Achtergrond: wat als het parlement uitvalt? - Hoofdinhoud
Ons staatsbestel is zo ingericht dat er in principe geen 'parlementair vacuüm' mag ontstaan. Na verkiezingen treedt er direct een nieuwe Kamer aan. Het is - dat blijkt nu - niettemin denkbaar dat bijzondere omstandigheden vergaderen moeilijk of zelfs onmogelijk maken. Welke aspecten spelen daarbij?
Het Reglement van Orde i van de Kamers is leidend, waarbij in de Tweede Kamer het 'dagelijks' bestuur, het Presidium i, een centrale rol speelt. Afwijken van het Reglement kan alleen als geen enkel lid zich daartegen verzet.
Inhoudsopgave
Van belang is allereerst de grondwettelijke bepaling dat de Kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering alleen beraadslagen of besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden ter vergadering aanwezig is, het zogenoemde quorum i (artikel 67, lid 1). Als er vacatures zijn, kunnen dat er dus wel minder dan 150 respectievelijk 75 of (gezamenlijk) 225 leden zijn.
De Kamers zijn geregeld onvoltallig en ook zijn leden soms verhinderd. Pas in 1976 waren in de Eerste Kamer alle 75 leden aanwezig bij een stemming (over het initiatiefvoorstel abortus) en in 1980 was dat voor het eerst het geval in de Tweede Kamer (ook over een abortusvoorstel). In 1963-1965 was er anderhalf jaar een vacature in de KVP-Tweede Kamerfractie door ziekte van een lid. Tegenwoordig bestaat wel de mogelijkheid dat leden zich tijdelijk laten vervangen i vanwege ziekte of bij zwangerschap.
Het ontbreken van het quorum betekent dat er niet kan worden vergaderd. In 1979 werd een vergadering van Tweede Kamer onmiddellijk gesloten, toen bij een stemming over een ordevoorstel bleek dat er onvoldoende leden aanwezig waren. Dat gebeurde overigens vanwege obstructie door de oppositie uit onvrede over het verloop van de behandeling van Volkshuisvesting. Normaal wordt er 's avonds zelden hoofdelijk gestemd, en zeker niet onverwacht.
Noodsituaties zouden kunnen worden opgelost door staatsnoodrecht. Probleem is dat de wet die bestuur in buitengewone omstandigheden regelt, bepaalt dat het parlement moet beslissen over die noodtoestand.
Het overdragen van een stem op een fractiegenoot is evenmin mogelijk (een voorstel daartoe werd in 1952 verworpen). Wel wordt bij stemmingen bij hand opsteken of zitten en opstaan gekeken naar de fractiesterkte. Ieder lid kan echter altijd hoofdelijke stemming vragen.
Het parlement zou wel bijvoorbeeld kunnen uitwijken naar een grotere zaal, waar leden minder dicht op elkaar zitten. Ook zijn (digitale) hulpmiddelen denkbaar. Beraadslaging is denkbaar, al moet er dan wel een echte 'gedachtewisseling' mogelijk zijn. Besluitvorming (stemmen) zou dan echter niet kunnen.
Commissies kunnen wel altijd bijeenkomen. Daar bestaat geen quorum. Vergaderen kan op iedere plaats, want de Grondwet bepaalt daarover niets. Commissies hebben zelfs enige tijd geëxperimeerd met 'vergaderingen in de provincie'.
De Grondwet bepaalt ook dat de vergaderingen van de Staten-Generaal openbaar zijn (artikel 66, lid 1). Waaruit die openbaarheid precies bestaat, is onzeker. Het maken van een openbaar verslag (en aanwezigheid van stenografen) is er één vorm van. Tot 1849 kende de Eerste Kamer geen verslagen.
De publieke tribune levert uiteraard een belangrijke bijdrage aan openbaarheid, maar minstens zo belangrijk is de mogelijkheid voor media om vergaderingen te volgen en te verslaan. Live verslag van vergaderingen via televisie of internet zorgt net zo zeer voor openbaarheid.
De Grondwet voorziet wel in de mogelijkheid van besloten vergaderingen, maar dan moet een tiende deel van de aanwezige leden of de voorzitter dat nodig vinden. Maar dan moet een Kamer uiteraard wel eerst in vergadering zijn, om dat te kunnen besluiten.
De Tweede Kamer heeft eerder besloten een week niet te vergaderen. Dat was in februari 1953 na de watersnoodramp. De Voorzitter zei toen:
"De Regering en haar ambtelijke apparaat moeten zich ten volle kunnen blijven wijden aan de talloze voorzieningen, welke met het oog op de ramp, die ons land getroffen heeft, nodig zijn. Ook onder de leden der Kamer zullen er velen zijn, die op allerlei wijzen aan de werkzaamheden ter leniging van de nood deelnemen. Ik ben daarom voornemens de Kamer eerst tegen Dinsdag 10 Februari opnieuw bijeen te roepen."
Hoewel op 10 mei 1940 het Binnenhof voor veel leden onbereikbaar was door oorlogshandelingen, kwam de Tweede Kamer wel bijeen. Kamervoorzitter Van Schaik i hield toen in een onvoltallige vergadering een protestrede tegen de Duitse inval. Curieus genoeg verscheen die niet in de Handelingen.