (SOS) werken met name middelgrote bonden aan het verbeteren van projectmanagement en verandermanagement. Hieronder vallen uiteenlopende projecten, zoals een project gericht op de ongebonden sporter van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond (KNRB) en een project gericht op resultaatgerichter werken bij de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS). Twintig bonden participeren in dit project (verdeeld over twee tranches), en een derde tranche is ingezet.
  • 3. 
    Equiperen sportbonden om sportclubs te versterken Tot slot kent de impuls een vrije ruimte voor projecten om de sportbonden te versterken, waarbij de voorkeur uitging naar projecten door consortia van bonden. Het uitgangspunt is dat bonden de projecten kunnen gebruiken om zichzelf te versterken, en op deze manier een betere rol in het sportakkoord kunnen spelen. De projecten hebben daarmee een versterkende werking op de thema’s uit het sportakkoord. Enkele projecten komen ook terug in de uitvoering van de thema’s van het sportakkoord (zie de betreffende themahoofdstukken). Voorbeelden van toegewezen projecten in deze programmalijn zijn een project gericht op verbreding van het Sport Professionals Netwerk (zie ook paragraaf 2.2), een project ‘proeftuinen clubkadercoaching’ gericht op trainersbegeleiding (zie ook paragraaf 6.4.2), een project ‘pedagogische visie’ en een project ‘een vaardige generatie’ (zie ook paragraaf 7.4.2). In totaal zijn tien projectaanvragen van consortia gehonoreerd en in uitvoering, waarbij in totaal 24 sportbonden zijn betrokken.

In bijlage B8.2 staat een overzicht van de projecten en de betrokken bonden in de drie programmalijnen van versterken sportbonden.

Nationale Agenda Fiets

Bij de uitwerking van het thema duurzame sportinfrastructuur in het sportakkoord wordt verwezen naar de Agenda Fiets als onderdeel van de maatregelen voor het beweegvriendelijker maken van de openbare ruimte: ‘Het verhogen van de bereikbaarheid van sportparken per fiets en te voet. In lijn met de

Nationale Agenda Fiets’.

Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) wil dat meer mensen gebruikmaken van de fiets en dat Nederland fietsvriendelijker wordt. Het samenwerkingsverband Tour de Force werkt sinds 2015 aan het vergroten van het fietsgebruik in Nederland. Tour de Force is een netwerkorganisatie waarin overheden, marktpartijen, maatschappelijke organisaties, kennisinstituten en platforms samenwerken aan de concrete ambitie: ’20 procent meer fietskilometers in 2027 ten opzichte van 2017’. Begin 2017 hebben zij de Agenda Fiets 2017-2020 opgesteld, met daarin acht thema’s en bijbehorende speerpunten en acties 90 . In 2019 is de organisatie gestart met het programma ‘Schaalsprong Fiets’, de tweede etappe van de agenda. Hierin zijn vijf hoofdthema’s gekozen waarop Tour de Force zich gaat richten 91 :

  • 1. 
    fiets in de stad; 2. fiets in de keten; 3. een hoogwaardig fietsnetwerk; 4. stimuleren van fietsgebruik en fietsinitiatieven; 5. draagvlak voor en kennis over fietsen.

Thema één past bij de genoemde ambitie in het sportakkoord, om de bereikbaarheid van sportparken per fiets te vergroten. In de Agenda Fiets staat uitgewerkt dat een belangrijke actie hiervoor is om gemeenten te stimuleren om fietsgebruik in de omgevingsplannen en omgevingsvisies op te nemen. Uit de analyse van de lokale sportakkoorden bleek dat ruim een kwart van de lokale sportakkoorden is afgestemd met de lokale omgevingsvisie 92 .

Thema drie gaat over het aantrekkelijk houden van fietsen voor mensen, zodat fietsgebruik wordt vergroot. In de agenda wordt genoemd: ‘Fietsen in de vrije tijd, zowel recreatief als sportief, is leuk en gezond, en heeft bovendien een positief effect op het imago van fietsen.’ Vanuit de Agenda Fiets wordt onder andere ingezet op meer samenwerking tussen toerfietsverenigingen en het versterken van recreatieve fietsroutes. Samenwerking tussen sportverenigingen is een thema dat centraal staat in het sportakkoord. De zorg voor recreatieve fietsroutes, ook gericht op economische ontwikkeling en recreatief toerisme, is een onderwerp dat minder aandacht heeft vanuit het sportakkoord. In provinciaal sportbeleid is hiervoor vaak meer aandacht (zie paragraaf 8.4).

Provinciaal sportbeleid

De provincies hebben bijgedragen aan de inhoud en afspraken van het sportakkoord en hebben toegezegd zich in te spannen om de ambities te verwezenlijken. De mate waarin provincies beleid voeren op het thema sport en bewegen varieert sterk per provincie. In de provinciale coalitieakkoorden, die naar aanleiding van de provinciale statenverkiezingen in maart 2019 zijn opgesteld, hebben voor het eerst alle provincies aandacht voor sport 93 . De belangrijkste thema’s waarop het provinciale sportbeleid zich volgens de coalitieakkoorden gaat richten, zijn sport voor mensen met een beperking en voor mensen in armoede, duurzaamheid van sportaccommodaties, sporten in de openbare ruimte, sportevenementen en een gezonde leefstijl/gezonde voeding. Daarnaast noemen de provincies sport en bewegen regelmatig bij het bespreken van andere beleidsterreinen, zoals leefbaarheid, economie en toerisme, recreatie, sociaal domein en duurzaamheid. Dit laat zien dat ook provincies sport en bewegen steeds meer als middel zien en dit willen inzetten als oplossing voor opgaven in andere domeinen 94 , zoals bij het eerder beschreven stimuleren van fietsgebruik ten behoeve van economie en recreatief toerisme.

90 Zie https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/02/16/agenda-fiets-2017-2020 .

91 Zie https://www.fietsberaad.nl/Tour-de-Force/Thema-s .

92 Reitsma, M., Pulles, I., Poel, H. van der & Hoogendam, A. (2020). Tussenstand lokale sportakkoorden: inhoudsanalyse en procesevaluatie . Utrecht: Mulier Instituut.

93 Reitsma, M. & Hoekman, R. (2019). Aandacht voor sport in provinciale coalitieakkoorden . Utrecht: Mulier

Instituut.

94 Bij gemeenten zien we deze ontwikkeling al langer. Zie bijv. Hoekman, R. (2018). Sport policy, sport facilities and sport participation. A socio-ecological approach (proefschrift) . Nijmegen: Radboud Universiteit.

De provincies Drenthe, Groningen, Noord-Brabant, Overijssel en Utrecht hebben de ambitie geuit om een eigen provinciaal sportakkoord te sluiten. De provincie Zeeland heeft dit al gedaan. De provincie

Gelderland sloot in 2017 een sportakkoord en is als vervolg daarop in 2020 bezig een Gelders Sportakkoord 2.0 af te sluiten. In de provincies die de ambitie hebben geuit, is nog geen akkoord gesloten. De provincie Drenthe heeft in 2019 wel als pilotprovincie deelgenomen aan het traject van het consortium ‘werken met lokale data’, waarin in samenwerking met RIVM, het Mulier Instituut, VSG, Kenniscentrum Sport &

Bewegen en NOC&NSF werd gekeken naar de toekomst van de sport in Drenthe .

Sportkracht12 is het samenwerkingsverband van de provinciale sportserviceorganisaties. Deze organisaties hebben een uitvoerende rol in het sportbeleid in de provincie(s) waarin zij actief zijn en ondersteunen gemeenten en andere organisaties in de ontwikkeling van hun sportbeleid en sportprogramma’s. De activiteiten van de sportserviceorganisaties richten zich met name op de onderwerpen waar een regionale aanpak van waarde is, bijvoorbeeld bij aangepast sport- en beweegaanbod en bij sportevenementen. Op een aantal manieren is Sportkracht12 betrokken bij de uitvoering van het sportakkoord. Sportkracht12 maakt bijvoorbeeld deel uit van de Alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ en werkt samen met de gezamenlijke sport in het Netwerk Adviseurs Lokale Sport. Een groot deel van de Adviseurs Lokale Sport is werkzaam bij een provinciale sportserviceorganisatie.

  • 9. 
    Slotbeschouwing

Wat beoogt het sportakkoord, en welke voortgang wordt daarbij geboekt?

Hoe zit het sportakkoord in elkaar? De thema’s vormen het fundament van het sportakkoord. Ze zijn bij het sluiten van het Nationaal Sportakkoord in 2018 gekozen als de inhoudelijke thema’s waarop het sportakkoord zich richt. Ieder thema heeft een ambitie, met bijbehorende doelen en voorgenomen maatregelen om die doelen te bereiken (zie hoofdstukken 3 tot en met 7).

Na het vaststellen van de inhoudelijke thema’s is een plan gemaakt voor de uitvoering van het akkoord. Dit plan houdt in dat de uitvoering van het akkoord via drie implementatielijnen verloopt: de lokale lijn, de sportlijn en de nationale lijn (zie hoofdstuk 2). De implementatielijnen vormen als het ware de beschikbare instrumenten van het sportakkoord, en die instrumenten worden ingezet om aan de thematische doelen te werken. Binnen de lijnen is ook weer onderscheid te maken in verschillende ‘sublijnen’. De matrix in figuur 9.1 geeft weer hoe de vijf thema’s en de implementatielijnen zich tot elkaar verhouden. Om de matrix overzichtelijk te houden hebben we bij de implementatie de sublijnen beperkt tot twee per implementatielijn. De kleuren in de matrix hebben geen inhoudelijke betekenis en dienen alleen om verschillende lijnen makkelijk van elkaar te kunnen onderscheiden.

Niet elk instrument is geschikt voor elk thema. Een wit vlak in de matrix betekent dat (de instrument van) een sublijn niet wordt ingezet op dit thema. Zo is zichtbaar dat geen van de projectsubsidies zich richt op het thema vitale sport- en beweegaanbieders en dat de impuls versterken bonden niet wordt ingezet op het thema inclusief sporten en bewegen.

Figuur 9.1 Samenhang inhoudelijke thema’s en implementatielijnen (instrumenten) van het sportakkoord (2018-2021)

Inclusief Duurzame Vitale sportsporten

en Sportinfraen beweeg Positieve

Van jongs af aan vaardig in

bewegen structuur aanbieders sportcultuur bewegen

Lokale akkoorden

Lokale lijn

Buurtsportcoaches

Sportlijn (diensten, adviseurs, back

office, SPN) Sportlijn

Impuls versterken bonden

Projectsubsidies Nationale

lijn Challenges

De matrix in figuur 9.1 laat zien hoe het sportakkoord ‘werkt’. Ten opzichte van ‘ouder’ sportbeleid is de verregaande integralisering van het beleid vernieuwend. Niet eerder waren landelijk, lokaal en het beleid van de sportsector zelf zo nauw met elkaar verbonden en op elkaar afgestemd, en niet eerder werd daarbij zo’n omvattende focus op de sportsector gehanteerd. Zo was ‘(duurzame) sportinfrastructuur’ tot aan het sportakkoord iets waar alleen gemeenten zich mee bezig hielden, en was ‘positieve sportcultuur’ iets waar vooral de georganiseerde sport aan werkte. Op alle thema’s wordt nu door de drie partners in de UA samengewerkt en ontstaan daarmee nieuwe mogelijkheden voor optimalisatie van het beleid en vergroting van de beleidseffectiviteit.

De integrale aanpak is veelbelovend, maar de matrix zegt nu nog niets over de resultaten of de opbrengsten van de inzet van de instrumenten op de thema’s. Het is mogelijk dat de lokale akkoorden leiden tot veel activiteiten op het thema positieve sportcultuur en tot weinig activiteiten op het thema van jongs af aan vaardig in bewegen. Dit is echter in dit stadium nog niet voor iedere lijn goed vast te stellen. Het vullen van de matrix aan de hand van opbrengsten van de lijnen op de thema’s, bijvoorbeeld door onderscheid te maken met verschillende kleurtinten, is mogelijk onderdeel van komende monitorrapportages.

Wat beoogt het sportakkoord?

In voorgaande hoofdstukken is in kaart gebracht welke inhoudelijke ambities met het sportakkoord worden nagestreefd, wat wordt ingezet om doelen passend bij die ambities te bereiken en wat er is te zeggen over inzet en mate van doelbereik tot nu toe. In de managementsamenvatting staan de belangrijkste uitkomsten van deze ‘inhoudelijke’ monitoring kort samengevat.

Het Nationaal Sportakkoord is echter meer dan een optelsom van doelen, het is ook een nieuwe vorm van besturen. Met het sluiten van het Nationaal Sportakkoord en de implementatie ervan via de lokale, sporten nationale lijn is voor de richtingbepaling en uitvoering van het sportbeleid gekozen voor een nieuwe werkwijze om maatschappelijke ambities te realiseren. Geen beleid ‘van bovenaf’, maar beleid ‘van onderaf’, ‘vraaggericht’ en in nauwe samenwerking met de verschillende betrokken partijen. De sport is hiermee overigens niet uniek, ook in andere beleidssectoren zien we vergelijkbare vormen van ‘besturen met een akkoord’. In het algemeen is het de bedoeling van het besturen met een akkoord om een aantal partijen bijeen te brengen rondom een maatschappelijke opgave, om zodoende een beweging in een beoogde richting te bewerkstelligen.

In deze slotbeschouwing willen we stilstaan bij de vraag of het sportakkoord een beweging in gang heeft gezet, en zo ja, of er in de gewenste richting wordt bewogen. Wat is nu de meerwaarde van het sportakkoord? We zien dat er een heleboel gebeurt en dat er veel partijen bij zijn betrokken. Maar was dat allemaal niet ook gebeurd zonder een akkoord? Om deze vraag te kunnen beantwoorden maken we gebruik van een recent advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur: Akkoord?! Besturen met akkoorden als evenwichtskunst 95 en een onderzoek van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur naar het sturen met akkoorden. 96

Volgens de auteurs van dat laatste rapport schuilt de kracht van een akkoord voor een belangrijk deel in het ‘verhaal’ dat het vertelt: ‘in welke ontwikkeling situeert het akkoord zich en welke beweging wordt

95 ROB (2020). Akkoord?! Besturen met akkoorden als evenwichtskunst. Den Haag: Raad voor het Openbaar

Bestuur.

96 Steen, M. van der, Frankowski, A., Norbruis, F., Römer, S. & Twist, M. van (2019): De kunst van het akkoord. Strategische stappen voor het sturen met akkoorden. Nederlandse School voor Openbaar Bestuur.

van daaruit beoogd?’ 97 Akkoorden hebben op deze wijze ‘scheppende kracht’: ze dragen zorg voor een gedeelde betekenisgeving en scheppen zo een werkelijkheid waarin betrokkenen met elkaar op een bepaalde manier aan de slag gaan met het vraagstuk om de bedoelde betekenis te realiseren. Zo’n verhaal (of ‘plotwending’) is nodig om energie bij veel partijen op te wekken en te bundelen. Dat is nodig omdat duidelijk is dat ‘de overheid’ het niet alleen kan, veel maatschappelijke opgaven vergen betrokkenheid en inzet van een veelheid van betrokken partijen om die succesvol te kunnen oppakken en oplossen.

Om de kracht van het sportakkoord te kunnen beoordelen moeten we weten wat de bedoeling van het sportakkoord is: welke beweging wil het in gang brengen, versterken of bestendigen? En waarom is daar de samenwerking van vele partijen bij noodzakelijk? Een van de meest essentiële vereisten voor het werken met een akkoord, is volgens Van der Steen et al. 98 , dat partijen iets van elkaar nodig hebben, wat ze anders niet zouden kunnen krijgen.

Met het sluiten van het sportakkoord erkennen de betrokken partijen dat ze elkaar nodig hebben om de ambitie te realiseren dat iedereen in Nederland nu en in de toekomst zonder belemmeringen in een veilige en gezonde omgeving plezier in sport en bewegen kan hebben. In het sportakkoord wordt gesteld dat dit een belangrijke voorwaarde is om ervoor te zorgen dat de samenleving optimaal kan profiteren van de maatschappelijke waarde van sport: ‘Ook nu en in de toekomst zal plezier de belangrijkste drijfveer zijn voor mensen om te sporten. En daardoor is sport een effectief instrument op tal van andere beleidsterreinen.’ 99 Om de maatschappelijke meerwaarde van sport te realiseren ‘is nodig dat het sporten beweegaanbod aansluit bij de behoeften van alle Nederlanders. Dat onze buitenruimte uitnodigt tot buitenspelen, tot bewegen en tot sporten. Dat sportaanbieders ondersteund worden om in die behoeften te kunnen gaan voorzien.’.

Om de ambities van het sportakkoord werkelijkheid te laten worden moet er veel gebeuren en is de inzet van veel verschillende partijen nodig. Met de ondertekening van het sportakkoord hebben betrokken partijen over en weer duidelijk gemaakt dat ze dat herkennen, dat ze erkennen dat veel partijen een bijdrage kunnen en moeten leveren, en dat ze ervan overtuigd zijn dat ze in gezamenlijkheid de maatschappelijke meerwaarde van sport kunnen verzilveren.

Wat wordt door het sportakkoord in beweging gezet, hoe en waar naar toe?

Een beoogde beweging kan een ontwikkeling betreffen ‘binnen een bestaand pad, in het verlengde van een reeds bestaande richting’ 100 , of een poging zijn om uit het bestaande pad te geraken. In het eerste geval gaat het om een systeemaanpassing: een verbetering (of optimalisatie) van het bestaande systeem, veelal met als doel om het systeem beter aan te passen op de omgeving. De tweede categorie systeemveranderingen vloeit voort uit een transitie . Hierbij verandert een (deel)systeem, doordat het met de omringende systemen mee verandert, als element van deelsysteemoverstijgende, bredere maatschappelijke veranderingen, zoals digitalisering en klimaatverandering.

Volgens de ROB hebben de meeste akkoorden het karakter van een beweging binnen een bestaand pad en is dat ook het karakter van het sportakkoord. Het sportakkoord is erop gericht de sport zo in te richten en

97 ROB (2020). Akkoord?! Besturen met akkoorden als evenwichtskunst. Den Haag: Raad voor het Openbaar

Bestuur, p. 9.

98 Steen, M. van der, Frankowski, A., Norbruis, F., Römer, S. & Twist, M. van (2019): De kunst van het akkoord. Strategische stappen voor het sturen met akkoorden. Nederlandse School voor Openbaar Bestuur.

99 VWS, VSG, VNG & NOC*NSF (2018). Nationaal sportakkoord 2018-2022. Sport verenigt Nederland. Den

Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), p. 4.

Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut 159 te verbeteren dat deze ‘toekomstbestendig is’, dat wil zeggen nog beter toegankelijk is voor iedereen en qua sport- en beweegaanbod beter aansluit bij de behoeften en wensen van iedereen die wil sporten of actief bewegen. De ‘beweging’ die het sportakkoord beoogt is te kenmerken als een ‘optimalisatie’ van het bestaande sportsysteem. Dat blijkt ook uit het streven om zo min mogelijk nieuwe activiteiten op te zetten en zoveel mogelijk gebruik te maken van wat er al is. Deze bevinding van de ROB sluit niet helemaal aan op de beleving van betrokken partijen bij het sportakkoord, die zien dat de ontwikkelingen bij meerdere thema’s onderdeel zijn van maatschappelijke transities, zoals de ontwikkeling naar een meer inclusieve samenleving en een meer duurzame samenleving.

In de voorgaande hoofdstukken hebben we laten zien welke voortgang waarneembaar is in de realisatie van de ambities per thema. Hier stellen we de vraag of de beweging die in gang is gezet op de onderscheiden thema’s, bijdraagt aan de overkoepelende ambitie van het sportakkoord. Met andere woorden, waar beweegt het sportakkoord als geheel naar toe?

Duidelijk is dat het sportakkoord uit een verzameling van deelakkoorden bestaat, met nogal uiteenlopende ambities en doelstellingen. Bij enkele van die ambities is het directe verband met de centrale ambitie niet gelijk duidelijk. Het meest duidelijk is de relatie met het thema inclusief sporten en bewegen. Bij dat thema gaat het er om dat iedereen zonder belemmeringen plezier kan beleven aan sporten en bewegen. Ook bij positieve sportcultuur is de relatie vrij duidelijk, want plezier kunnen beleven staat of valt met een veilige en eerlijke omgeving om zorgeloos te kunnen sporten. Een meer indirecte relatie is te leggen met de thema’s vitale sport- en beweegaanbieders en de onderdelen

‘beweegvriendelijke openbare ruimte’ en ‘open sportparken’ van het thema duurzame infrastructuur. In beide gevallen gaat het om belangrijke randvoorwaarden voor sport en bewegen. De relatie met het thema vaardig in bewegen is lastiger te leggen. Ook hier lijkt sprake van een randvoorwaarde: om het doel te bereiken dat iedereen plezier kan beleven aan sporten en bewegen, moeten kinderen daar wel motorisch voor toegerust zijn. De relatie van de centrale ambitie met exploitatievraagstukken en de bijdrage aan de duurzaamheidsdoelstellingen is het minst duidelijk. Je zou die relatie kunnen zien in het licht van de wel zeer algemene doelstelling van het ‘toekomstbestendig’ maken van de sportsector, opdat de ‘kracht van sport’ ook in de toekomst benut kan worden.

Kortom, inhoudelijk dragen niet alle (sub-)thema’s direct bij aan de overkoepelende ambitie van het sportakkoord. De beweging die in gang is gezet is hoofdzakelijk gericht op meer inclusief sporten en bewegen, maar mikt ook op een toekomstbestendiger inrichting van het sportsysteem. Dat is misschien wel geïmpliceerd met de centrale ambitie van het akkoord, maar nog niet erg expliciet verwoord. Dit is overigens niet verrassend, gezien de nadruk op sturing van onderaf (‘vraaggerichtheid’), bundeling van bestaande initiatieven en samenwerking van een veelheid van belanghebbenden van binnen en buiten de sport. Het is begrijpelijk dat met zo’n aanpak de ambitie naar meer inclusief sporten en bewegen wordt onderschreven, en vervolgens in de praktijk de aandacht uitgaat naar de voorwaarden om dat nu en in de toekomst mogelijk te maken. Uiteindelijk is de ‘beleidslogica’ hier dat de ambitie is de sport toekomstbestendig in te richten, en wel zodanig dat iedereen zonder belemmeringen kan genieten van het plezier om te sporten en actief te bewegen.

In welke fase van verandering zit het sportakkoord?

Een beoogde beweging kent verschillende fasen van verandering. Van der Steen et al. onderscheiden een drietal fasen 101 :

  • • 
    Anticipatie: de fase van experimenteren, waarin veel gebeurt (vanuit de samenleving) zonder dat altijd een helder beeld bestaat waar dat precies toe zal leiden. Het gaat in deze fase om het

101 Deze drie fasen zijn fasen van transitie. Van der Steen et al. (en in hun voetspoor ook de ROB) lijken deze echter toe te passen op elke vorm van systeemverandering.

samenbrengen van partijen (de ‘early innovators’) rondom een nieuwe ontwikkeling. In deze fase wordt vooral gewerkt aan een gedeelde probleemopvatting.

  • • 
    Acceleratie: de fase waarin een bestaande ontwikkeling nader kracht wordt bijgezet en de nieuwe praktijken worden opgeschaald. In deze fase wordt gewerkt aan collectief gedeeld

    probleemeigenaarschap, waarbij de aandacht uitgaat naar de coördinatie van acties, het faciliteren van de samenwerking en het bundelen en voor langere tijd verankeren van de energie van partijen.

  • • 
    Acceptatie: de fase van normalisering en standaardisering; de institutionalisering van de nieuwe praktijk(en). Van belang hierbij is aandacht voor de ‘achterblijvers’. Deze fase kan gevolgd

    worden door een stabiliseringsfase: stolling van de vernieuwing in een nieuwe ‘regime’ met min of meer vaste verhoudingen.

Volgens de analyse van Van der Steen et al. 102 bevindt het sportakkoord zich in de acceleratiefase, maar zit het dicht tegen de acceptatiefase aan, omdat het inzet op het versterken en versnellen van ontwikkelingen (om de kracht van sport beter te benutten), maar tegelijk ook op de ‘normalisering’ van de beoogde doelen.

De bevindingen in deze monitor duiden er op dat de beoogde beweging in de implementatielijnen overwegend in de acceleratiefase zit. Er wordt in de implementatie hard gewerkt aan ‘collectief gedeeld probleemeigenaarschap’. Dat zien we in de nationale implementatielijn in het intensieve overleg binnen de UitvoeringsAlliantie en de gezamenlijke aansturing van het sportakkoord als geheel. In de lokale lijn zijn vrijwel alle gemeenten op weg naar een lokaal akkoord, met daarin afspraken tussen lokale partijen om samen te werken aan de lokaal vastgestelde ambities. In de sportlijn wordt de ondersteuning van de lokale sport en uitvoering van de lokale sportakkoorden opgepakt als een gedeelde verantwoordelijkheid van de sportbonden, NL actief en NOC*NSF. Het overheersende beeld is dat in alle drie de lijnen meer dan voorheen beleidsontwikkeling en –uitvoering (acties, maatregelen) worden gecoördineerd en dat krachten/inzet worden gebundeld, niet alleen van partijen binnen de sportsector, maar ook van aanpalende sectoren als zorg, welzijn en onderwijs (‘integraal beleid’). Daarbij wordt dat ‘gedeeld eigenaarschap’ vooral gezocht op het lokale niveau, aansluitend op de lokale situatie en vraagstukken, en kapitaliseren de lokale akkoorden door deze vraaggerichtheid in hun uitvoering op de lokaal aanwezige energie, kennis en mogelijkheden, zoals de beschikbaarheid van buurtsportcoaches.

Wat betreft de thema’s zien we dat die in verschillende fasen zitten. Het thema Inclusief sporten en bewegen bevindt zich in de anticipatiefase, aangezien hier partijen bezig zijn tot een gedeelde probleemopvatting te komen. Betrokken partijen beogen een duidelijke breuk met het verleden, namelijk een omslag van ‘aangepaste sport’ naar ‘inclusiviteit’, waarbij wordt gepoogd àlle belemmeringen weg te nemen. Mogelijk kunnen we hier van een transitie spreken, voor zover deze beweging richting inclusiviteit onderdeel is van een sportsysteem overstijgende maatschappelijke ontwikkeling (zeg maar de

‘sportvariant’ van ‘passend onderwijs’) en past bij de implementatie van de wet op toegankelijkheid. 103

Het thema vitale sport- en beweegaanbieders richt zich op een verbetering binnen het bestaande systeem en kan worden gepositioneerd in de acceptatiefase: de institutionalisering van ondernemende en maatschappelijk georiënteerde sport- en beweegaanbieders. Datzelfde geldt voor positieve sportcultuur: ook dit is een aanpassing van het bestaande systeem gericht op de normalisering en standaardisering van een ‘veilig en plezierig sportklimaat’ (acceptatiefase).

102 Steen, M. van der, Frankowski, A., Norbruis, F., Römer, S. & Twist, M. van (2019): De kunst van het akkoord. Strategische stappen voor het sturen met akkoorden. Nederlandse School voor Openbaar Bestuur.

103 Het zou ook gezien kunnen worden als een terugkeer naar het oude ‘doelgroepenbeleid’. De focus is echter nu veel breder en richt zich niet alleen op mensen met een beperking, maar op iedereen die

belemmeringen ervaart bij deelname aan sport en bewegen. Dat betekent ook dat er meer nodig is dan een aanpassing van de sportactiviteit (‘aangepast sporten’).

De beoogde beweging met betrekking tot de verduurzaming van de sportaccommodaties bevindt zich eveneens duidelijk in de acceptatiefase, omdat het bijdraagt aan de institutionalisering van het vernieuwde systeem. De richting is namelijk al vastgelegd in het klimaatakkoord en het is nu zaak dat ook de sportsector hier mee aan de slag gaat. In tegenstelling tot vitale sport- en beweegaanbieders en positieve sportcultuur is deze beoogde verandering weer te kenmerken als een transitie: bij duurzaamheid zien we namelijk dat sport mee verandert met een sportsysteem overstijgende maatschappelijke ontwikkeling, te weten verduurzaming als reactie op klimaatverandering.

Het thema vaardig in bewegen beoogt een trendbreuk te bewerkstelligen in de afname van de bewegingsvaardigheid van kinderen. Daarvoor is een transitie van het grotere (sportoverstijgende) systeem noodzakelijk: de ombuiging van een ‘beweegontmoedigende’ leefomgeving (veroorzaakt door onder andere digitalisering en verstedelijking) richting een meer gezonde en beweegvriendelijke omgeving waarin kinderen opgroeien.

Kortom, bij het sportakkoord lijkt het te gaan om een ‘driedubbele beweging’: 1) om de ambitie dat iedereen met plezier moet kunnen sporten te kunnen realiseren moet er binnen de sport een en ander worden aangepast (vitale verenigingen, positieve sportcultuur); 2) tegelijkertijd beweegt de sport mee met maatschappelijke ontwikkelingen (zoals verduurzaming en inclusiviteit) om als sportsysteem toekomstbestendig te zijn; 3) terwijl voor het deelthema ‘vaardig in bewegen’ een ‘tegenbeweging’ nodig is, een (sportoverstijgende) transitie, die de trend naar beweegarmoede en motorische achteruitgang weet te keren.

Monitoring van het proces

De ROB stelt een aantal voorwaarden aan het ‘besturen met akkoorden’. Die voorwaarden hebben vooral betrekking op het proces: ‘draagt het proces van het sluiten van een akkoord bij aan het helpen oplossen van complexe vraagstukken?’ (ROB 2020 104 , p. 22). De ROB bepleit daarbij het hanteren van een publicvalues perspectief: draagt het akkoord bij aan het realiseren van publieke waarde(n)? Om ‘publiek waardevol’ te kunnen zijn dient aan de volgende voorwaarden voldaan te worden:

  • • 
    Borging: houden alle partijen zich aan gemaakte afspraken en voorziet het akkoord-(proces) in de borging daarvan?
  • • 
    Presterend: faciliteert de procesarchitectuur het komen tot beoogde uitkomsten? • Veerkrachtig: zijn akkoordpartners in staat om te leren van nieuwe inzichten en zich aan te passen aan veranderende omstandigheden? • Verbindend: draagt het proces van het akkoord op zichzelf bij aan het dichter bij elkaar brengen van partijen?

We hebben een poging gedaan om te beoordelen in hoeverre de verschillende deelakkoorden voldoen aan de voorwaarden borging, presterend, veerkrachtig en bindend. Wat betreft ‘borging’ is het nog te vroeg om te kunnen beoordelen of partijen zich aan de afspraken houden. We hebben hierbij vooral bezien of er afspraken zijn gemaakt over de continuïteit in de uitvoering van acties en maatregelen, en of er afspraken zijn gemaakt over wie waarvoor verantwoordelijk is bij de uitvoering van de acties en maatregelen. Ook bij de andere voorwaarden is het soms nog wel erg aan de vroege kant om te kunnen beoordelen of echt aan de voorwaarde wordt voldaan, en baseren we ons op eerste inschattingen. Bij volgende voortgangsrapportages zal duidelijk moeten worden of er progressie is te zien bij de vervulling van deze voorwaarden, en zo ja, welke.

104 ROB (2020). Akkoord?! Besturen met akkoorden als evenwichtskunst. Den Haag: Raad voor het Openbaar Bestuur.

Bij elk thema is aan het eind van het betreffende hoofdstuk gereflecteerd op de genoemde voorwaarden.

Dat hebben we gedaan op basis van de beschikbare informatie op landelijk niveau. Het kan goed zijn dat er (lokaal) zaken gebeuren waar wij als onderzoekers nu geen of onvoldoende weet van hebben. Dat geldt in elk geval voor afspraken gemaakt in de lokale akkoorden. Om hierover beter onderbouwde uitspraken te kunnen doen is het wenselijk om hier in het vervolg meer systematisch onderzoek naar te doen. De belangrijkste conclusies ten aanzien van de vier voorwaarden bij de thema’s zijn:

Inclusief sporten en bewegen:

  • • 
    Borging: de betrokken partijen nemen hun verantwoordelijkheid en voeren de acties en maatregelen uit waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Het uitvoeringsteam, bestaande uit de uitvoeringspartners VSG, NOC*NSF, VWS en de voorzitter van de alliantie ’Sporten en bewegen voor iedereen’, is nog steeds actief. Met de alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ is een netwerk gevormd dat gezamenlijk kan zorgdragen voor de voortzetting van activiteiten.
  • • 
    Presterend: de veelzijdigheid in het thema en het grote aantal alliantiepartners levert enerzijds veel energie en draagt bij aan een veelheid aan opbrengsten, maar maakt het niet eenvoudig zicht te krijgen op daadwerkelijke, duurzame ontwikkelingen in proces en uitkomsten.
  • • 
    Veerkrachtig: er hebben evaluatiegesprekken met alle alliantiepartners plaatsgevonden en hieruit zijn lessen getrokken en aanpassingen gedaan.
  • • 
    Verbindend: er is een groot aantal partners van binnen en buiten de sport die samenwerken binnen de alliantie.

Duurzame sportinfrastructuur:

  • • 
    Borging: de borging van de verduurzaming van het sportvastgoed zit verpakt in de Routekaart Verduurzaming Sport; het beweegvriendelijker worden van de omgeving is ondergebracht bij het uitvoeringsteam buitenruimte. De borging van de overige drie doelen is in mindere mate of niet gestructureerd.
  • • 
    Presterend: de in de routekaart gemaakte afspraken lijken op termijn te leiden tot doelbereik. Dit geldt in zekere zin ook voor de beweegvriendelijke omgeving. Voor de overige drie doelen is het

    proces nog niet in die mate gevorderd. • Veerkrachtig: in de klankbordgroep en het uitvoeringsteam buitenruimte wordt regelmatig de

    voortgang besproken en is er ruimte voor kritische noten. • Verbindend: hier is nu nog onvoldoende zicht op om iets over te kunnen concluderen.

Vitale sport- en beweegaanbieders:

  • • 
    Borging: de uitvoering van de maatregelen loopt voor een belangrijk deel via de sportlijn van het sportakkoord en de lokale lijn. Er is een verdeling van de verschillende maatregelen over

opdrachten gemaakt en er is voor elke opdracht een coördinator aangewezen. Daarmee is de

uitvoering geborgd, maar tegelijkertijd ook gespreid over veel partijen, waardoor het een

uitdaging zal zijn greep te houden op het geheel.

  • • 
    Presterend: er lijkt vooral goed gebruik te worden gemaakt van de reeds aanwezige

ondersteuningsmogelijkheden. Het is nog te vroeg om te kunnen zien of dit tot de gewenste

uitkomsten zal leiden.

  • • 
    Veerkrachtig: hier valt op grond van de beschikbare gegevens nog weinig over te zeggen.
  • • 
    Verbindend: opvallend is dat enkele partijen buiten de strategische partners die bij de uitwerking

van het thema betrokken waren geen rol meer lijken te spelen bij de verdere uitvoering. De

verbinding met de commerciële sportsector en het onderwijs is nog onvoldoende tot stand

gekomen.

Positieve sportcultuur:

  • • 
    Borging: er is een verdeling van de verschillende maatregelen over opdrachten gemaakt en er is voor iedere opdracht een coördinator aangewezen. Daarmee lijkt de uitvoering geborgd, maar is deze tegelijkertijd ook gespreid over veel partijen. Gedurende de uitvoering van het thema is de werkgroep positieve sportcultuur actief geworden, bestaande uit partijen uit de gezamenlijke

    sport en VSG. Dit zorgt niet alleen voor de verbinding op dit thema met gemeenten (via de lokale sportakkoorden), maar ook voor verbreding van het thema, dat aanvankelijk grotendeels vanuit sportpartijen kwam.

  • • 
    Presterend: het is nog te vroeg om aan te kunnen geven in welke mate het proces als geheel presterend is; dit lijkt wel deels te gelden voor diverse deelprocessen zoals het project

    clubkadercoach. • Veerkrachtig: de samenwerking tussen de bonden vergroot de mogelijkheid om met en van elkaar

    te leren. • Verbindend: er blijkt een toename van verbinding en samenwerking tussen sportbonden. Ook in de

    activiteiten gericht op grensoverschrijdend gedrag is meer samenwerking tussen organisaties zichtbaar. In hoeverre het proces op langere termijn bijdraagt aan meer duurzame verbinding tussen partijen, bijvoorbeeld ook op lokaal niveau, is nog niet te zeggen.

Vaardig in bewegen:

  • • 
    Borging: er is een begeleidingsteam gevormd, bestaande uit de strategische partners en twee kennisinstellingen (MI en KCSB). Er is echter geen speciale uitvoeringsalliantie voor dit thema, waardoor de regie op de implementatie niet geheel duidelijk is. Sommige maatregelen hebben een duidelijke eigenaar en implementatieplan, voor andere maatregelen geldt dit niet.
  • • 
    Presterend: de geformuleerde maatregelen zijn omvangrijk en uiteenlopend en markeren een brede aanpak om de doelen te bereiken.
  • • 
    Veerkrachtig: de uitvoering is vroegtijdig aangepast op basis van nieuwe inzichten. Ditzelfde heeft plaatsgevonden bij de uitwerking van de doelen om het beweeggedrag van (jonge) kinderen te

    vergroten. • Verbindend: rondom het onderwerp verbeteren van beweegvaardigheden van kinderen zijn veel

    instanties intensiever gaan samenwerken.

Over het geheel genomen valt te concluderen dat de borging bij de meeste thema’s redelijk tot goed is geregeld. Bij vrijwel elk thema is er sprake van enige vorm van regie op het proces, bijvoorbeeld door de vorming van een begeleidingsgroep (positieve sportcultuur en vaardig in bewegen) of alliantie (Inclusief sporten en bewegen). Bij het thema duurzame sportinfrastructuur verschilt dit per onderdeel: twee onderdelen zijn geborgd, de regie op de uitvoering van de drie andere onderdelen is in mindere mate of niet gestructureerd. Bij enkele thema’s is minder duidelijk sprake van een centrale regie, of vindt de aansturing vooral plaats vanuit een van de ondersteunende lijnen, zoals bij Vitale sport- en beweegaanbieders vanuit de Sportlijn. Wat opvalt is dat de regie in veel gevallen ligt bij de strategische partners NOC*NSF, VSG, en VWS, in sommige gevallen ondersteund door een of meer kennisinstellingen (KCBS, MI, RIVM). De overige partners, die vaak nog wel betrokken waren bij de uitwerking van het thema, lijken in de borging een beperkte rol te spelen (of hebben die meer op de achtergrond).

Over de mate waarin het proces ‘presterend’ is ingericht valt vaak nog niet veel met zekerheid te zeggen. Daarvoor is het nog te vroeg. Duidelijk is dat er wel heel veel in gang is gezet, maar de veelheid ontneemt ook nog wel eens het zicht op daadwerkelijke, duurzame ontwikkelingen in proces en uitkomsten.

Binnen de meeste thema’s lijkt er te worden geleerd en leiden nieuwe inzichten tot bijsturing. Dat wijst op een zekere mate van veerkrachtigheid. Bij enkele thema’s is dat minder duidelijk, of ontbreekt hierover informatie.

In ‘verbindende’ zin laat deze voortgangsrapportage zien, dat er zeer veel partijen bij betrokken zijn, zowel van binnen, als van buiten de sport, en dat er op allerlei fronten nauw wordt samengewerkt, zowel landelijk binnen de verschillende lijnen en de afzonderlijke thema’s, als lokaal. Althans, het beeld is vooral dat veel partijen vooral betrokken waren bij de opstart en uitwerking van het thema. Bij de uitvoering is de rol van de overige partners niet altijd duidelijk (of minder zichtbaar). Dit is wel gewenst wil het akkoord ook op de langere termijn verbindend zijn. Dit is een aandachtspunt voor de monitoring.

Afgaand op de stand van zaken met betrekking tot de vier randvoorwaarden waaraan volgens de ROB moet worden voldaan om succesvol te kunnen besturen met een akkoord, lijkt het erop dat in belangrijke mate aan die randvoorwaarden wordt voldaan. Daarmee is dan een proces gaande dat moet kunnen leiden tot een succesvol sportakkoord. Idealiter dragen de uitkomsten van deze monitor bij aan het verder optimaliseren van deze randvoorwaarden, om de kansen op succes verder te vergroten. Daarvoor is enige ‘centrale’ regie nodig vanuit de UitvoeringsAlliantie. Enerzijds om de partijen betrokken bij de diverse thema’s uit te dagen te voldoen aan de genoemde randvoorwaarden. Anderzijds om de activiteiten binnen de thema’s onderling afgestemd te houden, en allemaal uitgelijnd te houden op de overkoepelende ambitie van het sportakkoord.

Voor de monitoring van het sportakkoord geldt dat de focus van het monitorplan vooral gericht is op de randvoorwaarden ‘presterend’ en ‘veerkrachtig’. Maar ook in de monitoring valt te leren, en op basis van voortschrijdend inzicht lijkt het raadzaam in de monitoring ook aandacht in te bouwen voor de ‘borging’ en het ‘verbindende’ karakter van het sportakkoord, en daarmee meer algemeen niet alleen te focussen op de te leveren prestaties, maar ook op de inrichting, continuïteit en sturing van het proces dat tot die gewenste prestaties moet leiden. Dat geeft inzicht waarom prestaties wel, niet of in afwijkende vorm tot stand komen, en daarmee mogelijkheden tot bijsturen.

Bijlage 1. Ondersteuning Nationaal Sportakkoord

Het sportakkoord is getekend voor een periode van ruim drie jaar. De looptijd is van september 2018 tot en met het einde van 2021. De Rijksoverheid (ministerie van VWS) trekt jaarlijks ruim 400 miljoen 105 euro voor het sportakkoord uit, maar ook vanuit betrokken partijen wordt een bijdrage geleverd, vaak in de vorm van cofinanciering.

De implementatie van het akkoord verloopt langs drie lijnen: de lokale lijn, de sportlijn en de nationale lijn.

B1.1 Lokale lijn

De lokale lijn focust op het breder verankeren en duurzaam versterken van sport en bewegen als doel en middel in de samenleving. Met nieuwe samenwerkingsverbanden op lokaal (of regionaal) niveau moet met gezamenlijke inzet, budgetten en energie aan gedeelde ambities worden gewerkt. Binnen de lokale lijn worden met behulp van een sportformateur en een uitvoeringsbudget lokale sportakkoorden opgesteld en uitgevoerd. De lokale akkoorden worden idealiter ondertekend door verschillende lokale partijen, zowel van binnen als buiten de sport. Een lokaal sportakkoord is volgens het ministerie van VWS ‘een set aan afspraken tussen gemeenten, sportaanbieders en maatschappelijke partners, en eventueel bedrijven en fondsen’. De maatschappelijke partners zijn bijvoorbeeld partijen uit onderwijs, welzijn, zorg of cultuur. De akkoorden moeten een visie en onderbouwing hebben en moeten aanzetten tot uitvoering, lokale samenwerking en verbinding. De ambities uit het Nationaal Sportakkoord (de zes deelakkoorden) vormen een bron van inspiratie, maar zijn niet dwingend voor de lokale akkoorden. Gemeenten kunnen desgewenst samen met andere gemeenten optrekken en een regionaal sportakkoord opstellen.

Om de lokale akkoorden vorm te geven, kunnen gemeenten aanspraak maken op ondersteuning vanuit het Rijk voor de aanstelling van een sportformateur en voor een uitvoeringsbudget om het lokale sportakkoord mee uit te voeren.

  • 1. 
    Ondersteuning voor de inzet van een sportformateur Gemeenten die een lokaal sportakkoord willen opstellen, kunnen budget aanvragen om een sportformateur aan te stellen. Deze sportformateur moet optreden als procesbegeleider bij de totstandkoming van een lokaal akkoord. Het is zijn taak om verschillende partijen aan tafel te krijgen en het gesprek over de invulling van een lokaal sportakkoord te faciliteren. De sportformateur stelt vervolgens samen met de lokale partijen het akkoord op. Het budget voor de sportformateur is eenmalig 15.000 euro. Bij de aanvraag moeten gemeenten een intentieverklaring voor een sportakkoord aanleveren, die ondertekend moet zijn door het college van B en W en minstens drie sport- en beweegaanbieders. Gemeenten die werken aan een regionaal akkoord kunnen de budgetten voor de sportformateur bundelen en gezamenlijk één formateur aanstellen.

105 Hiervan is 240 miljoen bestemd voor twee subsidieregelingen (SPUK en BOSA), waarmee gemeenten en sportorganisaties worden gecompenseerd in het kader van de verruiming van de btw-sportvrijstelling (zie ook hoofdstuk 2.2 en 5.2). De resterende 160 miljoen is het ‘reguliere’ budget van VWS voor sport, waarvan ongeveer 130 miljoen is bestemd voor topsport, BRC en kennisbeleid/internationale zaken. Het ‘vrije’

budget voor de drie lijnen in het sportakkoord (zie hierna) is ongeveer 30 miljoen.

  • 2. 
    Budget voor de uitvoering van een lokaal sportakkoord Na de totstandkoming van een lokaal sportakkoord hebben gemeenten de mogelijkheid een uitvoeringsbudget aan te vragen, om aan de ambities uit het akkoord te gaan werken. De hoogte van het uitvoeringsbudget is gekoppeld aan het inwonertal van de gemeente en varieert tussen 10.000 en 200.000 euro. Bij de aanvraag van het uitvoeringsbudget moeten gemeenten een intentieverklaring en het afgesloten sportakkoord aanleveren.

Gemeenten dienen het budget aan te vragen bij VSG. De aanvraagprocedure voor de budgetten verloopt in halfjaarlijkse circulaires. In april 2019 en november 2019 hadden gemeenten de mogelijkheid om budget voor een sportformateur aan te vragen. Op diezelfde momenten was aanvraag voor uitvoeringsbudget mogelijk. Ook in april 2020 (uitvoeringsbudget voor 2020) en november 2020 (uitvoeringsbudget voor 2021) is een aanvraag nog mogelijk. De ondersteuningsregeling loopt tot 2021.

Sportformateur

De sportformateur wordt aangesteld als procesbegeleider bij de totstandkoming van een lokaal akkoord. Het is zijn taak om verschillende partijen aan tafel te krijgen en het gesprek over de invulling van een lokaal sportakkoord te faciliteren. De sportformateur stelt vervolgens samen met de lokale partijen het akkoord op. VSG heeft een profiel voor de sportformateur opgesteld en een aantal uitgangspunten voor de uitvoering van de functie ontwikkeld, namelijk:

  • • 
    Gelijkwaardigheid: alle betrokken partijen bij het lokale sportakkoord moeten dezelfde gelijkwaardigheid ervaren.
  • • 
    Tijdspanne: de balans zoeken tussen de tijd nemen voor het proces en de tijd begrenzen. • Inspiratie: een toekomstperspectief ontwikkelen. • Startfoto en feiten: gebruikmaken van actuele data over sport en bewegen in de gemeente. • Lokaal maatwerk: zorgen voor een goede en brede vertegenwoordiging van de lokale sport- en beweegsector en maatschappelijk middenveld. • Onafhankelijkheid: de sportformateur moet het gesprek faciliteren en niet oordelen. • Houd het zuiver, baken af: waakzaam zijn op de afbakening van de opdracht (opstellen van een lokaal sportakkoord). • Gezamenlijke agenda, gedeelde verantwoordelijkheid: het lokale proces zo organiseren, dat elke partij eigenaarschap ervaart en heeft. • Leer en deel kennis en ervaring: het delen van voortgang, successen en tegenslagen. • Borging: zorgen voor borging van de plannen uit het lokale sportakkoord en het lokale netwerk, voor na het vertrek van de sportformateur.

De sportformateur wordt ondersteund door VSG, onder andere op de volgende manieren:

  • • 
    Bijeenkomsten voor sportformateurs: een startbijeenkomst, een intervisiebijeenkomst en een evaluatiebijeenkomst.
  • • 
    Begeleiding in de vorm van een helpdesk. • Ondersteuningsmateriaal, zoals een handleiding, inspiratiesheets.

Daarnaast wordt een sportformateur gekoppeld aan een Adviseur Lokale Sport. Vanuit de sportlijn

(NOC*NSF, sportbonden, NL Actief) is een team van Adviseurs Lokale Sport aangesteld, dat zich bezighoudt met het ondersteunen en versterken van de lokale sport en het stimuleren van betrokkenheid bij het sportakkoord. De taakverdeling en samenwerking tussen de sportformateur en Adviseur Lokale Sport wordt op verschillende wijzen ingevuld.

B1.2 Sportlijn

Doel en uitgangspunten

De kern van de sportlijn is om vanuit de gezamenlijke sport (NOC*NSF, sportbonden en NL Actief) bij te dragen aan de lokale en landelijke samenwerking rondom de sportaanbieder (in de sportlijn ‘club’ genoemd) en de ondersteuning van clubs en vrijwilligers. De sportlijn moet een impuls geven aan deze processen en is daarmee een aanvulling op de activiteiten die de gezamenlijke sport al jarenlang uitvoert. De activiteiten die in de sportlijn worden uitgevoerd richten zich op de volgende onderwerpen:

  • • 
    versterking en verbinding lokale sport; • kwaliteitsvolle en effectieve verenigingsondersteuning, supportdesk en registratiesysteem • online kaderontwikkeling; • positieve sportcultuur & grensoverschrijdend gedrag; • inclusief sporten en bewegen & diversiteit; • normen en verduurzaming sportaccommodaties; • gezonde sportomgeving & meer mensen in beweging.

Het thema topsport is (nog) niet opgenomen in de uitwerking van de sportlijn.

Uitvoering

De uitvoering van de sportlijn is gestart in juni 2019. NOC*NSF is trekker van de uitvoering en vormt samen met de gezamenlijke sportbonden en NL Actief het uitvoeringsteam. De belangrijkste nieuwe processen in de sportlijn in het kader van de beweging van het sportakkoord (inzet op lokale samenwerking en versterking lokale sport), zijn

  • • 
    de inzet van Adviseurs Lokale Sport bij elke gemeente; • de inzet van diensten; • de verbreding en ontwikkeling van het Sport Professionals Netwerk; • de kwaliteitsontwikkeling van verenigingsondersteuning (diensten); • optimaliseren van het supportsysteem (helpdesk) en registratiesystemen.

In hoofdstuk 2 worden per activiteit de doelen, voortgang, ervaringen en relevante registratiedata gepresenteerd. Daarnaast werken de partijen van de gezamenlijke sport (onder andere via bovenstaande processen) aan de verschillende thema’s van het sportakkoord. Dit is vaak een voortzetting of uitbreiding van bestaande activiteiten. De inspanningen die vanuit de sportlijn plaatsvinden specifiek voor de thema’s van het sportakkoord worden in de betreffende themahoofdstukken in deze rapportage besproken.

B1.3 Nationale lijn

Doelen en opzet nationale lijn

Het ministerie van VWS is trekker van de nationale implementatielijn van het sportakkoord en verleent hierbinnen onder andere projectsubsidies en –opdrachten aan verschillende partijen. De nationale lijn richt zich op kennisdeling, borging en validatie rondom de thema’s. Het doel hiervan is om vraagstukken te kunnen beantwoorden en gedragsverandering teweeg te kunnen brengen. In functie hiervan worden verschillende typen activiteiten uitgevoerd:

  • • 
    het verlenen van projectsubsidies en –opdrachten; • het uitzetten van challenges; • opzetten van Communities of Practice (CoP; een CoP is een netwerk van mensen dat een gezamenlijke praktijk of belang deelt. Zij komen regelmatig bij elkaar om inzichten en ervaringen uit te wisselen en hiervan te leren om vervolgens op een andere manier te kunnen handelen); • kennis en validatievraagstukken.

Bijlage 2. Procesopbrengsten lokale lijn

B2.1 Overzicht van deelnemende gemeenten

Tabel B2.1 Gemeenten die in de 1 e tranche (april 2019) een aanvraag voor een sportformateur hebben gedaan en een lokaal sportakkoord hebben opgeleverd* (1 e tranche; n=155)

Aalten** Albrandswaard Almelo Almere Alphen aan den Rijn Alphen-Chaam** Amersfoort Amstelveen Arnhem Assen Asten Baarle-Nassau** Barendrecht Beek Beesel Bergen (L.)* Berkelland** Beuningen Beverwijk Bodegraven-Reeuwijk Boekel Borger-Odoorn Borne Bronckhorst** Brummen Bunschoten Buren Cranendonck De Bilt De Fryske Marren De Wolden Delft Den Bosch Den Helder** Dinkelland Doesburg Doetinchem** Dongen Dordrecht Druten Duiven Ede Eijsden-Margraten Elburg Emmen Enschede Geldrop-Mierlo Gemert-Bakel Gennep Gilze en Rijen** Gorinchem Gouda Groningen Gulpen-Wittem Haarlem Haarlemmermeer Hardinxveld-Giessendam Heemskerk Heerenveen Heerlen Hellendoorn Hellevoetsluis Helmond Hengelo O Het Hogeland Heusden Hillegom Hilvarenbeek** Hilversum Hoeksche Waard Hof van Twente Hollands Kroon** Hoogeveen Hoorn Horst aan de Maas IJsselstein Kaag en Braassem Kapelle Katwijk Koggenland Landgraaf Langedijk Leeuwarden Leidschendam-Voorburg Leusden Lingewaard Lisse Lochem Loon op Zand Losser Maastricht Medemblik Meppel Middelburg Midden-Groningen Moerdijk Montferland** Mook en Middelaar Nieuwegein Nieuwkoop Nijkerk Nijmegen Nissewaard Noordenveld Noordwijk* Oldenzaal Olst-Wijhe Oost Gelre** Oss Oude IJsselstreek** Overbetuwe Pijnacker-Nootdorp Renkum Rhenen Ridderkerk Rijssen-Holten Rijswijk Roosendaal* Rucphen Schagen** Schiedam Stadskanaal Staphorst Steenwijkerland Stein Tiel Tilburg Tubbergen Twenterand Uden Uithoorn Utrechtse Heuvelrug Valkenburg aan de Geul Valkenswaard Venlo Venray Vijfherenlanden Vlaardingen

  • Gemeenten die een conceptakkoord hebben opgeleverd, uitgestelde deadline 8 november 2020.

** Gemeenten die de aanvraag hebben gedaan binnen een regionaal samenwerkingsverband.

Vervolg tabel B2.1 Gemeenten die in de 1 e tranche (april 2019) een aanvraag voor een sportformateur hebben gedaan en een lokaal sportakkoord hebben opgeleverd* (1

e tranche; n=155)

Voorst West Maas en Waal Westerkwartier Westerwolde Weststellingwerf Westvoorne Wierden Wijchen Wijk bij Duurstede Winterswijk** Woudenberg Zandvoort Zoetermeer Zuidplas Zundert Zutphen Zwijndrecht

  • Gemeenten die een conceptakkoord hebben opgeleverd, uitgestelde deadline 8 november 2020.

** Gemeenten die de aanvraag hebben gedaan binnen een regionaal samenwerkingsverband.

Tabel B2.2 Gemeenten die in de 2 e tranche (november 2019) een aanvraag voor een sportformateur hebben gedaan en een lokaal sportakkoord hebben opgeleverd* (2

e tranche; n=164)

Aa en Hunze Aalsmeer* Achtkarspelen Alblasserdam Alkmaar Altena Ameland Apeldoorn Appingedam** Baarn Barneveld Beekdaelen Beemster Berg en Dal* Bergeijk** Bergen (NH) Bernheze* Best Bladel** Blaricum** Bloemendaal Boxmeer Brielle* Bunnik Capelle aan den IJssel Castricum Coevorden Cuijk* Culemborg Dalfsen Dantumadiel De Ronde Venen Delfzijl** Deurne Deventer Diemen Drechterland Drimmelen Dronten Echt Susteren* Edam-Volendam Eemnes** Eersel** Enkhuizen Epe Ermelo* Etten Leur Geertruidenberg Goirle* Gooise Meren Grave* Haaksbergen* Halderberge Hardenberg Harderwijk Harlingen* Hattem Heemstede Heerde Heerhugowaard Heeze-Leende Heiloo Hendrik-Ido-Ambacht Houten Huizen* Kerkrade Krimpen aan den IJssel Krimpenerwaard Laarbeek Landerd* Landsmeer Laren** Leiden Leiderdorp Lelystad Leudal Loppersum** Maasdriel** Maasgouw Maassluis Meerssen Midden-Delfland* Midden-Drenthe* Mill en Sint Hubert* Molenlanden Montfoort Neder Betuwe Nederweert Noardeast-Fryslan Noordoostpolder Nuenen c.a. Nunspeet Oisterwijk** Oldambt Oldebroek Ommen Oosterhout Ooststellingwerf Opmeer

  • Gemeenten die een conceptakkoord hebben opgeleverd, uitgestelde deadline 8 november 2020.

** Gemeenten die de aanvraag hebben gedaan binnen een regionaal samenwerkingsverband.

Vervolg tabel B2.2 Gemeenten die in de 2 e tranche (november 2019) een aanvraag voor een sportformateur hebben gedaan en een lokaal sportakkoord hebben opgeleverd* (2 e tranche; n=164)

Opsterland* Ouder-Amstel* Oudewater Peel en Maas* Pekela Purmerend Putten* Raalte Renswoude* Reusel-De Mierden** Rheden Roerdalen Roermond Schiermonnikoog Simpelveld Sint Anthonis Sittard-Geleen* Sliedrecht Smallingerland Soest Someren Son en Breugel Stede Broec Steenbergen* Stichtse Vecht Súdwest Fryslân* Terschelling Texel Teylingen Tynaarlo Tytsjerksteradiel Uitgeest Urk Vaals Veendam Veenendaal Veldhoven Velsen Vlieland Voerendaal Voorschoten* Waadhoeke Waalre Waalwijk Waddinxveen Wageningen Wassenaar* Waterland Weert Weesp West Betuwe Westerveld Westervoort* Westland* Wijdemeren Woensdrecht* Woerden Wormerland Zaanstad Zaltbommel** Zeewolde Zevenaar Zoeterwoude Zwartewaterland Zwolle

  • Gemeenten die een conceptakkoord hebben opgeleverd, uitgestelde deadline 8 november 2020.

** Gemeenten die de aanvraag hebben gedaan binnen een regionaal samenwerkingsverband.

Tabel B2.3 Gemeenten die in de 3 e tranche (april/juni 2020) een aanvraag voor uitvoeringsbudget hebben gedaan* (2 e tranche; n=4)

Goeree Overflakkee* Rozendaal Scherpenzeel Zeist*

  • Gemeenten die een conceptakkoord hebben opgeleverd, uitgestelde deadline 8 november 2020.

Tabel B2.4 Gemeenten die een aanvraag voor uitvoeringsbudget hebben gedaan in april 2019 (0 e tranche; n=19)

Amsterdam Borsele* Breda Den Haag Eindhoven Goes* Hulst* Kampen Meierijstad Noord-Beveland* Reimerswaal* Rotterdam Schouwen-Duiveland* Sluis* Terneuzen* Tholen* Utrecht Veere* Vlissingen* Oegstgeest**

  • Regionaal sportakkoord.

** Oegstgeest heeft een lokaal sportakkoord opgesteld en uitvoeringsbudget aangevraagd in november 2019, zonder gebruik te maken van een sportformateur. De gemeente neemt dus deel aan de regeling, maar heeft een ander traject doorlopen.

B2.2 Overzicht Living Labs

Tabel B2.5 Overzicht Living Labs subsidiecall ZonMW (2020)

Thema Naam Beschrijving Bewegen voor Waarde van Het motiveren en activeren van mensen met psychische problematiek mensen met bewegen op weg naar passend sportaanbod raagt om kennis en expertise over psychische Harderwijk psychische problematiek. Met een aantal partners wordt onderzocht problematiek welk duurzaam netwerk de benodigde expertise oplevert en of een living lab kansrijk is. Dit gebeurt in co-creatie met de doelgroep, organisaties en met directe toepassing in de praktijk. Met als beoogd resultaat; een netwerk vormen dat van toegevoegde waarde is in kennis en expertise, hierin samenwerkt en zo actief bijdraagt aan de waarde van bewegen voor de kwetsbare doelgroep.

Doelgroep Living lab Oss: Een van de belangrijkste doelstellingen uit het Osse Sportakkoord is

inactieve actieve kinderen om 20.000 inwoners van Oss, die nu niet of weinig deelnemen aan

jongeren 6-16 door open badges! beweegactiviteiten, aan het bewegen te krijgen. De focusgroep is de

jaar jeugd van 6-16 jaar in de wijken Ruwaard en Schadewijk. Geheel

nieuw zal de aanpak van Open Recogition zijn. Een aanpak die

deelnemers aan activiteiten beloont met een zogenaamde Open

Badge. Dit zijn digitale insignes die op betrouwbare wijze inzichtelijk

maken of iemand bepaalde prestatie heeft neergezet. Door deze

badge ook buiten het onderwijs in te zetten, wordt daarmee in Oss

een breder leerlandschap gevormd. Oss wil uittesten of en hoe de

mogelijkheden van ‘open badges’ kunnen worden benut om kinderen

in inactieve wijken in beweging te krijgen.

Buurtaanpak Living Lab sport en In pilotvorm gaat de gemeente Vlaardingen in vier focusgebieden het

overgewicht en bewegen Buurt gebruik van de participatiewet en WMO voorzieningen, overgewicht

sportdeelname Muwi Vlaardingen en wekelijkse sportdeelname aanpakken. Succesvolle interventies

kunnen breder in de stad uitgezet worden om de problematiek te

verhelpen. De nieuw op te zetten samenwerking met het lectoraat

Impact of Sports van de Haagsche Hogeschool biedt mogelijkheden

tot een succesvolle uitwerking van een Living Lab.

Gezonde en D'ran samen voor De Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) en de verschillende vitale vitale werknemers Achterhoekse partners werken samen in dit project. Daarbij willen zij werknemers graag een antwoord vinden op de volgende vraag (om vervolgens onze interventies hierop af te stemmen): 'Wat weerhoudt werknemers ervan om te bewegen en sporten en wanneer gaan zij dit wel doen?'

Wijkaanpak Bewoner als Mensen daadwerkelijk bereiken en aanzetten tot bewegen is zeker in gezondere spelbepaler in de wijk Hoge Vucht een uitdaging. De wijk telt veel bewoners van leefstijl sport, bewegen en niet-westerse komaf, met een laag inkomen of opleidingsniveau. De gezondheid sportdeelname, zowel georganiseerd als ongeorganiseerd, is dan ook lager dan in andere wijken. In het project wordt onder meer het Vitality-model toegepast, een instrument om doelgroepen te onderscheiden naar vitaliteit, gezondheid en bewegen. Met kennis van de belangrijkste drijfveren, emoties en attitudes van inwoners, kan beter ingespeeld worden op hun wensen en behoeften. En samen meer inwoners stimuleren tot een gezondere leefstijl.

Vernieuwend De Medemblikse Ontwikkelingen in de gemeente Medemblik maken dat het huidige

aanbod sportomgeving als sportaanbod niet (volledig) aansluit bij de sportbehoefte, waardoor er

sportvereniging Gallisch dorp een groep niet bewegende sporters ontstaat. Deze groep bestaat uit

en mensen die door een ervaren barrière (fysiek, sociaal of mentaal) niet

deelnemen aan het huidige sportaanbod. De lokale cultuur is hierop

sterk van invloed. Deze innovatie is gericht op het creëren van

vernieuwing, verbreding en inclusie.

Vervolg tabel B2.5 Overzicht Living Labs subsidiecall ZonMW (2020)

Thema Naam Beschrijving

Verbeteren Kansen voor een Samen met kinderen, ouders en relevante stakeholders wordt aan de leefstijl en nieuwe generatie slag gegaan met het verbeteren van de leefstijl en de opvoedopvoedvaardigheden. Door kinderen te laten sporten bij verenigingen vaardigheden worden nieuwe netwerken rondom het kind gecreëerd waarin de rond het kind gezonde leefstijl heel normaal is. Sporten in verenigingsverband kan

ambitie, talentontwikkeling en ‘erbij horen’ toevoegen aan de omgeving van kinderen.

Eenzaamheid Zeven dorpskernen. Eén duwtje in de (Utrechtse Heuvel)rug tegen eenzaamheid met sport en bewegen

Doelgroep Vooruit met winst Het bouwen van netwerk waarin ervaringskennis een prominente plek volwassenen in door sport in krijgt. Met het Living Lab worden ervaringsdeskundigen m.b.t. armoede Vollenhove armoede ingezet voor een toename in sport en bewegen. Onder

begeleiding van de HU wordt de design- thinking methode toegepast. De verwachting is dat hierdoor de wens en het oplossend vermogen van inwoners, ondersteund door ervaringsdeskundigen, centraal gesteld kan worden om mensen duurzaam in beweging te brengen.

Aanvullend Voetlab Haarlem Met Voetlab wordt een divers aanbod voor meerdere doelgroepen sportaanbod Noord ontwikkeld dat een aanvulling is op het traditionele meiden 13-20 verenigingsaanbod. Daarvoor wordt een doelgroeponderzoek naar de jaar sport- en beweegbehoefte bij inwoners uit verschillende

leeftijdscategorieën uitgevoerd. De doelgroep op dit moment is meiden van 13-20 jaar, zij worden actief betrokken bij het ontwikkelen van sport/beweegactiviteiten die voor hen aantrekkelijk genoeg zijn om te blijven sporten.

Positief Positief Het realiseren van een Living Lab ‘Positief Pedagogisch Sportklimaat’ pedagogisch Pedagogisch kan antwoord geven op de vraag van verenigingen en professionals klimaat Sportklimaat in naar een sportklimaat die leidt tot het veilig en prettig kunnen

Amersfoort sporten en bewegen door kinderen en jongeren. Het doel is om samen met ouders, trainers, coaches en bestuurders een goede en veilige omgeving te creëren. De aanpak wordt gefaseerd volgens de design-thinking methode. De focus in de eerste fase ligt op het verzamelen van denkbeelden over het sportklimaat op de

verenigingen van stakeholders (kinderen/jongeren, ouders, trainers, bestuurders en buurtsportcoaches) Vervolgens wordt een kernprobleem geformuleerd en worden co-creatiesessies gebruikt om na te denken over creatieve en vernieuwende oplossingen.

Doelgroep 0-4 Samen voor een Groen, Gezond en in Beweging is een netwerk dat streeft naar een jarigen vaardig sportieve start! actieve en gezonde Nijmeegse bevolking. De groep 0-4 jaar is hierbij in bewegen nog onvoldoende in beeld. Met een Living Lab (LL) wordt met

stakeholders de samenwerking verder vormgeven en gestimuleerd zodat 0-4 jarigen beter leren bewegen, plezier ervaren en langer blijven bewegen. Partners zijn de HAN, GGD, Radboud UMC, ouders en Stichting SportQube. Met dit LL verwacht men een breed netwerk te realiseren van o.a. professionals kinderopvangorganisaties, buurtsportcoaches, zorginstellingen, sportverenigingen en ouders. Met als doel dat 0-4 jarigen steeds vaardiger worden in bewegen.

Vervolg tabel B2.5 Overzicht Living Labs subsidiecall ZonMW (2020)

Thema Naam Beschrijving

Nieuw Lokaal In de gemeente Lingewaard starten in de kernen Doornenburg, sportaanbod op Sportakkoord Haalderen en Gendt micro living labs. In deze (kleinere) kernen vitale/open Lingewaard 3 x 3 = worden netwerken gecreëerd om de beweegbehoefte van burgers sportparken 3 micro labs inzichtelijk te maken (vraagarticulatie). Hierbij wordt gewerkt vanuit

de open clubs en vitale sportparken per kern die de samenwerking zoeken met de betrokkenen bij de dorpsontwikkelplannen per kern, de 58 partners van het lokale sportakkoord en andere geïnteresseerde partijen. De uitdaging is: het ontwikkelen van nieuw/open innovatief sportaanbod op de lokale vitale sportparken. De gemeente Lingewaard zal hierbij nauw samenwerken met de Academie Sport en Bewegen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.

Positieve Ll m&gezond De gemeente Emmen wil een living lab ‘M&Gezond’ opzetten waarin gezondheid mensen met grotere gezondheidsrisico’s samenwerken met stimuleren verschillende professionals, zoals buurtsportcoaches, onder mensen voedingsexperts en welzijnswerkers. Samen gaan zij kijken hoe een met positieve gezondheid gestimuleerd kan worden, waar sport en gezondheidsrisi bewegen een rol in heeft. In het living lab zullen ook verschillende co's MBO en HBO opleidingen participeren. Op deze manier worden

studenten onder begeleiding van professionals en docenten direct opgeleid in een integrale aanpak. Kennis en ervaringen uit het living lab worden gebruikt om andere Drentse gemeenten te ondersteunen in hun aanpak rondom gezondheidsrisico’s.

Beweegvriendeli LivingLab Innoveren van het totale proces van betrokkenheid, co-creatie, leren jke omgeving Beweegvriendelijk en sociale innovatie op het thema de beweegvriendelijke omgeving,

Vinkhuizen de zogenaamde “orgware”. De aanname is dat meer en betere betrokkenheid zich uiteindelijk vertaalt naar toename in sport en/of beweeggedrag in de openbare ruimte bij eindgebruikers. Drie elementen staan centraal: design thinking, de opzet van een Community of Practice (COP) en Citizen Science.

Preventieve Living Lab Bouwen van een nieuw doelgroepen zwembad met een te vormen gezondheidsvo Hydrotherapy consortium als ‘community of practice’ rond een Living Lab orziening in Hydrotherapy, zodat het zwembad gaat functioneren als een doelgroepenzw preventieve gezondheidszorgvoorziening. Mogelijk zijn het embad samenwerkingsmodel en de therapieën te kopiëren naar alle 340

doelgroepenbaden in Nederland. Resultaat is ook een nieuw beroep: de MBO opgeleide hydrotherapeut.

Bijlage 3. Procesopbrengsten sportlijn

B3.1 Netwerk Adviseurs Lokale Sport

Achtergrond en doelen

In de sportlijn ontstond het idee om de sportformateur uit de lokale lijn te ondersteunen vanuit de gezamenlijke sportsector. Met het doel om de positie van de sport in de lokale akkoorden te verstevigen, is de rol van Adviseur Lokale Sport ontwikkeld. De Adviseur Lokale Sport wordt gekoppeld aan een gemeente die werkt aan een lokaal sportakkoord, en heeft als belangrijkste taken:

  • • 
    Zorgen voor goede vertegenwoordiging van de lokale sport bij het lokale sportakkoord, door sportaanbieders te betrekken en te zorgen dat ze een gelijkwaardige gesprekspartner zijn.
  • • 
    Het versterken van de sportaanbieders, door te adviseren over ondersteuningsmogelijkheden (diensten).
  • • 
    De lokale behartiging en samenwerking van de sport versterken (bijvoorbeeld in een sportraad), ook met het oog op de fase na het afsluiten van het lokale sportakkoord.

Opzet en samenstelling netwerk

Het netwerk bestaat in april 2020 uit 79 Adviseurs Lokale Sport (in november 2019 nog 48 adviseurs), die zijn gekoppeld aan 355 Nederlandse gemeenten. De adviseurs zijn afkomstig van verschillende organisaties. Van de 79 adviseurs zijn 39 adviseurs afkomstig van sportbonden (KNVB, KNGU, Nevobo,

KNKV, JBN, KNZB, NSKiV) en NOC*NSF, twee adviseurs vanuit NL Actief en 38 adviseurs vanuit provinciale sportorganisaties (of Rotterdam Sportsupport). Het netwerk is verdeeld in twee teams.

In het kernteam zitten in april 2020 tien adviseurs (in november 2019 9 adviseurs), die door hun organisatie worden uitgeleend aan de gezamenlijke sport. De adviseurs uit het kernteam zijn actief in meerdere gemeenten, maar hebben daarnaast ook tijd en ruimte om breder actief te zijn. Ze wonen bijvoorbeeld aan het sportakkoord gerelateerde bijeenkomsten bij en denken door middel van intervisie en kennisuitwisseling mee over de ontwikkelen van het netwerk. Daarnaast hebben de leden van het kernteam een coachende rol voor andere adviseurs (zie kopje ondersteuning). Het kernteam komt elke drie weken bij elkaar voor een werksessie, onder leiding van het ondersteuningsteam vanuit de gezamenlijke sport.

Het bredere team is gegroeid van 39 adviseurs in november 2019 naar 69 adviseurs in april 2020. Zij hebben vanuit hun eigen organisatie een aanstelling voor de functie. Ze vervullen de rol van Adviseur

Lokale Sport bij meerdere gemeenten en hebben hiervoor zes dagdelen per gemeente per jaar beschikbaar.

In de opzet van het netwerk heeft in de periode november 2019- april 2020 een aantal veranderingen plaatsgevonden:

  • • 
    Het aantal gemeenten dat bezig is met een lokaal sportakkoord is bijna verdubbeld, van 174 naar 339. In november 2019 bleek dat het huidige netwerk adviseurs niet voldoende was om alle

gemeenten te bedienen, en ook niet divers genoeg was. Via een uitvraag onder sportbonden

(verenigingsadviseurs) is het gelukt het team uit te breiden met meer inbreng vanuit de

sportbonden, waardoor nu een meer 50/50 verdeling in het team bestaat tussen adviseurs van

provinciale sportorganisaties en sportbonden + NL Actief.

  • • 
    Het aantal dagdelen dat een adviseur beschikbaar heeft per gemeente. De vier dagdelen die

daarvoor stonden bleken minimaal, dat is uitgebreid naar zes dagdelen per gemeente. De eerste

ervaring van het ondersteuningsteam is dat dit aantal dagdelen over het algemeen voldoende is.

  • • 
    Een adviseur moet minstens drie tot vijf gemeenten bedienen. Er waren Adviseurs Lokale Sport die maar één gemeente ondersteunden. Deze mogelijkheid is er nu niet meer. Redenen hiervoor zijn

    dat de adviseur dan meer ervaringen kan opdoen en flexibeler kan omgaan met het aantal dagdelen. Daarnaast liggen deze gemeenten vaak bij elkaar in één regio, waar ook de adviseur al bekend is, en wordt het hierdoor makkelijker verbindingen tussen gemeenten te maken en ondersteuningsproducten te combineren.

  • • 
    Adviseurs uit het kernteam hebben een coachende rol voor gemiddeld zes tot zeven andere adviseurs in hun regio, met name voor nieuwe adviseurs is dit een manier om zo snel mogelijk kennis en ervaringen te delen.

Activiteiten en ondersteuning

In tabel B3.1 staat een overzicht van de bijeenkomsten die zijn georganiseerd voor (de verschillende teams van) het netwerk Adviseurs Lokale Sport, door het ondersteuningsteam van de gezamenlijke sport. Daarnaast wonen de adviseurs regelmatig bijeenkomsten gerelateerd aan het sportakkoord bij, zoals intervisiebijeenkomsten voor sportformateurs.

Tabel B3.1 Aantal bijeenkomsten netwerk Adviseurs Lokale Sport in de periode 1 september 2019 – 20 april 2020

Bijeenkomst Aantal Toelichting Landelijke bijeenkomsten voor 3 9 September 2019 geheel team Adviseurs Lokale 7 november 2019: voor adviseurs 1 e tranche Sport 30 januari 2020:

Bijeenkomsten Adviseurs Lokale 1 9 januari 2020: bijeenkomst voor nieuwe adviseurs (36) Sport en kernteam

Werkdagen Adviseurs kernteam Elke drie Tot 15 maart 2020. Sinds eind maart elke 2 weken een weken digitaal overleg.

Overig Adviseurs sluiten aan bij intervisiebijeenkomsten met sportformateurs (VSG) en regionale VSG bijeenkomsten.

De Adviseurs Lokale Sport worden ondersteund door een team, zodat de adviseurs zelf zo min mogelijk tijd kwijt zijn aan administratieve taken. Ondersteuning vindt plaats door het organiseren van de bijeenkomsten voor het hele team en voor het kernteam, door ondersteuningsdocumenten en door andere activiteiten, namelijk:

  • • 
    koppeling sportformateur en Adviseur Lokale Sport; • informatievoorziening Adviseurs Lokale Sport; • afhandeling van vragen door het ondersteuningsteam (o.a. via e-mail en telefoon); • interne afstemming met de supportdesk; • contact onderhouden met andere betrokkenen (zoals adviseurs en sportbonden); • inzet voor bijeenkomsten Adviseurs Lokale Sport; • adviseren van Adviseurs Lokale Sport over de inzet van diensten of ondersteuningsmogelijkheden voor lokale sportraden; • het behandelen van aanvragen voor diensten; • versturen van nieuwsbrieven aan de adviseurs; • een digitale omgeving voor het beheren van achtergronddocumenten voor adviseurs.

Daarnaast hebben de leden van het kernteam een coachende rol voor gemiddeld zes tot zeven andere adviseurs in hun regio, met name voor nieuwe adviseurs is dit een manier om zo snel mogelijk kennis en ervaringen te delen. Vanaf februari 2020 zijn er onder leiding van een kerngroeplid regionale overleggen met de adviseurs die in die regio actief zijn. Vanaf april 2020 gaan deze digitaal door. Het ondersteuningsteam merkt dat deze regionale bijeenkomsten nuttig worden gevonden. Op deze manier kunnen kernteamleden landelijke informatie doorgeven en toelichten en andersom de ervaringen van adviseurs uit de regio ophalen en inbrengen in de kerngroep bijeenkomsten. Tot slot worden de adviseurs vanaf 15 maart geïnformeerd over de beschikbare informatie en maatregelen voor sportaanbieders in het kader van de coronacrisis, zodat ze goed zijn voorbereid op vragen die ze daarover krijgen.

Proces en ervaringen

Op basis van een interview met de projectleider van het ondersteuningsteam Adviseurs Lokale Sport, worden hieronder de belangrijkste procesopbrengsten en ervaringen van de adviseurs lokale sport vanaf de start van het netwerk (zomer 2019) tot april 2020 weergegeven.

Een belangrijke verandering in de werkwijze van de adviseur ten opzichte van de startfase is dat hij zich minder direct richt op de sportaanbieders in de betreffende gemeente, maar meer op het netwerk om de sportaanbieder heen, zoals de buurtsportcoach of lokale verenigingsondersteuner. De beschikbare uren bleken niet toereikend voor direct contact met alle sportaanbieders, maar ook blijkt het waardevoller om de adviseur in te zetten als schakel tussen de lokale verenigingsondersteuning en de landelijke ondersteuningsorganisaties (NOC*NSF, bonden, NL Actief). Het netwerk van lokale ondersteuners is vaak goed zelf in staat de behoeften van sportaanbieders in kaart te brengen, maar het adviseren over de mogelijkheden van bonden en het leggen van contacten is iets waar de adviseur van meerwaarde kan zijn. Dit inzicht kwam voort uit intervisie bijeenkomsten met adviseurs.

Daarnaast merkt het ondersteuningsteam een groot verschil in ervaringen tussen gemeenten. Met name in grotere gemeenten is vaak al een sterk lokaal netwerk van verenigingsondersteuning, waardoor de rol van adviseur gemakkelijker is in te vullen: hij kan zich daar beperken tot adviseren. In kleinere gemeenten waar dit vaker niet het geval is, is het voor de adviseur soms lastiger om zich tot adviseren te beperken. Dit wordt zeker het geval wanneer een lokaal sportakkoord is getekend en de sportformateur, de aanjager van het akkoord, verdwijnt.

Het ondersteuningsteam merkt dat er lokaal relatief veel enthousiasme is voor het versterken van lokale behartiging en samenwerking van sportpartijen (taak 3), bijvoorbeeld door een lokaal sportplatform op te richten. In gemeenten waar sportorganisaties dit willen, is de mogelijkheid via de adviseur een begeleidingstraject aan te vragen. Dat is tussen september 2019 en april 2020 circa 35 keer gebeurd.

NOC*NSF volgt deze trajecten en wil de komende periode meer zicht krijgen op het aantal sportraden, sportplatforms etc. in Nederlandse gemeenten.

De aanvraag van diensten via de adviseurs blijft volgens het ondersteuningsteam enigszins achter bij de verwachting. Ze ervaren dat de vraag hiernaar niet vanzelf komt en wellicht ook tijd nodig heeft. De verwachting is dat de behoefte en aandacht voor de diensten minder tijdens het ontwikkelen van lokale sportakkoorden ontstaat, maar meer in de fase van uitvoering van de lokale sportakkoorden, wanneer de lokale partijen waaronder sportaanbieders aan de slag gaan met de uitvoering van maatregelen en activiteiten.

Een aandachtspunt blijkt de overgang van de sluiting van een lokaal akkoord naar de uitvoering van het akkoord, en de rol van de adviseur daarbij. Het is de bedoeling dat de adviseur betrokken blijft bij het proces (de adviseur is t/m 2021 aan de gemeente gebonden) en aansluit bij werkgroepen of kerngroepen, maar zich hierbij beperkt tot adviseren (bijvoorbeeld over diensten). De ervaring tot nu toe met de akkoorden in overgangsfases is dat het van groot belang is dat er een lokale trekker is of wordt aangewezen, die het wegvallen van de sportformateur opvangt. Een vraag hierbij is welke rol de adviseur kan of moet spelen als hij merkt dat dit niet goed verloopt in de gemeente.

De samenwerking tussen sportformateur en sportadviseur wordt als wisselend ervaren. Voor de eerste tranche gemeenten gold dat de adviseur vaak halverwege het traject instapte, en dit soms leidde tot onduidelijkheid over de rolverdeling. In de tweede tranche gemeenten is dit niet meer aan de orde. De adviseurs ervaren dat het afhankelijk is van de opstelling van de sportformateur of hij zijn rol goed kan vervullen en voldoende ruimte krijgt. Andersom bleek uit de tussenevaluatie van de eerste tranche lokale sportakkoorden ook dat de sportformateur de samenwerking met de adviseur soms als lastig ervaart 106 .

Tot slot ziet het ondersteuningsteam dat het bestaan van het netwerk Adviseurs Lokale Sport tot een extra opbrengst leidt, namelijk dat ontmoeting en overleg plaatsvindt tussen verenigingsondersteuners van verschillende organisaties (sportservices, bonden, NL Actief). De achtergrond (specifieke organisatie) van de ondersteuners lijkt er minder toe te doen, terwijl dat eerder nog wel eens een struikelblok was. Volgens het ondersteuningsteam is daar een grote stap ingezet. Het team ziet als spinn off van het netwerk adviseurs ook gebeuren dat de netwerken van verenigingsondersteuning in regio’s dichter bij elkaar komen. Dit is niet de basisopdracht van de adviseurs, maar wel een onderwerp waar adviseurs een rol in kunnen spelen.

B3.2 Diensten (services)

Achtergrond en doelen

Ongeveer de helft van het budget vanuit de sportlijn wordt gebruikt om diensten (‘services’) voor sportclubs aan te bieden. Diensten zijn ondersteuningsproducten of trajecten die door de Adviseur Lokale Sport kunnen worden toegekend aan sportclubs. Het doel van de diensten is clubs te helpen om zichzelf te versterken, zodat ze makkelijker bij kunnen dragen aan de ambities van het lokale sportakkoord.

Opzet

De gezamenlijke sport heeft een lijst met diensten opgesteld, waarop circa 300 producten en diensten staan. De diensten zijn ingedeeld in drie categorieën:

  • • 
    Inspireren & informeren. Dit zijn kortdurende producten, zoals bijeenkomsten, workshops of inspiratiesessies. De diensten richten zich op verschillende thema’s, en kunnen aan meerdere clubs tegelijk (bijvoorbeeld op één sportpark) worden gegeven. Aanbieders van diensten in deze categorie zijn NOC*NSF Academie voor Sportkader en Sport Professionals Netwerk (SPN).
  • • 
    Opleiden & ontwikkelen. De diensten in deze categorie zijn langere trajecten. Onder ‘Opleiden’ vallen de sporttechnische trainersopleidingen voor niveau 0, 1 en 2 van de bonden. Diensten

    binnen het thema ‘Ontwikkelen’ zijn gericht op bestuurlijke ontwikkeling of ontwikkeling van de gehele organisatie, bijvoorbeeld via procesbegeleiding of bestuurscoaching. Aanbieders van diensten in deze categorie zijn sportbonden, ASK en SPN.

  • • 
    Uitvoeren & realiseren. Dit betreft het realiseren van een concreet product binnen één vereniging. De trajecten Verduurzaming, Gezonde Sportomgeving en het Stimuleringsbudget voor inclusief

    sporten en bewegen behoren hiertoe.

106 Reitsma, M., Pulles, I., Poel, H. van der & Hoogendam, A. (2020). Tussenstand lokale sportakkoorden: inhoudsanalyse en procesevaluatie. Utrecht: Mulier Instituut.

Registratie diensten

In tabel B3.2 t/m B3.6 staan de aangevraagde diensten via het sportakkoord over de periode 1 september 2019 - 31 maart 2020 weergegeven, per thema waarop de dienst betrekking heeft. 107

Tabel B3.2 Diensten via het sportakkoord op het thema inclusief sporten en bewegen (in aantallen, over de periode 1 september 2019- 31 maart 2020)

Naam Doelgroep Aanbieder Type Aantal

Trainen en coachen van jongeren Trainers-starter NOC*NSF Academie voor Informeren & 5

met autisme Sportkader inspireren

Sporters met een verstandelijke Trainers-starter NOC*NSF Academie voor Informeren & 2

beperking Sportkader inspireren

Sporters met gedragsproblematiek Trainers-starter NOC*NSF Academie voor Informeren & 5

Sportkader inspireren

Aangepast sporten, hoe doe je dat? Trainer/coach NOC*NSF Academie voor Informeren & 2

Sportkader inspireren

Sporters met een visuele beperking Trainers-starter NOC*NSF Academie voor Informeren & 1

Sportkader inspireren

Totaal 15

Tabel B3.3 Diensten via het sportakkoord op het thema duurzame sportinfrastructuur (in aantallen, over de periode 1 september 2019- 31 maart 2020)

Naam Doelgroep Aanbieder Type Aantal

Verduuurzaamheidstraject Vereniging De Groene Club (KNVB) Uitvoeren & 319

realiseren

Verduuurzaamheidstraject Vereniging Sportstroom Uitvoeren & 33

realiseren

Verduuurzaamheidstraject Vereniging Sportservice Noord Uitvoeren & 91

Brabant (SSNB) realiseren

Verduuurzaamheidstraject Vereniging Team Sportservice Uitvoeren & 63

realiseren

Verduuurzaamheidstraject Vereniging Sport Drenthe Uitvoeren & 34

realiseren

Totaal 540

Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut 179 Tabel B3.4 Diensten via het sportakkoord op het thema vitale sport- en beweegaanbieders (in aantallen, over de periode 1 september 2019- 31 maart 2020)

Naam Doelgroep Aanbieder Type Aantal

4 inzichten voor bestuurders Bestuur NOC*NSF Academie voor Informeren & 6

Sportkader inspireren

Bestuurlijke Vernieuwing Bestuur NOC*NSF Academie voor Informeren & 2

Sportkader inspireren

Gezonde Sportomgeving Bestuur NOC*NSF Academie voor Informeren & 1

Sportkader inspireren

Inspiratiebijeenkomst Sport Vereniging Sport Professionals Informeren & 8

Professionals Netwerk Netwerk inspireren

Jouw club klaar voor de toekomst? Bestuur NOC*NSF Academie voor Informeren & 3

Sportkader inspireren

Kansen voor 50+ Sport Bestuur NOC*NSF Academie voor Informeren & 4

Sportkader inspireren

Lang leve de sportouder Vereniging NOC*NSF Academie voor Informeren & 3

Sportkader inspireren

Ledenbinding Bestuur NOC*NSF Academie voor Informeren & 7

Sportkader inspireren

Nieuwe inkomsten genereren Bestuur NOC*NSF Academie voor Informeren & 4

Sportkader inspireren

Presteren met communiceren Bestuur NOC*NSF Academie voor Informeren & 3

Sportkader inspireren

Vrijwilligersmanagement Bestuur NOC*NSF Academie voor Informeren & 13

Sportkader inspireren

Procesbegeleiding op de club Vereniging Sport Professionals Ontwikkelen 45

Netwerk

Talentprogramma Modern Besturen Bestuur NOC*NSF Academie voor Ontwikkelen 1

Sportkader

Besturen met impact Bestuur Koninklijke Nederlandse Ontwikkelen 4

Voetbal Bond

Bestuurscoaching Vereniging Sport Professionals Ontwikkelen 1

Netwerk

180 Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut

Tabel B3.5 Diensten via het sportakkoord op het thema positieve sportcultuur (in aantallen, over de periode 1 september 2019- 31 maart 2020)

Naam Doelgroep Aanbieder Type Aantal

Trainen/coachen vanuit Trainers-starter NOC*NSF Academie voor Informeren & 7

pedagogisch perspectief: 6-12 Sportkader inspireren

jarigen

Trainen/coachen vanuit Trainers-starter NOC*NSF Academie voor Informeren & 3

pedagogisch perspectief: pubers Sportkader inspireren

4 inzichten over trainerschap Trainers-starter NOC*NSF Academie voor Informeren & 18

Sportkader inspireren

Pubers zijn leuk! Trainers-starter Koninklijke Nederlandse Opleiden 1

Hockeybond

Coach de coach Trainers NOC*NSF Academie voor Informeren & 4

gevorderde Sportkader inspireren

Vertrouwenscontactpersoon (VCP) Trainers-starter NOC*NSF Academie voor Informeren & 4

Sportkader inspireren

Herkennen en voorkomen van Trainers-starter NOC*NSF Academie voor Informeren & 3

(seksueel) grensoverschrijdend Sportkader inspireren

gedrag

Terugkomdag Trainers-starter NOC*NSF Academie voor Informeren & 3

Vertrouwenscontactpersoon (VCP) Sportkader inspireren

Online module Een beetje opvoeder Trainers-starter NOC*NSF Academie voor Informeren & 3

Sportkader inspireren

Workshop Sociale Veiligheid Bestuur NOC*NSF Academie voor Informeren & 3

Sportkader inspireren

Totaal 49

Tabel B3.6 Diensten via het sportakkoord op het thema van jongs af aan vaardig in bewegen (in aantallen, over de periode 1 september 2019- 31 maart 2020)

Naam Doelgroep Aanbieder Type Aantal

Basismodule JVTC Trainers-starter Koninklijke Nederlandse Opleiden 1

Voetbal Bond

Basisopleiding Coachen Trainers-starter Koninklijke Nederlandse Opleiden 1

Hockeybond

Beeball Trainers-starter Koninklijke Nederlandse Opleiden 1

Baseball en Softbalbond

Beginnerscursus Trainers-starter Nederlandse Volleybal Opleiden 2

Bond

Beginnerscursus Technische Technische Nederlandse Volleybal Opleiden 1

Commissie commissie Bond

BT2 - Basketball Trainer/Coach 2 Trainers-starter Nederlandse Basketbal Opleiden 3

Bond

Gamecoach Club Rugby Nederland Opleiden 1

GKC C Trainers-starter Koninklijke Nederlandse Opleiden 1

Voetbal Bond

Voetbal Bond

Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut 181 Vervolg tabel B3.6 Diensten via het sportakkoord op het thema van jongs af aan vaardig in bewegen (in aantallen, over de periode 1 september 2019- 31 maart 2020)

Naam Doelgroep Aanbieder Type Aantal Gymnastiek - Trainers-starter Koninklijke Nederlandse Opleiden 1

assistentenopleiding Gymnastiek Unie Hockey Trainer 2 - Elftal Koninklijke Nederlandse Opleiden 1 Trainers-starter Hockeybond Hockey Trainer 2 - Jongste jeugd Koninklijke Nederlandse Opleiden 1 Trainers-starter Hockeybond Instructeur leszwemmen Koninklijke Nederlandse Opleiden 4 Trainers-starter Zwem Bond Juniorentrainer Koninklijke Nederlandse Opleiden 4 Trainers-starter Voetbal Bond Pupillentrainer Koninklijke Nederlandse Opleiden 8 Trainers-starter Voetbal Bond Synchroonzwemmen Koninklijke Nederlandse Opleiden 1 Trainers-starter Zwem Bond Trainer/Coach 2 Trainers Koninklijke Nederlandse Opleiden 1 (alleen module 2) gevorderde Baseball en Softbalbond Trainingmaker Nederlandse Volleybal Opleiden 1 Trainers-starter Bond Volleybaltrainer 2 - volwassenen Trainers-starter Nederlandse Volleybal Opleiden 4 Bond Waterpolo Trainers-starter KNZB Opleiden 1 Wedstrijdzwemmen Koninklijke Nederlandse Opleiden 3 Trainers-starter Zwem Bond World Rugby Coach 1 Trainers-starter Rugby bond Nederland Opleiden 3

Totaal 45

In tabel B3.7 staat een overzicht van de aangevraagde diensten s via het sportakkoord in de periode 1 september 2018 – 31 maart 2020, naar thema, naar type, over de tijd en naar aanbieder.

Tabel B3.7 Diensten via het sportakkoord, totaal en naar thema, type, maand en aanbieder (in aantallen, over de periode 1 september 2019- 31 maart 2020)

Totaal Inclusief Duurzaam Vitaal Positief Vaardig

Totaal 754 15 540 105 49 45

Naar type Inspireren & informeren 117 15 54 48 Ontwikkelen 51 51 Opleiden 46 1 45 Uitvoeren & realiseren 540 540

Naar maand September 2019 48 48 Oktober 2019 120 120 November 2019 79 79 September - december 2019 (niet exact bekend) 71 6 35 19 11 December 2019 135 2 82 32 11 8 Januari 2020 114 4 76 15 11 8 Februari 2020 109 2 78 11 5 13 Maart 2020 78 1 57 12 3 5

Naar aanbieder

NOC*NSF Academie voor Sportkader 110 15 47 48 Sport Professionals Netwerk 54 54 Sportbond 50 4 1 45

Aanbieder Verduurzamingstraject (De Groene Club, Sportstroom, SSNB, Team Sportservice, Sport Drenthe) 540 540

Selectie en kwaliteitsontwikkeling

De lijst met diensten is samengesteld op basis van verschillende typen ondersteuningsbehoeften van clubs (zie de drie hiervoor besproken categorieën). In eerste instantie is ervoor gekozen producten en diensten van de landelijke aanbieders NOC*NSF Academie voor Sportkader (ASK), Sport Professionals Netwerk

(SPN), NL Actief (aanbod volgt later) en het aanbod van sportbonden op te nemen. Een uitzondering vormt de categorie ‘uitvoeren en realiseren’ waarin een aantal specifieke aanbieders zitten, omdat dit specifieke uitvoeringstrajecten betreft.

De wens is dat het voor aanbieders een ‘open lijst’ wordt, waarop in principe een dienst van elke type aanbieder kan komen te staan. Dit vanuit de gedachte dat vragen en behoeften van clubs niet altijd beantwoord kunnen worden als maar een selectie van aanbieders is opgenomen. Een uitgangspunt bij deze ‘open lijst’ is wel dat de diensten moeten voldoen aan kwaliteitscriteria. Het streven is om een kortere lijst van betere kwaliteit te realiseren. De lijst moet bovendien duidelijk zijn, zowel over wat het doel van de dienst is als over wat het verschil is met andere diensten.

Sinds eind 2019 wordt vanuit de gezamenlijke sport gewerkt aan het opstellen van kwaliteitskaders voor de diensten en voor de professionals die diensten verlenen. De kwaliteitsontwikkeling van professionals krijgt aandacht in de ontwikkeling van het Sport Professionals Netwerk. De sportlijn werkt aan het opstellen van kwaliteitscriteria waarmee een light check kan worden uitgevoerd op ondersteuningsproducten. De ontwikkeling hiervan is net gestart. Voor het opstellen van de kwaliteitskaders wordt input gevraagd van de partijen uit de gezamenlijke sport. De producten gericht op bestuurders worden het eerst bekeken. De verwachting is dat hier in juni 2020 duidelijke kaders voor beschikbaar zijn. De diensten voor trainers/coaches volgen naar verwachting voor september van 2020.

Tegelijkertijd loopt een traject om te bepalen hoe de opgestelde kwaliteitskaders getoetst kunnen worden en wie dat zou moeten doen.

In het kader van de kwaliteitsontwikkeling van de ondersteuningsproducten worden ook een haalbaarheidsonderzoek en een behoeftebepaling uitgevoerd. Het haalbaarheidsonderzoek heeft als doel in kaart te brengen welke digitale ondersteuningsmogelijkheden gericht op trainers en coaches bestaan, en hoe eventueel al bestaande online producten bij bijvoorbeeld een sportbond kunnen worden omgevormd tot een sportgeneriek product dat breder kan worden gebruikt. Een voorbeeld hiervan is de online module een beetje opvoeder, die door de KNHB is ontwikkeld, maar inmiddels via ASK bij allerlei sporttakken wordt ingezet. De resultaten en aanbevelingen uit het onderzoek worden in juni 2020 verwacht. De behoeftebepaling heeft als doel de signalen over lokale behoeften van verenigingen goed bij elkaar te brengen en inzicht te maken, en daarnaast te onderzoeken hoe deze behoeften structureel kunnen worden opgehaald. Het gaat zowel om de ontwikkeling van de vereniging als geheel als om de ontwikkeling van het (vrijwillig) kader. De opdrachtformulering is in mei 2020.

Ervaringen inzet diensten

Uit de ervaringen vanuit het netwerk Adviseurs Lokale Sport bleek al dat de adviseurs tijdens de ontwikkeling van een lokaal sportakkoord nog minder behoeften voor diensten zien bij sportaanbieders, en dat zij verwachten dat die behoeften wellicht groter worden in de uitvoeringsfase van een sportakkoord.

Voor het achterblijven van de inzet van diensten zijn volgens de projectleiders meerdere factoren van belang. Zo is het niet altijd makkelijk voor een Adviseur Lokale Sport om op basis van de dienstenlijst een goede match te maken, en omgekeerd voor de sportaanbieder niet altijd bekend welke mogelijkheden er zijn. Bovendien kan de verdeling van budgetten vooral in kleinere gemeenten een knelpunt zijn, omdat de budgetten voor diensten naar inwonertal zijn opgesteld en er dan keuzes moeten worden gemaakt. Het streven vanuit de sportlijn is om de komende periode in te zetten op het ondersteunen van sportaanbieders met inspiratiesessies, omdat deze een goede mogelijkheid geven een brede groep te bereiken (meerdere doelgroepen binnen één club of meerdere clubs) en om beter zicht te krijgen op de behoeften.

B3.3 Sport Professionals Netwerk (SPN)

Voortgang: verbreden van het netwerk naar andere opdrachtgevers

  • • 
    Dit traject is nu gaande en loopt in principe tot eind 2020, maar mogelijk wordt het traject verlengd. Inmiddels zijn elf bonden betrokken bij het traject en worden via deze bonden ook al professionals van SPN ingezet om hun verenigingen te ondersteunen. Ook enkele kleinere

    sportbonden maken hier inmiddels gebruik van Daarnaast zijn ook drie gemeenten betrokken, die zich op soortgelijke wijze bij het netwerk willen aansluiten.

  • • 
    De eerste ervaringen van de projectleider zijn dat voornamelijk de bonden, die zelf minder mogelijkheden voor verenigingsondersteuning hebben, blij zijn dat ze het SPN kunnen inzetten. Dit geeft hen de mogelijkheid een flexibele schil aan verenigingsondersteuners te kunnen

    inzetten. Voor de grotere bonden lijkt vooral de mogelijkheid om via het netwerk specifieke expertise te kunnen inzetten een toegevoegde waarde. Daarnaast geeft het de mogelijkheid om de verenigingsondersteuning flexibel uit te breiden.

  • • 
    Om SPN ook na 2020 een plek te geven binnen het sportlandschap, is een doel om een businessmodel te ontwikkelen.

Voortgang: verbreden van het netwerk naar type ondersteuningsfunctie

  • • 
    Bij het Sport Professionals Netwerk zijn ongeveer 230 professionals aangesloten. Waar dit eerst vooral zpp-ers waren, zijn nu ook meer mensen die een functie als verenigingsondersteuner

    hebben, bijvoorbeeld bij een sportraad of sportbond, aangesloten. • De meerderheid van de professionals in het SPN richtte zich vooral op procesbegeleiding. De

    ambitie is om meer verbreding aan te brengen in het type ondersteuningsfuncties. Inmiddels zijn ongeveer 10 professionals aangesloten die ondersteuning op sporttechnisch beleid geven. Via het netwerk wordt nu voornamelijk procesbegeleiding voor bestuur en technisch hart gegeven. In het netwerk zit inmiddels een kleine groep ondersteuners op het gebied van accommodaties, bouwkundige/juridische ondersteuning. Voor dit onderwerp is specifieke expertise nodig, maar er is ook minder vraag naar, dus de kleine groep ondersteuners in het netwerk voldoet voor nu. Tot slot is er nog behoefte aan verbreding van de groep docenten/leercoaches in het netwerk. Deze groep overlapt deels met de docentenpoule van de Academie voor Sportkader, waarvan al wel een deel aangesloten is. Vanuit dit type ondersteuningsfunctie zouden ook docenten en coaches van sportbonden in het netwerk kunnen worden opgenomen, bijvoorbeeld voor sportpedagogische ondersteuning die vaak sportgeneriek is. Een bijkomend voordeel van aansluiting bij het netwerk is dat het SPN contractuele en administratieve taken voor de professionals kan overnemen.

  • • 
    De NOC*NSF Academie voor Sportkader is ook aanbieder van producten en diensten, en heeft hiervoor een eigen docentenpoule. Met de verbreding van het SPN ontstaat overlap, wat betreft de professionals. Het is volgens de projectleider goed mogelijk dat de docenten van ASK worden ondergebracht binnen SPN. Een voordeel hiervan kan zijn dat de kwaliteitsborging van

    professionals op dezelfde plek plaatsvindt.

Voortgang: kwaliteitszorgsysteem

  • • 
    Om de kwaliteit van professionals te waarborgen, wordt een aantal activiteiten uitgevoerd. Met iedereen vindt een intake plaats op basis van een opgesteld profiel voor een SPN-professional. Er wordt gecheckt op aanwezigheid van een VOG en relevante diploma’s. Daarnaast nemen

    professionals verplicht deel aan bijscholingen en intervisiebijeenkomsten, en wordt actief gevraagd naar feedback over de professional door de vereniging die begeleiding ontvangt. Binnen het netwerk worden, in de basis, vier functies onderscheiden: procesbegeleider, projectleider, adviseur en expert. Afhankelijk van de functie wordt nog specifiek gescreend op benodigde onderdelen voor die functie. Naaste de basisfunctie profileren professionals zich met verschillende thema’s waar ze ervaring mee hebben.

  • • 
    Het koppelen van een professional met een opdracht bij een vereniging gebeurt vaak op basis van bestaande contacten, via-via of omdat opdrachtgevers al bekend zijn met bepaalde expertise van een professional. Het streven vanuit de projectleiding is om bij de koppeling meer gebruik te

    maken van het open aanbieden van opdrachten, waarbij een backoffice kan helpen de meest geschikte professional aan de opdracht te verbinden.

  • • 
    Op dit moment is wel aandacht voor het kwaliteitszorgsysteem, maar wordt er nog niet geselecteerd op basis hiervan. Met het oog op het creëren van een businessmodel voor SPN, wordt ook bij bonden bevraagd hoe zij aankijken tegen het kwaliteitszorgsysteem, in welke mate zij deze willen toepassen. Deze gesprekken lopen nog.

Volgens de projectleider lopen de ontwikkelingen in het SPN-traject goed. Zowel voor het doel om SPN uit te breiden met 450 professionals als 25 opdrachtgevers geldt dat de helft is bereikt. Een uitdaging is om een werkend businessmodel voor het netwerk te creëren. Hierover vinden gesprekken met bonden en professionals plaats, waarbij verschillende opties met betrekking tot financiering worden bekeken.

De projectleider heeft vertrouwen in het voortbestaan van het netwerk. Het feit dat professionals vanuit verschillende bonden, gemeenten, sportservices en ASK zijn aangesloten geeft aan dat de meerwaarde van het netwerk wordt gezien. Mede door de huidige coronacrisis ziet de projectleider voor de korte termijn aandachtspunten in het goed betrokken houden van de professionals. Ook als er minder opdrachten beschikbaar zijn, is het van belang om het netwerk levend te houden.

Bijlage 4. Procesopbrengsten nationale lijn

  B4.1 Overzicht activiteiten nationale lijn

Tabel B4.1 Overzicht van activiteiten vanuit nationale lijn sportakkoord, in maart 2020

Activiteit Thema Projectsubsidies en -opdrachten Special Olympics Healthy Athletes Inclusief sporten en bewegen Special Olympics Play Unified Inclusief sporten en bewegen Stichting Gouden dagen (Vitality games) Inclusief sporten en bewegen Voetbal voor iedereen (KNVB)* Inclusief sporten en bewegen Sporthulpmiddelen Inclusief sporten en bewegen Vervoersregeling/vervoersvoorziening Inclusief sporten en bewegen Nederlandse doven sportbond (toelage) Inclusief sporten en bewegen Alliantiepartners Inclusief sporten en bewegen voor iedereen Inclusief sporten en bewegen • Voorzitter • Bas van de Goor Foundation • Fonds Gehandicaptensport • Jeugdfonds Sport & Cultuur • John Blankenstein Foundation • MEE NL • NOC*NSF • Ouderenfonds • Sportkracht12 • Stichting Life Goals • VSG Campagne buitenruimte Duurzame sportinfrastructuur Subsidieregeling SPUK Duurzame sportinfrastructuur Subsidieregeling BOSA Duurzame sportinfrastructuur Subsidieregeling SBIR kunstgras Duurzame sportinfrastructuur Alliantie Gelijkspelen Positieve sportcultuur Stichting Halt Positieve sportcultuur Code Goed Sportbestuur Positieve sportcultuur Commissie de Vries/ Centrum Veilige Sport Nederland Positieve sportcultuur ISR (Instituut Sportrechtspraak) Positieve sportcultuur Stichting De Stilte Verbroken Positieve sportcultuur Vechtsport Autoriteit Positieve sportcultuur Koningsspelen Van jongs af aan vaardig in bewegen Gezonde School Van jongs af aan vaardig in bewegen Gezonde Kinderopvang Van jongs af aan vaardig in bewegen Congressen rondom Vaardig in Bewegen Van jongs af aan vaardig in bewegen Olympic Moves Van jongs af aan vaardig in bewegen De Kleine Beweegagenda Van jongs af aan vaardig in bewegen

NL Zwemveilig Van jongs af aan vaardig in bewegen

Vervolg tabel B4.1 Overzicht van activiteiten vanuit nationale lijn sportakkoord, in maart

2020

Activiteit Thema Challenges Bewustwording inclusief sporten en bewegen Inclusief sporten en bewegen Kinderen meer buiten bewegen Van jongs af aan vaardig in bewegen Vrijwilligerscoördinator sportclub ondersteunen Vitale sport- en beweegaanbieders Beter toegankelijke speelplekken Duurzame sportinfrastructuur Samen spelen met een beperking Van jongs af aan vaardig in bewegen, inclusief sporten en bewegen Meer vrijwilligers voor sportclubs Vitale sport- en beweegaanbieders

Communities of Practice CoP Buurtsportcoaches

Kennis- en validatievraagstukken Organisatie en financiering van de sport Menselijk kapitaal

B4.2 Challenges

Bewustwording inclusief sporten en bewegen

Budget: € 100.000,- € 15.000 ontwikkelbudget (3 x € 5.000) € 75.000 uitvoeringsbudget

Vraag: Bedenk een creatieve en spraakmakende bewustwordingscampagne: hoe zorgen we ervoor dat iedereen zich welkom voelt in de sport?

Wij vinden het belangrijk dat iedereen kan sporten of bewegen in een inclusieve omgeving waarin iedereen zich thuis voelt en in staat is om op zijn of haar niveau en naar eigen wensen en behoeften te sporten. Die omgeving is er nu helaas lang niet overal. Daarom hebben wij ons met 9 partijen in het Nationaal Sportakkoord verbonden in de alliantie 'Sporten en bewegen voor iedereen' om te werken aan het wegnemen van ervaren belemmeringen om te gaan of te blijven sporten. Wij zoeken daarbij jullie hulp!

Wij zijn op zoek naar concepten voor campagnes die voor deze bewustwording zorgen en zo bijdragen aan een inclusievere sportwereld. Het beste concept willen wij in de praktijk brengen. Daarvoor is €75.000,- uitvoeringsbudget beschikbaar!

Winnaars: De alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ heeft de drie beste ideeën geselecteerd. Deze kregen nu ieder € 5.000,- ontwikkelbudget om hun idee door te ontwikkelen tot een volledig uitvoerbaar campagneplan.

De drie beste ideeën kwamen van: - Zouka Media

  • Social Brothers - Willem van Rooij

Uiteindelijk is het campagneplan van Zouka Media als beste beoordeeld door de alliantiepartners, en krijgen zij € 75.000,- om een campagne voor inclusief sporten en bewegen te ontwikkelen.

Cijfers: 41 inzendingen

8 partijen hebben hun idee gepitcht voor de jury 3 winnaars van ontwikkelbudget geselecteerd 1 winnaar geselecteerd

Kinderen meer buiten bewegen

Budget: € 160.000,- (4 x € 40.000,-) ontwikkelbudget

Vraag: Gezocht: innovatieve oplossingen en producten die kinderen (0-12) stimuleren om meer te bewegen en sporten in de openbare ruimte.

Sporten en bewegen in de openbare ruimte wordt steeds populairder. Dat juichen we van harte toe. Hoe meer mensen bewegen hoe beter! Sporten in de openbare ruimte is een zeer laagdrempelige manier om in beweging te komen die bovendien voor iedereen beschikbaar is.

Wij zijn op zoek naar (fysieke) oplossingen / concepten om sporten en bewegen in de openbare ruimte nog makkelijker, leuker en beter te maken. Specifiek voor de jongsten onder ons. Het gemiddeld aantal speeluren van een kind is de afgelopen 30 jaar namelijk drastisch gedaald van 15.000 naar 1.700 uur in 2015. Dat is geen goed nieuws, want het overgewicht onder kinderen neemt toe en de motorische vaardigheden nemen af.

Er zijn natuurlijk al vele sport- en speltoestellen en faciliteiten voor in de openbare ruimte die kinderen uitnodigen tot beweging. Wij zijn op zoek naar nieuwe innovatieve fysieke oplossingen, concepten en producten om deze doelgroep (en hun ouders) te stimuleren om meer buiten te bewegen en sporten en daarbij extra aandacht te geven aan beweegvaardigheid. Hebben jullie dé oplossing? Dan ontvangen we graag jullie pitch!

Winnaars: Sportbedrijf Arnhem met project ‘De fun van bewegen dichtbij huis’:

Beweegmogelijkheden in de openbare ruimte. Met dit concept worden jonge kinderen (2 t/m 4 jaar) en hun ouders dichtbij huis in beweging gebracht door middel van modulaire beweegaanleidingen. Op de route naar de supermarkt bijvoorbeeld, kunnen ineens speelobjecten gevonden worden die aanzetten tot uitproberen en bewegen en die afgewisseld kunnen worden.

Consulting Kids met project Stuitergras: Het gaat om grasveldjes in de openbare ruimte waarop kinderen zich als ware superhelden met reuzesprongen van de ene plek naar de andere plek kunnen verplaatsen. Kinderen stuiteren als het ware over het gras en maken de meest coole bewegingen in de lucht. Dit effect wordt gerealiseerd door ingegraven mini-trampolines met een diameter van 1 meter die op slimme wijze zijn voorzien van een meeverende laag kunstgras.

Jantje Beton met Play 2 Move: Deze pilot leidt tot een methode die off- en online spelen verbindt en kinderen meer laat bewegen. Kinderen (8-12 jaar) spelen (samen met ouders) de online Game Nrgy Quest. Hiermee brengen ze speelvoorkeuren in kaart en in welke mate kinderen nu buiten spelen/bewegen. Voor de gemeten speelactiviteit krijgen ze energiepunten. Deze vermeerderen door buiten speeluitdagingen aan te gaan op onder andere speelplekken.

Novasports met de Speelkoepel: Novasports Sport & Beweeg heeft een multifunctionele speelkoepel bedacht die in de openbare ruimte geplaatst wordt en vrij toegankelijk is, en die kinderen uitnodigt (samen) buiten te spelen. Kinderen kunnen hun creatieve kant kwijt door de vele (zelfbedachte) sporten spelvormen die ze op de Speelkoepel kunnen uitvoeren. Er is geen uitleg nodig voor het spelen met de Speelkoepel en de koepel kent geen gevaarlijke onderdelen. Novasports wil de (mobiele) speelkoepel verder ontwikkelen tot een eerste digitale koepel.

Cijfers: 154 inzendingen

37 inzendingen zijn na preselectie door de jury uitgebreid beoordeeld 8 partijen hebben hun idee voor de jury gepitcht 4 winnaars geselecteerd

Meer vrijwilligers voor sportclubs

Budget: € 300.000,- ontwikkelbudget

Vraag: Vraagstelling

‘We zijn op zoek naar nieuwe, innovatieve oplossingen/concepten die het aantal (structurele) vrijwilligers van sportclubs verhogen.’

Doel en toelichting Er wordt gezocht naar oplossingen en concepten die concrete handvatten bieden aan bestuurders, vrijwilligers en leden om te werken aan de aantrekkelijkheid van vrijwillige inzet bij de eigen sportclub, en die leiden tot structurele verbetering. Deze concepten kunnen ideeën uit andere sectoren zijn die toepasbaar worden gemaakt op de sport, maar het kunnen ook nieuwe ideeën zijn.

Winnaars: - 82 inzendingen;

  • 20 inzendingen zijn na preselectie door de jury uitgebreid beoordeeld; - hieruit zijn geen winnaars naar voren gekomen vanwege de volgende reden:

Helaas bleek tijdens de juryselectie dat de inzendingen niet konden voldoen aan de verwachtingen van de jury. Dit komt mede doordat we de vraagstelling van de challenge dusdanig breed hebben uitgezet, dat er geen inzending was die op een goede manier alle punten van de vrijwilligersproblematiek kon raken. We hebben deze vraagstelling uitgebreid geëvalueerd, en de conclusie getrokken dat de vrijwilligersproblematiek dusdanig breed is dat er niet één oplossing gezocht moet worden voor één probleem. Als vervolgstap kiezen we een andere aanvliegroute: we splitsen de problematiek op, en willen door middel van nieuwe uitvragen op zoek gaan naar oplossingen.

Cijfers: 82 inzendingen

20 inzendingen zijn na preselectie door de jury uitgebreid beoordeeld Hieruit zijn geen winnaars naar voren gekomen

Inclusief spelen: Beter toegankelijke speelplekken

Budget: € 140.000,- ontwikkelbudget

Vraag: Gezocht: Innovatieve oplossingen/concepten die ervoor zorgen dat bestaande speelplekken beter toegankelijk worden voor kinderen en ouders met een beperking.

Spelen, het liefst samen met vrienden, is voor ieder kind heel belangrijk. Zo ook voor de meer dan 200.000 kinderen met een beperking in Nederland. Maar helaas is dit voor hen niet zo vanzelfsprekend. Naast dat speelplekken vaak fysiek niet toegankelijk zijn, is het ook belangrijk dat de speelplekken en -toestellen de aanleiding zijn voor kinderen met en zonder beperking om echt samen te gaan spelen. Want het sociale aspect van vrienden is minstens zo belangrijk, niemand wil immers alleen moeten spelen.

Voor kinderen met een beperking is het vaak extra moeilijk om vrienden te maken in de buurt omdat zij vaak niet in hun eigen buurt naar school of naar de sportvereniging gaan. Kinderen met een beperking ervaren hierdoor vaker gevoelens van eenzaamheid. En dat terwijl vriendschappen juist zo belangrijk zijn voor hun ontwikkeling en zelfvertrouwen. Kinderen met een beperking zouden gewoon samen met hun leeftijdsgenootjes in de buurt moeten kunnen spelen!

Winnaars: Uit deze challenge zijn geen winnaars naar voren gekomen. De jury heeft meerdere ideeën beoordeeld. Dit waren leuke, interessante concepten, maar de jury miste de opschaalbaarheid die ervoor kon zorgen dat dit soort projecten ook landelijk de gewenste impact konden

hebben. Cijfers: 9 inzendingen

8 inzendingen zijn na preselectie door de jury uitgebreid beoordeeld 2 partijen hebben hun idee voor de jury gepitcht 0 winnaars geselecteerd

Inclusief spelen: Samen spelen met een beperking

Budget: € 140.000,- ontwikkelbudget

Vraag: Gezocht: Innovatieve concepten die ervoor zorgen dat kinderen met en zonder beperking spelenderwijs met elkaar in contact komen.

Spelen, het liefst samen met vrienden, is voor ieder kind heel belangrijk. Zo ook voor de meer dan 200.000 kinderen met een beperking in Nederland. Maar helaas is dit voor hen niet zo vanzelfsprekend. Naast dat speelplekken vaak fysiek niet toegankelijk zijn, is het ook belangrijk dat de speelplekken en -toestellen de aanleiding zijn voor kinderen met en zonder beperking om echt samen te gaan spelen. Want het sociale aspect van vrienden is minstens zo belangrijk, niemand wil immers alleen moeten spelen.

Voor kinderen met een beperking is het vaak extra moeilijk om vrienden te maken in de buurt omdat zij vaak niet in hun eigen buurt naar school of naar de sportvereniging gaan. Kinderen met een beperking ervaren hierdoor vaker gevoelens van eenzaamheid. En dat terwijl vriendschappen juist zo belangrijk zijn voor hun ontwikkeling en zelfvertrouwen. Kinderen met een beperking zouden gewoon samen met hun leeftijdsgenootjes in de buurt moeten kunnen spelen!

Winnaars: Speelboog Yalp Sona

De Yalp Sona is een speelboog met een bewegingssensor en camera bovenin, die de bewegingen van mensen op de vloer registreert. Met één druk op de knop kan gekozen worden voor een spel. De Yalp Sona maakt gebruik van de grote interesse van kinderen in gamen en moderne technologie en combineert dit met actief buiten spelen (actief bewegen, grenzen verleggen en sociale ontwikkeling). Met het interactieve speelconcept Sona helpt Yalp kinderen waarvoor (samen)spelen niet bereikbaar is, toegankelijker te maken.

Buiten bewegen met Picoo Picoo is een interactief buitenspeelgoed in de vorm van een draagbare spelcomputer. Dit product combineert interactieve technologie met traditioneel buitenspelen (bijvoorbeeld tikkertje of verstoppertje). Ieder kind gebruikt een eigen controller waardoor adaptief spelen (individueel instelbaar speelniveau) mogelijk wordt. Doordat Picoo interactieve én adaptieve technologie combineert met buitenspelen, biedt Picoo de perfecte oplossing voor kinderen die te weinig bewegen en buitenspelen. Tevens bevordert Picoo samenspel en interactie voor kinderen met een beperking, onderling óf met kinderen zonder beperking.

Cijfers: 25 inzendingen 20 inzendingen zijn na preselectie door de jury uitgebreid beoordeeld 5 partijen hebben hun idee voor de jury gepitcht 2 winnaars geselecteerd

Vrijwilligerscoördinator sportclub ondersteunen

Budget: € 140.000,- ontwikkelbudget Vraag: Gezocht: Innovatieve oplossingen en producten die de vrijwilligerscoördinator van sportclubs ontlasten en ondersteunen.

Bestuurders, trainers, coaches, veldonderhouders en barmedewerkers: ze zijn onmisbaar voor de sport. We hebben een sterke clubcultuur in ons land en daarbij maken de vrijwilligers het verschil. Er zijn meer dan 1,2 miljoen mensen die zich vrijwillig inzetten voor de ruim 5,3 miljoen sporters in Nederland.

De sportsector is voor een groot deel afhankelijk van mensen die zich op vrijwillige basis inzetten voor de sportclub. Hoewel het percentage mensen dat zich inzet als vrijwilliger bij een sportclub al meerdere jaren stabiel is, vinden sportclubs het toch steeds moeilijker om voldoende vrijwilligers te vinden.

Het vrijwilligersprobleem heeft verschillende kanten en oorzaken. In deze challenge willen we inzoomen op één specifiek onderdeel, dat naar voren kwam uit gesprekken met clubs en eerdere challenges: dat het niet voor elke club makkelijk is om de openstaande vrijwilligerstaken duidelijk zichtbaar, aantrekkelijk en up-to-date te presenteren aan hun leden. De vrijwilligerscoördinator heeft dan ook een lastige taak. Een berichtje op de website met de vraag naar bijvoorbeeld een nieuw bestuurslid of deelnemers aan de jaarlijkse klusdag heeft vaak niet genoeg effect en het ontbreekt aan tijd om verschillende potentiële vrijwilligers persoonlijk te benaderen.

Winnaars: Sportservice Nederland met “Taakie” Wmatch is een portal en platform dat de vrijwilligerscoördinator faciliteert in het werven van vrijwilligers, het registreren van vrijwilligerstaken en het koppelen van vrijwilligers aan openstaande taken.

Door de profilering van (potentiële) vrijwilligers en het categoriseren van taken wordt het voor de coördinator mogelijk om gepersonaliseerde campagnes rondom vrijwilligerstaken op te zetten.

WeMaron met “Hallo Vriend” 'Hallo vriend' is een slimme sms-berichtenservice die aan de hand van een kennisbank zelfstandig gesprekken voert. 'Hallo vriend' vraagt zaken als: ‘Vind je het leuk als ik je af en toe vraag om in de kantine te helpen?’ 'Hallo vriend' leert zo de voorkeuren van mensen kennen, valt ze niet lastig met taken die ze niet leuk vinden en houdt ze op de hoogte van de ontwikkelingen die ze interessant vinden.

Cijfers: 47 inzendingen 20 inzendingen zijn na preselectie door de jury uitgebreid beoordeeld 5 partijen hebben hun idee voor de jury gepitcht

192 Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut

Innovaties challenge duurzaamheid (2018)

Uit de challenge in 2018 zijn een aantal innovaties voortgekomen die inmiddels zijn uitgewerkt en in de afrondende fase zitten:

  • • 
    Zonnetapijt: oprolbaar zonnefolie dat over sportvelden heen gelegd kan worden wanneer deze niet gebruikt worden, zodat zonne-energie kan worden opgewekt.
  • • 
    Warmteopslag: systeem waarmee warmte opgewekt door zonnecollectoren kan worden opgeslagen, zodat het op de accommodatie kan worden gebruikt wanneer er warmtevraag is (veelal in de avonduren).
  • • 
    Luchtdrukbatterij: grote opslag van energie uit zonnepanelen zodat deze energie kan worden ingezet op sportaccommodaties wanneer er energievraag is (veelal in de avonduren).
  • • 
    Batterij: opslag van energie uit zonnepanelen.

B4.3 Kennis- en validatievraagstukken

Menselijk kapitaal in de sport

Het vraagstuk ‘menselijk kapitaal in de sport’ wordt verkend vanuit de nationale lijn van het sportakkoord. Aanleiding voor de verkenning is dat de afgelopen jaren steeds meer vragen opkomen, zowel vanuit de politiek als vanuit de sportwereld, over arbeidsmarkt in de sport, de capaciteiten en vaardigheden die nodig zijn om als vrijwilliger of professional in de sport te werken en de aandacht hiervoor in opleidingen en bij werkgevers.

Het traject zal leiden tot een Human Capital Agenda Sport. De agenda wordt samen met stakeholders opgesteld en heeft als doel: "Een gezonde sportsector met voldoende en bekwame (betaalde en onbetaalde) mensen." De agenda zal ingaan op ieders rol in de sector en biedt aan de hand van actiepunten handvaten voor de stakeholders. Voor het ministerie van VWS biedt de agenda daarnaast input voor de doorontwikkeling van het beleid. De agenda wordt naar verwachting in het voorjaar van 2021 gepresenteerd.

De verkenning is in de loop van 2019 gestart en op 4 november 2019 heeft een bijeenkomst voor stakeholders plaatsgevonden. Hierbij waren 55 partijen aanwezig, waaronder vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers, vakbonden, vrijwilligers, sportorganisaties en opleidingen (zowel hbo alsmbo). De opbrengst van de bijeenkomst wordt weergegeven in de volgende punten:

  • 1. 
    Er is versnipperde kennis over de arbeidsmarkt en opleidingsbehoeften. 2. Het ontbreekt aan een gemeenschappelijk strategische visie over menselijk kapitaal in de sport. 3. De kwaliteit van de begeleiding, de opleiding en de pedagogische vaardigheden van vrijwilligers is een aandachtspunt, gezien de ambities. 4. De samenwerking en mobiliteit wat betreft arbeidsmarkt en menselijk kapitaal is (te) beperkt tussen sport en andere sectoren als zorg, welzijn en onderwijs. 5. In de sector is sprake van hoog verloop. In de sportsector wordt vaak gewerkt met meerdere losse contracten, flexibele arbeidsvoorwaarden en vaak worden sterk uiteenlopende competenties gevraagd binnen één functie. Een hoog verloop hoeft niet direct een knelpunt te zijn, maar kan afhankelijk van de onderliggende reden een aandachtspunt zijn.

Met een aantal acties wordt de komende periode vervolg gegeven aan de genoemde punten:

  • • 
    In de arbeidsmarktmonitor wordt voor het eerst getracht alle kennis over de arbeidsmarkt en opleidingen bijeen te brengen. De monitor moet een overzicht van de gehele sportsector inclusief een toekomstverkenning geven. Volgens de oorspronkelijke planning zou de monitor in de zomer van 2020 worden gepresenteerd, dit verschuift naar najaar 2020.
  • • 
    Er wordt een visiebijeenkomst georganiseerd. Daarin wordt met alle stakeholders een ideaalbeeld van de arbeidsmarkt in de sportsector geschetst. De bijeenkomst stond gepland in het voorjaar

    van 2020, maar wordt verschoven naar september 2020.

De opbrengsten van de Arbeidsmarktmonitor en de visiebijeenkomst worden met elkaar in verband gebracht als volgende stap in het proces. Punten 3, 4 en 5 zijn hierbij onderliggende vraagstukken. Daarnaast is aandacht voor technische zaken die van invloed zijn op dit proces, zoals arbeidsvoorwaarden en fiscale en juridische aspecten. Het samenvoegen van de opbrengsten en het in kaart brengen van de knelpunten, oplossingen en actiepunten in een bijeenkomst met stakeholders staat gepland voor najaar 2020. Op basis van deze acties wordt vorm gegeven aan de Human Capital Agenda.

Het ministerie van VWS neemt in het project een faciliterende rol in, die door de stakeholders wordt gewaardeerd. De wens om (meer) samen te werken op het thema menselijk kapitaal bestaat bij alle stakeholders.

Organisatie en financiering van de sport

Vanuit de nationale lijn van het sportakkoord vindt een onderzoek naar de organisatie en financiering van de sport plaats. De aanleiding hiervoor zijn vragen over de toekomst van de sport in Nederland. De directie Sport van het ministerie van VWS heeft op 22 februari 2019, mede namens VSG en NOC*NSF, een adviesaanvraag ingediend bij NL Sportraad voor de uitvoering van een onderzoek. Het doel is te onderzoeken in hoeverre de sportinfrastructuur in Nederland toekomstbestendig is. De adviesaanvraag stelt vijf vragen, die zowel voor breedtesport als voor topsport beantwoord moeten worden, De vragen hebben betrekking op:

  • 1. 
    Het maken van een overzicht van de wijze waarop de huidige sportsector is georganiseerd. 2. Het maken van een analyse van de huidige organisatie van de sportsector. 3. Het maken van een analyse van alle geldstromen (publiek en privaat) in de sportsector. 4. Het schetsen van scenario’s voor een duurzame organisatie en financiering van de sport. 5. Het geven van een advies over welk scenario het meest kansrijk is.

NLsportraad voert het onderzoek uit in twee fases.

  • 1. 
    Brancherapport sport Fase 1 geeft antwoord op de eerste drie onderzoeksvragen over de huidige organisatie en financiering van de sport in Nederland. NL Sportraad heeft adviesbureau KPMG opdracht gegeven een brancherapport sport te maken. Dit rapport is op 8 november gepubliceerd en beschrijft de huidige staat van de sportbranche en de ontwikkelingen in de periode 2008-2018 108 . In het rapport wordt vanuit drie perspectieven naar de Nederlandse sportbranche gekeken: De omvang van de sportbranche en de ontwikkeling daarvan in de afgelopen jaren, de organisatiestructuur en de financiële stromen richting de verschillende vormen van sportaanbod.
  • 2. 
    Scenario’s Fase 2 geeft antwoord op de laatste twee onderzoeksvragen over toekomstscenario’s en advies, en wordt door de NL Sportraad zelf uitgevoerd, in samenwerking met stakeholders. Als vervolgstap op het uitkomen van het brancherapport heeft de NL Sportraad in het voorjaar van 2020 een aantal bijeenkomsten georganiseerd, en is zo met behulp van experts en stakeholders gekomen tot een sterkte/zwakte analyse

108 https://www.kenniscentrumsportenbewegen.nl/kennisbank/publicaties/?brancherapport href="https://www.kenniscentrumsportenbewegen.nl/kennisbank/publicaties/?brancherapport-sport&kb_id=25032&kb_q=">sport&kb_id=25032&kb_q= .

(SWOT) van de sportsector. Op basis van deze analyse werkt de NL Sportraad aan het opstellen van een aantal mogelijke scenario’s. Deze scenario’s geven aan in welke richting de sportsector de komende jaren zou kunnen bewegen, en wat de voor- en de nadelen hierbij zijn.

Naar verwachting worden de scenario’s voor het zomerreces opgeleverd, en wordt daarmee het adviestraject afgerond 109 . De Directie Sport formuleert vervolgens een beleidsreactie die, afhankelijk van de inhoud van het advies, zal leiden tot vervolgstappen en de doorontwikkeling van beleid. Zowel de beleidsreactie als vervolgstappen worden ondernomen vanuit de bestuurlijke alliantie van het sportakkoord: VWS, NOC*NSF en VSG.

109 Het eindadvies is na publicatie in te zien via de website van de NL Sportraad: https://www.nederlandse href="https://www.nederlandse-sportraad.nl/adviezen/organisatie-en-financiering-van-de-sport">sportraad.nl/adviezen/organisatie-en-financiering-van-de-sport . Op deze pagina is ook informatie te vinden over de voortgang van het traject.

Bijlage 5. Inclusief sporten en bewegen

B5.1 Overzicht alliantiepartners en projectsubsidies

Voorzitter alliantie Inclusief sporten en bewegen voor iedereen

De alliantie wordt geleid door een onafhankelijke voorzitter. Taken van deze voorzitter zijn:

  • • 
    Het laten functioneren van de alliantie, door:

    o het aansturen, aanjagen, bekendheid geven aan en vertegenwoordigen van de alliantie; o het inspireren, enthousiasmeren van de alliantiepartners en zorgen voor afstemming, verbinding en samenwerking met elkaar op basis van gezamenlijke afspraken.

  • • 
    Het agenderen van inclusief sporten en bewegen binnen de lokale/regionale sportakkoorden, door:

    o aan te sluiten bij de huidige ontwikkelingen rondom de lokale/regionale sportakkoorden; o samen te werken met de sportformateurs en de adviseurs lokale sport, zodat zoveel mogelijk partijen met inclusief sporten en bewegen aan de slag gaan.

  • • 
    Het opzetten, uitbreiden en versterken van de lokale, regionale en landelijke netwerken rondom inclusief sporten en bewegen, door:

    o zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande structuren en initiatieven om te verkennen hoe inclusief sporten en bewegen daarbij aangehaakt kan worden;

    o kennis delen, inspireren en enthousiasmeren waardoor bewustwording plaats vindt over de verschillende mogelijkheden en belemmeringen.

Potentieel nieuwe samenwerkingen

ReumaNL heeft patiëntenverenigingen met een sport- en beweegaanbod. Op drie locaties is een pilot gestart om het aanbod te verbinden met de lokale samenwerkingsverbanden die zijn ontstaan vanuit Grenzeloos Actief, waardoor het aanbod zichtbaar wordt en wellicht ook beschikbaar komt voor andere doelgroepen die hiervan gebruik willen maken. NL Training is als taalaanbieder een aantal pilots gestart onder andere in Rotterdam en Leiden om taallessen te geven bij sportaanbieders (verenigingen en zwembaden), zodat er een combinatie gemaakt kan worden met bewegen. Het idee erachter is dat deelname aan sport- en beweegactiviteiten de integratie binnen de Nederlandse samenleving kan bevorderen. Het COA is bezig om de aanpak 'Bewegen Naar Toekomst' te ontwikkelen. Zij willen het werkveld sport en bewegen beter leren kennen en daarop aanhaken. De voorzitter van de alliantie is met hen in gesprek. In opdracht van de gemeente Groningen heeft Humankind.City een beweegvisie ontwikkeld om de buitenruimte beter vorm te geven zodat sporten, spelen, ontmoeten en bewegen (mobiliteit) samen komen. De voorzitter van de alliantie organiseert met Humankind.City een transitiegesprek organiseren over sporten, spelen, ontmoeten en bewegen in de publieke ruimte voor iedereen.

Bas van de Goor Foundation

Recent gestart, nog geen informatie over inspanningen beschikbaar.

Fonds Gehandicaptensport

Binnen de alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ zal het Fonds Gehandicaptensport het product

Uniek Sporten inzetten om bewustwording en kennisdeling te bevorderen, een gidsfunctie naar de sport te vervullen en het versterken van het online netwerk ter bevordering van offline netwerken. Uniek Sporten blijft de rol van matchmaker vraag en aanbod voor mensen met een beperking vervullen en verder versterken. Uniek Sporten is in 50 regio’s actief en vier regio’s zijn bezig met de implementatie van Uniek Sporten of hebben een intentie uitgesproken. Deze regio’s houden het sportaanbod actueel, beantwoorden vragen van mensen met een handicap, ouders of verzorgers en professionals enerzijds en de sportaanbieders anderzijds. Uniek Sporten zorgt voor bereik, binding en doorverwijzing naar sportadvies en structureel sporten voor mensen met een handicap. Inmiddels zijn ruim 3.700 sportaanbieders bij Uniek Sporten aangesloten, worden ruim 6.000 activiteiten aangeboden op ongeveer 4.100 locaties.

De activiteiten van het Fonds Gehandicaptensport zijn onderverdeeld in bewustwording, kennisdeling en begeleiding van de uitvoering van het sportakkoord. Bewustwording onder mensen met een handicap/beperking Fonds Gehandicaptensport gaat jaarlijks aandacht besteden aan het thema inclusief sporten en bewegen middels lokale en landelijke content. Met het doel bewustwording te creëren bij zowel de niet-sporter als de sporter. Concrete activiteiten op dit doel:

  • • 
    Content creëren over inclusief sporten en bewegen voor op de website en sociale media. Veel van de reguliere content gaat over inclusief sporten en bewegen. Daarnaast zijn er wekelijks

    meerdere artikelen met het onderwerp inclusiviteit geplaatst op de website en sociale media. • Eind 2019 is het Fonds Gehandicaptensport gestart met het opzetten van een nieuwe contentmix. • Eind 2019 was het bereik van de content rondom Uniek Sporten:

Uniek Sporten 2019 Sept. 2017 - 2019 Sportzoekconversies 47.731 88.138 Websitegebruikers 393.778 996.764 Nieuwsberichten 905 n.v.t. Facebook-posts 418 n.v.t. Impressies 9.155.655 n.v.t. Bereik 1.700.606 n.v.t. Paginalikes 1.437 10.486

  • • 
    Het doel met betrekking tot het aantal unieke gebruikers in 2019 was een stijging van 45 procent, wat uiteindelijk heeft gerealiseerd in een stijging van 64 procent unieke gebruikers. Het aantal

    unieke gebruikers sinds het begin van de campagne bedraagt 996.764, waarvan 393.778 unieke gebruikers in 2019. Voor 2020 is het doel om ruim 45 procent meer unieke gebruikers te bereiken, wat neerkomt op ongeveer 1.446.248 gebruikers -in totaal, waarvan 450.000 gebruikers in 2020.

  • • 
    Vanuit identificeerbare profielen kunnen mensen persoonlijk aangesproken worden, met content op maat. Dat vergroot de kans dat zij hun sport vinden. De doelstelling met betrekking tot

    identificeerbare profielen was een stijging van 15 procent (41.000 profielen). Een stijging van 7,94% identificeerbare profielen (18.435 profielen) is gerealiseerd. Het streven voor 2020 is een toename van vijf procent in het aantal identificeerbare profielen (22.500 profielen).

Kennisdeling

Inspanningen die op de doelstellingen met betrekking tot kennisdeling zijn geleverd:

  • • 
    Elke aangesloten regio door middel van persoonlijk contact minimaal 1 maal per jaar informeren over het belang van het thema inclusief sporten en bewegen:

    o Het fonds is in 2019 met deze contactmomenten gestart en dit loopt door in 2020. Contactmomenten vinden vooral telefonisch plaats en in sommige gevallen door

    bezoeken. Gesprekken worden aangegrepen om te vragen naar het lokale sportakkoord en

    het belang van communiceren over inclusie.

    o Maandelijks worden contenttips via het communicatie kanaal gedeeld.

    o Deze tips worden in een maandelijkse mail nogmaals naar de consulenten toegestuurd

  • • 
    Elke regio door middel van persoonlijk contact minimaal 1 maal per jaar informeren over het belang van het produceren van passende content, wat dit is en adviseren hoe dit te verkrijgen. o Dit wordt meegenomen in de gesprekken die telefonisch en door middel van bezoeken plaatsvinden. Er ontstaat meer content van regio’s op het vlak van inclusie. Mogelijk als gevolg van de inzet van het fonds, de lokale sportakkoorden en andere partijen die op inclusie wijzen.
  • • 
    Inclusief sporten en bewegen opnemen in de presentaties van Uniek Sporten • Mogelijkheid verkennen om de opgedane kennis en kunde in te zetten bij het opzetten van andere platformen, dan wel het integreren van andere doelgroepen binnen Uniek Sporten zoals Ouderen. Voeren van gesprekken en beschikbaar zijn om kennis te delen. o Er hebben diverse gesprekken plaatsgevonden met het Ouderenfonds. Uiteindelijk heeft het Ouderenfonds besloten om een eigen website te ontwikkelen en niet verder te gaan met het platform. • Inclusief sporten en bewegen neerzetten als een van de thema's van de landelijke Uniek Sporten bijeenkomst en daar op waardige wijze invulling aan geven. o Op de Uniek Sporten dag in 2019, waarop 109 mensen aanwezig waren, heeft VWS tijdens de opening van de dag over inclusief sporten en bewegen gesproken. Dit om duidelijk te maken dat inclusief sporten en bewegen onderdeel is van het sport- en beweegbeleid en dat de aanwezigen hieraan lokaal en regionaal een bijdrage kunnen leveren. o Vanwege de maatregelen rondom het Coronavirus zal de landelijke Uniek Sporten dag op 25 mei 2020 niet door gaan. De landelijke dag zal naar alle waarschijnlijkheid alsnog in het najaar plaatsvinden, onderdeel van het programma is de nieuwe samenwerking met NOC*NSF. Een workshop zal door NOC*NSF ingevuld worden met als thema inclusie. • Medewerking aan het Kennisdelingsplatform van VWS, wanneer gevraagd. Er is nog geen beroep op Fonds Gehandicaptensport gedaan.

Jeugdfonds Sport & Cultuur

Het Jeugdfonds Sport & Cultuur voert in relatie tot het sportakkoord activiteiten voor de volgende doelstellingen uit:

  • • 
    Toegang voor álle kinderen en jongeren uit armere gezinnen • Sport en cultuur, het diverse aanbod beter ontsluiten en zichtbaar maken • Borging randvoorwaarden ten behoeve van continuïteit en groei • Aanjagen lokale sportakkoorden en partnership Ouderenfonds intermediairs • Sportbuurtcoaches als intermediair voor kinderen, jongeren in minimagezinnen al dan niet met beperking • Vindbaarheid en toegankelijkheid intermediairs vergroten voor signaleerders • Sportdeelname middelbare scholieren uit minimagezinnen vergroten

Voor de eerste drie doelstellingen is informatie over de voortgang en resultaten beschikbaar. De activiteiten binnen de derde doelstelling richten zich vooral op het inrichten van systemen, ondersteuning en tools en zijn in die hoedanigheid minder relevant om hier te melden. Aan de overige doelstellingen wordt sinds de start van 2020 gewerkt en een evaluatie hiervan volgt later.

Toegang voor álle kinderen en jongeren uit armere gezinnen

  • • 
    Ontwikkeling en uitrol onderwijscampagne primair onderwijs ‘armoede de klas uit’: werving/relatiebeheer scholen en werving/relatiebeheer intermediairs onderwijs

    o Er is een pilot in het primair onderwijs afgerond waarbij is gewerkt aan het inzetten van vrijwilligers die scholen bezoeken voor betrokkenheid om rol van intermediair te

    vervullen. Belangrijkste knelpunt is en blijft capaciteit bij zowel leerkrachten als coördinatie bij de fondsen. Deze leerpunten uit de pilot vormen input voor een grootschalige nieuwe campagne Intermediairs in Basisonderwijs in 2020 met een extern bureau.

  • • 
    Produceren materiaal onderwijscampagne: voorlichtingsmateriaal scholen en intermediairs.

    o In 2019 is een online promotiecampagne Primair Onderwijs uitgevoerd met als doel het verkrijgen van potentiele intermediairs. Trigger was downloaden checklist ‘Armoede de klas uit’ en gegevens achter te laten. Bereik via Facebook: 48.122 leerkrachten, IB-ers etc., en LinkedIn: 3.000.

  • • 
    Training coördinatoren lokale fondsen en opbouw en training netwerk vrijwilligers vanuit het bedrijfsleven/partners t.b.v. a) aansluiting/deelname scholen en b) werving intermediairs.

    o Er zijn kennissessies georganiseerd voor de fondsen. Daarnaast is er met het Ouderenfonds en aantal Eredivisieclubs samenwerking gestart om uit deze netwerken vrijwilligers te

    werven. Dit behoeft meer aandacht van beide partijen. Belangrijkste uitkomsten: Beperkte capaciteit bij leerkrachten en coördinatoren van de fondsen; inzet buurtsportcoaches rondom scholen is doeltreffend; er is lokaal maatwerk nodig; de route van intermediair worden en aanvragen doen versimpelen; peer-to-peer communicatie is zeer effectief; boodschap/content zo specifiek mogelijk op de doelgroep intermediairs afstemmen.

  • • 
    Events (o.a. aansluiting bij bestaande events onderwijssector, overheid).

    o Hierbij wordt samengewerkt met Gelijke Kansen Alliantie, Jeugdeducatiefonds en VNG, VSG en aangesloten op geplande evenementen. De fondsen sluiten aan bij Regionale

    netwerkbijeenkomsten BRC (buurtsportcoaches/cultuurcoaches) van VSG (uitgesteld vanwege het coronavirus). Daarnaast zal JFSC aanwezig zijn op het VNG-jaarcongres en VSG congres in september. We overleggen met de GKA en Jeugdeducatiefonds hoe we de krachten kunnen bundelen. In 2020 aanwezigheid op het AVS-congres (uitgesteld naar najaar).

  • • 
    Ontwikkeling en uitvoering specifieke projecten/aanpak werving (deels nieuwe) doelgroepen.

    o Om zoveel mogelijk kinderen te bereiken, wordt ingezet om de leeftijdsgrenzen van Jeugdfonds Sport & Cultuur en haar partners op te rekken van 4 tot 18 jaar naar 0 tot 21 jaar en in te zetten op (nieuwe) doelgroepen als meisjes, kinderen met een beperking en talenten.

    • 0-4 jarigen: Voor deze leeftijdsgroep is een online promotie ‘Bewegen voor peuters en kleuters’ uitgevoerd met aandacht voor babyzwemmen, tuimeljudo, peutervoetbal en Nijntje Beweeglessen. Voor de Nijntje Beweeglessen is online en via de kanalen van KNGU aandacht gevraagd voor het JFS&C. Dit heeft in 2019 geresulteerd in 3.560 aanvragen voor kinderen van 0-4 jaar en in 2020 696 aanvragen voor deze leeftijdsgroep. Specifiek voor de Nijntje Beweeglessen zijn in 2019 367 aanvragen en in 2020 58 aanvragen ingediend.
    • 18-21 jaar: Het bereiken van deze leeftijdsgroep verloopt in samenwerking met Sam& en partner Kinderhulp. In 2019 zijn voor deze leeftijdsgroep 308 aanvragen ingediend en in 2020 aanvragen.
    • Kinderen met een beperking: In samenwerking met Special Heroes, zij vervullen de intermediaire rol. In 2020 zal JFS&C met het Fonds Gehandicaptensport in gesprek gaan.
    • Talenten: Hiervoor wordt samengewerkt met NOC*NSF en het Talentboek. In 2019 werd door 34 talenten gebruik gemaakt van ondersteuning via JFS&C.

Sport en cultuur, het diverse aanbod beter ontsluiten en zichtbaar maken

  • • 
    Wervingscampagne cultuur aanbieders, ontsluiten nieuw aanbod cultuurvormen. o In 2019 heeft het programma Cultuur@CruyffCourts’ plaatsgevonden. In 2020 wordt hiermee verder gegaan op minimaal 25 courts. Daarnaast vond in 2019 ook het programma The Floor is Yours plaats. Ter ere van 40-jarig bestaan van Kinderen voor Kinderen in 2019 konden kinderen met hun schoolklas deelnemen aan een liedjeswedstrijd.
  • • 
    Produceren materiaal, voorlichting cultuur/aanbod t.b.v. kinderen en jongeren.

    o In 2019 zijn een 10-tal landingspagina’s gemaakt voor de sport- en cultuuractiviteiten die het meest beoefend worden. Door online promoties gedurende het jaar worden ouders

    hierop geattendeerd bijv. zwemles . Daarnaast zijn het hele jaar billboards voorzien geweest van een uiting met ambassadeur Shanice v.d. Sanden.

  • • 
    Events (o.a. aansluiting bij bestaande events sport en cultuursector, overheid).

JFSC sluit aan bij zowel landelijke als lokale evenementen zoals Nationale Sportweek, Concert Kinderen voor kinderen, congressen, de sport en cultuur werkgroep, Open Dag van Cruyff.

John Blankenstein Foundation

De John Blankenstein Foundation (JBF) zet zich in voor de acceptatie van LHBTI-ers in de sport. Sinds 2018 zijn zij penvoerder van de Alliantie Gelijkspelen 4.0 (zie ook hoofdstuk positieve sportcultuur). Deze alliantie houdt zich bezig met acceptatie van LHBTI-ers in de sport en bestaat naast JBN uit NOC*NSF, KNVB, KNHB en de Roze Voetbal Fanclubs RVFC. Veel activiteiten van JBF komen overeen met de doelen van de Alliantie ‘Sport en Bewegen voor iedereen’. Om die reden is er voor gekozen om deze activiteiten te financieren middels een ophoging van de subsidie die de Alliantie Gelijkspelen 4.0 ontvangt.

Het organiseren van workshops, betrekken van sportbonden en gemeenten en de All Together Challenge zijn integraal onderdeel van de Alliantie Gelijkspelen 4.0. JBF heeft bijgedragen aan vier bijeenkomsten bij de KNVB met organisaties uit diverse geledingen om een bijdrage te leveren aan het diversiteitsbeleid. Ook werden workshops gegeven bij diverse voetbalclubs, gemeenten, sportopleidingen en andere

(sport)organisaties. De All Together Challenge daagt verenigingen, organisaties en gemeenten uit om te laten zien dat zij zich inzetten voor inclusie en acceptatie,. Door middel van het dragen van een regenboogband wordt meer aandacht gevraagd voor diversiteit binnen de sportwereld. Tijdens de internationale Coming Out Day op 11 oktober 2019 is een All Together Challenge georganiseerd binnen het voetbal, waaraan de aanvoerders van de, Eredivisie, Keuken Kampioen Divisie, de Eredivisie Vrouwen en het amateurvoetbal deelnamen. Daarnaast droegen coaches, scheidsrechters en FOX Sports-presentatoren een speciaal regenboogspeldje en werd door FOX Sports regenboogmicrofoons gebruikt.

Er zijn 10.923 regenboogbanden aangevraagd (peildatum 9 april 2020).

MEE NL

De activiteiten van MEE NL richten zich vanuit de expertise van de organisatie op de doelgroep mensen met een (minder zichtbare) beperking. De uitvoering vindt plaats via de twaalf regionale MEE-organisaties zodat de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de activiteiten is afgestemd op de lokale en regionale situatie. In de periode tot aan 2022 zal MEE NL de volgende activiteiten uitvoeren:

De activiteiten van MEE NL richten zich vanuit de expertise van de organisatie op de doelgroep mensen met een (minder zichtbare) beperking. De uitvoering vindt plaats via de twaalf regionale MEE-organisaties zodat de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de activiteiten is afgestemd op de lokale en regionale situatie. In de periode tot aan 2022 zal MEE NL de volgende activiteiten uitvoeren:

  • • 
    Bereiken en bewustwording doelgroepen/cliënten De activiteit van MEE NL richt zich op het mobiliseren en faciliteren van de cliëntondersteuners om het gesprek met hun cliënten aan te gaan over sport en bewegen door hen te informeren en motiveren. Landelijk wordt een MEE-informatiekaart of attenderingskaart ontwikkeld die de lokale/regionale cliëntondersteuners kunnen gebruiken in het contact met hun cliënt. Verder wordt periodiek in de eigen media van MEE NL en de MEE-organisaties (magazines, nieuwsbrieven, websites, informatiebijeenkomsten, persberichten, etc.) ingegaan op het thema sport en bewegen.
  • • 
    Bewustwording professionals sociaal domein In vervolg op de resultaten van het voorgaande programma Grenzeloos Actief, gaat MEE NL samen met de alliantiepartners landelijk en regionaal de bewustwording over het nut van sport en bewegen voor deze doelgroep bij professionals binnen het sociaal domein vergroten, mede met inzet van ervaringsdeskundigen. MEE NL kan de professionals en organisaties binnen het sociaal domein ook ondersteunen bij het ontwikkelen en afstemmen van sport- en beweegaanbod voor mensen met een beperking (bijv. Sport MEE; een inspiratielijst met goede voorbeelden en de beschrijving van producten).
  • • 
    Netwerkvorming MEE NL zal de onderlinge uitwisseling van kennis en ervaringen tussen de MEE-organisaties faciliteren. Naast de inbreng binnen eigen (overleg)platforms zijn er ook de diverse netwerken waarin de MEE-organisaties en MEE NL regionaal en landelijk participeren (zoals de autismenetwerken).
  • • 
    Ervaringsdeskundigen als ambassadeur MEE NL ziet de mensen uit de doelgroepen als ambassadeur voor het realiseren van de ambities van het sportakkoord. Zo kunnen zij de toegankelijkheid beoordelen en meedenken over verbeteringen bij lokale of regionale initiatieven. MEE NL ziet daarbij een rol voor de regionale MEE-organisaties en organisaties van ervaringsdeskundingen.

Gezien het feit dat de subsidieaanvraag van MEE NL in december 2019 is goedgekeurd, bevindt de concrete uitwerking van de projectactiviteiten zich nog in de opstart- en uitwerkfase. Voor het voorjaar van 2020 stonden een aantal activiteiten op de planning die vanwege de coronamaatregelen niet door hebben kunnen gaan.

NOC*NSF

NOC*NSF heeft een aantal activiteiten ontwikkeld en uitgevoerd rond de thema’s bewustwording, lokale samenwerking en sportbevordering.

Bewustwording

NOC*NSF voert met het beweegprogramma ‘Ik neem je mee’ een bewustwordingscampagne. Het doel van dit beweegprogramma is om mensen die niet vanzelfsprekend sporten te laten genieten van sport.

NOC*NSF wil daarbij minimaal 300 niet-sporters aan het sporten krijgen. Daarvoor gaat NOC*NSF op zoek naar mensen die nog niet sporten, maar dat wel willen en verbinden hen aan een ambassadeur of

(Olympische of Paralympische) topsporter. Deze ambassadeur motiveert en activeert de niet-sporter om te gaan sporten. De afgelopen periode zouden de ambassadeurs en deelnemers geworven worden, dat is vanwege de coronacrisis niet gelukt momenteel nog niet aan de orde. Zodra de maatregelen versoepelen komt NOC*NSF weer in actie, daartoe worden voorbereidingen getroffen.

Lokale samenwerking

Het doel is om lokale samenwerking rondom aangepast sporten te bevorderen. De activiteiten van

NOC*NSF richten zich hierbij op het organiseren van bijeenkomsten, verspreiden van kennis, het bij elkaar brengen van partijen en waar nodig het verbreden van bestaande samenwerkingen.

Activiteiten die NOC*NSF in gang heeft gezet of reeds zijn uitgevoerd zijn:

  • • 
    Ondersteuning 25 regionale samenwerkingsverbanden aangepast sporten. Zie voor meer informatie paragraaf 3.4.2 .
  • • 
    Een werkbijeenkomst diversiteit met sportbonden in november 2019. Belangrijk inzicht is dat interne diversiteit binnen de eigen bondsorganisaties en clubbesturen onvoldoende is geborgd binnen beleid. Sportbonden vragen aan NOC*NSF initiatief nemende rol om belang hiervan te agenderen op verschillende niveaus.
  • • 
    Er is interesse vanuit bonden om een charter te ondertekenen inzake het verhogen van diversiteit in de sport. Najaar 2020 zal een symposium diversiteit plaatsvinden.
  • • 
    Met de Koninklijke Nederlandse Dovensportbond en Gehandicaptensport Nederland wordt samengewerkt om de integratie van dovensporten bij reguliere sportbonden te voltooien en wordt procesbegeleiding geboden aan de Dovensportbond om zich van sportbond te ontwikkelen naar kennisorganisatie.
  • • 
    Oorspronkelijk zou in mei 2020 in samenwerking met Fonds Gehandicaptensport de jaarlijkse Uniek Sporten dag plaatsvinden. Kennisuitwisseling tussen regionale en provinciale consulenten én sportbonden gaat hier plaatsvinden. De Uniek Sporten dag is in verband met het coronavirus naar een nader te bepalen datum in het najaar van 2020 verplaatst.
  • • 
    Deelname aan de Canal Parade 2020 is in gang gezet (afgelast).
  • • 
    In samenwerking met de partners van de Alliantie Gelijkspelen, Transgendernetwerk en ervaringsdeskundigen wordt het huidige transgender advies geactualiseerd en verbreed naar genderdivers advies. Daarnaast wordt er een handzaam stappenplan voor sportbonden en clubs ontwikkeld.

Sportbevordering

De regeling van stimuleringsbudgetten uit Grenzeloos Actief is in het sportakkoord doorgetrokken. Zie voor meer informatie paragraaf 3.4.2 .

Ouderenfonds

In 2019 is het Nationaal Ouderenfonds gestart met het programma OldStars Sport. Dit is het vervolg op het programma OldStars walking football dat het Ouderenfonds en de Eredivisie in 2013 lanceerden. Vanaf 2019 zet het Ouderenfonds zich met de introductie van het programma OldStars Sport als alliantiepartner in op ouderenvriendelijke sportverenigingen. Het doel daarbij is om in 2021 160 tot 180 sportverenigingen (verdeeld over acht tot twaalf spelvormen) te ondersteunen. Per doelstelling worden de inspanningen en resultaten voor 2019 beschreven:

  • • 
    Er zijn voor vier sporten OldStars walking sports ontwikkeld; o In 2019 is OldStars voor zes sporten ontwikkeld, namelijk tennis, hockey, basketbal, rugby en tafeltennis. De vraag vanuit sporten bleek groot en om te voorkomen dat verenigingen zelf nieuwe walking sportvarianten zouden ontwikkelen zijn meerdere takken van sport opgepakt. Het Ouderenfonds heeft in overleg met de sportbonden spelregels en competentiegerichte beweegvormen ontwikkeld. Inspanningen die geleverd zijn: ▪ Met vier van de sportbonden (tennis, handbal, rugby en tafeltennis) is een samenwerkingsovereenkomst gesloten om de krachten te bundelen op het gebied van de ontwikkeling van de sport en communicatie.

    ▪ Landelijke kick-offs zijn georganiseerd, als startsein aan de clubs dat OldStars van start ging.

    ▪ Waar nodig zijn aangepaste materialen ontwikkeld, zoals de groene tennisballen die voor ouderen beter zichtbaar zijn.

  • • 
    Voor deze vier sporten is er een starterspakket ontwikkeld met onder andere spelregels en beweeginstructies, zodat de aangepaste beweegvormen een goede introductie kunnen krijgen bij verenigingen en geborgd kunnen worden binnen de verenigingen;

    o Voor alle sporten zijn starterspakketten en communicatiemiddelen gemaakt, inclusief een pagina met alle beschikbare informatie op oldstars.nl .

  • • 
    Er zijn 40 teams gestart met een OldStars sport, met in totaal 600 tot 800 spelers; o In 2019 zijn 36 OldStars teams gestart. Deze teams hadden op 31 december 470 deelnemers, gemiddeld dertien spelers per team. In de opstartfase, als OldStars voor de diverse sporten landelijk en lokaal nog niet zoveel bekendheid heeft, kost het tijd om lokaal deelnemers te enthousiasmeren en betrekken. Overzicht teams en spelers:

    Sport Aantal teams Aantal spelers Tennis 8 80 Hockey 8 120 Basketbal 4 40 Handbal 10 140 Rugby 2 20 Tafeltennis 3 50 Korfbal 1 20

202 Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut o Daarnaast is het Ouderenfonds met 85 initiatiefnemers in gesprek over het opstarten van een OldStars team.

  • • 
    Er zijn voor vier sporten OldStars-trainers opgeleid in de OldStars-methodiek, die vervolgens worden ingezet en begeleid om de aangepaste sport- en beweegvormen te introduceren en borgen binnen

    verenigingen; o Om trainers en begeleiders handvatten aan te reiken en zo ouderen op een verantwoorde wijze via OldStars Sport in beweging te brengen, worden twee cursussen aangeboden. De opstartcursus , ook wel basiscursus genoemd, en als vervolg daarop eventueel de verdiepingscursus.

    o Voor alle sporten zijn inmiddels trainers opgeleid. • Er is voor elk van de vier walking sports een landelijke spelersraad opgericht, die vervolgens wordt

    geadviseerd en begeleid door het Nationaal Ouderenfonds; o Op dit moment zijn de verenigingen en teams bezig met hun eigen organisatie en zijn er nog onvoldoende spelers voor een landelijke spelersraad. Het Ouderenfonds vindt het belangrijk dat de doelgroep vertegenwoordigd is en dat ouderen een stem hebben binnen de sport. Het komende jaar gaan ze bekijken of een spelersraad hiervoor de beste vorm is of dat er ook andere varianten denkbaar zijn.

  • • 
    Er is binnen de deelnemende sportverenigingen een ouderenraad opgestart zodat ouderen actief kunnen meedenken en -praten over de ontwikkeling van de sport en sportomgeving;

    o Binnen de verenigingen is er over het algemeen een ouderenraad opgezet, soms in de vorm van een commissie, soms met enkele initiatiefnemers die de ouderen binnen de vereniging vertegenwoordigen.

  • • 
    Middels een enquête is onderzocht: - de invloed van OldStars op de fysieke conditie van de deelnemers (doelstelling: minimaal 60% ervaart een positieve invloed);
    • de invloed op hun sociale netwerk (doelstelling: minimaal 60% ervaart een positieve invloed); - hun waardering voor OldStars (doelstelling rapportcijfer minimaal 8); o Het Ouderenfonds heeft in 2019 de focus gelegd op de ontwikkeling van OldStars voor zes in plaats van vier sporten. Dit heeft als consequentie dat de is uitgesteld naar juni 2020. Op dat moment kan worden bepaald of OldStars bij de nieuw ontwikkelde sporten dezelfde positieve effecten heeft op fysieke conditie, sociaal netwerk en welbevinden als bij walking football.
  • • 
    Er is door het Nationaal Ouderenfonds aanvullend onderzoek uitgevoerd naar behoefte en aanbod van alternatieve beweegvormen voor specifieke doelgroepen ouderen, zoals dementerende ouderen.

    o Om de mogelijkheden te onderzoeken van verantwoord bewegen voor dementerende ouderen is op vier plaatsen ervaring opgedaan. Voor én met de doelgroep werden OldStars-dagen

    georganiseerd bij o.a. KMD in Wateringen en VVV in Venlo. Het enthousiasme bij de deelnemers bleek groot en ook het draagvlak bij de teams om spelers met dementie te betrekken. Om hier een goed vervolg aan te geven zal er een apart beweegprogramma moeten worden ontwikkeld. Spelers die in hun jeugd hebben gesport, pakken het gemakkelijker weer op dan deelnemers die vroeger niet sportten. Ook de competentiegerichte beweegvormen en de begeleiding moeten worden ingericht op mensen met dementie. Daarbij worden beweegactiviteiten aan sociale activiteiten op het sportcomplex gekoppeld. Hier kan een link worden leggen met De Derde Helft . Het Ouderenfonds is met Alzheimer Nederland in gesprek over samenwerking en over hoe ook een training over omgaan met dementie opgepakt zou kunnen worden.

Sportkracht12

Sportkracht12 is het samenwerkingsverband van alle provinciale sportorganisaties. In de periode juni 2019 tot en met december 2021 maakt Sportkracht21 onderdeel uit van de alliantie ‘Sport en bewegen voor iedereen’. Daarbij vervult de organisatie de rol van schakel tussen landelijk beleid en de regionale- en lokale praktijk. De inspanningen richten zich op het versterken van de bewustwording rond inclusie en netwerkvorming.

Bewustwording

De activiteiten richten zich op het delen van kennis en informatie in het lokale en regionale netwerk van Sportkracht12. Daarbij worden met name buurtsport- en beweegcoaches, regiocoaches aangepast sporten en verenigingsondersteuners gevoed met kennis en informatie.

Activiteiten die inmiddels hebben plaatsgevonden:

  • • 
    Tweede kwartaal 2019: Informatie gedeeld met Kenniscentrum Sport & Bewegen over de interventies en scholingen die vanuit Sportkracht12 worden aangeboden ten behoeve van een landelijke inspiratielijst. De inspiratielijst geeft inzicht in het beschikbare aanbod waarvan bij de invulling van de uitwerkingsplannen gebruik gemaakt kan worden.
  • • 
    Vierde kwartaal 2019: In samenwerking met NOC*NSF, is gestart met ondersteuning van ReumaNederland bij het opzetten van vier mogelijke pilots. Doel van deze pilots is om met lokale reumapatiënten verenigingen (RPV’s) te komen tot het vergroten sport- en beweegaanbod en de instroom van mensen met een vorm van reuma te verbreden.
  • • 
    Eerste kwartaal 2020: Met VSG is meegedacht over het inhoudelijke programma van 27 regionale bijeenkomsten in het kader van de Brede Regeling Combinatiefuncties en er is ondersteuning

    verleend aan het beweegprogramma 'Ik neem je mee' van NOC*NSF door verspreiding van wervingsteksten voor deelnemers en sportieve ambassadeurs via onze communicatiekanalen.

Netwerkvorming

Samen met NOC*NSF draagt Sportkracht12 zorg voor de regionale samenwerkingsverbanden (zie ook

Opzetten, versterken en uitbreiden van lokale en/of regionale samenwerkingsverbanden ’). Het doel van Sportkracht12 is om in december 2021 15 regionale samenwerkingsverbanden te hebben waarin de vraag naar passend sport- en beweegaanbod en het beschikbare aanbod samenkomt sterker geborgd is. Sportkracht12 begeleid 15 momenteel samenwerkingsverbanden. Daartoe zijn inmiddels de volgende inspanningen geleverd:

  • • 
    In het laatste kwartaal van 2019 heeft SK12 een eerste bijeenkomst georganiseerd voor haar procesbegeleiders (13 deelnemers).
  • • 
    In het eerste kwartaal van 2020 heeft SK12 haar procesbegeleiders definitief gekoppeld aan de ondersteuningsbehoefte van de samenwerkingsverbanden en is de ondersteuning vervolgens

    gestart.

Stichting Life Goals

Stichting Life Goals Nederland zet zich in voor sport voor kwetsbare doelgroepen: mensen vanaf 18 jaar die zich in multiprobleemsituaties bevinden waarbij een ongezonde leefstijl vaak samen gaat met sociale isolatie en het mijden van zorg. In de periode van 1 juli 2019 tot 31 december 2021 voert Stichting Life Goals de volgende activiteiten op de thema’s bewustwording, netwerkvorming en bevordering van sportparticipatie.

Bewustwording

Een van de doelen op het gebied van bewustwording is het informeren van gemeenten over het belang en de kansen van sport voor kwetsbare doelgroepen, onder meer door inbreng op landelijke en lokale bijeenkomsten van andere organisaties (twaalf in 2019) en door zelf bijeenkomsten te organiseren. Tijdens de eindejaar bijeenkomst van Stichting Life Goals was zowel het huidige netwerk van gemeenten aanwezig als potentiele nieuwe gemeenten. Daarnaast is er via diverse platforms over de Life Goals programma’s gecommuniceerd, waaronder allesoversport.nl en sportknowhowxl.nl . Stichting Life Goals levert daarnaast een bijdrage aan het vergroten van de kennis van buurtsportcoaches over de doelgroep waarbij zij kunnen worden ingezet als Maatschappelijke Sportcoaches. Voor de deelnemers aan de lokale programma’s worden evenementen georganiseerd waarin ontmoetingen tussen deelnemers onderling en inwoners van de stad centraal staan.

Netwerkvorming

Voor netwerkvorming wordt sterk ingezet op de sportformateurs en op die manier sport voor kwetsbare doelgroepen onder de aandacht te brengen in de nog op te stellen lokale sportakkoorden, met wisselende uitkomsten. In Amsterdam, Emmen, Gouda, Haarlem, Lelystad, Utrecht en Wageningen, en is de doelgroep of de organisatie Stichting Life Goals specifiek genoemd en zijn hier budgetten aan gekoppeld. Bevorderen sportparticipatie

De primaire doelstelling van Life Goals Nederland is het in beweging krijgen van kwetsbare doelgroepen door middel van sport. Het doel is om de Life Goals Programma’s in de 24 partnersteden door te laten groeien naar alle 43 centrumgemeenten. In de tweede helft van 2019 zijn er programma’s gestart in diverse nieuwe gemeenten, waaronder Apeldoorn, Utrecht, Nijkerk, Rotterdam, Veenendaal en Zwijndrecht. Dit kalenderjaar zijn Capelle aan de IJssel, Vlaardingen en Smallingerland toegevoegd aan het netwerk van Stichting Life Goals. Dit brengt het totaal naar 26 programma’s. Sinds september 2019 zijn 4.436 individuele deelnemers bereikt (peildatum 30 maart). Binnen de lopende programma’s zijn in totaal 188 actieve Maatschappelijke Sportcoaches opgeleid, waarvan 58 coaches uit de doelgroep 110 .

VSG

Binnen inclusief sporten en bewegen is de rol van VSG primair om bewustwording rond inclusief sporten en bewegen bij gemeenten te bevorderen en gemeenten te stimuleren een sport- en beweegbeleid te ontwikkelen waarmee vanuit de sport een koppeling wordt gemaakt met andere beleidsterreinen en doelstellingen. VSG heeft kennis en goede voorbeelden verspreid en kennisuitwisseling gefaciliteerd via haar netwerk. Dit gebeurt onder andere door het benutten van de bestaande VSG communicatiekanalen en congressen en bijeenkomsten. Hieronder een greep uit de onderwerpen, verspreidingskanalen en activiteiten, met onder andere inbreng van de alliantiepartners ‘Sport en bewegen voor iedereen’:

  • • 
    Inclusief sporten en bewegen in lokale/ regionale sportakkoorden, zoals:

    Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut 205 Op basis van vragen een bijdrage geleverd aan lokale bijeenkomsten sportakkoord, verspreiding voorbeelden lokaal sportakkoord met o.a. aandacht voor beter vindbaar en bereikbaar maken van aanbod voor mensen met een gezondheidsachterstand (Gennep, Gouda, Olst-Wijhe).

  • • 
    Gemeenten inspireren om buurtsportcoaches in te zetten en de link met Brede regeling combinatiefuncties (langs de BRC lijn), zoals:

BSC Magazine Vitale aanbieders met o.a. De buurtsportcoach en cultuurcoach bewijzen hun waarde, uitgestelde regionale BRC- bijeenkomsten voorjaar 2020: 27 bijeenkomsten met thema inclusie door o.a. alliantiepartners ‘Sporten en bewegen voor iedereen’ en een sessie ‘Breng beweging in de wijk’ - Bas van de Goor Foundation, BRC Kennisdag december 2019 met o.a. Sport inzetten als middel tot activering en ontwikkeling van kwetsbare groepen, Nationale Diabetes Challenge – Bas van de Goor Foundation en 3 sportcafés (Sportcafé mensen in armoede, Sportcafé mensen met beperking, Sportcafé ouderen).

Kenniscentrum Sport & Bewegen

Het Kenniscentrum Sport & Bewegen (KCSB) is geen officiële alliantiepartner maar heeft tot en met februari 2020 een meedenkende rol gehad en was aanwezig bij de alliantiebijeenkomsten. KCSB vervult een rol in het bijeen brengen en ontsluiten van kennis en agenderen urgente thema’s. In april 2020 zijn een aantal concrete kennisvragen geformuleerd en verspreid. Bijvoorbeeld een kennisvraag vanuit de alliantie over feiten en cijfers over specifieke doelgroepen ten behoeve van de bewustwordingscampagne die Zouka Media uit zal voeren. Daarnaast wordt op verzoek een actueel overzicht van feiten en cijfers over sport- en beweegdeelname en van de regelingen in de sport voor kwetsbare doelgroepen ontsloten. Kennis over inclusief sporten en bewegen wordt op een themapagina gebundeld.

Daarnaast is het KCSB betrokken als lid van de klankbordgroep (naast VWS, NOC*NSF en VSG) en beoordeelt het de input op de innovatiechallenges.

Special Olympics Healthy Athletes

Healthy Athletes helpt bij het verbeteren van sportprestaties en bestaat uit zes onderdelen die gratis aangboden worden: Fit Feet, Special Smiles, Opening Eyes, FUNfitness, Healthy Hearing en Health Promotion. Healthy Athletes is een test, in een ontspannen sfeer, tijdens verschillende toernooien van Special Olympics. Tijdens Healthy Athletes wordt de sporter getest en wordt er gekeken naar hoe hij/zij loopt, beweegt ziet en hoort. Daarnaast controleert Healthy Athletes het gebit, de algemene conditie en krijgt de sporter (en begeleider/ouder) een persoonlijk advies. Ook verzorgt Healthy Athletes tandenpoetsles, een gebitsbeschermer of een nieuwe (sport)bril als dat nodig blijkt.

Sinds eind maart is de Scoor-Je-PR app live. Dit is een app waarmee de sporters balans, conditie en kracht kunnen trainen. Hun coach monitort en begeleidt ze met fittesten en tips. Zo blijven ze sociaal en fysiek actief. De pilot die momenteel gedraaid wordt met de app zou getest worden op de atleten die in juni naar de nationale spelen zouden gaan.

Tijdens het geplande Health congres in juni kunnen huisartsen en andere zorgprofessionals meer leren over de omgang en behandeling van verstandelijk beperkten. Door de coronacrisis is dit congres uitgesteld tot waarschijnlijk najaar 2020.

Het programma is al grotendeels vastgesteld waarbij de essentie van het congres is om zorgprofessionals te laten weten dat diagnostisering te wensen overlaat en kennis te delen ten aanzien van de doelgroep. Voorbeelden zijn de Healthy Athlete checks in eerdere jaren waarbij van de 400 screenings al 200 brillen zijn voorzien (deze waren nodig of waren eerder verkeerd aangemeten). Daarnaast bleek een derde van de deelnemers gehoorproblemen te hebben die niet eerder bekend waren. Naast het onder de aandacht brengen van de data blijft het programma van het congres hoogstwaarschijnlijk hetzelfde.

Special Olympics Play Unified

Play Unified brengt sporters met en zonder verstandelijke beperking met elkaar in contact met als doel dat zij in hun houding en gedrag positief veranderen. Met de programma’s Play Unified op het sportveld, Play Unified op het schoolplein en Playunified op de werkvloer en de PlayUnified Monitoring levert Special Olympics een bijdrage aan het verbinden van Nederlanders met en zonder beperking binnen de sport. De Special Olympics Nationale Spelen 2020 in Den Haag zijn geannuleerd. De meeste ontmoetingen vanuit Play Unified werkten naar deze spelen toe. Er wordt nu gezocht naar alternatieve ontmoetingen bijvoorbeeld online of later dit jaar op het schoolplein.

Play Unified op het sportveld

Play Unified activiteiten zijn ontmoetingen waar mensen met en zonder verstandelijke beperking samen een positieve ervaring delen. Denk hierbij aan samen naar een voetbalwedstrijd gaan, of samen trainen.

Play unified op het schoolplein

  • • 
    14 scholen hebben zich met groep 6/7 aangemeld (500-600 kinderen). • Sportverenigingen worden gekoppeld aan scholen en atleten. • Er worden gastlessen gegeven met een Special Olympic presentatie (en een ontmoetingsfilmpje als de atleten en scholieren elkaar niet ontmoeten). • Scholentribune (met openingsceremonie) stond op het programma voor de spelen.

Play Unified op de werkvloer

  • • 
    Special Olympics komt presentatie geven om tot een call for action te komen. • Bedrijven gaan eventueel ook samen sporten met de atleten. • Verschillende bedrijven komen met vrijwilligers (bijv.: Rabobank, Aegon, Coca Cola, en Fox Sports.

Stichting Gouden dagen met de Vitaliteitsspelen

Senioren bewegen te weinig, vooral senioren die minder mobiel zijn, een chronische aandoening hebben of wonen in een zorgcentrum. De Vitaliteitsspelen werkt dit jaar aan een nationaal beweegprogramma voor ouderen. Zij doe dit met de volgende activiteiten:

  • • 
    Kennis delen: bewezen en effectieve interventieprogramma’s activiteiten en mogelijkheden worden gedeeld op het platform van Kenniscentrum Sport & Bewegen.
  • • 
    Het vormen van (voorlichtings)materiaal en een beweegmodule voor zorginstellingen en hun medewerkers.
  • • 
    Het implementeren: deze interventies worden actief door speciaal opgeleide beweegcoaches geïmplementeerd. Via Vitaliteitscoaches bij zorginstellingen wordt advies op maat gegeven

    middels beweegscans. • Het opleiden en coachen: Het vergroten van de kennis over bewegen voor ouderen bij

    zorgprofessionals, buurtsportcoaches, vrijwilligers en anderen die een positieve impact kunnen hebben op ouderen.

  • • 
    Bewustwording: het Streven naar een grotere bewustwording voor het belang van bewegen voor ouderen, en dan met name de grote voordelen die dit biedt voor kwetsbare ouderen. Dit door

    actieve promotie via het platform (via sociale en reguliere) media.

  • • 
    Het organiseren van de week van de vitaliteitsspelen. In de eerste week van september 2020 (indien mogelijk) kunnen alle deelnemende zorgcentra verschillende activiteiten organiseren.

Voetbal voor iedereen

Voetbal voor iedereen is een projectsubsidie die aan de KNVB is verleend en zowel binnen het thema inclusief sporten en bewegen als positieve sportcultuur valt. Het project zoals dat was beoogd is uiteindelijk groter en onderdeel geworden van het plan ‘Ons voetbal is van iedereen. Samen zetten we racisme en discriminatie buitenspel’ 111 (zie hoofdstuk 6.4) dat in februari 2020 is gepubliceerd. Dit plan is opgesteld door de KNVB, Eredivisie, Keuken Kampioen Divisie en de Rijksoverheid en is met maatschappelijke belangenorganisaties afgestemd. De inspanningen en resultaten van het plan ‘Ons voetbal is van iedereen. Samen zetten we racisme en discriminatie buienspel’ zullen worden gemonitord.

Voetbal voor iedereen is een netwerk van maatschappelijke belangengroepen. Om voetbal voor iedereen leuk en plezierig te houden wordt samen met maatschappelijke groepen opgetrokken. Het gaat om maatschappelijke groepen die naast positieve ervaringen in het voetbal ook negatieve ervaringen hebben, zoals uitsluiting, discriminatie of kansenongelijkheid. De KNVB gaat ieder jaar vier netwerkbijeenkomsten organiseren met de diverse belangengroeperingen waaronder; het supporterscollectief, de Stichting Maccabi Nederland, de Stichting Suriprofs, het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), de Anne Frank Stichting, het Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders (SMN), het Inspraak Orgaan Turken (IOT) en de John Blankenstein Foundation. Deze bijeenkomsten zijn bedoeld om ervaringen uit te wisselen, kennis te delen en samen op te trekken in de strijd tegen discriminatie.

Sporthulpmiddelen beter beschikbaar en bereikbaar

Het doel van dit project is om sporthulpmiddelen tegen een goede prijs-kwaliteitverhouding beter beschikbaar en bereikbaar te maken om zo de sport- en beweegdeelname van mensen met een beperking te stimuleren.

De concept handreiking is in mei gereed. De concept handreiking wordt vervolgens in vier pilots getoetst. De pilots zijn inmiddels bekend:

  • • 
    Een groot stedelijke gemeente: Den Haag • Een plattelandsgemeente: Emmen • Provinciaal: Provincie Noord Brabant • Specialistisch centrum: Digitaal specialistisch centrum

Eind 2021 zullen de pilots afgerond zijn en wordt de handreiking op basis van input uit de pilots aangepast en met gemeenten en andere betrokken partijen gedeeld.

Door de stuurgroep Protocollering en Prijssystematiek Prothese (PPP)-been is een protocol verstrekkingsproces beenprothesen opgesteld. Deze is eind 2019 gepubliceerd 112 en is behulpzaam bij het definiëren van de onduidelijkheden omtrent aanvragen en vergoeden van sportprothesen in de Zorgverzekeringswet. Het document is onderdeel van het PPP protocol beenprothesen en armprothesen en is tot stand gekomen i.s.m. zorgaanbieders (SOHN), verwijzers (Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA), Werkgroep Amputatie en Prothesiologie (WAP) en zorgverzekeraars CZ, VGZ en Zilveren Kruis.

111 https://www.knvb.nl/downloads/bestand/21568/0436-voetbal-van-iedereen .

208 Monitor Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ | Mulier Instituut

In 2020 wordt verder gewerkt aan het beter beschikbaar en bereikbaar maken van sporthulpmiddelen.

Vervoersvoorziening sporters met een ernstige handicap

Het vervoer voor ernstig (lichamelijk) gehandicapte teamsporters van en naar wedstrijden en trainingen wordt sinds enkele jaren gecoördineerd door Stichting Special Heroes Nederland, die het uitvoeren van het vervoer zelf uitbesteedt aan Transvision. Vanwege kans op ongeoorloofde staatssteun is voor het vervoer een Europese aanbesteding uitgezet. Rond de zomer van 2020 verwacht het ministerie van VWS de nieuwe constructie in te kunnen laten gaan.

Ongehoord sportief

Dit is een traject waaraan de Koninklijke Nederlandse Doven Sport Bond (KNDSB), Gehandicaptensport

Nederland en WinterWerkt gezamenlijk werken. Het project wordt gefinancierd door het ministerie van VWS en NOC*NSF. De belangrijkste doelen van Ongehoord Sportief zijn:

  • • 
    Integratie van de sport voor mensen met een auditieve beperking in de reguliere sport (projectleiding Gehandicaptensport Nederland)
  • • 
    Het opbouwen van een netwerk van personen en organisaties actief in de sport en ten behoeve van mensen met een auditieve beperking (projectleiding Gehandicaptensport Nederland)
  • • 
    Het omvormen van de KNDSB tot een organisatie (stichting of vereniging) die verantwoordelijk is voor (projectleiding WinterWerkt):

    o Het aanleveren van informatie en kennis aan GSN over de omgang met mensen met een auditieve beperking in de sport.

    o De organisatie en financiering van nationale selecties van sporters met een auditieve beperking en hun deelname aan internationale kampioenschappen en Deaflympics.

Bijlage 6. Positieve sportcultuur

B6.1 Aandacht van sportverenigingen voor positieve sportcultuur

Beleidsdocumenten met betrekking tot positieve sportcultuur

16 procent van de sportverenigingen geeft aan op geen enkele manier huisregels, gedragsregels of afspraken of normen en waarden te hebben vastgelegd. De mate waarin verenigingen wel afspraken hebben vastgelegd, lijkt echter beperkt. Ruim de helft heeft huisregels en/of gedragsregels en ruim een derde heeft beleid over vertrouwenscontactpersonen en Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) (figuur B6.1).

Figuur B6.1 Mate waarin sportverenigingen over (beleids)documenten over aspecten van veilig sportklimaat en positieve sportcultuur beschikken (in procenten, n=405)

Huisregels 54

Gedragsregels beschreven in de statuten van de vereniging

of het huishoudelijk reglement 53

Een vertrouwenspersoon binnen de vereniging 38

Beleid om Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) te vragen voor

vrijwilligers 36

Gedragsregels beschreven buiten de statuten of het huishoudelijk reglement van de vereniging (bijv. 32 opgenomen op folder, poster of op de website)

Specifieke kindgerichte regels (bijvoorbeeld alcoholverbod

tijdens jeugdwedstrijden) 14

Een klachtenregeling 11

Andere afspraken op papier over waarden en normen 10

Een eigen tuchtreglement 5

Beleid tegen discriminatie 3

Een Fair Play reglement 3

Geen regeling m.b.t. huisregels, gedragsregels, afspraken

over normen en waarden op papier 16

0 20 40 60 80 100

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, winter 2019/2020.

Ruim de helft van de verenigingsbestuurders die aangeven gedragsregels te hebben (in statuten, huishoudelijk reglement of op een andere manier), vindt de gedragsregels nuttig, omdat de sfeer dan beter is. Ruim een kwart van de bestuurders die gedragsregels heeft, geeft aan geen mening te hebben of niet te weten of de gedragsregels nuttig zijn voor de vereniging (niet in figuur) 113 . Het stimuleren van

113 Zie voor meer informatie: Kalmthout, J. van, Hoeijmakers, R., Gutter, K. & Slot-Heijs, J. (2020).

Verenigingsmonitor: jaarbericht 2019 . Utrecht: Mulier Instituut.

verenigingen om expliciete aandacht te hebben voor het aanstellen van een vertrouwenscontactpersoon, beleid voor VOG’s of beleid tegen discriminatie, is onderdeel van de inspanningen van Centrum Veilige Sport (zie ook paragraaf 6.4.2 ).

Aandacht en inspanningen voor positieve sportcultuur

Eén op de vijf verenigingen geeft aan op geen enkele manier aandacht te hebben voor het bevorderen van sportiviteit en respect (figuur B6.2). Ongeveer de helft van de clubs zegt dit te doen door leden aan te spreken op het overtreden van de regels en vier op de tien wijzen nieuwe leden op de gedragsregels. Andere inspanningen om aspecten van het sportklimaat te verbeteren worden door slechts een klein deel van de verenigingen ondernomen 114 .

Figuur B6.2 Mate waarin sportverenigingen aandacht hebben en inspanningen plegen om correct gedrag, sportiviteit en respect te bevorderen (in procenten, n=405)

We spreken onze leden aan op overschrijden van de regels 52

Nieuwe leden worden gewezen op de

gedragsregels/clubregels 40

Met trainers worden afspraken gemaakt over de omgang

met sporters 24

Leden moeten de spelregels leren kennen (bijvoorbeeld via

een spelregelcursus) 23

Er is regelmatig aandacht voor clubregels/gedragsregels in

de nieuwsbrief, clubblad, website etc 22

De clubregels/gedragsregels hangen op de club 18

Alleen bij overtreding van de gedragsregels komt het ter

sprake/brengen we het weer onder aandacht 16

Trainers kunnen cursussen/workshops volgen gericht op

pedagogische vaardigheden en positieve sportcultuur 16

Er is een bestuurslid/beheerder/manager aanwezig om

klachten mee te bespreken 14

Een bestuurslid is verantwoordelijk voor de regels 8

Er is een aparte commissie (of persoon) voor de aanpak

van sportiviteit en respect en het werken aan veilig… 7

Voor aanvang wedstrijden is er overleg tussen arbitrage en

begeleiders over de manier waarop we de wedstrijd… 6

We organiseren bijeenkomst(en) over gedragsregels of

waarbij we de gedragsregels onder de aandacht brengen 2

Anders 5

Geen enkele manier 21

0 20 40 60 80 100

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, winter 2019/2020.

114 Zie voor meer informatie: Kalmthout, J. van, Hoeijmakers, R., Gutter, K. & Slot-Heijs, J. (2020).

Verenigingsmonitor: jaarbericht 2019 . Utrecht: Mulier Instituut.

Sfeer bij sportverenigingen

Bestuurders van sportverenigingen geven gemiddeld hoge rapportcijfers voor aspecten zoals de sfeer in de vereniging; gemiddeld rond de 8.0 of hoger (figuur B6.3). De bestuurders van voetbalverenigingen geven gemiddeld lagere rapportcijfers van bestuurders van andere type verenigingen; gemiddeld een halve punt lager. De hoogste rapportcijfers worden gegeven aan de sociale veiligheid (zowel op de verenigingen in het algemeen als tijdens wedstrijden) en de laagste rapportcijfers aan het pedagogisch klimaat binnen de vereniging, al zijn dit ook ruime voldoendes.

Figuur B6.3 Rapportcijfers van sportverenigingen voor verschillende aspecten van een positieve sportcultuur (n=405, in procenten)

10,0

8,2 8,0 8,2 8,3 8,2 8,1 8,3 8,5 8,4 8,6 7,8 8,0 8,3 8,2 8,4 8,3 8,2 8,5

7,7 7,7 8,0 7,6 7,8 8,1 8,0

6,0

4,0

2,0

0,0 De sfeer in de De sfeer tijdens De sociale De sociale De sportiviteit in Het pedagogisch vereniging trainingen/lessen veiligheid op uw veiligheid tijdens de omgang van klimaat binnen uw vereniging wedstrijden of sporters onderling vereniging andere activiteiten met een

competitief karakter

Totaal Voetbal Overige teamsporten Andere sporten

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, winter 2019/2020.

B6.2 Proeftuinen clubkadercoaching

Het project clubkadercoaching is in 2019 gestart door NOC*NSF. Het doel van clubkadercoaching is bij te dragen aan een positieve sportcultuur bij vereniging, en het verbeteren van het pedagogisch-didactisch handelen van trainers. In een proeftuin wordt een clubkadercoach tijdelijk bij een vereniging ingezet met als focus het implementeren en borgen van trainersbegeleiding op de vereniging. In het project proeftuinen clubkadercoaching wordt in bij 57 sportverenigingen ervaring opgedaan met de inzet van de clubkadercoach.

Kenmerken project

Het project duurt 18 maanden (januari 2019 t/m juli 2020 115 ) en is opgedeeld in vier fasen:

  • 1. 
    Het matchen van bonden, gemeente en verenigingen & opdrachtformulering (januari 2019-juni 2019).
  • 2. 
    De opstartfase van de clubkadercoach op de vereniging (juli 2019-november 2019).
  • 3. 
    De uitvoeringsfase van de clubkadercoaching op de vereniging (december 2019 – maart 2020). 4. De fase van borging en overdracht (april 2020-juli 2020). Deze fase is voor een deel van de proeftuinverenigingen verschoven naar september 2020-november 2020.

115 Door de coronacrisis is het project verlengd t/m november 2020.

In totaal worden in het project 57 verenigingen ondersteund door een clubkadercoach, verspreid over 32 proeftuinen. Zie tabel B6.1 voor verdere kenmerken van de proeftuinen en betrokken partijen.

Tabel B6.1 Kenmerken en betrokken partijen van de proeftuinen clubkadercoaching, stand van zaken in maart 2020

Onderdeel Aantal Toelichting Proeftuinen clubkadercoaching 32 Opgeleide clubkadercoaches 32 Deelnemende verenigingen 57 Er zijn drie varianten: Eén op één begeleiding club en clubkadercoach Cluster sportspecifiek (1 clubkadercoach op meerdere clubs van dezelfde sporttak) Cluster sportgeneriek (1 clubkadercoach op meerdere clubs van verschillende sporttakken) Betrokken trainers/coaches Naar schatting Niet exact bekend hoeveel trainers/coaches per +- 250 proeftuinvereniging zijn betrokken. Betrokken bonden 8 KNKV (Korfbal), KNVB (voetbal), KNHB (hockey), KNGU (Gymnastiek), Nevobo (volleybal), AtletiekUnie, NHV (Handbal), NTTB (tafeltennis) Betrokken gemeenten 7 Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Zwolle, Doetinchem en de Gelderse Sportfederatie*

  • Binnen de GSF doen Ermelo, Oldebroek, Montferland, Beuningen, Wijchen en Heerde mee.

Bron: Projectleiding Project Clubkadercoaching (NOC*NSF), 2020.

Clubkadercoaches en opleiding

In de 32 proeftuinen zijn 32 clubkadercoaches actief, verspreid over zeven gemeenten. Dit zijn buurtsportcoaches, die al beschikken over ervaren competenties en werkervaring als buurtsportcoach. De buurtsportcoaches die in de proeftuinen actief zijn, hebben verschillende achtergronden. Van de 32 clubkadercoaches hebben 23 coaches een hbo-opleiding, vier coaches een wo-opleiding, twee coaches een mbo-opleiding en van drie coaches is dat onbekend.

De buurtsportcoaches krijgen binnen het project een opleiding van vijf dagdelen, die bestaat uit twee onderdelen:

  • 1. 
    Drie dagdelen opleiding in coach-de-coach (trainersbegeleiding) 2. Twee dagdelen opleiding in procesbegeleiding (gespreksvoering met bestuurders over implementatie en borging)

Naast deze opleiding voor de buurtsportcoaches in het proeftuinenproject, is er vanuit het onderwijs een Associate Degree (AD) programma ontwikkeld met een specifiek pijler ‘clubkadercoach’. Dit programma is bedoeld voor mbo+ studenten die opgeleid willen worden tot clubkadercoach.

Opbrengsten

Het doel van de proeftuinen is om de belangrijkste succes- en faalfactoren bij deze nieuwe vorm van ondersteuning in kaart te brengen, en op basis hiervan de toekomstige ondersteuning te optimaliseren. Kenniscentrum Sport & Bewegen haalt per doorlopen fase de ervaringen van clubkadercoaches op. Dit gebeurt via intervisiebijeenkomsten en focusgroepen, die enerzijds dienen om de onderlinge uitwisseling tussen clubkadercoaches te faciliteren en anderzijds stelt KCSB hiermee een verzameling aan lessons learned op. De lessons learned van de eerste doorlopen fasen hebben geresulteerd in een document , met daarin de belangrijkste lessen en aandachtspunten voor verschillende onderdelen 116 :

  • • 
    werving en selectie en aanstelling van clubkadercoaches; • selecteren van de sportverenigingen en matchen met de clubkadercoach; • de opdrachtformulering; • opstartfase van de clubkadercoach bij de club; • uitvoeringsfase van de clubkadercoach bij de club; • hoe bouw je als clubkadercoach aan een netwerk?

Het project clubkadercoaching loopt tot en met november 2019. Het project zal een vervolg krijgen, waarin bij een nieuwe groep vereniging clubkadercoaching zal ontvangen. De start van dit vervolgproject is voorzien voor december 2020 of januari 2021.

B6.3 Discriminatie bij sportverenigingen

Prevalentie racisme en acceptatie multiculturaliteit

Bij de meeste sportverenigingen worden volgens verenigingsbestuurders (vrijwel) nooit racistische grappen of opmerkingen gemaakt (80%), maar ook 15 procent van de bestuurders geeft aan dat grappen en opmerkingen naar huidskleur en/of herkomst binnen de vereniging wel eens worden gemaakt (figuur B6.4).

Figuur B6.4 De mate waarin er in sportvereniging grappen of opmerkingen worden gemaakt over herkomst en huidskleur en religieuze achtergrond of overtuigingen, volgens verenigingsbestuurders, in 2019 (in procenten, n=405)

Herkomst en huidskleur 80 15 5

Religieuze achtergrond of overtuigingen (o.a. jodendom, 86 10 4

islam)

0 20 40 60 80 100 (Vrijwel) nooit Wel eens Regelmatig Weet niet

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, winter 2019/2020.

Bij teamsportverenigingen en met name voetbal blijken dit soort opmerkingen vaker voor te komen: 32 procent van de bestuurders van voetbalverenigingen en bijna 20 procent van bestuurders van overige teamsporten en semi-individuele teamsporten geven aan dat er wel eens grappen of opmerkingen of herkomst en huidskleur worden gemaakt (tabel B6.2). Bij individuele sporten lijkt dit het minst vaak voor te komen.

116 Aalbers, M. (2020). Lessons learned Proeftuinen clubkadercoaching . Ede: Kenniscentrum Sport & Bewegen. Het definitieve lessons learned document wordt na afronding van het project, eind 2020, opgeleverd.

Tabel B6.2 Grappen of opmerkingen over herkomst en huidskleur en religieuze achtergrond of overtuigingen bij sportverenigingen, volgens verenigingsbestuurders, in 2019, naar verschillende typen sport (percentage weleens/regelmatig/vaak)

Overige Semi Individuele Totaal Voetbal teamsporten individuele sport (n=405) (n=86) (n=93) sporten (n=78) (n=148) Herkomst en huidskleur 15 32 18 19 9 Religieuze achtergrond of 10 12 15 15 5 overtuigingen (o.a. jodendom, islam)

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, winter 2019/2020.

Beleidsmatige aandacht voor racisme

De meerderheid van de verenigingen heeft volgens de verenigingsbestuurders geen antidiscriminatiebeleid (66%; figuur B6.5) en een nog grotere groep (88%; niet in figuur) geeft aan het afgelopen jaar geen aandacht te hebben gehad voor het tegengaan van discriminatie. Vrijwel geen verenigingen hebben expliciete aandacht voor het tegengaan van racisme (1%). Onder overige teamsportverenigingen (43%) en in het bijzonder onder voetbalverenigingen (59%), waar de prevalentie van discriminatie het hoogst is, is tevens de meeste aandacht voor antidiscriminatie en antiracisme.

Figuur B6.5 Het bestaan van beleid binnen sportverenigingen gericht op het tegengaan van discriminatie in het algemeen en expliciete aandacht voor het tegengaan van racisme, volgens verenigingsbestuurders, in 2019, naar verschillende typen sport (in procenten)

Totaal (n=405) 66 29 1 3

Voetbal (n=86) 30 54 5 11

Overige teamsporten (n=93) 55 41 2 2

Semi-individuele sporten (n=78) 67 31 1

Individuele sporten (n=148) 78 19 3

0 20 40 60 80 100 Geen beleid Algemeen anti-discriminatiebeleid Expliciete aandacht voor tegengaan racisme Weet niet

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, winter 2019/2020.

Prevalentie homonegativiteit

Homonegativiteit komt volgens bijna driekwart van de verenigingsbestuurders (vrijwel) nooit voor (figuur B6.6). Dit aandeel bleef ongeveer gelijk tussen 2010 en 2018. In 2018 gaf 16 procent van de verenigingsbestuurders aan dat homonegativiteit in de vorm van het maken van grappen of opmerkingen wel eens of af en toe voorkwam. Homonegativiteit komt volgens bestuurders van voetbalverenigingen vaker voor: volgens 45 procent van de bestuurders komt dit wel eens of af en toe voor.

Figuur B6.6 Mate waarin homonegativiteit voorkomt (bijvoorbeeld het maken van algemene grappen of opmerkingen) bij verenigingen, volgens verenigingsbestuurders, in 2010 en

2018, totaal en voor voetbal (in procenten)

Totaal 2018 (n=485) 72 16 12

Voetbal 2018 (n=89) 39 45 1 15

Totaal 2010 (n=518) 74 18 1 7

Voetbal 2010 (n=56) 46 45 4 5

0 20 40 60 80 100 (Vrijwel) nooit Wel eens/af en toe Regelmatig/vaak Weet niet

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, 2010 en 2018.

10 procent van de verenigingsbestuurders geeft aan volgens hen dat ‘homo’ en ‘mietje’ als scheldwoorden worden gebruikt als mannelijke sporters minder goed presteren (figuur B6.7). Dit aandeel is hoger onder bestuurders van voetbalverenigingen.

Figuur B6.7 Mate waarin respondenten het eens zijn met de stelling ‘In onze sport is ‘homo’ of ‘mietje’ een soort scheldwoord als mannelijke sporters minder goed presteren’, volgens verenigingsbestuurders (2018), totaal en naar type sport (in procenten)

Verenigingsbestuurder (n=485) 10 17 49 23

Verenigingsbestuurder voetbal (n=89) 25 46 29 1

0 20 40 60 80 100 (Helemaal) eens Niet eens/niet oneens (Helemaal) oneens Niet van toepassing

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, 2018.

Beleidsmatige aandacht voor homonegativiteit

Bijna een derde (29%) van de verenigingsbestuurders geeft aan dat de vereniging expliciet beleid voor discriminatie, inclusief aandacht voor seksuele voorkeur heeft (figuur B6.8). Voetbalverenigingen hebben dit veel vaker (66%). Het aandeel verenigingen dat over dit type beleid beschikt is gestegen tussen 2010 en 2018.

Figuur B6.8 Mate waarin er binnen de vereniging expliciet beleid is op het tegengaan van discriminatie (op basis van seksuele voorkeur), volgens verenigingsbestuurders, in 2010 en

2018, totaal en voor voetbal (in procenten)

Totaal 2018 (n=485) 66 29 4 1

Voetbal 2018 (n=89) 26 66 4 4

Totaal 2010 (n=518) 82 12 3 3

Voetbal 2010 (n=56) 63 23 11 3

0 20 40 60 80 100 Geen beleid Beleid, incl. seksuele voorkeur Beleid excl. seksuele voorkeur Weet niet

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, 2010 en 2018.

Verenigingen en sporters geven aan dat er in hun vereniging relatief weinig positieve aandacht voor de acceptatie van homonegativiteit is (figuur B6.9). Bij voetbalbestuurders lijkt dit iets vaker het geval dan bij bestuurders van andere verenigingen.

Figuur B6.9 Mate waarin er in de sportvereniging het afgelopen jaar positieve aandacht geweest voor de acceptatie van homoseksualiteit, volgens sporters (2017) en verenigingsbestuurders (2018), totaal en naar type sport en sporter (in procenten)

Verenigingsbestuurder (n=485) 6 28 25 46

Verenigingsbestuurder voetbal (n=89) 16 34 25 26

Verenigingssporter (n=485) 12 27 23 38

Mannelijke teamsporter (n=76) 15 26 34 25

0 20 40 60 80 100

(Helmaal) eens Niet eens/niet oneens (Helemaal) oneens Niet van toepassing

Bron: Mulier Instituut, Verenigingspanel, 2018; Nationaal Sportonderzoek, 2017.

B6.4 Centrum Veilige Sport Nederland

Het Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN) is, als opvolger van het Vertrouwenspunt Sport, in 2019 april opgericht als één van de aanbevelingen van de Commissie de Vries. Het CVSN is onderdeel van de afdeling Corporate Affairs, als zelfstandig team van NOC*NSF. Het CVSN werkt aan preventieve maatregelen over het thema grensoverschrijdend gedrag in de sport, en is ook een meldpunt.

Het aantal meldingen dat het CVSN en de sportbonden ontvangen met betrekking tot grensoverschrijdend gedrag worden geregistreerd in het gezamenlijke casemanagement systeem. Hierover wordt gerapporteerd in het jaarverslag 2019 van Centrum Veilige Sport Nederland, dat zomer 2020 wordt gepubliceerd.

Het CVSN heeft het afgelopen jaar aan verschillende activiteiten gewerkt:

  • • 
    Campagne grensoverschrijdend gedrag. In november 2019 bevond de campagne zich in de opstartfase. Daarna is samen met een campagnebureau gewerkt aan het in kaart brengen van de belanghebbenden en hun behoeften, namelijk: NOC*NSF, vertegenwoordiging van sportbonden, FIER en de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht. De aandacht gaat nu (april 2020) uit naar de vindbaarheid van de huidige materialen van CVSN en het onder de aandacht brengen van CVSN op sociale media en google. Verder zijn te gebruiken uitingen, zoals film en foto materiaal, in ontwikkeling. Ook wordt materiaal ontwikkeld om ter beschikbaar te stellen aan de verschillende doelgroepen.
  • • 
    Materialen preventie. Het bestaande stappenplan preventie is beschikbaar via de website van CVSN en zal worden aangepast met nieuweonderwerpen. Verder wordt gewerkt aan de

    ontwikkeling van twee e-learnings, over pesten en over seksuele intimidatie, die voor de zomer van 2020 gratis beschikbaar moeten zijn.

  • • 
    Monitoring en onderzoek. Een prevalentie onderzoek over grensoverschrijdend gedrag bij jeugd in de Nederlandse Sport wordt voor de zomer van 2020 gepresenteerd. Dit prevalentie onderzoek is uitgevoerd in opdracht van NOC*NSF. Het CVSN is voornemens in 2020 te ondersteunen bij

    vergelijkbaar onderzoek dat wordt uitgevoerd door Gehandicaptensport Nederland over de gehandicaptensport, over alle sporten en niveaus.

Belangrijke activiteiten van CVSN zijn het begeleiden van verenigingen en het opleiden van vertrouwenscontactpersonen:

  • • 
    Begeleiding van verenigingen die een aanvraag voor gratis Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) doen. Binnen het CVSN is een poule van experts opgericht op het thema sociale veiligheid, die wordt

    gecoördineerd door de projectleider VOG. De experts ondersteunen verenigingen bij het opstellen van preventiebeleid (waarvan de VOG een onderdeel is), met behulp van het High 5 Stappenplan dat is ontwikkeld door NOC*NSF en kenniscentrum Rutgers. o Vanaf 1 maart 2020 is de poule uitgebreid met twee experts, waardoor de expertpoule nu bestaat uit 13 experts voor de sport. Voor de expertpoule is, naast een startbijeenkomst in de opstartfase, inmiddels één online intervisiebijeenkomst en één online vragenuurtje georganiseerd. Daarnaast is één bijeenkomst met partnerorganisaties NOV en CIO georganiseerd, en staan nog twee bijeenkomsten gepland in juni en oktober 2020. o In de periode 1 november 2019 t/m 1 maart 2020 hebben vanuit de VOG-subsidie 21 inspiratiesessies sociale veiligheid plaatsgevonden bij verenigingen, sportbonden of gemeenten. Vanwege de coronacrisis zijn enkele sessies geannuleerd en worden de mogelijkheden voor online sessies verkend. En er zijn 25 vereniging begeleidingstrajecten gestart. o Vanwege de coronacrisis gaat ook de begeleiding van verenigingen die een VOG aanvraag hebben gedaan telefonisch of digitaal plaatsvinden.

  • • 
    Het laten opleiden van vertrouwenscontactpersonen (door Academie voor Sportkader). Tussen 1 november 2019 en 1 april 2020 zijn 171 nieuwe vertrouwenscontactpersonen opgeleid. Daarbij zijn er negen terugkomdagen georganiseerd voor al opgeleide vertrouwenscontactpersonen en

    bestuurders van verenigingen met in totaal 139 deelnemers. Het thema voor de terugkomdagen is het leren omgaan met het High 5 Stappenplan. De doelgroep van deze dag zijn bestuurders en vertrouwenscontactpersonen van verenigingen en het doel is dat zij na deze dag een startpakket hebben om preventiebeleid op hun vereniging op te zetten. Eventueel kan er daarna ook weer gebruik gemaakt worden van de expert poule voor ondersteuning op de vereniging.

In de periode 1 november 2019 t/m 1 april hebben 586 nieuwe verenigingen een aanvraag gedaan en zijn toegelaten tot de VOG-regeling (tabel B6.3). Hiervan hebben 396 unieke verenigingen ook daadwerkelijk gebruik gemaakt van de regeling. Dit betekent dat zij VOG’s hebben aangevraagd voor hun vrijwilligers en begeleiders. In deze periode is door verenigingen 1.752 keer gebruik gemaakt van de regeling. Eén vereniging kan meerdere keren gebruik maken van de regeling, door bijvoorbeeld op meerdere momenten in het jaar VOG’s aan te vragen. Het totaal aantal personen waarvoor een VOG aangevraagd is, steeg in de periode 1 november 2019- 1 april 2020 met 30.063 VOG’s, waardoor het totaal aantal aangevraagde VOG’s (vanaf 2015) op 194.698 komt 117 .

117 Zie voor eerder gepubliceerde cijfers over de regeling VOG: Romijn, D. & Kalmthout, J. van (2019) VSK monitor 2018: voortgangsrapportage Actieplan ‘naar een veiliger sportklimaat’ . Utrecht: Mulier Instituut.

Tabel B6.3 Aantal aanvragen regeling VOG (in aantallen, peildatum 1 april 2020)

Periode 1 Totaal periode november 2019- 1 2015-1 april

april 2020 2020 Goedgekeurde aanvragen regeling 586 4.415 Aantal unieke verenigingen dat is toegelaten tot de regeling VOG, met een goedgekeurde aanvraag, en gebruik mag maken van de subsidie.

Gebruik van de regeling (unieke verenigingen) 396 3.660 Aantal unieke toegelaten verenigingen dat ook daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de regeling VOG.

Gebruik van de regeling (aantal trajecten) 1.752 9.716 Aantal keer dat toegelaten verenigingen in totaal gebruik hebben gemaakt van de VOG regeling.

Aangevraagde VOG’s 30.063 194.698 Aantal personen waarvoor in totaal door alle unieke verenigingen een VOG-verzoek is gedaan.

Bron: Centrum Veilige Sport Nederland (NOC*NSF), 2020.

B6.5 Instituut Sportrechtspraak

Het Instituut Sportrechtspraak (ISR) ontvangt sinds 2018 rechtstreekse subsidie van het ministerie van

VWS. Sinds 2019 valt de ondersteuning onder de doelen van het sportakkoord (thema positieve sportcultuur).

Bij het ISR zijn 69 sportorganisaties aangesloten, waaronder 66 sportbonden. Het meest recent is de KNVB aangesloten. Het ISR werkt met een poule van aanklagers en een onderzoekscommissie. Bij 42 sportorganisaties (40 organisaties in november 2019) is de aanklager opgenomen in de statuten, wat betekent dat het ISR tuchtzaken voor deze bonden behandelt (op het betreffende type tuchtrecht waarvoor de bond is aangesloten). Deze -maar ook alle niet aangesloten sportbonden- kunnen ook allen gebruik maken van de onderzoekscommissie. Het ISR heeft in 2019 voor vier bonden die de aanklager niet in de statuten hebben opgenomen, een onderzoek uitgevoerd. De onderzoekers rapporteren in dat geval aan het bondsbestuur, welke dan besluit over een vervolg.

Het Instituut voor Sportrechtspraak ziet dat het aantal meldingen van integriteitskwesties toeneemt. In

2019 en 2020 samen (t/m 31 maart) werden 69 meldingen door de aanklager ontvangen en beoordeeld. De aard van deze zaken betrof een keer matchfixing, zeven keer doping en 61 keer seksuele intimidatie.

In 2019 en 2020 samen (t/m 31 maart) heeft de aanklager in 48 gevallen de meldingen nader laten onderzoeken door de onderzoekscommissies van het ISR. Hiervan zijn in 2020 dertien zaken in behandeling genomen (10 SI en 3 doping).

De aanklager heeft in een aantal gevallen de zaak zelf kunnen afdoen (via een schikking of sepot).

Daarmee zijn ook de tuchtcommissies meer ontlast. Het ISR behandelde in 2018 30 tuchtzaken, in 2019 waren dat er 24. Door het grote aantal meldingen bij de aanklager van het ISR neemt de druk op de organisatie als geheel wel toe.

De belangrijkste andere activiteiten van het ISR:

  • • 
    Verzamelen en ontsluiten van kennis over sportrecht aan de sector. Door de aanwezige kennis bij het ISR over tuchtrecht, -onderzoek en de inbedding van dit onderwerp in het integriteitsbeleid

    van de sportbonden, weet men het ISR in toenemende mate te vinden. De loketfunctie die het ISR hiertoe heeft ingericht wordt vanwege de beperkte beschikbaarheid niet actief gepromoot, maar zit aan de maximum capaciteit in relatie tot de subsidie die het ISR hiervoor ontvangt 118 .

  • • 
    Bijscholing voor tuchtrechters, aanklagers en onderzoekers. Het ISR benadert bonden in samenwerking met NOC*NSF. Daarnaast zoekt ISR ook steeds vaker de samenwerking met andere organisaties, zoals politie, Openbaar Ministerie en het Centrum voor Veilige Sport Nederland. In 2019 zijn twee bijeenkomsten voor tuchtrechters georganiseerd met een grote opkomst van 75 deelnemers. Een bijeenkomst voor tuchtrechters gepland in het voorjaar van 2020 heeft vanwege het Covid19 virus geen doorgang kunnen vinden. In januari 2020 is wel een bijeenkomst voor onderzoekers gehouden, waar ongeveer 20 onderzoekers aanwezig waren.
  • • 
    Eind 2019 heeft consultancy bureau Berenschot een onderzoek uitgevoerd naar versterking en professionalisering van het ISR. In 2020 is het ISR aan de slag met de resultaten en adviezen uit dat onderzoek, die met name betrekking hebben op de inrichting van de werkorganisatie.

Overige speerpunten voor 2020 zijn het vergroten van de communicatie en zichtbaarheid. Er wordt bijvoorbeeld aan gewerkt met een nieuwe website, nieuwsbrieven en het verduidelijken van de werkwijze en procedures bij de aangesloten bonden om op die manier de toepassing van het tuchtrecht in de sport verder te optimaliseren.

B6.6 Stichting De Stilte Verbroken

Stichting de Stilte Verbroken is een organisatie die zich inzet om primair (seksueel) misbruik, maar ook intimidatie tegen te gaan. Sinds november 2019 ontvangt de stichting projectsubsidie om de organisatie te versterken. De activiteiten richten zich primair op twee onderdelen:

  • 1. 
    De realisatie van een lotgenotenplatform ‘Sporters helpen sporters’ Doel

Het doel is een onafhankelijk en laagdrempelig (digitaal) platform op de richten voor slachtoffers van seksueel misbruik en andere vormen van grensoverschrijdend gedrag is de sport. Het platform richt zich primair op het bijstaan van slachtoffers. Naast het digitale platform stelt de stichting zich ten doel jaarlijks gemiddeld zeven lotgenotenbijeenkomsten te organiseren, waarin ondersteuning van en interactie tussen slachtoffers centraal staat.

Voortgang

Een belangrijk uitgangspunt voor de stichting is om als onafhankelijk orgaan ‘buiten’ de sport te staan, juist vanwege het feit dat de sportwereld een relatief gesloten wereld is die ook onveiligheden met zich meebrengt. Om die reden is de stichting een samenwerking aangegaan met Slachtofferhulp Nederland. De stichting is een eerste aanspreekpunt, en kan indien nodig doorverwijzen naar Slachtofferhulp NL. Waar Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN), als resultaat van de aanbevelingen Commissie De Vries, fungeert als formeel meldpunt en sparringpartner voor de sport, positioneert de stichting zich daarnaast als onafhankelijk en laagdrempelig luisterend oor, dus niet als formeel meldpunt. Het platform heeft hiermee een aanvullende functie op CVSN, waarmee ook samenwerking plaatsvindt en doorverwijzing mogelijk is.

118 Zie voor meer informatie over algemene richtlijnen en documenten, de website van het ISR: https://www.isr.nl.

De website van het lotgenotenplatform is in de eerste maanden van 2020 afgerond en zou op 6 april gelanceerd worden op een grote bijeenkomst met sportorganisaties. Dit is uitgesteld. De stichting zoekt naar een nieuw moment, waarbij van belang is dat het moment passend is in de huidige situatie en dat er voldoende aandacht wordt gegenereerd. De stichting creëert een netwerk van partijen, zoals andere platforms, sportorganisaties en bijvoorbeeld tv-programma’s, om mee samen te werken en zo de bekendheid van het platform te vergroten, iets wat volgens de stichting van groot belang is voor de werking van het platform.

In de beginperiode van de projectsubsidie is al een aantal lotgenotenbijeenkomsten georganiseerd, waaronder een bijeenkomst in samenwerking met Slachtofferhulp Nederland, waar zes lotgenoten aanwezig waren. De ervaringen en tips uit deze bijeenkomsten neemt de stichting mee in de doorontwikkeling van het platform, zoals de tip dat het belangrijk is om lotgenoten zelf de regie te laten behouden.

  • 2. 
    Creëren van bewustwording van grensoverschrijdend gedrag in de (top)sport Doel

De stichting wil bewustwording voor het onderwerp creëren door te starten met het bezoeken van eredivisieclubs en het organiseren van themabijeenkomsten bij clubs, in samenwerking met de KNVB. Het doel is binnen drie jaar in samenwerking met de KNVB alle eredivisieclubs te bezoeken. Een serie bij een club bestaat uit drie bijeenkomsten, waarin aandacht wordt besteed aan informeren en vergroten bewustwording bij bestuurders, begeleiders en trainers, aan bewustwording bij jeugdleden, en aan het ophalen van ervaringen en informatie bij bestuurders, begeleiders en trainers over de ondernomen acties.

Naast deze gerichte bijeenkomsten wil de stichting ook bredere bewustwording in de sport bevorderen, voornamelijk door in samenwerking met andere organisaties bewustwordingsbijeenkomsten te organiseren, aan te haken bij relevante evenementen en door middel van media-optredens bekendheid te creëren.

Voortgang

Bij De Graafschap is in november 2019 een eerste bijeenkomst gehouden waar 69 aanwezigen waren, waaronder vertrouwenscontactpersonen, bestuurders en de doelgroep. Bijeenkomsten bij de clubs Groningen, FC Emmen en FC Twente staan gepland voor september 2020.

Daarnaast had de stichting plannen om bij meerdere bijeenkomsten en evenementen aan te haken, zoals optredens in theaters en rondom sportwedstrijden (EK voetbal in Amsterdam). Door de huidige maatregelen zijn veel daarvan uitgesteld of geannuleerd. In Gelderland is in het nieuwe Gelders Sportakkoord aandacht voor het thema veilig sporten. De stichting gaat in overleg met de Gelderse Sportfederatie kijken welke samenwerking hier mogelijk is, bijvoorbeeld rondom de Invictus Games.

De stichting heeft in de projectperiode tot slot al verschillende mediaoptredens verzorgd:

  • • 
    optreden in De Ochtendshow To Go van AD.nl (november 2019); • artikel in Trouw (november 2019); • artikel in Telegraaf (december 2019); • artikel op online platform Allesoversport.nl 119 (februari 2020); • artikel in magazine Helden (april 2020).

119 Zie ook: https://www.allesoversport.nl/artikel/stichting-werkt-aan-online-platform-over-seksueel-misbruik href="https://www.allesoversport.nl/artikel/stichting-werkt-aan-online-platform-over-seksueel-misbruik-in-de-sport/">in-de-sport/ .

B6.7 Trainingen Sport en Gedrag – Stichting Halt

Halt heeft een subsidieaanvraag ingediend voor de periode 1 juli 2019 tot en met 31 december 2020, voor (de uitvoering en verbreding van) de training Sport en Gedrag. De training wordt gegeven aan jonge spelers die via het tuchtrecht zijn gestraft. Door het volgen van de training, kan een deel van de straf in een voorwaardelijke straf worden omgezet. De training wordt aangeboden in een lichte variant (Sport en Gedrag I, voor kortere schorsingen) en een zware variant (Sport en Gedrag II, voor zwaardere schorsingen). De trainingen worden gegeven door gediplomeerde trainers van Halt. De projectactiviteiten hebben betrekking op de uitvoering en verbreding van de training. Voor beide onderdelen wordt hieronder de stand van zaken in de projectactiviteiten per 1 maart 2020 beschreven.

  • 1. 
    Uitvoering van trainingen Sport en Gedrag Projectplan en doelstellingen

Dit betreft voortzetting van het uitvoeren van de trainingen die sinds het seizoen 2014-2015 gegeven worden, via het tuchtrecht van de KNVB 120 . Het verwacht aantal gegeven trainingen voor de periode 1 juli 2019 t/m 31 december 2020 is in totaal 415, waarvan 139 in 2019. Aanvullend op de reguliere uitvoering van de training, wordt gewerkt aan het verfijnen van de monitoring. De doelstelling is om de registratie door de KNVB en Halt op elkaar af te stemmen en deze procedure vast te leggen, en om tweemaal per jaar een audit uit te voeren.

Voortgang

In het kalenderjaar 2019 zijn er 202 trainingen Sport en Gedrag I en 74 trainingen Sport en Gedrag II uitgevoerd voor de KNVB, een deel van deze trainingen (namelijk die zijn doorverwezen na 1 juli 2019) vallen onder de projectsubsidie van VWS. Door de corona-maatregelen liggen de verwijzingen naar de training per 1 maart 2020 stil. In het voorjaar van 2020 is een eerste audit gehouden met betrekking tot de verwijzingen, administratie en registratie van de trainingen Sport en Gedrag die Halt voor de KNVB uitvoert. Over de audit is nog geen uitkomst te melden, omdat nog één auditgesprek gepland staat. Tot slot is de training Sport en Gedrag I in december 2019 beoordeeld door de Erkenningscommissie Justitiële Interventies 121 . De commissie heeft de interventie onder voorbehoud erkend als ‘Goed onderbouwd’. In mei 2020 wordt de definitieve erkenning aangevraagd. In een eerder stadium is de training Sport en Gedrag II als goed onderbouwd gekwalificeerd door het Nederlands Jeugdinstituut.

  • 2. 
    Verbreding van de training Sport en Gedrag naar andere sporten Projectplan en doelstellingen

De verbreding van de huidige training Sport en Gedrag naar andere sporten is een logische stap, maar vergt wel verschillende acties. Halt wil de verbreding vormgeven door middel van vier fasen: 1) verkenningsfase bij sportbonden, 2) advisering van sportbonden, 3) overlegfase over implementatie en opstellen van procedures en 4) voorbereiden pilots en eventuele start van pilots.

120 Vanaf 2017 is de training in het VSK (Veilig Sportklimaat)- programma opgenomen. In deze periode is de training inhoudelijk doorontwikkeld door Halt. In 2017 deed DSP Groep een evaluatieonderzoek naar de

training waarin wordt geconstateerd dat ‘de trainingen een aanzienlijk maatschappelijk effect sorteren’ (Deelen & Duijvestein, 2017) . . Bureau Halt is daarnaast in 2019 gestart met een traject met het Nederlands Jeugdinstituut (NJI), gericht op het opnemen van de training Sport en Gedrag in de databank Effectieve Jeugdinterventies: https://www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Effectieve-Jeugdinterventies .

121 De commissie erkent een interventie onder voorbehoud, wanneer zij deze interventie in principe voldoende vindt om te erkennen, maar sommige onderdelen niet duidelijk zijn, er op onderdelen informatie ontbreekt of nadere toelichting nodig is. De commissie geeft daarbij concreet aan op welke punten zij om opheldering vraagt en welke noodzakelijke aanpassingen gedaan moeten worden.

Voortgang

Verkennings- en oriëntatiefase

Halt heeft gekozen voor een apart traject per bond en niet voor een gezamenlijk traject met meerdere bonden tegelijk, omdat iedere bond andere werkwijzen en een ander tempo heeft. In de periode medio november 2019 - 1 maart 2020 heeft Halt de verkenning met bonden voortgezet. Met drie bonden zijn eerste contacten geweest, waarvan met één bond binnenkort vervolgafspraken plaatsvinden. Daarnaast is Halt met één bond in overleg over invoering van de training in het tuchtrecht en is één bond in het voorjaar van 2020 bezig met het voorleggen van een bredere aanpassing van het tuchtrecht, waaronder de training. Tot slot hebben eerdere contacten met één bond niet geleid tot het opnemen van de training in het tuchtrecht. Die bond gaf aan dat vergaand wangedrag onder jeugdspelers heel weinig plaatsvindt, en daarom geen behoefte te hebben aan de interventietraining.

Implementatiefase en pilots

Een onderdeel van de verbreding is dat wordt gewerkt aan het opnemen van de training in de reglementen van de ISR (Instituut voor Sportrechtspraak), waar veel (waaronder veel kleine) bonden bij zijn aangesloten en onlangs ook de KNVB. In het voorjaar van 2020 wordt met het ISR besproken hoe de implementatie van de trainingen in het tuchtrecht vorm krijgt en hoe de communicatie richting betrokken partijen gaat verlopen. Het ISR werkt momenteel aan het reglement voor algemeen tuchtrecht, waarin ook de trainingen Sport en Gedrag worden opgenomen.

De hockeybond is klaar om te starten met de pilot. Tot nu toe hebben zich nog geen tuchtzaken voorgedaan die zich leenden voor verwijzing naar de trainingen. In overleg met de hockeybond is besloten dat niet alleen de aanklager, maar ook de tuchtcommissie zaken kan doorverwijzen voor de trainingen. De verwachting is dat dit tot verwijzingen gaat leiden wanneer de hockeycompetities weer starten.

Tot slot is met de KNVB een pilot voor elftalinterventies voorbereid voor tuchtzaken die betrekking hebben op een geheel elftal. De verwachting is dat hiervoor verwijzingen komen wanneer de voetbalcompetities weer starten.

B6.8 Vechtsport Autoriteit

Vanuit het project regulering Full Contact Vechtsport is op 1 juli 2017 de Vechtsport Autoriteit ontstaan. De autoriteit fungeert als toezichthoudend orgaan (voor kickboksen, thaiboksen en MMA) en wil daarmee bijdragen aan de gezondheid en veiligheid van de vechtsporters, de veiligheid en toegankelijkheid van vechtsportevenementen, de kwaliteit en erkenning van belangrijke stakeholders in de sector (zoals trainers/coaches of juryleden) en veilige en goed functionerende vechtsportaanbieders. Het feit dat vechtsport steeds populairder is, en in steeds bredere kringen wordt beoefend, maakt deze activiteiten nog belangrijker. De Vechtsport Autoriteit ontvangt subsidie voor projectactiviteiten in de periode 2017- 2020.

De belangrijkste activiteiten die de autoriteit in 2020 uitvoert, zijn 122 :

  • 1. 
    Beheer en toepassing van de richtlijn voor vechtsportevenementen (auditing) De Vechtsport Autoriteit heeft in het najaar van 2017 de richtlijn voor vechtsportevenementen ontwikkeld, met daarin een checklist van zes belangrijkste onderdelen voor evenementen 123 . De autoriteit houdt hierop toezicht met een auditteam. Dit is een poule van vrijwilligers die is gegroeid van acht vrijwilligers in 2017 naar 30 vrijwilligers in 2020, waaronder inmiddels ook zes vrouwen. Het zijn vaak mensen afkomstig uit politie- of handhavingswerk met affiniteit voor de vechtsport, maar de autoriteit kijkt bij de selectie van vrijwilligers naar hun onafhankelijkheid. Via cursusdagen worden de vrijwilligers opgeleid.

De leden van het auditteam bezoeken in tweetallen een vechtsportevenement en voeren met behulp van een handboek en digitale checklist de audit uit. Ze kijken naar de financiële transparantie, openbare orde en veiligheid, gezondheid sporters, Fair Play, Good Governance en sociaal pedagogisch klimaat. Per jaar worden gemiddeld 30 audits steekproefsgewijs uitgevoerd, van de in totaal 250 tot 300 vechtsportevenementen per jaar. In 2017 en 2018 ging dat altijd aangekondigd en in 2019 is de autoriteit gestart met onaangekondigde audits. In 2020 wordt gestart met mystery guest audits, waarbij de vrijwilligers zichzelf niet bekend maken, om te kijken of organisatoren zich anders gaan gedragen als ze niet op de hoogte zijn van de aanwezigheid van het auditteam. Na een audit wordt een rapport gemaakt en indien nodig wordt contact opgenomen met de organisatie en de gemeente. De organisatie heeft dan mogelijk tot uitleg en de partijen kunnen dan in overleg over verbeterpunten. In het uiterste geval kan in overleg met de gemeente een licentie voor een evenement worden ingetrokken.

De meeste organisatoren reageren positief op de audits. De Vechtsport Autoriteit probeert duidelijk te maken dat ze niet als komen om te straffen, maar om de kwaliteit van de evenementen te verbeteren. Enkele organisatoren zijn niet blij met de audits. De autoriteit geeft aan dat dit vaak de organisatoren zijn waarbij uit de audit flinke verbeterpunten blijken.

Het onderdeel financiële transparantie blijkt over het algemeen het grootste verbeterpunt bij vechtsportevenementen. De autoriteit geeft aan dat het in de meeste gevallen niet om onwil gaat, maar dat vooral een professionele verbeterslag nodig is. De autoriteit wil gaan inzetten op ondersteuning op dit thema, bijvoorbeeld door handvatten te bieden voor het werken met begrotingen en girale geldstromen.

  • 2. 
    Keurmerk vechtsportscholen De Vechtsport Autoriteit heeft ook de ambitie de kwaliteit van de vechtsportscholen beter te monitoren en heeft hiervoor een keurmerk ontwikkeld. 500 vechtsportscholen hebben via enquêtes input gegeven over waar een vechtsportschool aan zou moeten voldoen. Op basis hiervan is een lijst van 25 vereisten opgesteld, die betrekking hebben op de thema’s locatie en materialen, gezondheid, sporttechnisch kader, gedragsregels en omgangsnormen en grensoverschrijdend gedrag (aanpak en sancties). Vechtsportschortscholen kunnen na de lancering een digitale aanvraag voor het keurmerk doen en moeten

122 In eerder stadium heeft de Vechtsport Autoriteit ter verbetering van de veiligheid en de kwaliteit van de vechtsportsector al een aantal maatregelen ingevoerd: Het invoeren van een leeftijdsgrens voor wedstrijddeelname voor trappen en stoten naar het hoofd bij de jeugd (november 2017). Het invoeren van één uniform digitaal wedstrijdboekje ter bevordering van alle full contact vechtsporters: het fightpassport (december 2018). Eén licentiesysteem voor promotors, trainers, coaches, juryleden, scheidsrechters en ringartsen (december 2018).

123 Zie voor meer informatie over de richtlijn vechtsportevenementen: https://www.vechtsportautoriteit.nl/uploads/Jaarverslag%202017-2018%20VA.pdf .

daarvoor digitaal materiaal aanleveren. Aanvullend komt een controleur bij de sportschool kijken, hierbij kan ook gebruik worden gemaakt van de vrijwilligers van het auditteam.

De lancering van het keurmerk stond gepland voor september 2020, en wordt afhankelijk van de ontwikkelingen rond de coronacrisis uitgesteld. In de eerste fase is het aanvragen van het keurmerk vrijwillig en op termijn wordt dit verplicht. Het wordt gestimuleerd door de autoriteit, die daarbij ook de hulp van bijvoorbeeld VSG inzet om gemeenten de adviseren de sportscholen in hun gemeenten te stimuleren het keurmerk aan te vragen.

Zelfregulering

Het doel van de Vechtsport Autoriteit is door regulering de vechtsportsector te versterken. Het uitvoeren van de audits bij evenementen en de ontwikkeling van het kwaliteitskeurmerk voor vechtsportscholen dragen hier aan bij. De autoriteit hoopt dat de sector steeds meer zelfregulerend wordt, zodat van de autoriteit minder handhaving nodig is. Een knelpunt hierbij is dat de vechtsportsector zelfregulering niet gewend is, en altijd sterk naar binnen gekeerd is geweest. Bij steeds meer organisatoren en sportscholen ziet de autoriteit het besef ontstaan dat kwaliteitsverbetering noodzakelijk is, maar nog niet overal. Het kan volgens de autoriteit nog een aantal jaren duren voordat dit is bereikt. Tot die tijd ziet de autoriteit handhaving vanuit de Vechtsport Autoriteit als noodzakelijk.

Bijlage 7. Van jongs af aan vaardig in bewegen

B7.1 Projectsubsidies van jongs af aan vaardig in bewegen

Vanuit de nationale lijn wordt via projectsubsidies gewerkt aan het thema. Voor een aantal projecten heeft VWS in 2019 subsidie of intensivering van subsidie verleend, andere projecten lopen door zoals ze begonnen zijn. Voor Congressen Vaardig heeft VWS de subsidie van het Kenniscentrum Sport & Bewegen geïntensiveerd (€90.000,-) om het landelijke ‘BeweeghetDoor!’-congres te organiseren. Dat heeft in mei 2019 plaatsgevonden. Gezonde Kinderopvang heeft eenmalig een subsidie van 90.000 euro gekregen voor het project ‘Uitdagend spelen’. Dat project is inmiddels gelanceerd als ‘Goed gespeeld’. Voor de periode van het sportakkoord is er geen intensivering van de subsidie voor de Koningsspelen; de huidige subsidieregeling van 250.000 euro loopt gewoon door. Ook voor de volgende projecten is geen sprake (geweest) van extra opdrachten, subsidies of intensivering van subsidies: Cruijff, Krajicek en Jantje Beton. Gezonde School ontvangt elk jaar een bijdrage vanuit het sportakkoord van 250.000 euro. Tot slot vindt projectsubsidie plaats ten behoeve van zwemveiligheid en zwemvaardigheid. Enerzijds voor het laatste jaar van het kennisproject NL Zwemveilig , een kennisproject onder leiding van de Nationale Raad Zwemveiligheid (NRZ) in samenwerking met Hogeschool Windesheim, Hanze Hogeschool en het Mulier Instituut. Anderzijds voor het eerste jaar van het Nationale Plan Zwemveiligheid 2020-2024 . In 2020 wordt ingezet op intensivering van maatregelen voor groepen met de hoogste risico’s en worden interventiepilots uitgevoerd om maatregelen voor de periode 2021 te toetsen op toepasbaarheid, effectiviteit en bruikbaarheid. In het najaar 2020 volgt het uitwerkingsplan van NRZ en partners voor de projectperiode 2021-2024. Tot slot komt de Kleine Beweegagenda voort uit een subsidie van VWS.

B7.2 Gebruik van meetinstrumenten voor motorische vaardigheden van kinderen 4-12 jaar

In een recent verschenen studie 124 wordt een overzicht van de in Nederland veel gebruikte meetinstrumenten voor motorische vaardigheden van kinderen van 4-12 jaar in Nederland gegeven, geordend naar de doelstelling (screenen, monitoren, benchmarken, evalueren) waarmee de meetinstrumenten door verschillende gebruikersgroepen worden ingezet.

Alle motorische testen en volgsystemen voor het bewegingsonderwijs zijn beoordeeld op de aspecten 1) praktische bruikbaarheid, 2) meeteigenschappen, 3) pedagogisch verantwoorde aanpak en 4) overige componenten. Op basis van de resultaten van de beoordeling wordt een aanbeveling gedaan omtrent de geschiktheid van meetinstrumenten voor de verschillende doelen (monitoren, screenen, evalueren, benchmarken).

Het onderzoek maakt duidelijk dat het belangrijk is vóór het kiezen van een meetinstrument drie vragen te beantwoorden:

  • 1. 
    Wat wil de gebruiker met het meetinstrument bereiken? 2. Zijn voldoende middelen beschikbaar en is er bereidheid om deze in te zetten om op basis van de testresultaten adequate vervolgacties uit te voeren? 3. Wat wordt er lokaal reeds gedaan wat betreft meten van motorische vaardigheden, worden motorische vaardigheden bijvoorbeeld door (een deel van de) scholen gemonitord?

124 Jonge, M. de, Singh, A. & Lucassen, J. (2020; nog te verschijnen). Meten van motorische vaardigheden bij 4- tot 12- jarigen. Gebruik van motorische testen om kinderen in Nederland beter te laten bewegen. Utrecht:

Mulier Instituut.

Door een weloverwogen beslissing te nemen, kunnen gebruikers voorkomen dat ze kinderen onnodig met metingen belasten.

Dit onderzoek is de eerste stap om te komen tot een beperkt aantal landelijk toepasbare hoogwaardige meetinstrumenten, zoals in het thema wordt beoogd. De conclusie van het onderzoek dat geen van de actueel beschikbare instrumenten volledig voldoet, onderstreept de noodzaak tot verdere voorlichting over dergelijke meetinstrumenten. Een erkenningstraject, gekoppeld aan de database van de KVLO en vergelijkbaar aan die van het RIVM voor leefstijlinterventies, zou ontwikkelaars mogelijk kunnen stimuleren om informatie over hun meetinstrument te delen. Met deze aanvullende informatie zou een volgende slag gemaakt kunnen worden in het bepalen van landelijk toepasbare hoogwaardige meetinstrument voor motorische ontwikkeling van kinderen als vervolg op dit onderzoek.

B7.3 Inzet van beweegprogramma's in het onderwijs (niet erkend) 125

Sport- en beweegactiviteiten tijdens schooltijd

Op ruim de helft van de basisscholen worden wekelijks of dagelijks beweegmomenten tussen/tijdens de lessen aangeboden (58%). Tijdens de pauze worden op 39 procent van de basisscholen wekelijks of dagelijks sportactiviteiten aangeboden. Ruim een kwart van de scholen doet dit helemaal niet. 88 procent van de scholen organiseert minimaal maandelijks één of meer sport- en beweegactiviteiten, zoals sportclinics en sporttoernooien, tijdens schooltijd.

Schoolzwemmen

Drie op de tien scholen hebben schoolzwemmen in het programma, of nemen deel aan het schoolzwemprogramma van de gemeente (31%). Gemiddeld vind schoolzwemmen 26 weken per jaar plaats en is er 54 minuten per week voor ingeroosterd. Bij 67 procent van de scholen die schoolzwemmen aanbieden gaat dat ten koste van een les bewegingsonderwijs voor de betrokken kinderen/klassen (het vaakst groep 4, 5 of 6). Waar vakleerkrachten betrokken zijn bij het bewegingsonderwijs van een school wordt vaker en langer (meer weken en minuten per les) schoolzwemmen aangeboden.

Sport- en beweegactiviteiten buiten schooltijd

88 procent van de scholen organiseert minimaal maandelijks één of meer sport- en beweegactiviteiten buiten schooltijd. Sportkennismakingslessen/sportclinics (84%) en sportdagen/sporttoernooien met leerlingen van andere scholen (82%) worden het meest minimaal één keer per jaar aangeboden. Schoolfitness wordt op 11 procent van de scholen minimaal één keer per jaar aangeboden.

Samenwerking scholen met externe sportaanbieders

Samenwerking met externe sportaanbieders geschiedt het meest met sportverenigingen (81% minimaal

één keer per jaar) en de gemeente/(sport)buurtwerk (76% minimaal één keer per jaar). Op scholen waar een buurtsportcoach minimaal één keer per jaar actief is, kunnen leerlingen vaker (minimaal één keer per jaar) deelnemen aan sportkennismakingslessen/sportclinics (96%) en sportactiviteiten tijdens de pauze (77%) dan op scholen waar geen buursportcoach actief is (resp. 91% en 69%).

Extra aandacht voor motorische ontwikkeling

Uit de 1-meting Bewegingsonderwijs in het primair onderwijs blijkt dat 28 procent van de scholen in het primair onderwijs structureel extra ondersteuning biedt op het gebied van motorische ontwikkeling . Op 22 procent van de basisscholen wordt buiten de reguliere lessen bewegingsonderwijs structureel aandacht

125 Info in deze bijlage afkomstig uit: Slot-Heijs, J., Lucassen, J. & Reijgersberg, N. (2017). Bewegingsonderwijs en sport in het primair onderwijs 2017: 1-meting . Utrecht: Mulier Instituut.

gegeven aan de motorische ontwikkeling door middel van Motorische Remedial Teaching (MRT), met name in het speciaal onderwijs (43%). 6 procent van de basisscholen organiseert steunlessen bewegingsonderwijs. Bij het onderzoek Peil.Bewegingsonderwijs 126 gaf een vijfde (21%) van de basisscholen aan remediërend bewegingsonderwijs aan te bieden. Ongeveer twee derde (63%) van de scholen die structureel extra ondersteuning voor motorische ontwikkeling aanbiedt, doet dit één keer per week. De 1-meting Bewegingsonderwijs in het primair onderwijs laat zien dat extra ondersteuning voor motorische ontwikkeling vaker structureel op scholen wordt aangeboden waar een vakleerkracht de les bewegingsonderwijs verzorgt (38%) dan op scholen waar alleen groepsleerkrachten het bewegingsonderwijs verzorgen (20%). Daarnaast is er een verschil zichtbaar tussen grote (meer dan 400 leerlingen) en kleine (minder dan 200 leerlingen) scholen: grotere scholen beschikken doorgaans vaker over een extra ondersteuningsaanbod (37%) dan kleine scholen (23-28%).

B7.4 Percentage scholen in het primair onderwijs met een vakleerkracht

In het schooljaar 2016/2017 zette 27 procent van de scholen alleen een vakleerkracht in voor het bewegingsonderwijs voor groep 3-8 127 (tabel B7.1). In datzelfde jaar maakte 32 procent van de scholen gebruik van een combinatie van vakleerkrachten en groepsleerkrachten met een aanvullende bevoegdheid voor bewegingsonderwijs. Dat betekent dat in totaal 59 procent van de scholen een vakleerkracht inzet voor het bewegingsonderwijs voor groep 3-8. 40 procent van de scholen zet alleen groepsleerkrachten met een aanvullende bevoegdheid in voor het bewegingsonderwijs in groep 3-8. Voor groep 1-2 geldt dat er minder vaak vakleerkrachten worden ingezet (9%). De combinatie van vakleerkrachten en groepsleerkrachten met een aanvullende bevoegdheid voor bewegingsonderwijs is te vinden op 14 procent van de basisscholen. 77 procent van de scholen zet alleen groepsleerkrachten in bij groep 1-2.

Tabel B7.1 Percentage scholen in het primair onderwijs in 2017 dat een vakleerkracht inzet (in procenten, n=788)

Vakleerkracht Combinatie Groepsleerkracht Groep 3-8 27 32 40 Groep 1-2 9 14 77 Bron: Mulier Instituut, Monitor School en Sport, 2017.

Op scholen in (zeer) stedelijke gebieden verzorgt vaker een vakleerkracht het bewegingsonderwijs (tabel B7.2). In het speciaal (basis)onderwijs verzorgen op meer dan driekwart van de scholen vakleerkrachten het bewegingsonderwijs (tabel B7.3). 128

126 Inspectie van het Onderwijs. (2017). Peil.Bewegingsonderwijs. Einde basis- en speciaal basisonderwijs 2016- 2017 . Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

127 Slot-Heijs, J., Lucassen, J. & Reijgersberg, N. (2017). Bewegingsonderwijs en sport in het primair onderwijs 2017: 1-meting . Utrecht: Mulier Instituut.

128 Slot-Heijs, J. & Lucassen, J. (2019). Bewegingsonderwijs en sport in het speciaal onderwijs. 1-meting speciaal (basis)onderwijs, voorgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs) . Utrecht: Mulier Instituut.

Tabel B7.2 Inzet vakleerkrachten in het primair onderwijs in 2017 uitgesplitst naar stedelijkheid (in procenten, n=788)

Zeer sterk Sterk Matig Weinig Niet stedelijk stedelijk stedelijk stedelijk stedelijk

Groep 1-2 Vakleerkrachten 14 9 8 4 6 Combinatie 25 11 7 10 9 Groepsleerkracht 61 80 86 86 85

Groep 3-8 Vakleerkrachten 54 21 17 13 9 Combinatie 32 40 38 30 22 Groepsleerkracht 14 39 46 57 69

Bron: Mulier Instituut, Monitor School en Sport, 2017.

Tabel B7.3 Inzet vakleerkrachten in 2019 uitgesplitst naar speciaal onderwijs (n=115) en speciaal basisonderwijs (n=111; in procenten)

Speciaal onderwijs Speciaal basisonderwijs Groep 1-2

Vakleerkrachten 74 53 Combinatie 17 26 Groepsleerkracht 9 21

Groep 3-8 Vakleerkrachten 88 74 Combinatie 8 18 Groepsleerkracht 3 8

Bron: Mulier Instituut, Monitor School en Sport, 2017.

B7.5 Onderwijstijd voor sport en bewegen in het primair onderwijs

In groep 1-2 worden gemiddeld 2,9 lessen bewegingsonderwijs per week aangeboden, waarbij vier op de tien scholen (43%) per week drie tot vijf lessen bewegingsonderwijs aanbieden 129 (tabel B7.4). De gemiddelde ingeroosterde lestijd per week is 113 minuten voor groep 1-2. In groep 3-8 worden gemiddeld 1,8 lessen bewegingsonderwijs aangeboden. Het merendeel van de scholen (+/- 74%) geeft twee lessen bewegingsonderwijs per week aan groep 3-8. De gemiddelde ingeroosterde lestijd bedraagt voor de groepen 3-8 89 minuten. Kinderen in de onderbouw (groep 1-2) krijgen gemiddeld 113 uur lessen lichamelijke opvoeding per schooljaar, dit is beduidend minder voor kinderen in de midden- en bovenbouw.

129 Slot-Heijs, J., Lucassen, J. & Reijgersberg, N. (2017). Bewegingsonderwijs en sport in het primair onderwijs 2017: 1-meting . Utrecht: Mulier Instituut.

Tabel B7.4 Onderwijstijd voor sport en bewegen het primair onderwijs in 2017 (in procenten, n=788)

Gemiddeld aantal Gemiddelde ingeroosterde lessen per week lestijd per week (in minuten)

Groep 3-8 1,8 89 Groep 1-2 2,9 113

Bron: Mulier Instituut, Monitor School en Sport, 2017.

Er zijn geen verschillen tussen scholen in meer of minder stedelijke gebieden met betrekking tot lestijd (tabel B7.5).

Tabel B7.5 Lestijd in het primair onderwijs in 2017 uitgesplitst naar stedelijkheid (in procenten, n=788)

Zeer sterk Sterk Matig Weinig Niet stedelijk stedelijk stedelijk stedelijk stedelijk

Groep 1-2 114 110 113 116 113 Groep 3-8 89 87 88 93 91

Bron: Mulier Instituut, Monitor School en Sport, 2017.

Tabel B7.6 Lestijd in 2019 uitgesplitst naar speciaal onderwijs (n=115) en speciaal basisonderwijs (n=111; in procenten) 130

Speciaal onderwijs Speciaal basisonderwijs Groep 1-2 101 115 Groep 3-8 102 102 Bron: Mulier Instituut, Monitor School en Sport, 2017.

130 Slot-Heijs, J. & Lucassen, J. (2019). Bewegingsonderwijs en sport in het speciaal onderwijs. 1-meting speciaal (basis)onderwijs, voorgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs) . Utrecht: Mulier Instituut.

Bijlage 8. Flankerend beleid

B8.1 Gezonde sportomgeving sportlijn

NOC*NSF verricht verschillende inspanningen gericht op het stimuleren van een gezonde sportomgeving bij sportverenigingen. NOC*NSF is medeondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord. NOC*NSF biedt verschillende ondersteuningsproducten aan, waarvan sommigen zich op de gehele gezonde sportomgeving richten en anderen specifiek op één van de drie thema’s 131 .

Inspiratiesessie gezonde sportomgeving

In deze sessie worden verenigingen geïnformeerd en geïnspireerd om met de gezonde sportomgeving aan de slag te gaan. De invulling van de sessie kan worden aangepast aan de behoeften van de verenigingen. De duur van de sessie kan bijvoorbeeld 1 uur of avondvullend zijn en de focus kan liggen op de drie thema’s van het preventieakkoord of specifiek op één thema. Bij een sessie zijn vertegenwoordigers van meerdere verenigingen aanwezig. Vaak zijn dit bestuurders van meerdere clubs. De sessie wordt vaak geïnitieerd vanuit een gemeente, sportbond of een aantal verenigingen samen. De inspiratiesessie wordt altijd gegeven door een Team:Fit coach.

De ontwikkeling van de inspiratiesessie is in oktober 2019 afgerond. Inmiddels (30 maart 2020) zijn acht inspiratiesessies gehouden. De eerste ervaringen met de inspiratiesessies zijn volgens de projectleider positief. Positieve punten zijn dat de drie onderwerpen gezamenlijk behandeld worden. Het geven van een vervolg aan het onderwerp binnen de vereniging, na een inspiratieavond, is wel een aandachtspunt. Hoe zorg je dat het niet bij inspireren blijft? De Team:Fit coach is hiervoor beschikbaar, maar het is nog te vroeg om inzichtelijk te hebben in welke mate clubs gebruik maken van het vervolgaanbod.

Begeleidingstraject gezonde sportomgeving Team:Fit

Als een vereniging een inspiratiesessie heeft gehad en/of als club verder aan de slag wil gaan met (één van de thema’s van) een gezonde sportomgeving, kan een begeleidingstraject worden gestart. Dit traject wordt begeleid door Team:Fit coach en duurt gemiddeld een tot twee dagdelen.

Zowel de inspiratiesessie gezonde sportomgeving als het begeleidingstraject kunnen als dienst worden aangevraagd via het sportakkoord (en zijn voor verenigingen dus gratis).

Modelkantines/ Field labs

Daarnaast worden twaalf modelkantines (ook wel field labs genoemd) geselecteerd. Dit gebeurt vanuit de activiteiten voor een gezonde sportomgeving, onder de naam ‘S.V. Vers’. Deze zogenaamde fieldlabs zijn sportkantines van verenigingen die actief zijn met de gezonde sportkantine, en waar verschillende aanpakken kunnen worden getest. Via deze modelkantines willen de betrokken partijen zicht krijgen op wat wel en niet goed werkt. Dit gebeurt onder andere in samenwerking met Twelve, een organisatie die de omzetten in relatie tot gezond en ongezonde voeding analyseert.

In september 2019 zijn onder leiding van de KNVB drie voetbalverenigingen als field lab geselecteerd en gestart met de voorbereidingen. Vanwege de coronacrisis is de tweede tranche uitgesteld. De projectleiding hoopt binnenkort de volgende zes verenigingen (twee hockeyclubs, twee korfbalclubs en twee tennisclubs) te kunnen selecteren en in het najaar 2020 het traject voor de laatste drie field labs op te starten.

131 Voor meer informatie over de inspanningen vanuit de sportlijn gericht op een gezonde sportomgeving bij sportverenigingen: https://nocnsf.nl/gezonde-sportomgeving .

E-learning IVA (Instructie Verantwoord Alcoholschenken)

In 2019 is een nieuwe e-learning Instructie Verantwoord Alcoholschenken (IVA) ontwikkeld, in samenwerking met VWS, NOC*NSF en drie andere branches met financiering van VWS 132 . De manier van leren en het materiaal in de nieuwe versie is moderner en interactiever dan de oudere versie, er worden veel foto’s en filmpjes gebruikt. De e-learning geeft informatie over de regels en oefent verschillende situaties rond minderjarigen en dronken personen die alcohol willen bestellen en volwassenen die alcohol aan jongeren verstrekken. Voor sportverenigingen is het verplicht dat op momenten dat alcohol wordt geschonken iemand met een IVA-certificaat of een diploma Sociale Hygiëne aanwezig is. NOC*NSF beveelt aan dat iedereen die een bar in een sportkantine bemant het IVA-certificaat behaalt, maar ook de hele barcommissie en het bestuur. Deze aanbeveling is opgenomen in de nieuw ontwikkelde richtlijnen alcohol en sport.

Vanaf 13 januari 2020 kan de nieuwe e-learning gevolgd volgen. Sindsdien is via de e-learning 4.190 keer een IVA- certificaat behaald (peildatum 30 maart 2020).

Campagne NIX18

NOC*NSF is betrokken bij de campagne NIX18 in de sport die door campagnebureau Roorda is ontwikkeld en is gefinancierd door VWS. Via de campagne wil NOC*NSF de norm van ‘NIX onder de 18’ en het tonen van een identiteitsbewijs bij de aankoop van alcohol normaler maken. De campagne richt zich voor de sport voornamelijk op bestuurders en barverantwoordelijken, omdat het belangrijk is dat er beleid is rondom alcoholverkoop, om barvrijwilligers niet in een moeilijke positie te brengen. De NIX18 campagne in de sport is uitgesteld door de coronacrisis, maar zal nog in 2020 starten.

Rookvrije generatie

Voor het bevorderen van een rookvrije sportomgeving, werkt NOC*NSF samen met Alliantie Nederland

Rookvrij (ANR). Er worden verschillende campagnes opgezet. Ook is ondersteuning beschikbaar voor clubs die rookvrij willen worden, zoals borden om op het terrein te plaatsen en ondersteuningsmateriaal voor het creëren van draagvlak en inbedding van rookvrij beleid binnen de club.

Gezond voedingsaanbod in de kantine

Voor het bevorderen van een gezond voedingsaanbod in de sportkantine werkt NOC*NSF samen met

Team:Fit! van JOGG (Jongeren op Gezond Gewicht; zie ook de website van Team:Fit). Team:Fit heeft veel ervaring in de begeleiding naar een gezond voedingsaanbod in de kantine van sportverenigingen, scholen en andere organisaties, op basis van de richtlijnen van het voedingscentrum. Deze begeleiding blijven ze ontwikkelen en aanbieden. In samenwerking met NOC*NSF is de begeleiding van Team:Fit uitgebreid met de thema’s alcohol en roken, wat nu integraal wordt aangeboden als clubcoaching (begeleidingstrajact)

Gezonde Sportomgeving.

B8.2 Versterken sportbonden

In tabel B8.1 staat een overzicht van de programmalijnen, de projecten en de betrokken bonden bij het programma versterken sportbonden.

132 Zie voor meer informatie over de e-learning Instructie Verantwoord Alcoholschenken: https://nocnsf.nl/wat-doet-nocnsf/sport-en-maatschappij/e-learning-verantwoord-alcohol-schenken en het thema alcohol en sport (waaronder de nieuwe richtlijnen alcohol en sport): https://nocnsf.nl/alcohol-en href="https://nocnsf.nl/alcohol-en-sport">sport .

Tabel B8.1 Overzicht programmalijnen, projecten en bonden van programma versterken bonden (peildatum 10 mei 2020)

Programmalijn 1: Shared Service Sport Het doel is met name kleinere sportbonden te ontzorgen. Er wordt gewerkt aan het gezamenlijk optrekken van bonden, bijvoorbeeld met het opzetten van ledenadministratie of financiële administratie. Hiervoor is de stichting Sport Nederland opgezet. De stichting heeft een manager en een accountant aangesteld, en er is een contract gesloten voor een CRM/ledenadministratiesysteem. Ook op andere gebieden, zoals declaraties of juridische bijstand intensiveert de samenwerking binnen Sport Nederland. Vanuit VWS heeft een budgetintensivering plaatsgevonden, voor de onderwerpen: • Revisie statuten: inmiddels zes van de tien beschikbare trajecten gestart. • Verenigingsondersteuning (via Sport Professionals Netwerk): inmiddels 39 (vijf bonden en 34 verenigingen) van de 50 beschikbare trajecten aangevraagd. • Technisch kader: inmiddels negen van de tien beschikbare trajecten aangevraagd. • Website: inmiddels twee van de tien beschikbare trajecten aangevraagd.

Project Aantal Participerende bonden Stichting Nederland Sport 11 NBB (basketbal), Nederlandse Boksbond, KNCB (cricket), NCB (curling), NADB (dansen), NFB (frisbee), KNBSB (honk- en softbal), NIOBB (in- en outdoor bowls), (SBN) survivalrun, NIJB (ijshockey), NHB (handboog)

Programmalijn 2: ‘Slagvaardig Organiseren Sport’ (SOS) In deze lijn werken met name middelgrote bonden aan het verbeteren van projectmanagement en verandermanagement. Zij doen dit onder leiding van een extern bureau (TBPC). Hieronder vallen uiteenlopende projecten, zoals een project gericht op de ongebonden sporter van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond (KNRB) en een project gericht op resultaatgerichter werken bij de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS). De eerste twee tranches met in totaal 20 participerende bonden zijn gestart in 2019.

In beide tranches zijn alle projectleiders van de bonden gestart met het volgen van de scholing ‘Fundamentals’, gericht op inzicht in de dynamiek van veranderen en aanreiken van een concrete aanpak waarmee ze leiding kunnen geven aan deze verandering. Vervolgens zijn alle bonden individueel aan de slag met de uitvoering van het concrete project waarmee ze aan SOS deelnemen, met begeleiding van TBPC. Vanuit VWS heeft een budgetintensivering plaatsgevonden, voor de onderdelen: • Start derde tranche: mogelijkheid tot deelname voor nieuwe bonden. Op peildatum zijn zes bonden geïnteresseerd. • Deelnemende bonden krijgen de mogelijkheid tot intensivering van het project.

Project Aantal Participerende bonden Eerste tranche 11 Badminton Nederland, NBB (basketbal), KNCB (cricket), NHV (handbal), KNHS (hippisch), NJBB (jeu de boules), JBN (judo), KNRB (roeien), Rugby Nederland, NSV (ski), Watersportverbond

Tweede tranche 9 NAB (autosport), KNBSB (honk- en softbal), KNBB (biljart), NHB (handboog), NOB (onderwatersport), Reddingsbrigade, KNAS (schermen), SBN (squash) en NTTB (tafeltennis)

Vervolg Tabel B8.1 Overzicht programmalijnen, projecten en bonden van programma versterken bonden (peildatum 10 mei 2020)

Programmalijn 3: Equiperen sportbonden om sportclubs te versterken Deze lijn bevat vrije ruimte voor projecten om de sportbonden te versterken, waarbij de voorkeur uitging naar projecten door consortia van bonden (vooral grotere bonden). Het uitgangspunt is dat bonden de projecten kunnen gebruiken om zichzelf te versterken, en op deze manier een betere rol in het sportakkoord kunnen spelen. De projecten hebben daarmee een versterkende werking op de thema’s uit het sportakkoord. Enkele projecten komen ook terug in de uitvoering van de thema’s van het sportakkoord (zoals het project clubkadercoaching bij positieve sportcultuur; zie de betreffende themahoofdstukken). NOC*NSF wordt via financiële en inhoudelijke voortgangsrapportages op de hoogte gehouden van de projecten. In totaal zijn tien projectaanvragen van consortia gehonoreerd en/of in uitvoering, waarbij in totaal 24 sportbonden zijn betrokken. Vanuit VWS heeft budgetintensivering plaatsgevonden voor de projecten Sport Professionals Netwerk en ‘clubkadercoaching’.

Project Aantal Participerende bonden Proeftuinen Club Kader 8 KNVB (voetbal), KNGU (turn- en gymnastiek), NTTB (tafeltennis), Coaching (CKC) KNKV (korfbal), Nevobo (volleybal), AtletiekUnie, KNHB (hockey), NHV (handbal)

Samen sterker op het gebied 4 NOC*NSF (projectleider), KNKV (korfbal), KNHB (hockey), KNLTB van sportaccommodaties (tennis), KNVB (voetbal)

MTB- en Ruiterroutes voor 2 NTFU (toerfiets), KNHS (hippisch) iedereen toegankelijk

Pedagogische Visie 2 KNGU (turn- en gymnastiek), KNVB (voetbal)

TOP opleiders in de sport 10 Atletiekunie, KNRB (roeien), NHV (handbal), KNKV (korfbal), NTTB (tafeltennis), NBB (basketbal), KNBSB (honk- en softbal), KNSB (schaatsen), Nevobo (volleybal), KNZB (zwemmen),

NOC*NSF

Op uw plaatsen …. Start! 4 KNZB (zwemmen), NTB (triathlon), Reddingsbrigade, NCS Versterken competitie aanbod (curling)

KNHS manegelidmaatschap 1 KNHS (hippisch)

Sport Professionals Netwerk 11 KNVB (voetbal), AtletiekUnie, KNHB (hockey), KNKV (korfbal), (SPN) KNLTB (tennis), Nevobo (volleybal), Watersportverbond, KNSB (schaatsen), KNZB (zwemmen), JBN (judo), KNCB (cricket), NOC*NSF

Een vaardige generatie 4 KNHB (hockey), KNGU (turn- en gymnastiek), Nevobo (volleybal), KNVB (voetbal)

Werken in de nieuwe Weerelt 5 Nevobo (volleybal), KNHB (hockey), NGF (golf), KNMV van sport (motorrijders), NSV (Ski)

Bron: NOC*NSF, 2020.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.