Berichten van het Binnenhof - XVIII - Hoofdinhoud
De tweede wet die op de valreep op mijn bord belandde was aanzienlijk overzichtelijker dan de WAB. Hij vloeide voort uit een enkel regeltje in het regeerakkoord. Tegenover de halvering van het eerste collegegeld zouden de studenten vanaf 2020 een lichte verhoging moeten incasseren van de rente die werd geheven op hun studieschuld. Uiteindelijk - in 2060 - zou dat ruim 200 miljoen euro aan extra inkomsten moeten opleveren. Voor het Rijk, wel te verstaan, niet voor het hoger onderwijs.
Ik vond het van meet af aan een hoogst onzeker bedrag op zeer lange termijn en was gevoelig voor het verwijt van de studenten dat de overheid wel heel snel tornde aan de voorwaarden van het nieuwe financieringsstelsel. Het D66 partijcongres deed een beroep op de Eerste Kamer fractie om tegen te stemmen, en daarvoor waren ook nog wel andere argumenten te vinden. Mijn bijdrage hieronder verwijst naar een aantal daarvan. Maar een lastige keus bleef het wel: het regeerakkoord was moeilijk te negeren, en onze eigen D66 minister van onderwijs kon niet anders dan de wet naar beste vermogen te verdedigen.
De ontknoping kwam in de vorm van een onvoorziene dwarsligger in de persoon van Anne Wil Duthler, die na een conflict met de VVD als eenpersoons fractie in de Eerste Kamer verder was gegaan. Haar dreigende tegenstem was voldoende voor de regering om de wet in te trekken en zo een zekere nederlaag te vermijden. Ik was er niet rouwig om.