Brief regering; Reactie op de motie Van der Graaf c.s. over toegankelijkheid van het vervoer als basisvoorziening - Gehandicaptenbeleid - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 224 toegevoegd aan dossier 24170 - Gehandicaptenbeleid.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Gehandicaptenbeleid; Brief regering; Reactie op de motie van het lid Van der Graaf c.s. over toegankelijkheid van het vervoer als basisvoorziening |
---|---|
Documentdatum | 11-02-2020 |
Publicatiedatum | 17-02-2020 |
Nummer | KST24170224 |
Kenmerk | 24170, nr. 224 |
Commissie(s) | Infrastructuur en Waterstaat (I&W) |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2019-2020
24 170
Nr. 224 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 februari 2020
Graag reageer ik op de aangehouden motie van de leden Van der Graaf, Segers (beiden ChristenUnie) en Van den Berg (CDA) met Kamerstuk 24 170, nr. 213. Deze is ingediend bij het debat op 19 december 2019 over de uitvoering van het VN-verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap (Handelingen II 2019/20, nr. 39, item 4). De motie verzoekt de regering, samen met medeoverheden, vervoerders en ervaringsdeskundigen concrete afspraken te maken over wat toegankelijkheid als landelijke basisvoorziening voor iedere vervoerder inhoudt, waarbij deze concrete afspraken ook als nieuwe minimumeisen gaan gelden bij aanbestedingen in het openbaar vervoer.
We werken hard aan het toegankelijker maken van het openbaar vervoer en ik onderschrijf dan ook de strekking van de motie. De verschillen in toegankelijkheid zijn echter goed te verklaren. Er bestaat reeds een ondergrens, te weten de eisen die zijn gesteld in het Besluit en de Regeling Toegankelijkheid van het Openbaar Vervoer. Vervoerders zijn echter vrij om meer te doen aan de toegankelijkheid dan de vastgelegde ondergrens hen verplicht. Zo begeleidt NS mensen door het station heen, terwijl er in de regelgeving alleen een verplichting is voor het bieden van assistentie wanneer er geen «onbelemmerde toegang» tot de trein is. Dat vervoerders extra voorzieningen bieden, juich ik toe.
Ik voer momenteel het gesprek met decentrale overheden, vervoerders en belangenbehartigers van mensen met een beperking overleg om te bezien hoe we gezamenlijk verder werken aan toegankelijkheid. In dat gesprek wordt ook bekeken of de ondergrens omhoog kan en zo ja, met welke fasering. Ik zal daar ook de reisassistentie en toiletten bij betrekken. Ik wil echter breder kijken, want er zijn ook andere facetten, zoals de toegankelijkheid van bus- en tramhaltes, verbetering van reisinformatie over toegankelijke reizen en verbetering van de aansluiting van haltes en stations op de omgeving. Het verbeteren van toegankelijkheid is een kostbare aangelegenheid en het geld kan maar één keer worden uitge- kst-24170-224 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2020
geven. De inzet en de prioritering daarbij wil ik dan ook met de partijen zorgvuldig afwegen.
Tot slot wil ik graag dat het mogelijk blijft dat ook na het vaststellen van nieuwe afspraken vervoerders meer doen dan het minimale, ook al leidt tot verschillen in voorzieningenniveau.
Met inachtneming van bovenstaande laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
-
C.van Nieuwenhuizen Wijbenga
Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 24 170, nr. 224 2