‘Hoge dijken Staatscommissie moeten in de Grondwet’ - Hoofdinhoud
Functioneert de Nederlandse democratische rechtstaat eigenlijk wel naar behoren? De Staatscommissie parlementair stelsel concludeerde eind 2018 dat dit grosso modo wel het geval is, hoewel er enkele verbeterpunten zijn. Volgens Huub Linthorst, jurist en auteur, gaat het echter niet om het huidige functioneren van de rechtstaat, maar om haar weerbaarheid met het oog op de toekomst. Zijn Proeve van een verbeterde Grondwet is dan ook als het ware gevolg van een stresstest waaruit blijkt dat er heel wat risico’s zitten in de wijze waarop wij de democratische rechtstaat in onze Grondwet hebben vormgegeven.
In uw boek stelt u een heel aantal verbeteringen voor onze Grondwet voor. Aan welke wijziging is er in Nederland op dit moment het meeste behoefte?
“Het hele hoofdstuk over de rechtspraak. Daarin zijn de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de integriteit van rechters en hun bevoegdheden volstrekt onvoldoende geregeld. De Raad voor de rechtspraak zou een Hoog College van Staat moeten worden, waaraan de minister van Justitie geen aanwijzingen meer kan geven. En alle rechters zouden door die raad moeten worden benoemd. Nu worden zij door de regering benoemd; net als in Polen. En ook hier kan de pensioenleeftijd van rechters met een gewone wet worden verlaagd, zodat de regering in één klap een fors aantal nieuwe rechters kan benoemen.”
Maar het is hier toch geen Polen?
Natuurlijk niet. Maar opnieuw: het gaat om de vraag of, als hier net als in Polen één partij of een coalitie van partijen die weinig op heeft met de rechtsstaat een parlementaire meerderheid krijgt, de Grondwet voldoende waarborgen bevat om de rechtsstaat te kunnen handhaven.
De Staatscommissie doet wel voorstellen op het terrein van de rechtstaat. Onderschrijft u deze voorstellen?
“De Staatscommissie stelt het in haar rapport voor alsof zij op evenwichtige wijze aandacht heeft besteed aan de democratie en aan de rechtstaat. Maar dat maakt zij niet waar. Haar opdracht en samenstelling waren toegesneden op het parlementaire stelsel, de democratie dus. De rechtsstaat komt er bekaaid vanaf.”
“Ik ben het wel erg eens met het openen van de mogelijkheid voor rechterlijke toetsing van wetten aan de Grondwet. Maar het beperken daarvan tot grondrechten vind ik onbegrijpelijk. Grondwetsbepalingen over andere onderwerpen doet de Staatscommissie af als “organisatorische bepalingen”. Die zouden zich minder goed lenen voor toetsing door de rechter. Vreemd. Zou een wet niet in strijd kunnen zijn met wat in de Grondwet is geregeld over de taken van de rechterlijke macht? Of met het beginsel van evenredige vertegenwoordiging?”
“Ik zie ook niet in waarom die toetsing een taak zou moeten worden voor een nieuw te vormen Constitutioneel Hof. We hebben al een Hoge Raad. Die kan dat prima. De Staatscommissie stelt voor om de leden van dat Hof te benoemen voor 12 jaar; dus niet voor het leven. Ik ben bang dat dat toch weer een soort van halve politieke benoemingen gaan worden.”
Welk voorstel moet wat u betreft direct de prullenmand in?
“Het partijverbod. Dat is in het rapport van de Staatscommissie het enige juridische instrument – naast het Constitutionele Hof – om de rechtsstaat weerbaarder te maken. Ik denk dat een partijverbod een ineffectief middel zal zijn – het komt altijd te vroeg of te laat – en in beide gevallen voor zeer grote onrust zal zorgen. Maar bovendien hoort het een laatste redmiddel te zijn. Dat vind de Staatscommissie ook, maar daarbij verliest zij uit het oog dat er een veel minder ingrijpend en veel effectiever middel is om de rechtsstaat te verdedigen: de Grondwet verbeteren.”
“De Staatscommissie spreekt mooie woorden over de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat; en waarom het politieke partijen onmogelijk gemaakt zou moeten worden om die grondbeginselen aan te tasten. Maar zij laat na om te bezien of die grondbeginselen, met name op het gebied van de onafhankelijkheid en de bevoegdheden van de rechterlijke macht, voldoende in de Grondwet zijn uitgewerkt; en of het waarborggehalte van de grondrechten niet kan worden vergroot. De Staatscommissie spreekt graag over ‘hoge dijken’. Welnu, die liggen, dankzij de eis van een meerderheid van twee derden voor wijziging, besloten in de Grondwet. Richt daar éérst de aandacht op.”
In uw boek pleit u voor het vereenvoudigen van de procedure voor de grondwetsherziening. Blijven de hoge dijken dan nog wel hoog genoeg?
“Dat is een goede vraag. Ik denk dat die dijk nog wel wat hoger moet dan nu in mijn boek staat. In mijn voorstel komt een grondwetswijziging tot stand door een wet die met een meerderheid van twee derde moet worden aangenomen. De huidige tweede lezing wil ik vervangen door een facultatief referendum. Maar ik denk dat het goed is als zo’n referendum pas gehouden zou worden bij gelegenheid van de eerstvolgende Kamerverkiezingen.”
Moeten we er rekening mee houden dat ingrijpende wijzigingen in onze rechtstaat en democratie zoals u en de Staatscommissie die voorstellen op afzienbare termijn gerealiseerd worden?
“Ik zou willen dat het waar was. Eerst zullen we moeten inzien dat verbeteringen van de gehele democratische rechtstaat – dus niet alleen van het parlementaire stelsel – noodzakelijk zijn, als we willen dat die democratische rechtsstaat daadwerkelijk weerbaar wordt tegenover de illiberale tendensen die er nu al op veel plaatsen in Europa zijn. Wat ik met mijn boek heb willen laten zien is hoe zo’n verbeterde grondwet – voortbouwend op de huidige – eruit zou kunnen zien; en dat het echt niet zo veel werk is om die verbeteringen tot stand te brengen.”
Huub Linthorst was als wetgevingsjurist en juridisch adviseur werkzaam bij onder meer de ministeries van Binnenlandse Zaken en Economische Zaken. Hij publiceerde eerder in het Nederlands Juristenblad en het Hollands Maandblad. In 2018 verscheen zijn boek Proeve van een verbeterde Grondwet.
Het boek is via onderstaande link te bestellen