500 kinderen - Hoofdinhoud
Een vriendin van ons helpt geregeld in een vluchtelingenkamp op Lesbos. In de medische hulppost verleent ze eerste hulp aan slachtoffers van steekpartijen en aan soms nog kinderen die zijn verkracht. Er zijn vechtpartijen, tenten branden soms af, er is wetteloosheid en vooral hopeloosheid. ‘Dit is de hel’, zegt onze vriendin die ondertussen doet wat ze kan.
‘Waar zijn de tranen van de ChristenUnie?’, schreef de hoofdredacteur van de Nieuwe Koers Felix de Fijter onlangs cynisch. En als we die tranen wel hadden, moesten we die vooral maar voor ons houden, vond hij. Het is zo’n moment waarop je weet dat je niet voor de bloemen de politiek bent ingegaan. Collega Joël Voordewind is op Lesbos geweest en ik zal het Felix de Fijter inderdaad niet aandoen om de emoties van Joël te beschrijven. Maar als er een politicus is die voor kwetsbare vluchtelingen met hart en ziel doet wat hij kan, dan is het Joël. Als er een is voor wie de pijn en het verdriet van Lesbos een hartgrondige aanmoediging is om te knokken voor betere hulp aan mensen in de modder, dan is hij het. En als geen ander heeft Joël voor en vooral achter de schermen voor ze geknokt en eruit gehaald wat erin zat.
Toen we deze kabinetsperiode begonnen, heb ik me van meet af aan voorgenomen altijd eerlijk te zijn over zowel nederlagen als over vrolijk makende resultaten. Nadat we als fractie na een bewogen avond in het najaar van 2017 in een zaaltje van de Haagse Bethlehemkerk hadden ingestemd met het regeerakkoord was een van mijn eerste commentaren dat het niet verruimen van het kinderpardon een ‘bittere pil’ was. ‘Don’t show your pain’, fluisterde een coalitie-collega me daarna toe. Maar ik heb dat wél steeds gedaan. Des te mooier was het moment toen we ruim een jaar later het kinderpardon wel konden verruimen en honderden kinderen en families hier een goede toekomst kregen.
Dezer dagen ben ik op de sociale media veel aangesproken op ons stemgedrag toen we op de vroege vrijdagmorgen tegen een motie hebben gestemd die vroeg om alleenstaande kinderen van de Griekse eilanden hier in Nederland op te vangen. De ChristenUnie is daar een voorstander van. Dat zou groot verschil in het leven van deze kinderen maken die nu nog in de hel van Lesbos leven. De indringende vragen over ons stemgedrag kan ik daarom goed begrijpen. Al is het bijzonder dat mensen die Jezus er eerst als een vloek uitgooien mij daarna haarfijn kunnen uitleggen wat het betekent om Jezus te volgen.
Maar laat ik me vooral richten op de bezorgde mensen met oprechte vragen hierover. Want ook nu wil ik het ongemak niet uit de weg gaan.
In de politieke werkelijkheid van ons land is er momenteel een Kamermeerderheid die - vanuit ons perspectief - het asielbeleid er niet humaner op wil maken. Als ik me nu niet houd aan coalitieafspraken en als het asielbeleid een vrije kwestie in de Kamer zou zijn, zou het aantal vluchtelingen dat we hier opvangen verlaagd kunnen worden, het budget voor opvang in de regio verlaagd worden en illegaliteit strafbaar worden. Dan kan ik tranen met tuiten huilen wat ik wil, maar zal het asielbeleid niet barmhartiger worden.
Omdat we in de coalitie zitten, committeert Nederland zich de komende jaren aan de opvang van 500 alleenstaande kinderen op het Griekse vasteland. Daar krijgen ze met Nederlandse hulp onderkomen, onderwijs en voogdij. Dat is geen opvang hier, zoals wij wilden, maar is een wereld van verschil voor honderden jongeren die nu nog in een tent op Lesbos zitten. En áls de politieke mogelijkheid zich gaat voordoen om kinderen ook hier in Nederland op te vangen, dan zullen we die met beide handen aangrijpen.
Ethiek gaat niet alleen over het goede wat je wílt, maar ook over de gevolgen van wat je dóet. Ethische politiek is niet dat je doet wat je een goed gevoel geeft, maar dat je met je beste weten datgene doet wat tot een iets minder slechte wereld leidt. Als ik gedaan had wat deze dagen veel mensen van me vroegen - namelijk mijn hart volgen en voor een motie stemmen die mijn eigen mening vertolkte - dan zou de uitkomst zijn geweest dat Nederland niets had gedaan. Het had me veel negatieve reacties gescheeld, maar die kinderen op Lesbos zouden er niet mee geholpen zijn geweest. Ook ik moet op mijn plek, met mijn beste weten en in het krachtenveld waarin ik geplaatst ben, doen wat ik kan. En dat heb ik gedaan, op hoop van zegen.