Zolang we kletsen, werken we niet

Met dank overgenomen van W.P.H.J. (René) Peters i, gepubliceerd op woensdag 3 juli 2019.

Niet ieder (opvoed) probleem is reden tot zorg. En zeker niet in die mate dat er professionele hulp voor moet worden ingeroepen. Er zijn gemeenten waar een op de zes kinderen ondersteuning via de gemeente krijgt om gezond op te groeien. Dat is een belachelijk groot percentage. Punt is dat de Jeugdwet zo ruim geïnterpreteerd wordt, dat grenzen stellen aan de zorg zo gemakkelijk nog niet is. Gelukkig zien steeds meer partijen dat in. De motie waarin ik oproep om de reikwijdte van de jeugdhulpplicht in beeld te brengen is unaniem aangenomen. Dat is mooi.

Dat we steeds meer en meer kinderen gaan ‘helpen’ blijkt uit onderzoek van het ministerie. Wie die kinderen zijn en wat voor hulp ze krijgen, dat weten we nog niet. Het is een vervelende conclusie. Maar eigenlijk weet niemand waar al het geld voor de jeugdzorg precies aan wordt besteed. De minister heeft daarom een zogenaamd ‘follow the money’ onderzoek toegezegd. Zo komt er een helder beeld van welke zorg er allemaal wordt ingekocht. En welke ‘problemen’ er worden aangepakt.

Het is belangrijk te weten dat we met belastinggeld de goede dingen doen. Maar het is niet het hele verhaal. Het is minstens zo belangrijk te weten dat we de goede dingen goed doen. Dat het geld inderdaad naar de zorg gaat en niet naar allerlei overlegorganen, administratieve handelingen, managers, gebouwen, overleg- en transformatieclubjes en andere overhead. En dan hebben we het nog niet gehad over de kosten van inkoop en ambtelijke aansturing. Zolang we kletsen werken we niet. En als we niet uitkijken dan houden we elkaar van het werk. Daarom heb ik de volgende motie ingediend. (Ook deze is overigens unaniem aangenomen.)

MOTIE VAN HET LID PETERS

Voorgesteld 25 juni 2019

De Kamer, gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ondanks de eerdere onderzoeken van de Minister onduidelijk blijft waar het geld voor de jeugdhulp precies naartoe gaat;

constaterende dat de Minister daarom aanvullende onderzoeken laat uitvoeren, inclusief een zogenaamd «Follow the Money»-onderzoek waarbij in een paar regio’s heel precies wordt uitgezocht waar het geld naartoe gaat;

overwegende dat hierin het aanbiedersperspectief ook belangrijk is;

van mening dat daarom niet alleen onderzocht moet worden of het geld inhoudelijk gezien besteed wordt aan datgene wat redelijkerwijs onder de reikwijdte van de jeugdhulpplicht zou moeten vallen, zoals vastgesteld in de Kamerbreed aangenomen motie-Peters c.s. (31 839, nr. 670), maar dat ook onderzocht moet worden welk deel van het geld aan zorg wordt besteed en welk deel aan overige zaken;

verzoekt de regering, in de «Follow the Money»-onderzoeken niet alleen de vraag mee te nemen welke zorg wordt ingekocht, maar ook welk deel van het geld aan zorg wordt besteed, en gaat over tot de orde van de dag.

Peters