Memorie van toelichting - Regels met betrekking tot de openbare registers voor registergoederen en de kadasters op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Kadasterwet BES) - Hoofdinhoud
Deze memorie van toelichting i is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 35109 - Kadasterwet BES i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Regels met betrekking tot de openbare registers voor registergoederen en de kadasters op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Kadasterwet BES); Memorie van toelichting; Memorie van toelichting |
---|---|
Documentdatum | 19-12-2018 |
Publicatiedatum | 20-12-2018 |
Nummer | KST351093 |
Kenmerk | 35109, nr. 3 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2018-
2019
35 109
Regels met betrekking tot de openbare registers voor registergoederen en de kadasters op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Kadasterwet BES)
MEMORIE VAN TOELICHTING I ALGEMEEN 1. Inleiding
Het onderhavige wetsvoorstel is bedoeld om een Kadasterwet BES in het leven te roepen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES-eilanden). Deze wet is nodig om de kadastrale functie op de BES-eilanden op een goede manier te waarborgen, door de Dienst voor het kadaster en de openbare registers (hierna: de Dienst) ook op de BES-eilanden taken te laten uitoefenen. Inhoudelijk is geen wijziging van de regelgeving omtrent de kadasters en de openbare registers op de BES-eilanden beoogd. De kadastrale functie wordt nu onder verantwoordelijkheid van de openbare lichamen zelf uitgeoefend, maar reeds in 2011 werd geconstateerd dat de eilanden er baat bij zouden hebben als de Dienst deze verantwoordelijkheid op zich zou nemen. Dit komt de kadastrale functie naar verwachting ten goede.
De inhoud van dit wetsvoorstel is grotendeels bestaand recht, afkomstig uit de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, de Wet openbare registers BES (hierna samen: BES-wetgeving) en de Kadasterwet. Het voornaamste doel is het integreren van deze drie wetten en de taken en bevoegdheden met betrekking tot de openbare registers en het kadaster te beleggen bij de Dienst. Met deze opzet wordt zo veel mogelijk aangesloten op de bestaande praktijk en daarmee op de behoeften van de eilanden. Zo ontstaat de mogelijkheid om de dienstverlening op termijn verder te professionaliseren (onder andere door verdere digitalisering). Op sommige punten is in het wetsvoorstel echter een nadere bepaling nodig ten opzichte van de bestaande wetgeving om de verhouding tussen de Dienst en de bestuurscolleges te verhelderen. Daarnaast is op enkele punten getracht de wetgeving te moderniseren en te uniformeren.
kst-35109-3 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2018
Omdat de voorgestelde Kadasterwet BES betrekking heeft op de taken van een zelfstandig bestuursorgaan wordt deze, overeenkomstig artikel 6 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen mede ondertekend door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Deze memorie van toelichting is als volgt opgebouwd. Allereerst worden in hoofdstuk 2 de aanleiding en achtergrond van het wetsvoorstel geschetst. In hoofdstuk 3 volgen de algemene uitgangspunten van de wet, gevolgd door drie inhoudelijke onderwerpen die een nadere uitleg behoeven in de hoofdstukken 4, 5 en 6. Hoofdstuk 7 betreft de verhouding tot andere regelgeving. De gevolgen van dit wetsvoorstel voor de Kadasters, de openbare lichamen en burgers en bedrijven volgen in hoofdstuk 8. In hoofdstuk 9 wordt aandacht besteed aan de advisering over en consultatie van het wetsvoorstel. Tot slot behandelt hoofdstuk 10 het overgangsrecht en de inwerkingtreding.
Sinds 10 oktober 2010 zijn Bonaire, Sint Eustatius en Saba openbare lichamen binnen het Koninkrijk Nederland. Dit heeft voor een aantal overheidsdiensten een verandering met zich meegebracht door uitbreiding van hun jurisdictie. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Belastingdienst, politie en douane.
Voor de Dienst had deze constitutionele wijziging geen directe gevolgen, aangezien ervoor is gekozen de kadasterfunctie, die tot dan toe was belegd bij het land Nederlandse Antillen, onder verantwoordelijkheid van de eilandbesturen te brengen. De Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, die geldt vanaf 10 oktober 2010, bepaalt dat het bestuurscollege van elk eiland een stichting opricht waarin de afzonderlijke kadasters worden ondergebracht. Voor deze constructie is gekozen om enige afstand tussen de bestuurscolleges en de organisaties belast met de kadastrale functie (de Kadasters) te creëren, zoals ook de Dienst als zelfstandig bestuursorgaan op afstand van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is geplaatst. Daarnaast werd met deze oplossing bereikt dat de gevolgen voor de eilanden zo klein mogelijk werden gehouden; overdracht van de kadastrale functie naar de Dienst zou namelijk op dat moment meer veranderingen met zich mee hebben gebracht en was ook niet te realiseren vóór 10 oktober 2010.
3.1 Nieuwe wetgeving
Het belangrijkste uitgangspunt is dat Caribisch Nederland zoveel mogelijk voordeel heeft van de nieuwe wetgeving, met daarbij zo weinig mogelijk implementatielasten door inhoudelijke wijzigingen van de regelgeving. Voorgesteld wordt daarom om uit te gaan van de bestaande BES-wetgeving, te weten de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES en de Wet openbare registers BES. Deze wetten zijn in het onderhavige wetsvoorstel samengevoegd (respectievelijk in hoofdstuk 6, titel 2, en hoofdstuk 2) en aangevuld met bepalingen uit de Kadasterwet. Echter, niet alle bepalingen uit de Kadasterwet zijn onverkort overgenomen, gezien de omvang van de eilanden of omdat de bepalingen vanwege andere redenen niet noodzakelijk zijn. Zo worden met dit wetsvoorstel geen verplichtingen voor basisregistraties ingevoerd, aangezien er geen basisregistratie voor de BES-eilanden is. Daar waar op dit moment nog niet wordt voldaan aan bepalingen in het wetsvoorstel, is het de verantwoordelijkheid van de Dienst om verbeteringen aan te brengen, zodat op termijn aan de beoogde situatie zal worden voldaan.
Het eilandbestuur kan hier na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel niet meer op worden aangesproken, aangezien de verantwoordelijkheid voor de kadastrale functie vanaf het moment van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel overgaat naar de Dienst.
3.2 Eenduidige verantwoordelijkheid
In de aanloop naar dit wetsvoorstel zijn verschillende organisatiemodellen bestudeerd, zoals een stichting per eiland of een stichting voor de drie eilanden samen. Om te komen tot een eenduidige verantwoordelijkheid voor de kadastrale functie op de eilanden en de rechtszekerheid te verbeteren en de continuïteit te waarborgen is ervoor gekozen geen aparte rechtspersonen te laten bestaan of op te richten, maar om de Kadasters rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de bestaande publiekrechtelijke rechtspersoon de Dienst te brengen. Het bestuur van de Dienst kan daarmee worden aangesproken op het functioneren van de Dienst op het gehele grondgebied van het land Nederland.
3.3 Lokale vestigingen
In het wetsvoorstel is ervoor gekozen om per eiland een vestiging aan te houden met eigen openbare registers. Daardoor kan per eiland zoveel mogelijk op de lokale behoeften worden ingespeeld en kunnen inwoners op hun eigen eiland bij een Kadastervestiging terecht. De huidige Kadasters hebben verschillende systemen en werkwijzen. Dit zal voor een belangrijk deel worden geüniformeerd, waarbij rekening wordt gehouden met de lokale omstandigheden.
3.4 Inbreng van gebruikers
De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, die van toepassing is op de Dienst, schrijft voor dat zelfstandige bestuursorganen hun gebruikers in de gelegenheid moeten stellen om voorstellen te doen tot verbetering van werkwijzen en procedures. De Dienst heeft daarvoor een gebruikersraad.
In de gebruikersraad zitten de vertegenwoordigers van de belangrijkste klantgroepen van de Dienst, zoals notarissen, tussenpersonen in onroerende zaken, ministeries, provincies, gemeenten en eigenaren van registergoederen. De gebruikersraad adviseert het bestuur van de Dienst over onder andere de kwaliteit van de dienstverlening in Nederland, exclusief de eilanden. Om inbreng van de gebruikers op de eilanden te ontvangen, zal het bestuur van de Dienst ten minste eenmaal per jaar de bestuurscolleges van de openbare lichamen ieder voor zich raadplegen over de kwaliteit van de dienstverlening en de tarieven. Bij die raadpleging, door middel van door de bestuurscolleges in te dienen zienswijzen, zullen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vast te stellen regels in acht worden genomen. Die regels zien zowel op de manier waarop de zienswijzen tot stand moeten komen als de wijze waarop die zienswijzen door het bestuur van de Dienst worden betrokken. Zo wordt in de ministeriele regeling in ieder geval bepaald dat de bestuurscolleges in hun adviezen de zienswijzen van relevante stakeholders dienen te betrekken. Deze oplossing is praktisch goed uitvoerbaar, bewerkstelligt dat de adviezen gericht zullen zijn op zaken die spelen op de afzonderlijke eilanden en doet daarmee recht aan de kleine schaal van de eilanden.
3.5 Raad van toezicht
De Dienst heeft een raad van toezicht.1 De raad van toezicht ziet toe op de werkzaamheden van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de organisatie van de Dienst.2 Omdat de Kadasters op de eilanden overeenkomstig dit wetsvoorstel onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van de Dienst gaan ressorteren, zal de raad van toezicht ook toezien op de werkzaamheden van het bestuur met betrekking tot de Kadasters op de eilanden.
De drie Kadasters op de BES-eilanden vertonen onderling grote verschillen in de mate van ontwikkeling. Bonaire is volledig gekadastreerd. De openbare registers zijn gedigitaliseerd en de opbouw van een geautomatiseerde kadastrale registratie met de essentialia uit de akten, alsmede de «on-line» ontsluiting zijn in ontwikkeling. Het Kadaster op Bonaire heeft bovendien eigen landmeters in dienst, zij zijn na de inwerkingtreding van de voorgestelde Kadasterwet BES ambtenaren van het Kadaster.
De Kadasters op Sint Eustatius en Saba bestaan alleen uit openbare registers. Er is geen kadastrale registratie. De openbare registers zijn voor een deel gedigitaliseerd en lopen daarmee achter ten opzichte van Bonaire. Voor beide eilanden geldt dat landmeetkundige werkzaamheden desgevraagd worden uitgevoerd door het kadaster van Sint Maarten (zie het huidige artikel 2, tweede lid, van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES).
Meer specifiek voor Saba geldt dat van veel percelen de actuele tenaamstelling niet bekend is als gevolg van onverdeelde boedels en een beperkte beschikbaarheid uit het verleden van geregistreerde aankomst-titels.3
Het perspectief voor de toekomst is dat de Kadasters op de BES-eilanden zowel op het gebied van de registratie als op het gebied van de informatieverstrekking een gelijkwaardig niveau bereiken ten opzichte van elkaar. Dit wordt bereikt door de werkprocessen en de automatisering bij de Kadasters op de eilanden te uniformeren, waarbij Bonaire als richtpunt dient. Uniformering van de automatisering wordt bereikt door het geautomatiseerde systeem van Bonaire in te zetten voor Sint Eustatius en Saba. Volledige digitalisering van de openbare registers, een geautomatiseerde kadastrale registratie en «on-line» ontsluiting van de essentialia zijn het uiteindelijke doel.
Op Bonaire vindt thans de informatieverstrekking plaats door bij elke aanvraag om informatie over de rechtstoestand van een perceel een volledig titelonderzoek te doen in de openbare registers en deze te vergelijken met het geautomatiseerde systeem dat in opbouw is. Dit is tijdrovend voor burgers en bedrijven. Door volledige implementatie van het geautomatiseerde systeem zal steeds de actuele rechtstoestand per perceel beschikbaar zijn, zonder daarvoor nader onderzoek te hoeven doen. Daarna zal een volgende stap genomen kunnen worden, die eruit bestaat dat stakeholders, zoals het notariaat, direct toegang kunnen hebben tot het geautomatiseerde systeem dat de kadastrale registratie bevat. Daardoor zal inzage op afstand mogelijk zijn. Ten slotte zal dóórontwikkeling kunnen plaatshebben die eruit bestaat dat stukken niet meer op papier aangeboden hoeven worden, maar elektronisch kunnen worden aangeleverd.
Voor de eilanden Sint Eustatius en Saba geldt hetzelfde ontwikkelpad. Bijzonder in de situatie van de bovenwindse eilanden is dat daar de banken en het notariaat op Sint Maarten gevestigd zijn. Het beschikbaar hebben van een kadastrale registratie, deze op afstand kunnen inzien en het elektronisch kunnen aanleveren van stukken zijn voordelen die juist op deze eilanden van grote waarde kunnen zijn.
Tevens geldt voor alle eilanden dat door het aanwezig zijn van een kadastrale registratie de massale informatieverstrekking aan de overheid omtrent de rechtstoestand van percelen veel efficiënter en transparanter kan plaatsvinden dan thans het geval is.
Het ligt in de lijn der verwachting dat als gevolg van het schaalvoordeel dat wordt bereikt bij het onderbrengen van de drie Kadasters bij de veel grotere Dienst lagere tarieven in rekening gebracht kunnen worden voor de kadastrale dienstverlening op de eilanden dan als alle kosten volledig voor rekening van elk individueel Kadaster zouden komen.
Tevens is het streven om actuele gegevens over de rechtstoestand van de percelen en de rechten waaraan deze zijn onderworpen te verkrijgen, met name op Saba.
Om de kadastrale registratie van de Kadasters te kunnen laten fungeren als een informatiebron betreffende onroerende zaken, is het van groot belang dat de gegevens die zijn opgenomen in de gegevensbestanden van de Kadasters aan redelijke eisen van nauwkeurigheid en betrouwbaarheid voldoen. Teneinde dit te verzekeren, is in het onderhavige wetsvoorstel opgenomen dat de Dienst de mogelijkheid krijgt om de kadastrale registratie bij te werken in de vorm van vernieuwing indien dit wenselijk is en de daarvoor benodigde middelen aanwezig zijn.
Vernieuwing vindt steeds plaats op grondslag van een ambtshalve onderzoek met betrekking tot in beginsel alle bij de Kadasters bekende gegevens omtrent de rechten, rechthebbenden, grootte en feitelijke gesteldheid van onroerende zaken in een bepaald gebied, zodat aan hogere eisen van nauwkeurigheid en betrouwbaarheid kan worden voldaan. Dit onderzoek is dan ook ingrijpender van aard dan in geval van bijhouding. In geval van bijhouding worden veranderingen in de rechtstoestand van een onroerende zaak door toedoen van de belanghebbenden bekendgemaakt, meestal via inschrijving van een stuk in de openbare registers of door hen uitgelokt, bijvoorbeeld in geval van een verzoek tot splitsing of samenvoeging van percelen.
Met name met het oog daarop is in het onderhavige wetsvoorstel de mogelijkheid voor kadastrale vernieuwing opgenomen, waarbij aansluiting gezocht is bij de systematiek van de Kadasterwet. De bij vernieuwing aan het licht gebrachte veranderingen worden vastgesteld in een akte van vernieuwing die wordt ingeschreven in de openbare registers (het voorgestelde artikel 73, vijfde lid). Op de voet daarvan wordt de kadastrale registratie bijgewerkt (het voorgestelde artikel 74, eerste lid).
-
5.Verschuiving van de verantwoordelijkheid voor het functioneren van de Kadasters van de bestuurscolleges naar het bestuur van de Dienst
Door de verschuiving van de eindverantwoordelijkheid voor het functioneren van de Kadasters in de openbare lichamen van de bestuurscolleges naar het bestuur van de Dienst (zie het voorgestelde artikel 3), dienen ook bevoegdheden van de bestuurscolleges over te gaan. Dit betekent echter niet dat de bestuurscolleges in het geheel geen invloed meer zullen hebben op het functioneren van de Kadasters. Het voorgestelde artikel 11 regelt dat over de kwaliteit en de doelmatigheid van de dienstverlening, over toekomstige ontwikkelingen met betrekking tot de Kadasters, en over andere zaken van gemeenschappelijk belang, overleg tussen de bestuurscolleges en het bestuur van de Dienst dient te worden gevoerd. Voorts dient het bestuur van de Dienst bij voorgenomen beleidswijzigingen met betrekking tot deze onderwerpen, alsmede over de vergoedingen, bedoeld in het voorgestelde artikel 82, de bestuurscolleges om advies te vragen en kunnen de bestuurscolleges ongevraagd advies uitbrengen over deze onderwerpen, ongeacht of er voornemens zijn beleidswijzigingen door te voeren.
Naast de kadastrale registratie kennen de BES-eilanden registraties voor schepen en luchtvaartuigen, zoals in het Europese deel van Nederland. Ook deze worden overgenomen uit de Wet openbare registers BES. Er zijn echter ook in deze registraties verschillen ten opzichte van die voor het Europese deel van Nederland.
Een groot verschil is het type schip dat kan worden opgenomen in de registratie voor schepen. Artikel 194 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES bepaalt in het eerste lid, onder b, dat teboekstelling van een (afgebouwd) zeeschip slechts mogelijk is, indien het een Nederlands schip is in de zin van de rijksregelgeving ter zake van de nationaliteit van schepen. Aan het oorspronkelijke eerste lid van dit artikel is echter met de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba de zin toegevoegd dat teboekstelling slechts mogelijk is ten aanzien van pleziervaartuigen in de niet-bedrijfsmatige vaart. Op grond van artikel 2 van de Vaartuigenwet 1930 BES is voorgeschreven dat ieder zeil-, motor-of visserijvaartuig in een afzonderlijk register4 ingeschreven moet staan en voorzien moet zijn van een letter en een nummer.5 Er is dus een onderscheid ten aanzien van het registreren van schepen tussen enerzijds privéschepen en anderzijds commerciële schepen.
Dit onderscheid heeft voor onderhavig wetsvoorstel geresulteerd in een definitie van privéschepen ter onderscheiding van andere (commerciële) schepen (zie artikel 2). De commerciële schepen zijn, ondanks dat ze niet in de openbare registers van de BES worden opgenomen, in het wetsvoorstel opgenomen met het oog op het voorgestelde artikel 7, eerste lid, onder k, waarmee voor Nederlandse zeeschepen (beroepsvaartuigen in de zin van onderhavig wetsvoorstel) een loket wordt geboden voor teboekstelling door de Dienst overeenkomstig de Kadasterwet. Privéschepen die in het bezit zijn van een registratie ingevolge de Vaartuigenwet 1930 BES en die voldoen aan de definitie in het voorgestelde artikel 2 kunnen worden teboekgesteld bij een Kadaster in een openbaar lichaam, terwijl commerciële schepen aldaar niet kunnen worden teboekgesteld en derhalve voor teboekstelling zijn aangewezen op de Dienst.
Voor luchtvaartuigen is de regeling voor teboekstelling te vinden in het eerste lid, onder a, van artikel 1303 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES. Teboekstelling is slechts mogelijk indien het luchtvaartuig een Nederlands luchtvaartuig is in de zin van de Wet luchtvaart. Een beperking van de teboekstelling, zoals die hiervoor is beschreven voor beroepsvaartuigen, is voor luchtvaartuigen niet aan de orde. Weliswaar is met de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba aan dit artikellid een zin toegevoegd dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de mogelijkheid van teboekstelling, doch die delegatiemogelijkheid is niet benut. Luchtvaartuigen kunnen derhalve, mits ingeschreven in het Nederlands (nationaliteits)register, bij een Kadaster in een openbaar lichaam worden teboekgesteld.
Het onderhavige wetsvoorstel is grotendeels overgenomen uit drie reeds bestaande wetten, te weten de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, de Wet openbare registers BES en de Kadasterwet. Enkel de artikelen 1, 3, 11, 17, 60 en 61 zijn geheel nieuw ten opzichte van de bestaande regelgeving. Ook de hoofdstukken 9 tot en met 12 zijn nieuw, maar dit vloeit grotendeels voort uit het feit dat dit een nieuwe wet betreft.
Aangezien de meeste artikelen uit de eerdergenoemde wetten zijn overgenomen, verandert ook de verhouding ten opzichte van de andere wetten waar die een relatie tot hebben niet. Zo blijft de koppeling met bijvoorbeeld het Burgerlijk Wetboek BES onverminderd cruciaal.
Het onderhavige wetsvoorstel heeft, doordat de Kadasters onderdeel worden van de Dienst, wel een relatie met de Organisatiewet Kadaster.
Die wet regelt de inrichting en vormgeving van de Dienst, waar de Kadasters onderdeel van zullen gaan uitmaken. Dit betekent dat het bestuur van de Dienst ook verantwoordelijk wordt voor de kadastrale functie op de BES-eilanden en de raad van toezicht daar eveneens mee te maken krijgt (zie ook paragraaf 3.4 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting). De openbare lichamen zullen weliswaar geen plek krijgen in de gebruikersraad, maar worden wel op een andere manier betrokken in de beleidsvorming van de kadastrale functie. De Organisatiewet Kadaster wordt ook op enkele punten aangepast (zie het voorgestelde artikel 86).
8.1 De Kadasters
De dienstverlening door het Kadaster van Bonaire zal grotendeels ongewijzigd worden voortgezet, terwijl de dienstverlening op Sint Eustatius en Saba in overeenstemming zal worden gebracht met de dienstverlening op Bonaire. In personele zin zal er weinig veranderen. De ambtenaren die eerst voor de stichting of voor het openbaar lichaam werkzaam waren, zullen nu de werkzaamheden voortzetten onder verantwoordelijkheid van de Dienst. Doordat de inhoud van de Kadasterwet BES inhoudelijk grotendeels overeenkomt met de bestaande regelgeving op de BES-eilanden ten aanzien van de Kadasters, zijn de uitvoeringslasten met betrekking tot de dagelijkse gang van zaken beperkt.
8.2 De openbare lichamen
Voor de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba brengt het wetsvoorstel overwegend een daling van de kosten met zich mee. De kostendaling is relatief het grootst voor het openbaar lichaam Saba, omdat daar op dit moment geen tarieven aan de klant in rekening worden gebracht. De kosten van het Kadaster komen daardoor volledig en direct ten laste van het openbaar bestuur. Op Sint Eustatius is de lastendaling minder groot, aangezien de kosten niet geheel voor rekening van het openbaar bestuur komen, maar deels worden gecompenseerd via tarieven die aan gebruikers in rekening worden gebracht. Op Bonaire komen de kosten in het geheel niet voor rekening van het openbaar lichaam, maar direct en volledig voor rekening van de Stichting Kadaster & Hypotheekwezen Bonaire. De Stichting betaalt op dit moment de kosten uit de tarieven die zij in rekening brengt voor verrichte diensten.
Voor de openbare lichamen geldt verder dat deze geen inhoudelijke zorg meer hebben voor de Kadasters. Wel zullen zij in staat worden gesteld hun opinie ten aanzien van tarieven, ontwikkelingen en dergelijke bij de Dienst onder de aandacht te brengen, opdat rekening wordt gehouden met lokale omstandigheden en voorkeuren (zie de voorgestelde artikelen 11 en 83 van het wetsvoorstel).
8.3 Burgers en bedrijven
Na de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel zullen in alle openbare lichamen tarieven in rekening worden gebracht aan gebruikers (notarissen, burgers, makelaars, banken, enzovoorts).
De hoogte van de tarieven zal niet uitsluitend worden bepaald door de kostprijs. Voor de tariefvaststelling zal ook rekening worden gehouden met de specifieke omstandigheden aldaar, mede opgebracht door de bestuurscolleges (zie het voorgestelde artikel 83). Voor Sint Eustatius en Saba geldt dat een kostendekkend tarief per eiland niet goed mogelijk is, gezien het geringe werkaanbod en de beoogde investeringen in de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening. In het geval dat voor één of meer van de eilanden gekozen wordt voor een tariefstijging, betekent dat een kostenverhoging voor burgers en bedrijven.
Voor gebruikers van de Kadasters geldt als belangrijk voordeel van het onderhavige wetsvoorstel dat verdere automatisering en digitalisering zal leiden tot verbeteringen van de dienstverlening (bijvoorbeeld door snellere informatieverstrekking). Bij de Kadasters worden maandelijks ongeveer 100 tot 125 akten ter inschrijving aangeboden. Daarnaast wordt ongeveer 300 tot 400 keer per maand inzage gevraagd in de rechtstoestand van een perceel. Door het ontbreken van een operationele kadastrale registratie, is het thans niet mogelijk direct kennis te nemen van de rechtstoestand van een perceel (rechten, rechthebbenden en relevante stukken). Dit betekent dat steeds een tijdrovend titelonderzoek moet worden gedaan door de hypotheekbewaarder, waarbij hij alle titels onderzoekt die per de ontstaansdatum van het hypotheekkantoor met betrekking tot het perceel (of de percelen waaruit in het verleden het perceel is ontstaan) zijn ingeschreven. Door automatisering en digitalisering zal een kadastrale registratie worden opgebouwd die direct de actuele situatie aangeeft per perceel, zonder dat een dergelijk titelon-derzoek nodig is. Deze registratie zal op termijn ook op afstand te raadplegen zijn. Hierdoor wordt de rechtstoestand van vastgoed transparanter, hetgeen de aankoop en financiering van vastgoed aantrekkelijker maakt.
Tevens wordt de continuïteit van de dienstverlening beter gewaarborgd, doordat de Kadasters onderdeel worden van een grotere organisatie.
9.1 Consultatie van de bestuurscolleges van de openbare lichamen
Het wetsontwerp is, overeenkomstig artikel 109 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en na te zijn afgestemd met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op 21 april 2017 door het toenmalige Ministerie van Infrastructuur en Milieu voor consultatie toegezonden aan de bestuurscolleges van de openbare lichamen. Voorafgaand aan deze consultatie hadden reeds vier workshops plaatsgevonden, waarbij steeds (delen van) het onderhavige wetsvoorstel aan de orde is geweest. Deze bijeenkomsten hebben op een aantal punten geleid tot aanpassing van het wetsontwerp.
Het bestuurscollege van het openbaar lichaam Bonaire heeft op 31 oktober 2017 een reactie gegeven. Daarin gaf het bestuurscollege aan niet te kunnen instemmen met het wetsvoorstel, omdat naar zijn mening onvoldoende was aangetoond dat de voordelen niet op een andere manier kunnen worden bereikt. Er werd gewezen op de in 2010 gekozen figuur van de oprichting van een stichting die de kadasterfunctie uitvoert en op structurele wijze samenwerkt met de Dienst in Nederland. De Dienst kan de Kadasters tijdelijk ondersteunen om op een hoger niveau te komen, en hiertoe heeft de toenmalige Minister van Infrastructuur en Milieu een tijdelijk budget beschikbaar gesteld waarmee de Dienst de afgelopen jaren verbeteringen heeft doorgevoerd. De Dienst werkt echter tariefgefinancierd; structurele ondersteuning kan hij alleen bieden tegen betaling. De daarvoor benodigde middelen zijn niet eenvoudig beschikbaar te stellen door de bestuurscolleges; verdiscontering in de tarieven zou leiden tot stijging van het nu reeds hoge tariefniveau. Duurzame samenwerking is beter gewaarborgd door de Kadasters onderdeel te maken van de Dienst dan door (tijdelijke) opdrachten die afhankelijk zijn van beschikbaar opdrachtbudget.
Dat de Kadasters door het wetsvoorstel onderdeel worden van de Dienst, doet niet af aan de zelfstandige positie van de openbare lichamen zoals Bonaire stelt. De Kadasters zullen nog in grote mate keuzes kunnen maken in hun uitvoering. De bestuurscolleges kunnen via consultatie- en overlegverplichtingen de specifieke belangen van de eilanden behartigen. Bonaire acht deze verplichtingen onvoldoende bescherming van de eigen belangen. Echter, de Dienst moet de standpunten van de eilanden niet alleen afwegen maar in zijn voorstellen aan de Minister tevens aangeven hoe deze standpunten daarin zijn verwerkt. Bij zijn goedkeuring van voorstellen let de Minister op de belangen van de eilanden. Voorts geldt dat een Kadaster wordt gekenmerkt door een beleidsneutrale uitvoering van zijn taken; de juridische en economische belangen van een goed functionerend Kadaster zijn groot, maar het politieke karakter is beperkt. Aldus is het verlies aan autonomie gering.
Een ander belangrijk argument van Bonaire is dat verschillende organisatiemodellen zijn bestudeerd en dat op basis hiervan is gekozen de Kadasters rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de Dienst te brengen, maar de afwegingen die hiertoe hebben geleid niet in deze memorie van toelichting zijn vermeld en ze daarom niet duidelijk zijn voor het bestuurscollege. Tijdens de workshops die de Dienst de afgelopen jaren op de eilanden heeft georganiseerd is uitgebreid op de governance ingegaan. Het besluit om de Kadasters onder verantwoordelijkheid van de Dienst te brengen is in 2011 genomen. Binnen dit kader zijn verschillende modellen denkbaar. Belangrijke criteria voor de keuze van het nu voorgestelde model zijn:
-
-De raad van bestuur van de Dienst is voor de Minister aanspreekbaar en moet ten volle verantwoordelijk zijn voor alle kadasteractiviteiten. Daarom is gekozen voor het opgaan in 1 rechtspersoon.
-
-De eilanden moeten invloed hebben op het beleid van de Dienst wat betreft de lokale werkzaamheden. Daarom is gekozen voor een model van overleg en raadpleging; de Dienst is bij belangrijke beslissingen verplicht de bestuurscolleges te horen en de afwegingen daaromtrent voor de Minister inzichtelijk te maken.
-
-Op de algemene gang van zaken dient toezicht gehouden te worden, vergelijkbaar bij de huidige Dienst. Dit heeft geleid tot de bepaling dat de raad van toezicht van de Dienst tevens zal toezien op de werkzaamheden die op de eilanden worden uitgevoerd.
Het voormalige bestuurscollege van het openbaar lichaam Sint Eustatius heeft niet formeel gereageerd op de consultatie maar in 2017 mondeling aangegeven tegen elk wetsvoorstel te zijn dat de autonomie zou aantasten.
Het huidige bestuur heeft op 13 maart 2018 schriftelijk laten weten het onderbrengen van het Kadaster onder de Dienst als enige optie te zien om de kwaliteit van het Kadaster te blijven waarborgen en hoopt op spoedige inwerkingtreding van het wetsvoorstel.
Het bestuurscollege van het openbaar lichaam Saba reageerde bij brief van 9 juni 2017 en heeft aangegeven geen opmerkingen over of bezwaren tegen het wetsvoorstel te hebben.
9.2 Internetconsultatie
Een ontwerp van dit besluit is ter internetconsultatie gepubliceerd van 7 september tot en met 5 oktober 2017. Daarop is slechts één reactie binnengekomen. Die reactie heeft niet tot aanpassing van dit wetsvoorstel of deze memorie van toelichting geleid.
9.3 Adviescollege toetsing regeldruk
Het Adviescollege toetsing regeldruk (hierna: ATR) adviseert over de regeldrukgevolgen van alle voorgenomen wet- en regelgeving. Op 6 december 2017 heeft het ATR een advies uitgebracht over het onderhavige wetsvoorstel. Het advies hield in dat het voorstel kon worden ingediend, nadat met de adviespunten van het ATR rekening is gehouden. De adviespunten betroffen het vergroten van het inzicht in de (positieve) regeldrukeffecten van het voorstel en het uitwerken van de verschillen in de veranderopgave om te komen tot één Kadaster en daarbij in het bijzonder aandacht te besteden aan de effecten en de werkbaarheid voor burgers en bedrijven op de eilanden. Deze adviespunten zijn ter harte genomen en hebben geleid tot aanpassingen in hoofdstuk 4 van deze memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel voorziet in enkele overgangsrechtelijke bepalingen. Eerst en vooral wordt zeker gesteld dat de bestaande Kadasters en openbare registers blijven bestaan (het voorgestelde artikel 12, derde lid). Daarnaast wordt voorzien in de eerbiedigende werking van de aansprakelijkheden van de Kadasters (op grond van artikel 30 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES) en de openbare lichamen (het voorgestelde artikel 89) en de geldende vergoedingen van door de Kadasters verrichtte diensten (het voorgestelde artikel 91), tot het moment waarop de hoogte van de vergoedingen wordt vastgesteld door het bestuur van de Dienst.
In het voorgestelde artikel 90 wordt nog bepaald dat de teboekstelling van commerciële schepen wordt doorgehaald als deze niet binnen zes maanden zijn teboekgesteld in de openbare registers van het Europese deel van Nederland op grond van titel 1, afdeling 2, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
De inwerkingtreding zal geschieden bij koninklijk besluit. Het voornemen is om de wet, indien mogelijk met het oog op de behandeling door de Staten-Generaal, met ingang van 1 juli 2019 in werking te laten treden.
De begrippen «bewaarder» en «Dienst» zijn overgenomen uit de Kadasterwet. Het begrip «kadastrale registratie» wordt in het wetsvoorstel geïntroduceerd, als tegenhanger van de basisregistratie kadaster uit artikel 2, tweede lid, van de Kadasterwet. De begripsomschrijvingen komen overeen.
De begrippen «openbaar lichaam» en «openbare registers» zijn afkomstig uit de Wet openbare registers BES. Dat laatste geldt ook voor de geldigheid van de begrippen uit het Burgerlijk Wetboek BES, zoals bepaald in het tweede lid van het voorgestelde artikel 2.
De begripsomschrijving voor «privéschip» komt inhoudelijk overeen met de begripsomschrijving zoals deze in de Wet openbare registers BES is opgenomen voor «schip». Aangezien er in de voorgestelde wet een verschil is tussen privéschepen en commerciële schepen, is de algemene term «schip» verlaten. Het begrip «commercieel schip» wordt in het wetsvoorstel niet gebruikt; er wordt gesproken van een vaartuig, niet zijnde een privéschip.
Het voorgestelde artikel 3 beschrijft de lokale Kadasters en brengt de eindverantwoordelijkheid van het bestuur van de Dienst voor het functioneren van de Kadasters in de openbare lichamen tot uitdrukking, door te bepalen dat de Kadasters een onderdeel zijn van de Dienst. In de huidige BES-wetgeving ligt die eindverantwoordelijkheid bij de bestuurscolleges van de openbare lichamen. Daarnaast brengt dit artikel tot uitdrukking dat de Kadasters weliswaar onderdeel uitmaken van de Dienst, maar dat ruimte is gecreëerd om in de bedrijfsvoering desgewenst af te wijken van de Nederlandse situatie. Om die reden zijn de Kadasters niet opgegaan in bestaande afdelingen van het Kadaster, maar zijn ze rechtstreeks onder het bestuur van de Dienst geplaatst.
Voor het personeel van de Kadasters in de openbare lichamen wordt voorgesteld dat zij worden aangemerkt als ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet BES. Deze voorgestelde constructie is vergelijkbaar met die voor de in het Europese deel van Nederland werkzame ambtenaren van het Kadaster die door artikel 18, eerste lid, van de Organisatiewet
Kadaster worden aangemerkt als ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet. Voor zowel de Ambtenarenwet BES als de Ambtenarenwet geldt dat het Kadaster niet tot de overheid respectievelijk de openbare dienst in de zin van die wet behoort.
De Kadasters vervullen een wettelijke overheidstaak in de openbare lichamen, reden om het personeel als ambtenaar aan te merken. Omdat de Kadasters werkzaam zijn in de openbare lichamen, waar de Ambtenarenwet BES van toepassing is op het overheidspersoneel, is gekozen voor het aanmerken van het personeel als ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet BES. De rechtspositie van de ambtenaren in dienst van de Kadasters wijkt daarmee niet af van de rechtspositie van de overige ambtenaren in de openbare lichamen. Omdat de Kadasters tot de centrale overheid worden gerekend en voorts in onafhankelijkheid van de besturen van de openbare lichamen functioneren, wordt voorgesteld om de rechtspositie van ambtenaren in dienst van de staat, genoemd in de Ambtenarenwet BES, ook van toepassing te laten zijn op de ambtenaren van de Kadasters.
Het voorgaande houdt in dat de rechtspositie van de ambtenaar geen wijziging ondergaat, behoudens het feit dat het bevoegd gezag wordt gewijzigd. Immers, het bestuur van de Dienst wordt op het moment van inwerkingtreding van de wet het bevoegd gezag voor de ambtenaren die werkzaam zijn voor de Kadasters (zie ook het voorgestelde artikel 93).
Het voorgestelde artikel 5 is ontleend aan artikel 4 van de (Nederlandse) Kadasterwet. Het bestuur van de Dienst heeft daarmee dezelfde bevoegdheden voor wat betreft de kantoren in het Europese als het Caribische deel van Nederland.
De huidige BES-wetgeving kent, in tegenstelling tot de (Nederlandse) Kadasterwet, geen expliciete bepalingen omtrent de doeleinden van de Kadasters. Het voorgestelde artikel 6, ontleend aan artikel 2a van de Kadasterwet, beoogt de totstandkoming van een zodanige bepaling voor de Kadasters in de openbare lichamen.
Met betrekking tot onderdeel d wordt opgemerkt dat dit ziet op het ondersteunen en bevorderen van activiteiten die nodig zijn voor het bestaan van een goed functionerende onroerendgoedmarkt en een efficiënt verloop van het financieel-economisch verkeer, zoals kredietverlening door banken en investeringen door pensioenfondsen en verzekeraars. Het registreren en verwerken of verstrekken van bijvoorbeeld gegevens over koopsommen maakt de handel op de onroerendgoedmarkt of segmenten ervan transparant en kan deze ook bevorderen. Dit geldt in zekere zin ook voor de vastlegging van hypotheeksommen en het verwerken van dit soort gegevens, aangezien dit de hypotheekmarkt transparant maakt en het mogelijk wordt dat kredietverleners hun aandeel daarin kunnen monitoren.
Het voorgestelde artikel 7 bevat de taken van de Kadasters. Het artikel is voor een belangrijk deel ontleend aan de artikelen 1a en 3 van de Kadasterwet en toegespitst op hetgeen in de openbare lichamen reeds aanwezig is en voorts op hetgeen minimaal wenselijk wordt geacht.
Artikel 7 wordt voorgesteld omdat een expliciete bepaling waarin de taken bijeen zijn gebracht in de huidige BES-wetgeving ontbreekt.
Het houden van de openbare registers is een taak die thans reeds op de eilanden wordt verricht (eerste lid, onder a). De (geautomatiseerde) kadastrale registratie is reeds in opbouw op Bonaire en zal op termijn ook voor de Kadasters op Sint Eustatius en Saba worden opgebouwd. Onderdeel b voorziet erin dat het Kadaster op Bonaire thans en de Kadasters op Sint Eustatius en Saba op termijn het houden en bijwerken van de kadastrale registratie als taak toegewezen krijgen. Het in stand houden van een net van coördinaatpunten en het in stand houden van geografische gegevens bestaande uit een eilanddekkend topografisch bestand op een schaalniveau van 1:10.000 is in de huidige BES-wetgeving geen formele taak. Met het voorgestelde artikel 7 worden deze taken toegevoegd (eerste lid, onder c en d). Met betrekking tot de voorgestelde onderdelen c en d van het eerste lid wordt voorts nog opgemerkt dat het topografisch bestand een onderdeel is van de topografische kartering van heel Nederland. Uitvoering van deze taak vindt daarom altijd plaats in overleg met de Dienst, waarbij de Dienst afstemt met overige Rijkspartijen die dit basisbestand (en de daarvan afgeleide bestanden) nodig hebben voor de uitvoering van hun wettelijke taken. Ook als het gaat om het in stand houden van een net van coördinaatpunten dient de uitvoering altijd plaats te vinden in overleg met de Dienst, waarbij de Dienst afstemt met overige Rijkspartijen die betrokken zijn bij dat net. Aan landsdekkende topografische bestanden op een schaalniveau kleiner dan 1:10 000, genoemd in artikel 1a, tweede lid, onderdeel b, van de Kadasterwet, is voor de BES-eilanden geen behoefte en deze worden dan ook niet in stand gehouden voor de BES-eilanden op grond van het voorgestelde artikel 7, eerste lid, onderdeel d. Met de onderdelen e en f wordt aangesloten op de na te streven toekomstige ontwikkelingen voor het houden en bijwerken van registraties voor schepen en luchtvaartuigen. De onderdelen g tot en met j zijn overgenomen uit de Kadasterwet en betreffen met de hiervoor genoemde taken samenhangende taken. Onderdeel k betreft de teboekstelling van commerciële schepen, welke op basis van de BES-wetgeving niet mogelijk was in de openbare registers voor de BES-eilanden. Het wordt nu wel de taak van de Kadasters om als loket te fungeren voor de teboekstelling van commerciële schepen in de Europees-Nederlandse openbare registers. Meer hierover, alsmede over het tweede lid, is beschreven in hoofdstuk 6 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting.
Het voorgestelde artikel 8 is ontleend aan de artikelen 3a en 3b van de Kadasterwet. Artikel 3d van de Kadasterwet met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens is in dit voorstel niet overgenomen, omdat de Wet bescherming persoonsgegeven BES (hierna: Wbp BES) reeds een overeenkomstige bepaling bevat.
Artikel 7 van de Wbp BES bepaalt dat persoonsgegevens voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld. In het eerste lid van het voorgestelde artikel 8 wordt daarom bepaald dat de Kadasters persoonsgegevens verzamelen en verwerken overeenkomstig de in artikel 6 genoemde doeleinden.
Het tweede lid regelt dat de door de Kadasters verwerkte persoonsgegevens niet worden verwerkt ten behoeve van direct marketing doeleinden (artikel 33 van de Wbp BES). Het is niet juist dat persoonsgegevens die op grond van een wettelijke verplichting aan de Kadasters worden geleverd en grotendeels buiten de betrokkene om worden verzameld, aan derden zouden worden verstrekt voor direct marketing of voor andere commerciële of charitatieve doelen. Een gelijkluidende bepaling is overigens ook in de Kadasterwet opgenomen (artikel 3a).
In het derde lid wordt het bestuur van de Dienst aangewezen als verantwoordelijke voor verwerkingen als bedoeld in het eerste lid. Hierdoor wordt voorkomen dat onduidelijkheid ontstaat over de positie van het bestuur van de Dienst ten opzichte van de bewaarder van het Kadaster. De Kadasters ressorteren namelijk rechtstreeks onder het bestuur van de Dienst en hebben op grond van de Kadasterwet BES de taken toebedeeld gekregen zoals genoemd in artikel 7, waaronder het houden van de openbare registers. De bewaarder van het Kadaster is als functionaris op grond van artikel 10 daarmee belast. Ten slotte worden door het bestuur van de Dienst de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens bepaald als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder d, van de Wbp BES.
De voorgestelde tekst voor deze artikelen is grotendeels ontleend aan de artikelen 7 en 8 van de Kadasterwet.
De verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de wettelijke bewaar-derstaak ligt bij een door het bestuur van de Dienst op de voet van het voorgestelde artikel 9, eerste lid, benoemde bewaarder. In de voorgestelde tekst is opgenomen dat sprake is van ten minste één en ten hoogste drie bewaarders, om het bestuur van de Dienst optimale flexibiliteit te bieden voor invulling van de bewaarders positie in de toekomst (bijvoorbeeld één voor alle BES-eilanden, één voor Bonaire en één voor Sint Eustatius en Saba of één per eiland). Deze bewaarder kan overigens ook gevestigd zijn in Nederland en dit kan tevens een bewaarder zijn in de zin van de Kadasterwet.
De eisen waaraan een persoon moet voldoen om bewaarder te worden, zijn beschreven in het tweede lid en kunnen nader worden ingevuld op basis van het voorgestelde derde lid. Deze leden zijn gelijkluidend aan het tweede lid van artikel 6 van de Kadasterwet. Hetzelfde geldt voor het derde tot en met het vijfde lid van het voorgestelde artikel 9. Over het voorgestelde vierde lid wordt nog wel opgemerkt dat de vervanging alleen ziet op de bewaarders en niet op de gemandateerde bewaarders op grond van het voorgestelde artikel 10, tweede lid (zie hieronder)
In het voorgestelde artikel 10, eerste lid, zijn de taken van de bewaarder opgenomen. Deze zijn inhoudelijk vrijwel gelijk aan de taken die in artikel 7, eerste lid, van de Kadasterwet aan de bewaarder worden toegekend.
De bewaarder kan een of meer personen mandateren om namens hem de wettelijke bewaarderstaak binnen een Kadaster uit te oefenen. Indien de bewaarder van de mogelijkheid tot mandateren gebruikmaakt, behoeft dit steeds de instemming van het bestuur van de Dienst. Het gebruik van de mandaatmogelijkheid kan bijvoorbeeld doelmatig zijn in de eerste periode nadat de verschuiving van de verantwoordelijkheid voor de Kadasters naar het bestuur van de Dienst heeft plaatsgevonden. De voorgestelde mandaatregeling van artikel 10, tweede lid, maakt het immers mogelijk dat een ambtenaar die in dienst is van (bijvoorbeeld) het openbaar lichaam en daarmee niet door het bestuur van de Dienst tot bewaarder benoemd kan worden, deze werkzaamheden toch als gemandateerd bewaarder kan uitoefenen. Dit maakt het mogelijk om in die periode de bestaande situatie op de eilanden zoveel mogelijk te continueren en dit voor de drie eilanden op gelijke wijze te regelen. Ingeval de mandaatregeling wordt toegepast, zal de bewaarder een mandaatbesluit vaststellen waarin de wijze van uitoefening van de bevoegdheden en de te verrichten werkzaamheden zijn beschreven, alsmede de voorwaarden waaronder de mandaatverlening plaatsvindt.
Het voorgestelde artikel 11 regelt in het eerste lid dat over de kwaliteit en de doelmatigheid van de dienstverlening, over toekomstige ontwikkelingen met betrekking tot de Kadasters en over andere zaken van gemeenschappelijk belang, overleg tussen de bestuurscolleges en het bestuur van de Dienst dient te worden gevoerd. Voorts dient het bestuur van de Dienst bij voorgenomen beleidswijzigingen met betrekking tot deze onderwerpen, alsmede over het digitaal aanbieden van stukken als bedoeld in het voorgestelde artikel 17 of over de vergoedingen, bedoeld in het voorgestelde artikel 82, de bestuurscolleges om advies te vragen (het voorgestelde artikel 83). Overigens kan het zijn dat een bestuurscollege geen gebruik maakt van de mogelijkheid om haar zienswijze naar voren te brengen. In dat geval kan de procedure na een termijn van acht weken doorgaan zonder dat van elk bestuurscollege een zienswijze is ontvangen.
Het derde lid maakt het mogelijk dat de bestuurscolleges van de openbare lichamen ook ongevraagd advies kunnen uitbrengen over de onderwerpen genoemd in het eerste lid, ongeacht of het bestuur van de Dienst voornemens is tot een beleidswijziging over te gaan.
Bij ministeriële regeling zal worden bepaald hoe het bestuur van de Dienst de raadpleging van de bestuurscolleges van de openbare lichamen gaat vormgeven (onderdeel a) en hoe de zienswijzen van de bestuurscolleges tot stand komen. Hierbij zal in elk geval worden bepaald dat de belangrijkste gebruikers van de diensten van de Kadasters worden betrokken bij de advisering door de bestuurscolleges. Tot de instelling van een formele gebruikersraad (zoals de Nederlandse Organisatiewet Kadaster die regelt in de artikelen 16 en 16a) die rechtstreeks adviseert aan het bestuur van de Dienst, leent de (kleinere) schaal van de eilanden zich niet. Tijdens de gehouden workshops die met de (vertegenwoordigers van de) bestuurscolleges hebben plaatsgevonden, bleek dat er een sterke voorkeur voor bestond dat elk bestuurscollege zelf de inspraak van de gebruikers vormgeeft. Bij de genoemde ministeriële regeling zal in ieder geval worden voorgeschreven dat wordt voorzien in de inbreng van de gebruikers van de door de Kadasters geleverde diensten.
Tot slot zullen regels worden gesteld over de wijze waarop het bestuur van de Dienst de zienswijze dient te betrekken bij de beleidswijzigingen (onderdeel c).
Artikelen 12 tot en met 16 en 18 tot en met 53
Deze voorgestelde artikelen vinden hun basis in de artikelen 8 tot en met 47 van de Wet openbare registers BES. In de huidige BES-wetgeving functioneren de genoemde artikelen naar tevredenheid en ook overigens bestaat nauwelijks of geen noodzaak of wenselijkheid tot een inhoudelijke wijziging. Derhalve zijn de voorgestelde artikelen vrijwel ongewijzigd uit de Wet openbare registers BES overgenomen, echter wel met dien verstande dat, zoals eerder in algemene zin opgemerkt, de bevoegdheden van de bestuurscolleges zijn gewijzigd in bevoegdheden voor het bestuur van de Dienst. Dit gebeurt ten opzichte van de BES-wetgeving in de artikelen 12, vierde en vijfde lid, 16, derde, vierde, zesde en zevende lid,
18, derde lid, 20, vierde lid, 21, vierde en vijfde lid, 22, tweede lid, 23, 25, 26, tweede lid, en 52, derde lid. Daarnaast zijn enkele redactionele wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de Wet openbare registers BES.
In het voorgestelde artikel 17 is de mogelijkheid opgenomen dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties besluit dat stukken in elektronische vorm aangeboden kunnen worden. De verdere uitwerking en voorwaarden waaronder elektronische aanlevering kan plaatsvinden worden gedelegeerd aan het bestuur van de Dienst. Hierbij is van belang te vermelden dat op de elektronische handtekening in ieder geval ook de Wet overeenkomsten langs elektronische weg BES en het Besluit elektronische handtekeningen, certificaten en certificatiedienstver-leners BES van toepassing zijn.
De voorgestelde artikelen 54 en 55 zijn ontleend aan artikel 1a van de Wet kadaster en onroerende zaken en beperkte rechten BES. Het voorgestelde eerste lid van artikel 55 komt echter in de huidige BES-wetgeving niet voor. Dit artikellid is ontleend aan artikel 48, eerste lid, van de Kadasterwet en regelt op basis van welke kenmerken in de kadastrale registratie de openbare registers kunnen worden ontsloten. Gelet op de toekomstige ontwikkelingen om een geautomatiseerd kadastrale registratie op de eilanden te realiseren, is het eerste lid een belangrijke toevoeging om de informatievoorziening uit de openbare registers door middel van de kadastrale registratie mogelijk te kunnen maken. In plaats van de oorspronkelijke verwijzing naar artikel 48, tweede lid, van de Kadasterwet in artikel 1a, derde lid, tweede zin, van de Wet kadaster en onroerende zaken en beperkte rechten BES is de inhoud van artikel 48, tweede lid, van de Kadasterwet overgenomen in dit wetsvoorstel. Daarbij is niet alles letterlijk overgenomen, om aan te sluiten bij de situatie van de eilanden.
Op termijn kan er behoefte aan bestaan om de openbare registers met betrekking tot schepen en luchtvaartuigen te kunnen ontsluiten en informatie over schepen en luchtvaartuigen te kunnen verstrekken. Op dat moment zullen de desbetreffende artikelen bij koninklijk besluit in werking treden. Hoe de registraties worden ontsloten en welke gegevens in die registraties worden opgenomen, is bepaald in de voorgestelde artikelen 56 en 58. Die artikelen zijn gebaseerd op respectievelijk artikel 8, eerste en tweede lid, en artikel 92, eerste en tweede lid, van de Kadasterwet.
In het derde lid van beide voorgestelde artikelen is een grondslag opgenomen voor het bestuur van de Dienst om regels te stellen over de in de registraties op te nemen gegevens (waarbij geen andere te registreren gegevens dan die zijn genoemd kunnen worden voorgeschreven) en de bijhouding van de registraties. De Kadasterwet kent een vergelijkbare delegatie aan het bestuur van de Dienst van het vaststellen van zogenaamde catalogi met detaillering, verbijzondering en beschrijving van gegevens. De wijze van bijhouding wordt op grond van de Kadasterwet (geclausuleerd) vastgesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Door de bevoegdheid tot het vaststellen van de genoemde regels in dit wetsvoorstel bij het bestuur van de Dienst neer te leggen, wordt de beoogde flexibiliteit geboden om de registraties zo in te richten dat ze passend zijn voor de BES-eilanden.
Artikel 58 bevat een gedoogplicht voor eigenaren, beperkt gerechtigden en gebruikers van privéschepen voor het aanmerken van een brandmerk. Het (aanbrengen van dat) brandmerk dient ter uitvoering van aan het Kadaster opgedragen taken, oftewel met name het houden en ontsluiten van de registratie voor schepen. De gedoogplicht is afkomstig uit artikel
7a, derde lid, tweede zin, van de Kadasterwet, welk artikel verder een equivalent heeft in artikel 63 van het wetsvoorstel. Deze bepaling is desalniettemin in artikel 58 opgenomen, omdat deze een relatie heeft met de registratie van schepen en systematisch niet past in titel 2 («Bijhouding van de kadastrale registratie») van hoofdstuk 6 van het wetsvoorstel, waarvan artikel 63 deel uitmaakt.
De voorgestelde artikelen 59 tot en met 61 komen in de huidige BES-wetgeving niet voor. Bijwerking van de kadastrale registratie en de kadastrale kaarten kan overeenkomstig artikel 59, eerste en tweede lid, als bijhouding of als vernieuwing plaatsvinden. De term «bijwerking» wordt in dit voorstel geïntroduceerd als de algemene term voor het juist en volledig houden van de kadastrale gegevens en omvat zowel de bijhouding als de vernieuwing. Bijwerking van de registraties voor schepen en luchtvaartuigen vindt enkel plaats door bijhouding, zoals ook is bepaald in de artikelen 86 en 93 van de Kadasterwet. Het derde lid van artikel 59 biedt een grondslag voor het bestuur van de Dienst om regels over de bijhouding te stellen. Deze komt overeen met de huidige grondslag van artikel 1a, derde lid, derde zin van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, met dien verstande dat de bevoegdheid niet bij het bestuurscollege van het openbaar lichaam, maar bij het bestuur van de Dienst komt te berusten. Dit is in lijn met het algemene uitgangspunt van het onderhavige wetsvoorstel om de Kadasters onderdeel van de Dienst te maken.
Artikel 60 is nodig om het bestuur van de Dienst in staat te stellen te bepalen in welke gevallen van bijhouding van de kadastrale registratie een kennisgeving aan belanghebbenden wordt gezonden over de wijzigingen in de kadastrale registratie. Niet in alle gevallen is het nodig om een kennisgeving te verzenden, bijvoorbeeld in de situatie dat beslag wordt gelegd. In het algemeen zijn de bepalingen van de Wet administratieve rechtspraak BES van toepassing op beschikkingen inzake de bijhouding. Dat volgt uit artikel 3, vierde lid, in samenhang met het eerste lid, onder a, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Daarnaast is het nodig om het bestuur van de Dienst in staat te stellen het proces van verbetering van de kadastrale dienstverlening geleidelijk uit te voeren. Daardoor kan eerst de geautomatiseerde kadastrale registratie volledig worden geïmplementeerd en ontsloten en hoeft pas daarna het proces van het versturen van kennisgevingen te worden geïmplementeerd.
Artikel 61 is noodzakelijk om de rechtsbescherming van de belanghebbenden te waarborgen. Als sprake is van bijhouding van de kadastrale registratie, dienen belanghebbenden de mogelijkheid te hebben door middel van het instellen van beroep of het indienen van een bezwaarschrift op te komen tegen het resultaat van de bijhouding, wanneer deze onjuist of onvolledig heeft plaatsgevonden. Het verschil tussen het moment van de beschikking en de kennisgeving is hier van belang. Een beschikking tot bijhouding heeft direct rechtskracht zodra de bijhouding is voltooid. In zoverre is het voor het juridisch effect niet van belang of deze beschikking de rechthebbende bereikt. Van deze beschikking sturen de Kadasters een kennisgeving. Deze worden later verstuurd. Theoretisch zou direct na bijhouding en voor verzending kennisgeving reeds bezwaar gemaakt kunnen worden. Vanuit dat perspectief heeft het voorgestelde artikel 61 zin. Het einde van de bezwaartermijn is afhankelijk van verzending van de kennisgeving.
De basis van dit voorgestelde artikel is gelegen in artikel 2 van de Wet kadaster en onroerende zaken en beperkte rechten BES. Het voorgestelde eerste lid is vergeleken met het eerste lid van artikel 2 van die wet uitgebreid met een bevoegdheid voor de ambtenaren van de Dienst om metingen en andere werkzaamheden, nodig voor het inrichten en in stand houden van de kadasters, te verrichten. Het tweede lid van artikel 2 van de Wet kadaster en onroerende zaken en beperkte rechten BES regelt thans dat de Stichting kadaster en hypotheekwezen op Sint Maarten gemandateerd kan worden metingen te verrichten op Sint Eustatius en Saba. Het voorgestelde tweede lid beoogt die bevoegdheid uit te breiden in die zin dat elke dienst die binnen het Koninkrijk belast is met het bijhouden van kadasters, gemandateerd kan worden tot het verrichten van die metingen. Zo zouden ook de Arubaanse Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregis-tratie en de Stichting Kadaster en Openbare Registers Curagao kunnen worden gemandateerd, met name voor werkzaamheden op het nabijgelegen Bonaire. Daarnaast kan de Dienst worden gemandateerd om vanuit Nederland taken te (komen) verrichten.
Dit voorgestelde artikel is inhoudelijk gelijk aan de artikelen 4 en 5 van de Wet kadaster en onroerende zaken en beperkte rechten BES. In de Kadasterwet wordt deze materie op gelijke wijze geregeld in artikel 7a, eerste tot en met vierde lid.
Dit voorgestelde artikel is ontleend aan artikel 7b van de Kadasterwet en is opgenomen omdat de huidige BES-wetgeving een dergelijke bepaling ontbeert, terwijl daaraan in de praktijk wel behoefte is.
Deze voorgestelde artikelen zijn grotendeels overgenomen uit de Wet kadaster en onroerende zaken en beperkte rechten BES (artikelen 6 en 7,
10 en 11). Omdat deze artikelen tot tevredenheid van de huidige Kadasters op de eilanden hun functie vervullen, is besloten hierin geen wijzigingen aan te brengen. Het bepaalde in de artikelen 8 en 9 van de Wet kadaster en onroerende zaken en beperkte rechten BES zullen op het niveau van een ministeriële regeling worden geregeld, gezien de gedetailleerdheid van de regeling. Hiervoor is een grondslag opgenomen in het vierde lid van artikel 65.
Deze voorgestelde artikelen betreffen de kadastrale vernieuwing, een activiteit waarvoor de huidige BES-wetgeving geen mogelijkheden biedt. De basis voor de voorgestelde artikelen is te vinden in de Kadasterwet (artikelen 55, 56a, 56b en 73 tot en met 77).
Deze artikelen zijn ontleend aan de artikelen 99, 100 en 116 van de Wet openbare registers BES, met dien verstande dat ook hier de in artikel 99, tweede lid, genoemde bevoegdheid voor het bestuurscollege is gewijzigd in een bevoegdheid voor het bestuur van de Dienst.
Dit voorgestelde artikel is ontleend aan de artikelen 100, derde lid, en 102a, van de Kadasterwet. In de huidige BES-wetgeving is het in stand houden van een net van coördinaatpunten en het in stand houden van geografische gegevens bestaande uit een eilanddekkend topografisch bestand op een schaalniveau van 1:10.000, geen formele taak van de huidige Kadasters. Met het opnemen van deze taken in het voorgestelde artikel 7, eerste lid, ontstaat ook de noodzaak om de inzage daarin te regelen. Dat is gebeurd in het voorgestelde artikel 77.
Dit artikel is ontleend aan artikel 107 van de Kadasterwet en biedt een grondslag voor de het bestuur van de Dienst om regels vast te stellen over het verstrekken van inlichtingen in de zin van de Kadasterwet BES.
In artikel 27 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES is het recht op inzage van betrokkenen geregeld. Hoofdstuk 7 van voorliggend wetsvoorstel is te beschouwen als een nadere, specifieke uitwerking van het recht op inzage. De bepalingen in dit wetsvoorstel zijn uitputtend, waardoor het inzagerecht uit de Wet bescherming persoonsgegevens BES kan worden uitgesloten. Dit artikel is ontleend aan artikel 107a van de Kadasterwet.
In dit artikel wordt de mogelijkheid geopend om bij algemene maatregel van bestuur beperkingen vast te stellen ten aanzien van het verstrekken van inlichtingen met betrekking tot aangewezen soort of soorten persoonsgegevens. Dit artikel is ontleend aan artikel 107b van de Kadasterwet.
Dit voorgestelde artikel betreft een samenstelling van de bepalingen die thans zijn opgenomen in artikel 117 van de Wet openbare registers BES, en de artikelen 108 tot en met 110 van de Kadasterwet. Het eerste en tweede voorgestelde artikellid zijn overgenomen uit artikel 117 van de Wet openbare registers BES, waarbij de bevoegdheid van de bestuurscolleges is gewijzigd in een bevoegdheid voor het bestuur van de Dienst. Het voorgestelde derde lid is ontleend aan het tweede lid van artikel 108 van de Kadasterwet, terwijl het voorgestelde vierde en vijfde lid hun oorsprong vinden in artikel 109, respectievelijk artikel 110 van de Kadasterwet. De overgang van de bevoegdheid tot vaststelling van de vergoedingen van de bestuurscolleges naar het bestuur van de Dienst, betekent niet dat de bestuurscolleges volledig verstoken zullen zijn van invloed op de hoogte van de vergoedingen. Het voorgestelde artikel 83 beoogt daarvoor een regeling te geven.
Dit voorgestelde artikel beoogt te voorzien in een procedure voor de vaststelling van de vergoedingen als bedoeld in het vorige artikel door het bestuur van de Dienst, waarbij is voorzien in een adviesfunctie voor de bestuurscolleges, hetgeen enigszins vergelijkbaar met de procedure in de Europees-Nederlandse situatie. Daarbij hebben vertegenwoordigers van de gemeenten zitting in de gebruikersraad van de Dienst (artikel 16, vierde lid, onder e, van de Organisatiewet Kadaster).
De vergoedingen behoeven op grond van artikel 17 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen de goedkeuring van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voorgesteld wordt om naar analogie van artikel 108, vijfde lid, van de Kadasterwet zowel de zienswijzen van de raad van toezicht van de Dienst als van de bestuurscolleges kenbaar te laten maken aan de Minister.
Bij de advisering door de bestuurscolleges is de inbreng van de gebruikers voorgeschreven op basis van het voorgestelde artikel 11, vierde lid. Evenals bij artikel 11 is in het derde lid van artikel 83 voorgeschreven dat bij reglement wordt vastgelegd hoe het raadplegen zal plaatsvinden, door artikel 11, vierde lid, van overeenkomstige toepassing te verklaren. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 11.
Het spreekt vanzelf dat de zienswijzen van de raad van toezicht van de Dienst en de zienswijzen van de bestuurscolleges gebundeld kunnen worden aangeboden aan de Minister van BZK.
In het voorgestelde artikel 87 wordt een wijziging van artikel 30 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES voorgesteld. De wijziging van artikel 30 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES hangt samen met het overgaan van de verantwoordelijkheid voor en daarmee ook van de aansprakelijkheid met betrekking tot de kadasterfunctie van het openbare lichaam naar de Dienst. In artikel 30 van het Nederlandse Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is een vangnetbepaling opgenomen, waarbij in bepaalde gevallen in aanvulling op de aansprakelijkheid van de Dienst de Staat der Nederlanden aansprakelijk wordt gehouden. In het huidige artikel 30 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES is dit het openbaar lichaam, maar aangezien de Dienst als zelfstandig bestuursorgaan binnen het rechtsgebied van het Europese deel van Nederland valt, wordt voorgesteld ook in artikel 30 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES de aansprakelijkheid bij de Staat der Nederlanden neer te leggen, en niet bij de openbare lichamen, omdat de Dienst niet in hun invloedsfeer is gelegen.
Met betrekking tot de aansprakelijkheden die in de eerste twee leden van artikel 30 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES zijn opgenomen, wordt voorgesteld deze over de brengen naar het voorgestelde artikel 84, waarbij de Dienst - zoals ook in het vergelijkbare artikel 117 van de Kadasterwet - aansprakelijk wordt gehouden voor in dat artikel omschreven gevallen. Het derde en vierde lid van artikel 117 van de Kadasterwet zijn in aangepaste vorm - aangezien in Caribisch Nederland onder andere geen sprake is van een basisregistratie kadaster -opgenomen in het derde lid van artikel 84. Het vijfde en elfde lid van artikel 117 van de Kadasterwet hebben een equivalent in artikel 84, vierde en vijfde lid. De inhoud van de overige leden van artikel 117 van de Kadasterwet zijn niet van toepassing in Caribisch Nederland en behoeven geen equivalent in artikel 84 van dit wetsvoorstel.
In het voorgestelde artikel 89 wordt ten slotte een overgangsbepaling voorgesteld. De overbrenging van de bevoegdheden van de openbare lichamen naar het bestuur van de Dienst vergt immers een overgangsbepaling met betrekking tot de aansprakelijkheid. Dit in verband met het feit dat de Dienst zich na overname van de verantwoordelijkheid ten aanzien van de Kadasters niet kan verzekeren voor schaden, voortvloeiend uit schadeveroorzakende feiten die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds zijn voorgevallen, ook als de schade pas na dat tijdstip ontstaat of bekend zou worden.
Met deze voorgestelde wijzigingen van de Organisatiewet Kadaster worden de Kadasters onder de Dienst gebracht en wordt de Dienst ook verantwoordelijk voor de kadastrale functie in Caribisch Nederland.
Tevens wordt geregeld dat de ambtenaren van de Kadasters geen ambtenaren in de zin van de Ambtenarenwet zijn en niet onder de rechtspositieregeling voor de ambtenaren van het Kadaster in Nederland vallen.
Overeenkomstig artikel 194, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES is teboekstelling op de eilanden slechts mogelijk ten aanzien van pleziervaartuigen in de niet-bedrijfsmatige vaart. Commerciële schepen kunnen derhalve niet worden teboekgesteld en zijn voor teboekstelling aangewezen op de Dienst. Dit artikel bevat overgangsrecht en bepaalt dat de bewaarder zes maanden na inwerkingtreding van de onderhavige wet eventueel nog teboekgestelde commerciële schepen in de registers op de eilanden ambtshalve kan doorhalen wanneer deze niet in genoemde periode opnieuw zijn ingeschreven in de openbare registers voor schepen die door de Dienst worden gehouden (op basis van de Kadasterwet). De nieuwe inschrijving van commerciële schepen in het Nederlandse register vindt kosteloos plaats, bepaalt het voorgestelde tweede lid van dit artikel.
Niet ondenkbaar is dat na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel enige tijd gemoeid zal zijn met de procedure tot vaststelling van de vergoedingen voor door de Kadasters verleende diensten. Om te voorkomen dat voor het berekenen van vergoedingen een grondslag ontbreekt, is besloten onderhavige overgangsbepaling voor te stellen.
Het voorstel regelt dat de vergoedingen zoals die tot het tijdstip van inwerkingtreding door de Kadasters op de eilanden zijn gehanteerd, van kracht blijven tot het tijdstip waarop de (nieuwe) vergoedingen overeenkomstig de procedure van de voorgestelde artikelen 82 en 83 zijn vastgesteld.
Dit artikel regelt dat de huidige situatie waarbij wel feitelijk de kadaster-functie wordt uitgeoefend op de BES-eilanden, maar waarbij er geen stichtingen zijn opgericht op grond van artikel 2 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES (dit is het geval op Sint Eustatius en Saba), dan wel de stichting voor 10 oktober 2010 op basis van recht van de Nederlandse Antillen was opgericht (zoals op Bonaire), deze inschrijvingen en handelingen erkend worden.
Krachtens dit artikel gaan zowel ambtenaren als arbeidscontractanten die op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet tot het personeel behoren van de Rijksdienst Caribisch Nederland of de stichting in de openbare lichamen die de kadasterfunctie uitvoert, van rechtswege over naar de Dienst. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dient hiertoe een lijst vast te stellen van namen en functies van de desbetreffende personen die overgaan. De arbeidsvoorwaarden blijven ten minste gelijkwaardig, zo wordt bepaald in het voorgestelde derde lid, en zullen in beginsel dus niet wijzigen.
Het voorgestelde artikel 94 regelt dat de vermogensbestanddelen van de openbare lichamen en de genoemde stichting die worden gebruikt voor de uitoefening van de kadasterfunctie, worden toebedeeld aan de Dienst. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt hiertoe in overeenstemming met de Minister van Financiën een lijst met vermogensbestanddelen op. Daarvan wordt de waarde bepaalt waartegen de vermogensbestanddelen overgaan.
De voorgestelde Kadasterwet BES dient ter vervanging en samenvoeging van de huidige BES-wetgeving met betrekking tot de kadasterfunctie, zonder dat er inhoudelijk veel verandert. De Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES en de Wet openbare registers BES worden daarom bij dit wetsvoorstel ingetrokken. Ze worden samengevoegd onder de benaming Kadasterwet BES.
Bij de vaststelling van de datum van inwerkingtreding bij koninklijk besluit zal rekening worden gehouden met de systematiek van de vaste verander-momenten en invoeringstermijnen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 35 109, nr. 3 22
Artikel 3 van de Organisatiewet Kadaster.
Artikel 12, eerste lid, van de Organisatiewet Kadaster.
Een aankomsttitel is een verwijzing naar een voorgaande akte waarmee iemand eigenaar, erfpachter of opstalhouder van een perceel of appartement is geworden en waarbij beperkte rechten, erfdienstbaarheden of publiekrechtelijke beperkingen staan ingeschreven.
Dat wil zeggen, een ander register dan het openbare register als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek BES, zoals beschreven in artikel 5 van de Vaartuigenwet 1930 BES.
Memorie van toelichting bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Kamerstukken II 2008/09, 31 959, nr. 3, blz. 132 en 133).