Regionale samenwerking - Hoofdinhoud
Drie dagen geleden sprak de Tweede Kamer in een zogenaamd wetgevingsoverleg over de (deel)begroting Jeugd. Als woordvoerder legde ik in mijn bijdrage de nadruk op vier dingen. Ten eerste de regel- en verantwoordingsdruk. Ten tweede de samenwerking van gemeenten in regio’s. Dan de relatie tussen bestaanszekerheid en jeugdzorg. En tenslotte de gewenste reikwijdte van onze zorg. Vandaag schrijf ik over regionale samenwerking.
Sinds een paar jaar zijn gemeenten verantwoordelijk voor de inkoop van de zorg voor onze jeugd. Dat is best een ingewikkeld proces. Inkoop, contractbeheer en verantwoording kosten energie en tijd. En je moet er verstand van hebben. Niet zo vreemd dus dat gemeenten samenwerken in regio’s. Dat scheelt enorm in de kosten. En als je het een beetje knap regelt, heb je meer dan voldoende lokale invloed.
Regionale samenwerking is ook belangrijk om financiële risico’s een beetje te spreiden. Het kan maar zo zijn dat een kleine gemeente plotseling geconfronteerd wordt met een cliënt die zeer dure gespecialiseerde zorg nodig heeft. Of dat een heel groot gezin met veel problemen in je gemeente gaat wonen. Mensen moeten geholpen worden. Maar zonder regionale solidariteit (ook financieel) kunnen dit soort kosten een flink gat in de gemeentebegroting slaan.
Wie zorg inkoopt, wil ook weten of zijn centjes goed worden besteed. Gemeenteraden willen graag op de hoogte worden gehouden. En dat hoort ook zo. Iedere gemeente wil ongeveer de zelfde dingen weten. Maar ze vragen het allemaal op hun eigen manier. Met hun eigen systematiek en hun eigen formats. Dat is natuurlijk geen doen voor aanbieders die werken voor meerdere gemeenten. Die worden helemaal gek van de extra administratieve lasten. Ook om een beetje fatsoenlijk met aanbieders om te kunnen gaan is regionale samenwerking belangrijk.
Over financiële krapte bij gemeenten heb ik al het een en ander geschreven. Hoe groot is niet duidelijk. Waar het precies vandaan komt ook niet. En ook is niet zeker of het gedekt kan worden uit overschotten op andere posten binnen het sociale domein. Maar dat veel gemeenten een tekort ervaren voor de jeugdzorg is helder. Het is dan ook niet zo gek dat wethouders en gemeenteraden meer grip willen hebben op hun financiën. En als ik de krant lees probeert een aantal van hen dat door de inkoop maar zelfstandig ter hand te nemen. En uit een samenwerkingsverband te stappen. Begrijpelijk is het wel. Onverstandig is het ook.
Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik de nadruk gelegd op het belang van stabiele samenwerkingsverbanden. Ten eerste omdat dat goedkoper is. Wie wil nu meer overhead, meer administratie en nog meer verantwoording? Ten tweede omdat (financiële) solidariteit binnen de regio van groot belang is, vooral voor kleinere gemeenten. En ten derde omdat aanbieders echt knettergek worden van zoveel verschillende soorten verantwoording van zoveel verschillende gemeenten. Problemen zijn er. Maar wat mij betreft licht de oplossing eerder in meer dan in minder samenwerking. Minister de Jonge gaf aan niet te geloven dat samenwerkingsverbanden uiteen zullen vallen. Maar hij houdt de vinger aan de pols. En ik houd hem aan zijn woord.