Wie het stuur in handen heeft, moet er wel aan draaien - Hoofdinhoud
Veel gemeenten hebben een groot financieel probleem. De kosten voor de jeugdzorg rijzen de spreekwoordelijke pan uit. Dat stelt gemeenten voor lastige keuzes. Bezuinigen we op de bibliotheek, het zwembad of het jongerenwerk? Of verhogen we de OZB met een behoorlijk bedrag? Dat zijn geen keuzes die een bestuurder graag zou willen maken. Kan dat nu niet anders? Ja dat kan. Maar het is niet gemakkelijk. En iedere keuze doet pijn.
Natuurlijk, minister de Jonge heeft in drie jaar tijd bijna een miljard euro toegezegd. En tijdens de Algemene Beschouwingen werd gesproken over een iets andere systematiek voor het gemeentefonds. Extreme schommelingen in de begroting zouden zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Toch is het voor mij geen vraag of dat voldoende is. Dat is het namelijk niet. Als er niets veranderd in de manier waarop we jeugdzorg ‘vergoeden’, zolang we alles een probleem vinden waar de overheid een oplossing voor moet bieden, dan is er nooit geld genoeg.
De vraag naar jeugdzorg is oneindig. En de beschikbare middelen zijn dat nooit. We helpen steeds meer en meer kinderen. Ook voor ‘problemen’ die nog niet zo lang geleden helemaal niet zo’n probleem leken te zijn. Gemeenten vergoeden vormen van jeugdzorg die voor 2015 door niemand vergoed werden. Ik denk aan kindercoaching en allerlei vormen van lichte therapie voor kinderen met kleine problemen. Daar zijn de budgetten nooit op afgestemd. Wie doet wat hij deed, maar inmiddels een heleboel meer, komt geld te kort.
Ik heb het voorbeeld vaker aangehaald. Op TV sprak een brandweerman vlak na een veerbootramp. Hij zei: “Er zijn nooit brandweermannen en duikers genoeg om iedereen meteen te helpen. Dus helpen we de mensen die dreigen te verdrinken. De schaafwonden behandelen we niet. Of in ieder geval pas nadat we de echte problemen hebben opgelost. “Ja maar”, zeggen sommige gemeenten, “het is moeilijk om de juiste knoppen te vinden om aan te draaien.” Dat begrijp ik best. Het is ook niet meteen opgelost. Ik geef een paar denkrichtingen.
Ik stel voor dat we heel goed omschrijven welke zorg we belangrijk vinden om te vergoeden en welke zorg niet. Of in elk geval minder. En dat we goed nadenken welke problemen zo zwaar zijn dat ze met goed fatsoen niet meer alleen kunnen vallen onder de verantwoordelijkheid van ouders. Ik stel voor dat we in overleg gaan met scholen om leerproblemen als dyslexie op te lossen binnen het onderwijs. En te kijken wat we collectief kunnen aanpakken en wat echt individueel geregeld moet worden.
Ik stel voor dat gemeenten heel goed controleren met welke bedrijven ze zaken doen. Op dit moment hebben veel gemeenten een contract met honderd, tweehonderd of nog meer ondernemers die oplossingen verkopen. Deze ondernemers zijn niet gek. Wie oplossingen verkoopt zoekt problemen. En omdat het zo veel ondernemers zijn is het voor een gemeente vrijwel onmogelijk daar nog enige grip op te krijgen.
Veel gemeenten organiseren de toegang tot de jeugdzorg via zogenaamde wijkteams. In die wijkteams zitten hulpverleners. En hulpverleners bieden graag hulp. De kwaliteit van die wijkteams is cruciaal. Wie te snel doorverwijst (eventueel onder druk van mondige ouders), is duur uit. Wie te laat doorverwijst en maar aanmoddert door getraumatiseerde kinderen bijvoorbeeld via de ene speltherapie naar de andere faalangstreductietraining te vrijwijzen, voor het trauma wordt herkend en behandeld, is uiteindelijk ook duur uit. De sleutel zit in goede kwaliteit van de professionals.
Een van de uitgangspunten van de decentralisaties was dat er een einde kon komen aan de enorme hoeveelheid hulpverleners die tegelijkertijd binnen een gezin actief kunnen zijn. Van die belofte is nog weinig terecht gekomen. Er zijn gezinnen waar jaar in jaar uit letterlijk meer dan een miljoen euro aan zorg geld wordt besteed. Zonder meetbaar effect overigens. Ik stel voor dat gemeenten ieder gezin met meer dan vijf hulpverleners uitnodigt en bekijkt of dit nu wel de bedoeling is. Ieder probleem van ieder individu binnen een gezin apart, maar wel allemaal tegelijkertijd aanpakken werkt niet. Ik interview nog steeds gezinnen waarbij we dat stug blijven proberen.
Voor gemeenten is het ook niet eenvoudig te sturen op doorverwijzingen omdat onder andere ook huisartsen dat doen. En nog steeds heel veel. Ik vind het ook belangrijk dat medische problemen door de huisarts bekeken kunnen worden. Maar een groot deel van de jeugdzorg is niet medisch. Er kunnen afspraken gemaakt worden met huisartsen om in dergelijke gevallen door te verwijzen naar de wijkteams. En in een regelmatig terugkerend overleg met huisartsen kan het verwijsgedrag per huisarts ook worden besproken. Waarom verwijst de een alleen naar de GGZ en de ander vooral naar opvoedondersteuning? En zijn alle verwijzingen wel nodig? Ook huisartsen kunnen van elkaar leren.
Er zijn gemeenten waar een op de zes kinderen professionele hulp nodig heeft om veilig en gezond volwassen te worden. En dat worden er iedere dag meer. We geven per hoofd van de bevolking meer geld uit aan jeugdzorg dan welk land op aarde ook. En we ontdekken steeds meer problemen waarvan we vinden dat de overheid er iets aan moet doen. Ik stel me voor dat we eerlijk zijn tegen elkaar. We moeten niet alleen bezuinigen omdat we te weinig geld hebben. We moeten ons ook de vraag durven stellen of we niet teveel zijn gaan doen. En of we de definitie van ‘zorg’ niet wat erg ver oprekken. Misschien mag de overheid iets meer bescheiden zijn. Zorgondernemers zijn dat per definitie niet.
Voor mij is het kraak en kraakhelder. Gemeenten zitten in de financiële zorgen. Onder andere door de kosten van de jeugdzorg. Vanuit het Rijk wordt er het een en ander aan gedaan. Dat is fijn. Maar het is zeer waarschijnlijk niet genoeg. Wie doet wat hij deed, krijgt wat hij kreeg. Het moet en kan ook anders en beter. Met enige regelmaat spreek ik met raadsleden, wethouders en commissieleden uit allerlei gemeenten. Er valt nog veel te verbeteren. Het Rijk heeft daar een rol in. Ouders hebben daar een rol in. Scholen hebben daar een rol in. Huisartsen hebben daar een rol in. Zorginstellingen hebben daar een rol in. De gemeenschap heeft daar een rol in. En de gemeente heeft daar een rol in. Niet naar elkaar wijzen en denken dat het niet anders kan. Werk aan de winkel.