25443, nr. 13 - Amendement inzake uitbreiding van de geheimhouding voor nieuwe vormen van communicatie - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim

Dit amendement op het wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim werd op 14 januari 1998 ingediend door de Tweede Kamerleden Alis Koekkoek (CDA)1, Guikje Roethof (D66)2 en Jan te Veldhuis (VVD)3. Het amendement is een samenvoeging van de amendementen 25443, nr. 10, 25443, nr. 7 en 25443, nr. 8. De tekst werd op 15 januari 1998 en nog eens op 20 januari 1998 nader gewijzigd.
 
De toelichting van de indieners op het nader gewijzigde amendement luidt als volgt:
 

Dit amendement beoogt het bestaande en beproefde brief-, telefoon- en telegraafgeheim in zijn huidige vorm en met zijn bestaande jurisprudentie te handhaven. Daarnaast introduceert het amendement een uitbreiding van deze geheimhouding voor nieuwe vormen van communicatie die geacht kunnen worden in het verlengde te liggen van of voor de bescherming van de geheimhouding op één lijn liggen met brief, telefoon en telegraaf. Door de gehanteerde systematiek van een open «aanbouw-bepaling» kan worden bereikt dat, naast de nu reeds bestaande elektronische en digitale communicatietechnieken, ook (nog) nieuwere en toekomstige ontwikkelingen steeds onder dezelfde, historisch opgebouwde, bescherming van de geheimhouding kunnen gaan ressorteren. Deze aanpak lijkt beter dan over te schakelen op de introductie van het geheel nieuwe, maar betwist(bar)e begrip «recht op vertrouwelijke communicatie» zoals het wetsvoorstel doet. Met de tweede volzin van het eerste lid wordt beoogd ook de verkeersgegevens te beschermen. Onder verkeersgegevens wordt verstaan de gegevens over de plaats en tijd van de communicatie en de deelnemers eraan.

 

Inhoudsopgave

  1. Documenten
  2. Dossier

1.

Documenten

2 20 januari 1998, nader gewijzigd amendement, 25443, nr. 13     KST27160
Nader gewijzigd amendement inzake uitbreiding van de geheimhouding voor nieuwe vormen van communicatie
publicatie: 29 januari 1998
 

2.

Dossier

  • 25443 - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim

  • 1. 
    Hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Brabant (later Universiteit van Tilburg), die had gestudeerd aan de VU, lid werd van de ARP en een exponent was van de gereformeerde denkwereld. Typeerde zichzelf als 'een gereformeerde Koekkoek in een katholiek nest'. Deskundige op het gebied van staats- en bestuursrecht en op het terrein van het onderwijsrecht. Promoveerde op een vergelijkende studie naar de rol van politieke leiders bij kabinetsformatie in West-Europa. Werd in 1994 Tweede Kamerlid en was daar woordvoerder onderwijs en justitie. Maakte zich sterk voor de positie van de Nederlandse taal en was lid voor de enquêtecommissie IRT. Vanaf juni 2003 was hij Eerste Kamerlid, maar al na een jaar werd hij uitgeschakeld door ziekte.
     
  • 2. 
    Actrice en journaliste, die vier jaar Tweede Kamerlid voor D66 was. Dochter van oud-PvdA-Tweede Kamerlid Hein Roethof. Werkte als journaliste bij onder meer de VARA en HP/De Tijd. In de Kamer woordvoerster ontwikkelingssamenwerking, mensenrechten, telecommunicatie en nieuwe media. Kon zich als Kamerlid niet volledig ontplooien en stond in 1998 niet meer op een verkiesbare plaats. Was daarna medeoprichter en hoofdredacteur van vakblad PM Den Haag, Ombudsman van de NOS en bestuursadviseur bij de gemeente Amsterdam.
     
  • 3. 
    In de Achterhoek geboren, maar in Zeeland woonachtige VVD'er die algemeen als een deskundig en gewaardeerd Tweede Kamerlid werd beschouwd. Aanvankelijk hield hij zich vooral bezig met milieu, visserij en waterstaat. Later werd hij eerste woordvoerder op het gebied van staatsrechtelijke onderwerpen en het koninklijk huis. Vóór hij Kamerlid werd, werkte hij bij een gemeente, een waterschap en de provincie Zeeland.