Meer democratie geen betere democratie - Hoofdinhoud
Spiegelt oud-minister Johan Remkes i, voorzitter van de staatscommissie die het parlementaire stelsel onder de loep heeft genomen, zich aan koning Willem II?
In het revolutiejaar 1848 werd de koning onder druk van allerlei protestbewegingen naar eigen zeggen ‘in een nacht’ van conservatief liberaal. Anderhalve eeuw later maakt Remkes - afkomstig van een partij, de VVD, die traditiegetrouw weinig moet hebben van staatkundige knutselarijen - een soortgelijke beweging. Als een verre opvolger van Thorbecke wil ook ‘zijn’ staatscommissie democratie en rechtsstaat via een soort Deltaplan versterken. Maar deugt de analyse wel?
Eind vorig jaar is de Staatscommissie Parlementair Stelsel, een illuster gezelschap onder Remkes’ voorzitterschap, na een studie van bijna twee jaar bevallen van een doorwrochte analyse van wat er democratisch, politiek en bestuurlijk mis is in Nederland. Als titel kreeg het eindrapport mee: ‘Lage drempels, hoge dijken.’ Op de omslag stond een foto van de Deltawerken, als symbool dat de dijken rond democratie en rechtsstaat op een geavanceerde, flexibele manier versterking behoeven. Maar liefst 83 aanbevelingen lieten zien hoe dat volgens de staatscommissie zou kunnen.
Wat begon als een exercitie om de verhouding tussen de Eerste en Tweede Kamer anders en wellicht beter te regelen - hoe te voorkomen dat de indirect gekozen senaat de rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordiging voor de voeten loopt? - is uitgelopen op een Thorbeckiaanse ombouw van het ‘parlementair stelsel’.
Grappenmakers
‘Lage drempels, hoge dijken? Lage kansen, hoge hordes zul je bedoelen.’ Al onmiddellijk maakten cynische grappenmakers aan het Binnenhof zich meester van adviezen van Remkes.
Ja, je kunt er inderdaad schouderophalend over doen. Mooi rapport, maar gaat er ook nog iets mee gebeuren? Komt ‘Remkes’ in dezelfde la als al die die voorgangers, vanaf ‘Cals-Donner’ [1968-1970] tot de Nationale Conventie [2006]? Zijn institutionele aanpassingen wel een goede remedie voor de kwaal? Is het niet te veel opgewarmde prut, een opraapsel van wat vorige staatscommissies hadden bedacht?
Dat is te gemakkelijk.
Niet alleen omdat het een doorwrocht werkstuk is geworden. Maar vooral omdat de omstandigheden sinds de laatste staatscommissie drastisch veranderd zijn. De westerse democratie zit sinds ettelijke jaren in het defensief. Er is een breed publiek, maatschappelijk onbehagen. Dat vraagt om een antwoord. Hoe er mee om te gaan? Hoe de tegenstellingen overbrugd? Hoe stem gegeven aan het onbehagen? Of zoals Remkes kort na publicatie liet noteren: ‘Kan er misschien nog iemand luisteren?’
Antwoorden
Maar geeft de staatscommissie ook de goede antwoorden?
Wie dwars door het eindrapport kijkt, valt een stilzwijgende, ingrijpende verschuiving op. De bordjes, nog afkomstig van Thorbecke zogezegd, worden verhangen. De hoofdmoot van de voorstellen komt er, misschien een tikkeltje te kort door de bocht, op neer dat de indirecte democratie ruimte moet maken voor directe democratie.
Met name het parlement komt gehavend uit te strijd.
Ga maar na. Een bindend referendum om door het parlement goedkeurde wetten weg te kunnen stemmen, een rechtstreek gekozen formateur [lees: minister-president], desnoods tegen parlementaire meerderheden in, een constitutioneel hof dat parlementair geaccordeerde wetten buiten werking kan stellen. Er komt een versterking van de positie van de Eerste Kamer [via invoering van een terugzendrecht] bij plus een partijwet die politieke partijen aan moet dwingen beter naar burgers te luisteren. Het moet er stuk voor stuk toe leiden dat de ‘stem van het volk’ [Remkes] in Den Haag luider doorklinkt.
Denkrichting
Er klinkt een denkrichting door die sprekend lijkt wat D66 al vanaf de oprichting verkondigt, een opvatting die al jarenlang het debat over staatkundige vernieuwingen domineert en die alle problemen reduceert tot één kwestie: De Kloof, de te grote afstand tussen bestuur en bestuurden, tussen kiezer en gekozene, tegenwoordig gepresenteerd als de afstand tussen ‘elite’ en de ‘gewone Nederlander’, tussen hoger- en lager opgeleiden. Die kijk biedt een remedie die aantrekkelijk simpel lijkt: wie burgers een grotere greep op bestuur en politiek geeft - via een referendum, burgerinitiatieven, de gekozen premier, kamerleden met voorkeur gekozen, gedemocratiseerde politieke partijen - verbetert de werking van de democratie.
Achter die romantische denkrichting gaat een groot, modieus misverstand schuil, het misverstand dat méér democratie ook bètere democratie oplevert. Alsof meer verkiezingen, meer inspraak, meer medezeggenschap, meer opiniepeilingen, meer referenda en meer rechtstreeks gekozen bestuurders een garantie zijn voor fatsoenlijker, beter bestuur. Alsof mensen die niks moeten hebben van politiek via na een paar grondwetswijzigingen opeens gaan meedoen. Alsof apathie, laat staan weerzin, zich laten doorbreken met stembiljetten?
Wie ooievaarsnesten laat bouwen, krijgt toch ook niet meer babies?
Stuurloos
Het probleem zit dieper. Grote groepen haken af omdat ‘Den Haag’ - hetzelfde geldt voor ‘Brussel’, ‘Londen’ en ‘Washington’ - stuurloos lijkt. Niemand aan het Binnenhof heeft een idee waarheen ‘we’ op weg zijn. Een ding is zeker: beter wordt het niet. En ondertussen maar bakkeleien - toch?
Die analyse is ongetwijfeld te simpel en voor wie het Binnenhof kent ook onterecht. Maar dat neemt niet weg dat het zo breed gevoeld wordt. Niet alleen bij mensen die Gele Hesjes dragen. Je kunt het ook anders zeggen: de politiek [de beoefenaars, politici, in het bijzonder] boezemt te weinig vertrouwen is. Vandaar de aantrekkingskracht van allerlei politieke rattenvangers, al dan niet uit Hameln. Vandaar de roep om het zelf maar over te nemen. Vandaar het negativisme.
Democratie, parlement en bestuur staan voor de uitdaging om zichzelf her uit te vinden. De populistische verleiding laat zich niet bedwingen met meebuigen, met meepraten. Het vergt een authentieke, krachtige en zelfbewuste politiek. Plus een beetje moed - om tegen de stroom in te gaan.
Nee, democratie is niet gebaat bij méér democratie.
Jupiter
Het blijft in Den Haag altijd een beetje behelpen. Op de gevel van het oude, zestiende-eeuwse Haagse stadhuis aan de Groenmarkt staat een verweerde inscriptie: ‘Ne Juppiter quidem omnibus’, zelfs Jupiter kan het niet iedereen naar de zin maken. Teruggebracht tot een hedendaagse one liner: Schiet niet op de pianist, hij doet z’n best. Juist een ervaren bestuurder als Johan Remkes kan dat weten.
Dit artikel verscheen eerder in het Reformatorisch Dagblad
Jan Schinkelshoek, directeur van een communicatiebureau in Den Haag, was lid van de Tweede Kamer voor het CDA. Hij was lid van de Nationale Conventie die in 2005-2006 de regering adviseerde over staatkundige vernieuwing. Hij is tevens eindredacteur van de Hofvijver van het Montesquieu Instituut.